ZIERIKZEESCfIE COURANT.
voor het arrondis-
sement Zierikzee.
1874. No. 76. Zaterdag 26 September, 77ste jaargang.
NIEUWS- en
ADVERTENTIE-BLAD
DE TROONREDE.
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN,
Prijs per drie maanden 1,Franco per post 1,
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKENMAN.
PRIJS DER AD VERTE N TI EN
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 1oregels, mits contant betaald, 25 et.
Zeer verklaarbaar is liet dat menigeen dit
jaar met meer dan .gewone belangstelling heeft
uitgezien naar 't geen de troonrede zou be
vatten aangaande den staat van zaken na de
zoo pas plaats gehad hebbende wel zeer vreed
zame maar daarom toch hoogst gewichtige
ommekeer van zaken.
Immers wanneer een ministerie aftreedt na
parlementaire nederlagen en door een ander
uit de tegenpartij wordt vervangen, dan heeft
er inderdaad een omwenteling plaats. De troon
rede kan in zoodanig geval 't program zijn
der nieuwe bewindslieden, zij kan een ophel
dering en nabetrachting van de redenen der
aftreding van 't oude Kabinet wezen, zij kan
eindelijk zonder juist een program te wezen,
toch een manifest -zijn waarin de natie bekend
gemaakt wordt met den aard en de strekking
van de vreedzame omwenteling, waardoor'er
thans andere mannen aan den voet van den
troon staan om de verantwoordelijkheid van
't geen in de troonrede gezegd wordt op zich
te nemen.
Het ware misschien wenschelijk, dat de ge
woonte der troonrede als staatsstuk, als acte,
maar niet bestond. Ons zou een kort geïm
proviseerd woord van den souverein, waarbij
hij de Kamers geopend verklaarde, wel zoo
doelmatig toeschijnenzulk een korte beleefd
heidsformule toch kan volkomen kleurloos zijn,
geheel buiten de politiek blijven en de jaar-
lijksche opening der zittingen zou daarom niet
minder een plechtige handeling zijn. Tevens
zou dan nog een dubbel voordeel behaald wor
den door aan den persoon des Kouings een
vervelend ceremonieel en de natie menige te
leurstelling te besparen.
Dit is nu eemaal zoo niet. Er moet een
troonrede zijn en die troonrede moet wat be-
teekenendoorgaans wil men dat zij wat of
veel belove. Dit zoo zijnde kan men haar ook
niet voor kennisgeving aannemenmen moet
ze onder 't oogglas brengen, men is wel ver
plicht er 't ontleedmes in te zetten of men
wil of niet.
Daarenboven kan men, in een geval als
thans, nu 't andere mannen zijn die de troon
rede hebben opgesteld, zich ook niet weerhouden
van een vergelijking met de vorige troonredenen,
in alle geval met die van verleden jaar, toen
het vorige Kabinet nog aan 't bewind was.
Zoo eerst kan men zich ook recht klaar
rekenschap geven van den omvang der poli
tieke omwenteling, die de tegenwoordige mi
nisters op 't kussen heeft gebracht. Zoo valt
ook 't licht op den waren aard der oppositie
die 't liberale Kabinet ten val bracht, zoo laat
zich de grootte der door die oppositie behaalde
overwinning afmeten en kan de natie beoor-
deelen in hoever de mannen van heden gerecht
vaardigd waren toen zij tot de mannen van
gisteren zeiden: staat gijlieden op en laat ons
daar gaan zitten
Wat geeft ons nu de troonrede te slenken
met het oog op dit alles?
In de eerste plaats zien wij in de troonrede
een verrassing. Er werd een conservatieve
immers een anti-liberale troonrede verwacht
en er is een liberale troonrede gegeven.
Waarlijk dit is, na al de stormen die uit
de andere kampen dan 't liberale tegen liet
afgetreden ministerie zijn losgebroken en die
't ten laatste hebben weggestorrad, wel een
verrassing te noemen.
Het bevestigt trouwens op merkwaardige
wijze 't geen wij tijdens de crisis als onze
meening te kenneu gaven, n.l. dat er in Ne
derland wel geen regeering mogelijk is volgens
een ander dan een liberaal bestek; vooral na
1866 is dit telkens duidelijker geworden. De
natie wil niet terug, kan ook niet terug en
wie zal nu moeds genoeg bezitten of dom ge
noeg zijn, ook zelfs 11a al 't geschrevene tegen
't liberale bewind om een volte face te maken
Wie 't wagen durfde zou zich in den voisten
zin des woords onmogelijk maken.
Verder zien wij in deze troonrede een belij
denis, en wel de belijdenis dat de omverwerping
van het vorige Kabinet, of laat ons liever
zeggen de onhandelbaarheid der coalitie, die
zich tegen dat Kabinet heeft geopenbaard en
het op den duur 't regeeren onmogelijk heeft
gemaakt, dat zeggen wij dat alles eigen
lijk volkomen noodeloos, doelloos, baldadig zelfs
is geweest.
Het geeft ons geen Schadenfreude dat de
troonrede zulk een belijdenis is, maar wel
verheugt het ons dat zij een stilzwijgende en
toch openhartige hulde bevat aan de afgetreden
bewindslieden.
Moest men niet, eenige "maanden geleden,
als men bij de oppositie ernst en oprechtheid
had verondersteld, gelooven dat het land op
een draf het verderf tegemoet snelde, dat de
financiëele toestand eritiek was, dat onze ko
loniën naar de maan dreigden te gaan? Wat
blijkt nu'?
„Dank zij de vrij algemeene welvaart, klom
de opbrengt van bijna alle middelen van in
komsten en mag de finaueiëele toestand gunstig
heeten."
Moest men niet, aan de noodkreten over
't omspringen met 's lands gelden beteekenis
hechtende, vreezen dat thans der natie de toe
stand bloot gelegd en de schillen van de oogen
zouden genomen zijn om den afgrond te kunnen
zien gapen, waarin de liberale bewindslieden
't land zouden gestort hebben zoo niet de vol
hardende oppositie hen had doen heengaan?
Eu wat heeft de natie nu vernomen Niet
alleen dat alles vrij goed en niet onvoordeelig
staat, maar dat er zelfs aan nog grootere werken
kan gedacht worden dan die 't liberale mi
nisterie had aangevat en ten deele volbracht.
Is dit niet een hulde aan de liberale regeering?
En nu de Atckin-oppositie, die perfide At-
ckin-oppositie, die alarmkreten over de totale
mislukking van één, twee, waarom ook niet I
al bij voorbaat van drie Atchin-expeditiën
dat geschreeuw over het gevaar voor al onze
koloniën, over 011s weggeworpen prestige, dat
zelfs heel natuurlijk een weergalm vond
in het buitenland.
Hoor deze paragrafen van de troonrede
„De berichten uit Atcliin doen Mij verwachten,
dat door beleid en volharding de tegenstand
tegen het Nederlandsoli gezag zal worden over
wonnen.
„De toestand in den Indischen Archipel is
overigens bevredigend.
„De cultures beloven een goede opbrengst.
„Het is Mijn bedoeling u spoedig een voor
stel te doen ten aanzien van nieuwe spoorvvegeu
op Java."
En dat 2111 terwijl de oppositie zoo razend,
zouden we haast zeggen, geweest is, zoo beze
ten met den pessimistiscken geest van Job, dat
't haar zelfs is gelukt om liberale bladen te
verleiden in hun kolommen brieven op te ne
men van ondei'officieren en matrozen, straks
wellicht nog van koelies en kettinggangers,
om daaruit te bewijzen dat de zaken in Atcbin
niet goed gaan, dat 't daar „een beroerde boel"
is, kortom dat de Atehin-oorlog een kapitale
en on herstelbare fout geweest is.
De troonrede is verder een teleurstelling voor
hen die gejuicht hebben in den val van 't li
berale kabinet. Trouwens was de samenstelling
van 't thans opgetreden ministerie al reeds
een teleurstelling voor dezen.
Daar is de onderwijskwestie.
In de troonrede van 1873 werd gezegd;
„Het openbaar en bijzonder onderwijs blijft
mijn levendige belangstelling wekken."
In die van 1872:
„Een nieuwe wet op het Rooger onderwijs
wordt voorbereid."
Ten opzichte dezer netelige kwestie schijnt
de nationale zaak gewonnen te hebben, de agi
tatie daarentegen geen voet te krijgen. De
paragraaf toch die in de tegenwoordige troon
rede over 't onderwijs handelt, luidt aldus
„Het onderwijs gaat mij steeds zeer ter
harte allereerst zal uwe medewerking worden
ingeroepen om de wet op het Hooger ouderwijs
tot stand te brengen terwijl ook met crost
wordt overwogen, welke wijziging de wettelijke
regelen omtrent andere takken van onderwijs
behoeven."
Geen prettig vooruitzicht voorwaar voor hen
die de openbare school in hun verbeelding reeds
zagen waggelen op haar grondvesten.
Eindelijk belooft de troonrede behalve de
annexatie van Atehin ook nog de meer vreed
zame annexatie van een deel der Zuiderzee.
Dat is een schoon en groot werk. Is 't niet
alsof deze woorden zooveel zeggen wilden als
Laat ons toch werken, practisch iets uitvoeren
er ligt nog zooveel groot en nuttig werk voor
de hand Iaat ons werken, daden doen en den
nationalen tijd niet verspillen in gescherm met
ijdele woordeD
Voor 't overige blijkt het dat het nieuwe