ZIERIKZEESCHI COURANT. voor het arrondis- sement Zierikzee. 1874. No. 95. Woensdag 2 December. 77ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD LANDBOUWSCHOLEN. Tweede Kamer. Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1, Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER AD VERTE NTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKENMAN. Het Vaderland, heeft, naar aanleiding van de bespreking van het landbouwonderwijs in de afdeelingen der Kamer, een artikel gegeven over „de landbouwschool te Warffum." Wij wenschen over de landbouwscholen in 't alge meen ook iets in bet midden te brengen. De landbouwschool te Groningen is te niet gegaan, of, wil men, zij is verplaatst naar Warffum. De landbouwschool te Warffum is te niet gegaan. Eenige leden der afdeelingen wenscbten aan dit te niet gaan, ook door ver plaatsing, een anderen vorm geven. De land bouwschool te Warffum telde 't eerste jaar 7 leerlingen, 't tweede jaar 14, 't derde jaar 9, 't vierde jaar 7 en bij de sluiting, naar wij meenen, nog 1 leerling. De inrichting te Wageningen, waar dr. Pitscb leeraar is, die eerst te Warffum was, telt, naar wij vernemen, wel 10 a 12 leerlingen, maar 't zijn jongelieden van de Kaap of uit Indië, geen zoons van Nederlandsche landbouwers, noch jongelieden die zich voor den landbouw hier te lande willen bekwamen. Eigenlijke leeraren voor landbouwonderwijs heeft Nederland niet; wel geeft de wet het ideaal aan, waaraan die mannen zouden moeten beantwoorden. Dr. Pitsch is Duitscher. Een ander Dnitscber, die N.B. eerste leeraar was in de landbouwkunde aan de bloeiende school te Hildesheim, heeft beproefd dat ideaal te verwezenlijken, hij heeft zich hier aan 't examen onderworpen, doch is afgewezen. Niettemin is thans een proef aan den gang om Neder landsche jongelieden in Duitschland klaar te doen maken voor landbouwleeraar, en dat wel bij Duitsche leeraren die naar 't schijnt zelf hier aan 't examen niet kunnen voldoen. Op de landbouwschool te Kleef zijn op dit oogenblik 12 Nederlandsche leerlingen. Mis schien zijn er hier en daar op andere Duitsche scholen nog enkelen. Ziedaar eenige feiten, waarover zoo een en ander zou kunnen gedacht worden. Heeft de Nederlandsche landbouwer behoefte aan wetenschappelijke opleiding Ja, zeer zeker. Tot dusverre wordt echter die behoefte nog slechts weinig gevoeld en wie haar wel gevoelt gaat in Duitschland ter schole. Waarom? Mo gelijk wel omdat het Iandbouw-onderwijs, zooals men het bij ons wil, of liever zooals de wet 't gedacht heeft, niet bevalt. Wij gelooven dat vooralsnog de Nederl. landbouwers wel de be hoefte gevoelen aan Iandbouw-onderwijs, maar niet aan een landbouw-academie. Men gaat naar Kleef omdat het onderwijs daar laag bij den weg blijft. Wij zullen daarom niet zeggen dat het daar minder goed is. Maar 't is zeker niet geïdealiseerd en wordt daarom meer be reikbaar geacht. Zou hierin ook een vingerwijzing zijn te vinden voor 't geen op dit oogenblik eigenlijk de behoefte is? Misschien. Er is aan het leggen der eerste en noodzakelijke grondslagen voor wetenschappelijk Iandbouw-onderwijs nog ongeveer niets gedaan bij ons te lande, hoe genaamd niets. Zooals het staat met het schoolgaan te platten lande, waar de school negen maanden des jaars nagenoeg leêg staat ook de landbouwers zoons blijven dan weg en waar zij drie maanden van 't jaar overbevolkt is met kinderen van 5 tot 18 jaar, terwijl 't zóó staat kan ook niet worden gedacht aan 't aanvankelijk onderwijs dat de grondslag moet uitmaken waarop de land bouwschool kan werken. Klaagt de middelbare school tegenwoordig en vaak met reden - over de bezwaren die zij ontmoet wegens het ge brekkige van het lager onderwijs, zoodat speciale africhtingsklassen noodig geacht zijn met het oog op de H. Burgerschool, hoeveel te meer bezwaren zal de landbouwschool vinden als zij haar babel- toren moet optrekken op fondeeringen zooals de meeste dorpsscholen die leggen en niet anders kunnen leggen tot dusver? Van landbouwscholen in den vorm van bij scholen bij de gewone H. Burgerscholen hebben wij donkere verwachtingen. Hoe annex men zulke inrichtingen ook moge voorstellen, wat dat zeggen wil zal blijken als er leerlingen worden gezocht. Wij vreezen dat deze zich niet zullen opdoen, 'tls waar art. 21 der Wet op 't M. O. 13 een zeer elastiek artikelmaar als men wil afdalen tot het gemiddelde standpunt van vatbaarheid en ontwikkeling waarvan men zal dienen uit te gaan dan zal men vrij waarschijnlijk verzeilen binnen de mnren der dorpsschool. En dit juist zouden wij wenschen. Wij zouden wenschen dat 't denkbeeld van landbouwscholen volgens 't ideaal der Wet op 't M. O nog bleef rusten tot h.v. over een 25 jaar, en dat eerst eens wat gedaan werd om de dorpsschool te verbeteren. In de eerste plaats door bevordering van het schoolgaan, waardoor natuurlijk weer meer onderwijzend personeel op de scholen zal noodig zijnen vervolgens door van den dorps onderwijzer eenige kennis van de eerste gronden van den wetensehappelijken landbouw te vor deren, opdat hij die op de school zou kunnen te pas brengen. Op 't standpunt waarop we thans zijn vreezen wij dat eigenlijke landbouwscholen onbestaan baar zijn. Inderdaad als we ons eens de zaak zoo schoon mogelijk voorstellen, als we b.v. eens veronderstellen dat binnen vijf jaren vijf land bouwscholen tot stand komen elk met 20 leerlin gen, 't geen wij voor een utopie houden dan nog zou dit getal niets beduiden tegenover de schare van vele duizenden landbouwers die ons land bezit, 't Zou nog niet opleveren drie profeten per arrondissement. Maar verbetering der lagere scholen te platten lande zou na vele jaren tot gevoel van behoefte leiden en dan zou 't ook uitvoerbaar zijn die behoefte te bevredigen; dan zou kunnen ge sproken worden van eigenlijke landbouwscholen. Nu meenen wij dat 't zou zijn geld vermorsen en onlust kweeken in de landbouwwetenschap. Een alleraardigst incident heeft zich Donderdag in de Kamer voorgedaan, dat vooral merkwaardig is na 't gehoorde, in de algemeene beraadslagingen, aan gaande de wenschelijkheid om in de gegeven omstan digheden de politiek maar te laten rusten. De heer Kerens de Wylré wilde dat wij een gezant zouden benoemeu bij Don Carlos, en dat wel omdat deze regeert over een grooter stuk lands dan Nederland en omdat er daar voor ons wel wat te verdienen zal zijn. Wat kan een Nederlandsch volksvertegenwoordiger zich toch al niet laten ontvallen En dan beweert men nog dat Don Carlos niet door ultramontaansche syrapathiën wordt gesteund. Voorwaar, zoo'n idee zou geen lid der Fransche Nationale zelfs durven opwerpen. Waarschijnlijk echter heeft de heer Kerens 't maar gezegd om de leden eens hartelijk te doen lachen. Het voorstel der heeren van Eek en Bredius omtrent de internationale arbitrage is met 35 tegen 30 stem men aangenomen. Uit de discussie zoowel als uit de bestrijding door den Min. van Buitenlandsche zaken is ondertusschen gebleken dat men van de aanneming van het voorstel geen practische resultaten behoeft te verwachten. Toch heeft alles wel eenig nut, daar het zoowel aan de meerderheid der Kamer als aan een groot deel der natie aanleiding heeft gegeven om van hun tegenzin in den oorlog te doen blijken. Van belang is te achten dat nu gebleken is dat de nota indertijd door het Vaderland gepubliceerd, en die gezegd werd door ons gouvernement aan dat van Pruisen te zijn ingezonden om dat gouvernement in te lichten omtrent den staat der Oud-Katholieken hier te lande, geen officieel en ook geen officieus stuk. Er blijft dus van die zaak niets over dan een flater van het Vaderland. De heer Kuyper heeft weder gesproken in de zit ting van Vrijdag heeft hij een rede gehouden die èn om den vorm èn om de voordracht door de verslag gevers in de bladen zeer wordt geprezen. De inhoud heeft bedenkingen uitgelokt. Ook wij hebben daartegen eenige bedenkingen. Wij wezen reeds meermalen op het feit dat de theorieën van den heer Kuyper zeer na verwant zijn aan die van de uiterste linkerzijde dat is blijkbaar door dien heer zelf ook gevoeld, bij voorbaat heeft hij daarom geprotesteerd tegen zijn eventueele inlijving bij de sectie van den uitersten linkervleugel. Op stuk van zaken zou dat protest weinig helpen, evenmin als 't protest dal de vleugelman van die sectie van zijn kant deed hooren. Wij stellen ons twee zulke schijn bare tegenvoeters voor als loopende langs een ring op een gegeven punt vangen zij hun loop aan met de ruggen naar elkander toegekeerd als ze nu maar con sequent doorgaan ontmoeten zij elkander bepaald ergens op de andere helft van den ring en daartegen helpt dan geen protest. Het kan ook wel niet anderswie als de heer Kuyper op 't voetspoor van Stahl, de theocratie wil toepassen op den modernen staat, of liever wie een moderne theocratie wil scheppen, die wil de twee tegenelkander botsende uitersten in elkaar doen loopen. Wij zijn echter vrij gerust op dit puntals de heer Kuyper, die blijkens zijn rede inderdaad lijdt aan theocra- tisch-communistische sympathieën, eens consequent was en beproefde zich met den bijbel in de hand aan de spits der internationale te stellen, wij zijn er zeker van dat de onafzienbare schare, die hij als den vierden stand heeft aangeduid, hem zou toeroepen geef ons brood, geef ons geld en houd dan uw bijbel maar in den zak Hij zou van zijn illusie genezen worden. Toch houden wij ons overtuigd dat de heer Kuyper wel 't goede wil en dat hij dit oprecht wil. Alleen de wijze hoe hij 't wil is hem niet helder. Geen wonder ook Is het den heer Groen in zijn lange staatsmans-loopbaan ooit recht klaar geweest wat hij wilde Neen. Waarom niet Omdat ook de heer Groen in zijn hart en hoofd door gevoel en studie het idee der volkssouvereiniteit levende bezat, maar

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1874 | | pagina 1