ZIERIKZEESCIIE COURANT. voor het arrondis- sement Zierikzee. 1874. No. 27. Woensdag 8 April, 77ste jaargang. NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD RIJKSTELEGRAAF. Eenige opmerkingen over de Tienden, in. Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avoud, uitgezonderd op FEESTDAGEN, Prijs per drie maanden ƒ1,Franco per post 1, Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent. PRIJS DER AD VERTE NTIEN: Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Geboorte- en Doodberichten van 16 regels 60 cent. Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct. Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEN9IAN. Vari heden tot ultimo September is het Telegraaf kantoor geopend Op werkdagen van 's morgens 7 tot 's avonds 9 uur. Op zon- en feestdagen van 89, 13 en 79 uur. Zierikzee, I April 1874. De Directeur, PILAAR. Aan het slot van ons vorig artikel wezeu wij eenigszins schertsend op de moeielijkheid van tauxatie der slapende tienden. Inderdaad die moeielijkheid is niet gering. We hebben voor ons liggen een missieve van een administrateur van het Kroon-Domein in de provincie Gelder land, waarin aanwijzingen worden gedaan aan gaande 't geen de tiendpliehtige te doen heeft die zich door afkoop, op den voet der wet van 12 Mei 1812, wil ontlasten van zijn tiendplicht. De tiendpliehtige moet o. a. een verklaring indienen dat hij zich verbindt tot betaling van alle kosten der schatting, ook voor 't geval de afkoop niet tot stand komt en dat hij genoe gen neemt met de tauxatie van de beëedigde schatters van het Kroon-Domein, tot bepaling van de tiendwaarde van die goederen, welke gedurende de laatste 15 jaren geen tiend hebben opgebracht, dan wel of hij een medeschatter te zijnen koste wenscht aan te wijzen. De geest der wet zal wel zijn dat de schatters naar bevind van billijkheid een gemiddelde tiendwaarde vaststellen. Wat is hier echter billijk Gesteld eèn geheel blok is gedurende de laatste vijftien jaren met ontiendbaar gewas beteeid geweestmoeten de schatters nu b.v. 15 jaar terug tellen, of nog verder Moeten zij een naburig blok tot maatstaf nemen Of opsporen welke de koopsom geweest is waar voor de tiendheffer in het bezit van zijn recht gekomen is Hoe men 't wendt de schatters zullen altoos iets moeten tauxeeren dat geheel denkbeeldig is. Wel drukt het tiendrecht in zekeren zin op den grond, doch het kan alleen uitgeoefend worden op de vruchten van dien grond; ontbreken deze, dan is de tiendwaarde nul en op hoeveel kan men nul billijkerwijze wel schatten? Men zal opmerken dat wanneer de tiendplieh tige zooveel jaren lang den tiendplicht heeft ontdoken door wisselbouw met tiendvrije gewas sen, die tiendplicht ook geen druk voor hem kan genoemd worden. Dit is volkomen juist, maar 't geval verandert wanneer hij zich nu eens, om meerder opbrengst te krijgen, wil toe leggen op den verbouw van gewasseu die niet tiendvrij zijn en hij daarvoor meer kapitaal in zijn onderneming wil steken. Dan blijkt het dat de tiendplicht een ernstig bezwaar is tegen verbeterden landbouw, ja dat hij die zelfs kan onmogelijk maken. Reeds G. K. Graaf van Ilogendorp heeft in 1818 met nadruk op deze onrechtmatige belem mering van den laudbouw gewezen. Hij zegt„Stel dat een morgen lands 60 aan waarde opbrengt, bij een gewone bewerking dat f 30 daarvan is voor de huur en f 30 voor inkomen, zoo bedragen de tienden een waarde van f 6, (10 van de f 60) dat is een vijfde van het inkomen of een dubbele tiende (20 Laat er f 15 besteed zijn aan mest en werk- loonen, om het inkomen van f 30 te vinden, dan is de tiende vierdubbel (40 Stel nu, dat de landbouwer, met nog 20 meer te beste den er nog f 30 meer uit kan halen en dus f 10 wint, dan moet hij wederom de tiende van de volle f 30. dat is 3 betalen; en deze f 3 gaan af van de f 10, hetwelk dus nog een driedubbele tiende is. (30 J) Zoo redeneerde een verlicht staatsman in 1818; in 1872 kwam ten laatste de wet tot stand die hij toen reeds noodzakelijk achtte, en thans loopt men, om van die middeleeuwsche of oud- Romeiusehe slaven-belasling af te komen, gevaar een kapitaal te verspelen met avocasseries Thans zijn evenwel de omstandigheden voor den landbouw-ondernemer geheel anders dan in 1818. Met den dag wordt de landbouw-nij- verheid meer hervormd in een soort van chemische fabricage, en wordt het onvermijdelijk om daarin kapitaal en wel gedurig meer kapitaal aan te wenden om goede uitkomsten te verkrijgen. Iedere extra uitgave nu, die de landbouwer zich getroost om grooter gewin te verkrijgen wordt als 't ware beboet met een premie voor den tiendheffer a raison van 10 der bruto opbrengst. Men zou ook kunnen zeggen dat wij hier nu een nuttelooze napleiting houden op de debatten van den winter van '71'72. Dit is niet geheel juist. Ons doel is vooral de land bouwers en landeigenaars op te wekken tot afkoop van de tienden en tevens om te wijzen op een en ander dat nog altoos er zoo middel- eeuwsch blijft uitzien, ook nadat de wetgever door de wet van 12 Mei 1872, erkend heeft de oplossing van 't tiendrecht te willen. Om dit nog wat nader aan te wijzeü vestigen wij de aandacht op de leelijkste van alle tienden nl. de novalia. Het begrip van novale tienden is waarlijk curieus en het is haast onverklaar baar dat de wet van '72 de novalia niet maar eenvoudig heeft vernietigd zonder meer. De novale tienden zijn eigenlijk niets meer dan de verwachting van tienden in de toekomst zij zijn ongeveer als 't recht om belasting te heffen op de deuren en vensters van de huizen die men wellicht in de verre toekomst zal bouwen in den Stillen-Oceaan in de zee wel te verstaan en welk recht wegsehenkbaar, ver koopbaar of verschacherbaar is gemaakt. Stel a voor een hertoggraaf of heer levende omstreeks het jaar 1000. Hij bezit onder 't geen hij noemt zijn eigendom ook een zandige wildernis, begroeid met bremstruiken en wild denuenseliot. Op een goeden dag laat hij zijn huismonnik de pen ter hand nemen en beschenkt een zijner mannelijke of vrouwelijke gunstelingen of tafelvrienden met het tiendrecht dier woes- Bijdragen tot Huishouding van Staat -2e. ed. III pag22 tenij. Alle vorstelijke gaven worden in dank aangenomen zij verhoogen 't aanzien van den begunstigde wien zij ten deel vallen. Het perkement wordt dus zuinig bewaard als een bijdrage bij de famihetitels en blijft eeuwen lang en geslachten door muis en mot trotseeren. Ook de woestenij blijft ongerept liggen, tot dat in de laatste helft der negentiende eeuw een on dernemend landbouwer, die het dure vruchtbare land niet koopen kan, doch toegerust is met de macht der kennis om ook van wildernissen wat goeds te maken door kunstmatige bemes ting, liet kapitaal weet te vinden dat vereischt wordt om de ontginning tot stand te brengen. Met trots ziet hij zijn eersten nog maar schralen oogst rijpen en hij schept moed dat de aanvankelijke uitkomst hem in staat zal stellen vol te houden en de zware rentelasten te leeren dragen die hij heeft moeten aanvaar den om een broodwinning te vinden. Zie daar komt men met het oude perkement voor den dag en hij wordt aangesproken om 10 der bruto-opbrengst, dat is misschien 40 a 50 der netto-winst over te leveren aan den tiendheffer. Tegenspartelen helpt nietdaar is niets aan te doenhij moet zich onderwerpen aan den regel„dat van alle tiendbare vrucht de tienden verschuldigd zijn, ten zij hij 't tegendeel kan bewijzen." Welk een recht! En dat in a°. d'. 1872! Nu kan hij afkoopen, converteeren in grond rente enz. Alles goed en wel. Maar hij heeft die wildernis betrekkelijk duur gekocht.alles is duur tegenwoordig iiij zit op zware las ten. Wij vragen: welk recht het toeh is, dat acht eeuwen geleden beschikte over de vruchten van het zweet van iemand die nog komen moest en ten voordeele van derden die er niets, hoegenaamd niets voor zouden doen dan dat oude stuk perkement met monnikenlatijn er op te bewaren Wij laten evenwel nu verder rusten de novalia die in particuliere handen zijn, bedenkende dat de tegenwoordige bezitters die perkeinenten wellicht zelf voor geld hebben gekocht op spe culatie, of om de eer van een heerlijk recht te bezitten. Een laatste bedenking iswaarom althans het Rijk en de Kroon de novalia op hun woeste gronden niet hebben vernietigd Dat zo li geheel in den geest van het nieuwere recht zijn, ook in dien van de wet van 12 Mei 1872, en, wat veel beteekent, het zou niemand ter wereld schade doen. Rijk en Kroon vertegenwoordigen beide de openbare kas. Zoo ergens dan zijn de tienden op de vrachten van nieuw ontgonnen gronden een ernstig beletsel van den bloei des landbouws een beletsel zoo groot dat het de ontginningen meer bezwaart en tegenhoudt dan men wel denkt. En al komen nu die tienden ten voor deele van de openbare kas, ongetwijfeld zou het publiek belang dus ook evengoed de schatkist gebaat worden wanneer die hef- Oud Geldersch tiendrecht.

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1874 | | pagina 1