ZIERIKZEESCHE OI IIA YI
voor het arrondis- sement Zierihzee.
1874. No. 15. Zaterdag 21 Februari. 77ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Feuilleton.
L 0 T E R IJ.
Een reisje naar Emancipatoria,
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs pe r drie maanden 1Franco per post 1
Afzonderlijke nominees 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Huwelijks-, Gebo or le
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant, betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk ecu dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEVMAX.
Tot de instellingen die door den staat onder
houden en ten deele als winstgevende onder
nemingen geëxploiteerd worden en die men toch
uit het oogpunt van zedelijkheid niet anders
dan een onvermijdelijk kwaad kan noemen,
behoort in de eerste plaats de staats-loterij.
Vroeger zeide men Koninklijke Nederlandsehe
loterij, doch terecht heeft men deze mingepaste
titelatuur doen vervallen.
De trek naaf spel' is wel een der diepst en
meest algemeen ingewortelde menschelijke zwak
heden. De zuivere moraal leert buiten twijfel
dat een gouvernement vooral dezen trek geen
voedsel mag geven door gelegenheden tot spelen
om geld open te stellen en te beheeren, en dat
het evenmin zuiver is als de regeering op dit
zwak der mensehen om hun bezitting op 't spel
te zetten speculeert om er een bron van inkomst
voor de schatkist van te maken. In sommige
landen is dan ook de publieke consciëntie zoo
zeer tegen de loterij opgekomen dat de regeeriug
deze afgeschaft en verboden beeft, dit is o. a. in
Frankrijk geschied.
Wij willen evenwel niet zonder voorbehoud
verklaren dat ook hier de regeering de loterij
maar geheel moest opruimen en zich de handen
moest wasschen van de dubieuse revenuen die
zij uit de staats-loterij trekt.
Was 't de vraag of er een staats-loterij moest
ingesteld worden al dan niet, we zouden zeer
bepaald zeggen dat de staat het niet doen moest.
Nu deze instelling evenwel reeds jaren lang
bestaat, nu zij nog als 't ware een behoefte is
voor velen, zij 't dan ook een min geoorloofde
behoefte uit 't oogpunt der zedelijkheid, vooral
zoo lang er nog groot gevaar bestaat dat. ook
zonder de staats-loterij, toch gespeeld zal worden
en wel veel grover in vreemde loterijen,
moeten wij vrede hebben met het bestaan der
loterij. Inzonderheid weegt de bedenking zwaar
dat na afschaffing der staats-loterij, de spelers
niet alleen de hartstochtelijke maar ook de meer
bedaarde en goedige een nog gemakkelijker
prooi zouden worden dan ze thans reeds zijn
van allerlei kleine en groote oplichters in het
buitenland, die onder voorspiegeling van enorme
sommen blinkende florijnen, azen op de goede
Hollandscke Rijksdaalders.
Voorloopig zouden we dus de afschaffing der
loterij niet wenschelijk achten. Wel juichen we
elke verbetering in de organisatie der loterij toe,
gelijk er reeds onderscheidene zijn tot stand
gekomen b.v. de afschaffing der verhuring van
briefjes.
Br blijven echter in de organisatie der staats
loterij, zoo als die thans is, nog groote gebreken,
die wel verdienen onder de aandacht der regeering
te worden gebracht en waarop ook de publieke
aandacht wel mag gevestigd worden. Zoo is
het een feit dat de loterij die enkelen een
onverwacht voordeel in den schoot werpt, en
velen anderen voortdurend grootere of kleinere
opofferingen kost, aan eenige bevoorrechte personen
een rijke bron van inkomsten opent, die daarvoor
geenerlei dienst bewijzen, noch ook, evenals de
spelers, iets wagen. Op dit feit is in de zitting
der Tweede Kamer van 19 Dec. 1873 door den
heer van Kerkwijk gewezen en onlangs beeft
het Rotterdamscke Zondagsblad daaraan ook
een belangrijk artikel gewijd.
Wat wij bedoelen is bet winstgevende privi
legie der collecteurs. In de organisatie der
loterij zooals die in 1812 werd vastgesteld
worden de volgende factoren genoemd als
tusschenpersonen om de loten aan den man te
brengen 1°. het kantoor generaal 2°. de col
lecteurs; 3°. de splitters en 4°. de debitanten.
De collecteurs nemen van het kantoor generaal,
d. i. van de staats-loterij, de loten over, zoodat
zij het kantoor generaal ontheffen van de moeite
om de loten te debiteeren aan 't publiek. De
collecteurs nemen daardoor ook zoogenaamd de
risico over van den Staat, die nu niet met een
zeker aantal loten blijft zitten. Aannemende
dat de factor collecteurs aanvankelijk bij de
oprichting der loterij is noodig geacht, is liet
thans zeer de vraag of die nu nog noodig is
Vindt de loterij deeineming en hebben dus de
loten aftrek zooals thans sedert jaren het geval
is, ja van don beginne af doorgaans 't geval
geweest is, dan is er voor de collecteurs geen
schijn van risico in het overnemen der loten
van 't kantoor generaalen voor zoover er nog
eenige schaduw van risico mocht bestaan, zij
verdwijnt geheel voor de omstandigheid dat de
collecteurs nu al sedert jaren met onfeilbare
juistheid kunnen nagaan hoeveel loten zij wel
ltnnnen plaatsen.
Vroeger leverde liet kantoor generaal aan de
collecteurs de loten tegen f 60 't stuk de col
lecteurs deden ze voor f 63 over aan de splitters,
deze voor f 66 aan de debitanten en van deze
laatsten ontving het publiek ze voor f 69. Ge
steld dus dat een collecteur van 't kantoor
generaal overnam 500 loten dan won hij daarop
500 X 3 dat is 1500, en daar er drie loterijen
per jaar gespeeld worden beliep zijn winst
f 4500 per jaar, voor welk niet onbeduidend
jaarlijksch inkomen bij niets, hoegenaamd niets
behoefde te doen, dan de briefjes met de eene
hand aan de splitters te geven en met de andere
het geld te ontvangen.
Tegenwoordig echter is de zaak nog erger
geworden.
Br is een steeds toenemende vraag naar loten,
zoodat zelfs de lieer van Kerkwijk den minister
in bedenking heeft gegeven om nog 2000 loten
meer uit te geven. De collecteurs maken nu
op elk lot gemakkelijk 4 a 5 winst en kun
nen dns, zonder eenige risico, in bet door ons
gestelde geval van 500 loten, f 7500 's jaars
Fantasie door WERTHER.
LXVI.
«Waar 't individu maar een iets is, een brokstuk, een
onbeteekenende splinter van die machine; waar men leeft
als naar een rooster van werkzaamheden, tusschen lijntjes
en puntjes, op afgemeten uren en minuten, volgens uitge
rekende en vastgestelde cijfers; waar fantasie belachelijk
en 't ideale dwaasheid geacht wordt. Ja, ik wil u wel
bekennen dat het een gril van mij is, 't oog op u te hebben
laten vallen; dat was 't althans toen ik u 't eerst zag.
Maar dat is nu veranderd. Ik had niet gedacht dat een
man 't lot zou afwijzen dat ik hem kan aanbieden, dat
een man de liefde weigeren kon die ik hem vroeg. Dat gij
zulk een man zijt vond ik aanvankelijk curieus; bij meer
nadenken heb ik er u om leeyen hoogachten, en als ik u
nu nogmaals smeek om toenadering tot een verbond van
sympathie, dan is 't nu niet meer een op wellen de. gril
van mij, maar een oprechte aandrift des harten. Zie, nu
heb ik openhartig tot u gesproken. O, waarom zoudt gij
niet hier blijven en gelukkig zijn? Wat is toch het doel
van 't leven anders; waarom zoudt gij niet hier een lot
aanvaarden, zooals gij 't vast nergens op aarde vinden
zult? Eer, rijkdom, een onbegrensd veld van werkzaamheid
voor nw talenten, dat alles bied ik u aan; en dan een
hart dat gloeit van liefde voor u, omdat gij een man zijt,
die toont werkelijk mannenkracht te bezitten."
»Ik weet waarlijk niet wat ik u antwoorden moet, me
vrouw! Ik mag u niet beleedigen; maar hoe kan ik toe
geven met den mond, waar mijn hart mij niet aandrijft
om mijn lot in uw hand te stellen. Juist dat kan ik niet;
en ik kan 't te minder naarmate gij hooger staat in de
maatschappij. Ik kan mij niet losmaken van zekere be
schouwingen ik
»Gij vertrouwt mij niet! Gij gelooft dat de man hier
bij ons niets anders zijn kan dan een speelbal. Of gij
bemint Corrilla en wilt dat niet erkennen. Welnu, dan
beklaag ik u; de Italiaansche heeft een kwaal, al van
vroeger, die is nu weder teruggekomen; men heeft mij
gezegd dat zij 't niet lang meer zal maken."
»Gij schijnt die dame te haten," waagde ik te zeggen.
»Wat kan zij toch misdreven hebben dat gij haar zoo
weinig genegen zijt, mevrouw? Ik geef u de verzekering
dat ik tot haar in geen andere betrekking sta dan die
van vriendschap; maar ik geloof toch dat gij haar miskent
of te streng beoordeelt."
De oogen der schoone dame schoten zonderlinge stralen.
»Laat ons dat punt niet weder aanroeren," zeide zij, ik
had mij niet voorgenomen met u over politiek te spreken;
gij bemoeit u niet met die zaken hebt gij immers zelf
gezegd."
Welnu, mevrouw laat ons dan ons onderhoud eindigen
en als goede vrienden elkander wederzijds achtende scheiden."
»Het zij zoo! ja, laat het dan zoo zijn! Maar één ding
moet ik u tot waarschuwing, in het belang van uwe per
soonlijke veiligheid nog zeggen, bemoei u niet met de
polietiek. Wilt gij u daarmee inlaten, hebt gij eerzucht,
kom dan tot mij, dan zal ik. u meer geven dan de stoutste
eerzucht kan eischen. Wilt gij echter tegen mij zijn, weet
dan dat ik macht heb om te verpletteren wie mij in den
weg durft treden."
Terwijl zij dit zeïde moest ik wel blind zijn om niet op
te merken dat haar geheele liefdesverklaring niéts meer
was dan een speculatie op de mannelijke zwakheid. Nu
bleek zij in haar ware rol te wezen; haar gestalte richtte
zich fier op, zij had iets vorstelijks in haar voorkomen. Ik
oordeelde het verstandig maar niets meer te zeggen en
den boog niet te overspannen.
Zij stak mij de hand toe, zag mij doordringend ssherp
aan en vroeg: »Gij kent zeker ook de zeven bestuursleden
van den bond van 't jonge Emancipatoria; antwoord mij
op uw eer!
»Ik verklaar u op mijn woord, dat ik die niet ken,"
»Gij weet toch dat er een zoodanige bond bestaat?"
Ik wilde niet liegen en zeide derhalve, dat ik wel van
dat verbond had hoorén spreken en dat ieder daarvan
scheen te weten, 't geen ook de waarheid was.
»De deur kunt gij gemakkelijk ontsluiten: ik blijf hier
nog, vaarwel."
Zij wenkte mij met de hand. Ik boog eerbiedig en
verwijderde mij. Terwijl ik de deur opende doofde zij de
spiritusvlam uit en hoorde ik haar een andere denr openen
in den achterwand der kamer, ofschoon ik daar geen deur
gezien had.
In de zaal vond ik bijna niemand meer dan Charles.
Wij verwijderden ons snel.
Onderweg meende ik op te merken dat Charles meer