ZÏEÏÏIRZEESffllE COURANT. voor liet arrondis- seinent Zierifczee. 1874. No. 89. Woensdag 11 November, 77ste jaargang, NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD BIJGELOOF. Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,- Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER ADVERTENTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 1oregels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag* voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEIV'MAN. Het is wel merkwaardig dat de menscli in bijna alle opzichten, ja misschien wel in alles, geneigd is tot uitersten, ook in zaken van ge loof. Daar zijn er die niets, of niet veel, al thans te weinig gelooven daar zijn er die veel te veel gelooven en men behoeft slechts met een half oor te luisteren naar de uitver koren zielen die de wetenschap der bovenna tuurlijke dingen in pacht hebben, om overtuigd te worden dat er maar zeer weinigen zijn die in waarheid gelooven. Ongeloof aan de eene zijde, bijgeloof (Aberglaube d. i. te veel ge loof) aan de andere zijde, ziedaar de beide uiterste termen; waar is de knappe man wien 't gelukt daar juist middendoor te gaan langs den draad van 't echte, ware geloof? Ja zelfs dit zou nog een gebrek zijn, want van hoe groote waarde men ook 't geloof in 't algemeen acht, en hoezeer ook ieder vooral aan zijn eigen geloof nog de allermeeste waarde toekent, niemand die zijn gezond verstand heeft zal ontkennen dat weten meer is en beter dan gelooven, dat aanschouwen en weten staan tot gelooven en meenen als 't wezen tot 't afbeeldsel, als 't massieve lichaam tot de ma thematische figuur, als de ervaring tot den droom. Toch is het ganseh niet gemakkelijk van iemand te bepalen of hij ongeloovig, geloovig of bijgeloovig is. Ten minste dit schijnt den meesten menschen zeer moeielijk te vallen. Mea ziet dit uit het warnet van tegenstrijdige oor deelvellingen dat zij gebruiken om elkander in te vangen. De geloovige zoon Israels is een ongeloovige in 't oog van den Christen de Christen is weder een ongeloovige hond volgens de zeer pertinente meening van den Mohammedaan, en zoo over en weer tot in 't oneindige. Men zou zoo zeggen dat zij allen geloovig of allen ongeloovig moeten zijn, of dat ze wellicht zich allen opwinden voor een hersenschim. Zie ook onder de Christenen. Worden daar niet vreemd genoeg ge loovige en ongeloovige Christenen onderscheiden Is niet ieders geloof of 't geen hij daar voor houdt, zulk een subjectief iets dat hij nagenoeg nooit zonder een voorbehoud dat veel van een ontkenning heeft ook aan een ander de eer wil gunnen een geloovige te zijn In de ge wone, goedige, onbeduidende conversatie, merkt men daar wel niet veel van, maar als 't eens ernst is dan blijkt het maar al te wel. Ik heb hier natuurlijk 't oog op 't geen de menschen, elk voor zich, zoo al voor 't ware geloof houden, datgene waarvoor zij al zooveel duizendmalen hun naasten hebben gehaat, ver vloekt, vervolgd, gedooddien hoe zal 't zeggen onzienlijken afgod, voor wien ze zich zoo vaak geroepen achtten 't zwaard te trekken en met woede te gebruiken tegen den naaste. Dit is er vooral niet beter opgeworden sedert men geloof en overtuiging met elkander is gaan verwarren, want 't is zeer gemakkelijk zijn geloof voor overtuiging te laten doorgaan en zulk een schijn-overtuiging leidt al zeer licht tot fanatisme. 't Is inderdaad vreemd dat de menschen zoo machtig in de weer zijn over 't geloof en dat terwijl de meesten, verrewèg de meesten op geen voeten of vademen na weten te zeggen wat zij eigenlijk meenen met hun geloof. En dit is te meer verwonderlijk omdat er toch ook onmiskenbaar in de menschen een trek zit naar weten. Men wil weten en zoo vaak is men toch traag en haast onwillig om tot het weten te komen door waarneming, onderzoek en re deneering. Men wikkelt zijn hoofd als in een dichten sluier, ondoordringbaar voor warmte en licht en noemt dat dan geloof. Aan den anderen kant is 't ook opmerkelijk dat de menschen zeer geneigd zijn om veel meer te gelooven dan eigenlijk een gewoon geloovig mensch betaamt. Daar is b.v. dat geval in Schiedam. Daar is een klein kind ziek ge worden de vader weet niet wat 't kind scheelt. Men zou zoo zeggen dat het er ook weinig toe doet of de vader dat weet, als de dokter 't maar weet. Maar ne'en, die vader wil vol strekt weten wat zijn zieke kind scheelt. Hij kan er niet bij, zijn verstand „staat er stom voor." Doch daar komt een buurman, die zal 't geheim oplossen. „Het kind is betooverd," klinkt 't uit den mond van 't orakel. Wat nu gedaan Wederom weet de buurman raad. Er moet een zwarte kip een haan is ook goed gebracht worden, dit wonderdier moet levend in een ketel gestoken worden, vervolgens die ketel op 't vuur gezet, 't vuur goed opgestookt en dan zal de heks die 't kind betooverd heeft wel openbaar worden. Zoo gezegd, zoo gedaan. Doeh wat gebeurt er nu Tegen twaalf ure komt er een zwarte kraai door de glazen vlie gen. Misschien was 't dier, door mist en nevel misleid, zijn koers kwijt geraakt. Hoe 't zij, een zwarte kraai komt door de glazen naar binnen. „Daar heb je nu de heks 1 Slaat ze dood 1 Slaat dood 1" Natuurlijk, heksen moeten dood wat zou men met levende heksen uit voeren Zoo moest dan ook de arme kraai het loodje leggen. Enwonder, boven wonder 1 van dat oogenhlik af is het kind beterende. Dat moet verleden week te Schiedam gebeurd zijn, verleden week, de eerste week van No vember van 't jaar O. H. 1874. Wees voor zichtig dat ge nu niet tot die menschen zegt: wel domme, blinde barbaren 1 domme heidenen, daar gij zijt 1 Zeer zeker zouden ze u eerst betuigen dat ze integendeel ware geloovige menschen zijn, die trouw hun „godsdienst doen", en als ze durfden zouden ze u misschien dan wel in den ketel willen stoppen, als dien haan, om u te genezen van uw lichtvaardigheid en te overtuigen van hun geloovigheid. Toch is de eenige fout van die menschen dat zij te veel gelooven, veel te veel, en dat ze minder denken naar mate ze meer gelooven. Dit is een groot en nog zeer algemeen kwaad. Er is niet veel tegen te doen, met geweld of dwang althans niet, want dan worden zulke tobbers nog martelaars in hun eigen oogen en dan wordt het nog erger met hen en anderen. Alleen zou de wetgever straf kunnen dreigen op het wreedaardig martelen van onnoozele dieren. Wat evenwel tegen dat kwaad met goed succes gedaan kan worden is verspreiding van licht en kennis. Ja, het eenige middel, doeh dan ook volkomen afdoend, is verlichting van 't verstand, verspreiding van kennis. Drijf de jeugd naar de school en leer ze daar denken, leer ze hun zintuigen gebruiken en oefen hun verstand. Ik zou haast zeggen leer ze maar niets gelooven ze gelooven van zelf al veel te veelmaar leer ze zien en denken. Ik zou wel durven wedden dat die bijgeloo- vige Schiedammer en zijn buurman lezen noeh schrijven kunnen, en in alle geval dat zij veel te veel hebben leeren gelooven en volstrekt niet leeren denken. Binnenland. ZIERIKZEE, 10 November 1 8 7 4. Zïerikzee, 10 Nov. Door den heer Saaymans Vader is in de Tweede Kamer bij de algemeene beschouwingen over de begrooting van Ned.-lndië een lange redevoe ring gehouden waarin genoemde Goesche afgevaardigde trachtte te betoogen dat Nederland zijn verplichtingen tegenover Indië te kort doet omdat het te weinig verricht voor de zedelijke ontwikkeling der inlanders. De heer Yader wil dat de regeering de christelijke zendingszaak zal ondersteunen en hij zou het besluit van Mei 1871 willen ingetrokken hebben. Ook wij gelooven dat de verspreiding van 't chris tendom voor de inlandsche bevolking een groote weldaad zou zijn. Maar toch moet de regeering zich met deze zaak niet bemoeien. De regeering kan geen zendeling zijn. Aan de hand van de denkbeelden des heeren Vader zouden we ons den Nederlandschen staat dan wel kunen voorstellen als een man met een koffiezak onder den eenen arm en een bijbel onder den anderen, en die met ten hemel geslagen blikken ondertusschen de aarde der inlanders in beslag nam. Het is daarenboven onuitvoerbaar wat de heer Yader wil. Hoedanig zouden onze gouvernements-christenzen- delingen moeten zijn? Modern? dat kan de heer Yader niet willen. Orthodox? maar de staat heeft geen gods dienst. Wanneer derhalve de staat ook al het zendings werk wilde subsidieeren, dan zou elke richting aanspraak op subsidie kunnen maken, en wat zou die concurrentie vati zendelingen ten slotte opleveren? Maar wel zijn wij 't eens met den heer Yader als hij wil dat het gouvernement meer doe voor de ont wikkeling van den inlander door onderwijs. Dat geld zal nooit beklaagd worden, wat de regeering besteedt voor onderwijs der Javanen en andere Ned.-Indische onderdanen. Voorloopig zou een ernstige zorg voor 't ouderwijs 5t beste begin zijn om Nederlands schuld aan Indië af te lossen. In de Zitting der Prov. Staten van Zeeland van Vrijdag 6 Nov. is o. a. verworpen het amendement van den heer Fokker naar aanleiding van art. 44 van het polderreglement, en strekkende om de vrouwen niet meer toetelaten in de vergaderingen van ingelanden. Daarna werd het voorstel van Ged. Staten betreffende art 44 met 27 tegen 13 steramen aangenomen verworpen het voorstel van Ged. Staten tot ver- leening aan de Gemeente Westkapelle van een sub sidie ten behoeve van 't lager onderwijs; verworpen het voorstel van Ged. Staten betreffende

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1874 | | pagina 1