ZIERIKZEESCHE COURANT.
voor liet arrondis-
senient Zierikee.
1874. No. 13. Zaterdag 14 Februari. 77ste jaargang,
NIEUWS- en
ADVERTENTIE-BLAD
Feuilleton.
EEN MERKWAARDIG PROCES.
Een reisje naar Emancipatoria,
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden 1.Franco per post 1.
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 30 cent.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag* voor de uitgave in te zeilden aan den uitgever II. LAKEAMAA.
PRIJS DER ADVERTENTIEN:
Per gewonen regel 10 cent. H u w e 1 ij k s -Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 et.
Op den 21 Januari 1793 des morgens te
10 ure beklom Lodewijk XVI op liet plein
der revolutie te Parijs liet schavot. Zijn woor
den: „Franselien, ik sterf onschuldig; moge
mijn bloed niet over Frankrijk komenwerden
overstemd door 't tromgeroffel der kinderen van
de republiek aan den voet van 't treurtooneel;
onlangs is de laatst overgebleven der tamboers,
die aan dezen akeligen roffel deelnamen, over
leden. üe biechtvader des Ironings, Edgeivorth,
begeleidde het hoofd dat door de moordbijl
werd afgesneden niet deze verhevene woorden
„Zoon van den heiligen Lodewijk, stijg op ten
hemel
Het is bekend hoe de guillotine gewoed heeft
onder de ongelukkige familie der Bourbons.
Nadat de voornaamste offers gevallen waren,
bleef er nog een jonge knaap over in de som
bere gevangenis van den Tempel. Dat was
Karei, de tweede zoon van Lodewijk XVI en
Maria Antoinette. Hij was geboren in 1785,
heette eerst hertog van Normandië en sedert
den dood zijns onderen broeders, 4 Juni 1789,
(lroeg hij den titel van dauphin.
De geschiedenissen, die aan den naam van
dit ongelukkig vorstenkind zijn verbonden,
vormen een belangwekkend drama dat nu al
sedert tachtig jaar met kleine tnssehenpozen is
voortgezet en waarvan liet thans te Parijs voor
't hof van appel hangende proces weder een
interessant tooneel schijnt te zullen worden.
Na den dood zijner ouders bleef de kleine
achtjarige dauphin in den Tempel. Hij was
daar onder de ruwe voogdij en bewaring van
den Jacobijn Simon, een schoenmaker van be
roep. De knaap werd bedorven, verwaarloosd
en mishandeld. In Februari 1795 werd de
arts Dussanlt van wege den gemeenteraad van
Parijs naar den Tempel gezonden om den prins,
die ziekelijk en zeer lijdende was geworden,
Fantasie door W E R T H E R.
LX IV.
«Dan heeft hij niemands toestemming noodig; ik geloof
ook dat het voor u wel zoo aangenaam zal zijn niet geheel
alleen te gaan; ik zou u anders geraden hebben een mij
volkomen trouwen bediende mede te nemen."
»Wat moet ik in 't Heiligdom voor u doen?"
«Gij kunt niets voor mij doen, omdat gij u niet wilt
verbinden handelend voor mij op te treden. Maar toch
kunt gij veel, als gij hoort en opmerkt. Vooral, zie met
uw schoone onbekende van laatst in gesprek te komen
zij zal u wellicht zelf opzoeken."
«Mag die persoon weten dat gij door ongesteldheid ver
hinderd wordt in de bijeenkomst tegenwoordig te zijn?
Ja, dat is immers de waarheid? Maar wat ik u niet
genoeg kan aanbevelen is, dat gij Lelia aanraadt alle over
ijlde stappen tegen te houden."
«Wie is Lelia?"
«Dat is de directrice der groote fabriek. Zij zal er zeker
zijn en op mijn komst rekenen. Van haar zal veel, wel
licht alles afhangen."
Met bezorgdheid merkte ik op, hoeveel inspanning het
haar kostte To spreken. Ik durfde haar met langer zich
laten afmatten en gebood haar als 't ware broederlijk
ernstig nu maar verder stil te zijn en alles rustig af te
te bezoeken. De geneeskundige hulp kwam
te laatKarei van Bourbon stierf den 8 Juni
1795 en werd begraven op 't kerkhof Ste.
Marguerite. Zoo luidt de meest algemeen geldig
aangenomen geschiedenis. Zij wordt evenwel
zeer ernstig tegengesproken. Dat dit plaats
had en wel reeds zeer kort na 1795 is op
zich zelf reeds zeer merkwaardig. Nog onder
de regéering van Napoleon I gaf' zekere Jean
Marie Hervoganlt zich voor den dauphin uit,
hij stierf in 1812 in de gevangenis, waar men
hem als landlooper had opgesloten. Later traden
Maturin Brnneau en anderen als pretendent
op. In 1833'34 werd het geruchtmakend
proces gevoerd van Henri Hébert, zich noemende
Lodewijk Hector Alfred baron van Richmond,
hertog van Normandië. Hij werd veroordeeld
tot 12 jaren gevangenisstraf, ontvluchtte naar
Londen en stierf daar in 1845.
Toen dit proces voer de assises te Parijs
werd behandeld, trad zekere Morel de St. Dizier
voor die rechtbank op met een protest tegen
de schandelijke leugens van Hébert en deed
dit in naam van den, volgens hem, echten
dauphin, die nog in leven en wel niemand
anders was dan zekeren Karl Wilhelm Nanndorf.
Het zijn de kinderen en erfgenamen van dezen
Naundorf die thans te Parijs, met rechtskun
digen bijstand der advocaten Jules Favre van
Parijs en Mr. H. J. van Buren van Rotterdam,
voor het hof van appèl hun rechten betwisten
aan den graaf van Chambord, daar zij eischen
herziening en nietigverklaring van de doodaete
van den dauphin van Frankrijk en als gevolg
daarvan teruggave der nalatenschap van Lode
wijk XVI door den graaf van Chambord we
derrechtelijk bezeten.
De geschiedenis van dezen Naundorf is in
derdaad zeer merkwaardig.
Bij monde van den heer Jules Favre beweren
de kinderen en erfgenamen van Naundorf te
wachten, terwijl ik haar nogmaals de verzekering gaf dat
goede vrienden voor haar gereed stonden en dat wij haar
persoonlijke veiligheid wel voor onze rekening zouden nemen.
«Mijn persoonlijke veiligheid is niets!" sprak zij, «maar
de groote belangen van de natie die zijn alles."
«Corrilla!" zeide ik ernstig, «gij zijt een vrouw: doch
't is alsof uw geest die van een man is; wellicht nadert
de ure dat het blijken zal dat uw hart nog wol een deug
delijk, een goed vrouwenhart is."
Ik ging heen om mij naar Paulin en Charles te begeven.
Toen ik Paulin en Charles met den toestand waarin
Corrilla zich bevond had bekend gemaakt namen zij
levendig deel in baar lot en beiden waren ook bereid mij
te vergezellen naar 't Heiligdom om daar zoo mogelijk in
't belang van Corilla werkzaam te zijn. Paulin leed zichtbaar
veel toen hij vernam 'dat de vrouw die hem nog altoos
zoo dierbaar was nu ernstig ziek scheen te zullen worden.
Charles zou baar volgaarne zijn zorgen gewijd hebben maar
er was wel niet aan te denken dat dokter Esculapia hem
haar plaats zou afstaan en 't was bijna zeker dat Corilla
zelfs niet op mijn aanbeveling een mannelijke» arts zou
willen hebben. Ik voor mij bad gaarne gezien dat Charles
over Coriila kon practiseeren, vooral omdat ik zulk een wel
niet gegronden maar toch voor mij onoverwinnelijken tegenzin
had gevoeld in die Esculapia. Ik bedacht ondertusscben de
mogelijkheid dat Charles haar toch mot zijn kunst van nut
zou kunnen zijn en sprak daarom met hem af dat hij mede
zou gaan naar 't Heiligdom. Hierdoor had ik een goede
aanleiding om hem ook mede te nemen naar Gorilla's huis
en dan kon hij haar misschien zien en over haar toe
stand oordeelen.
kunnen bewijzen dat de ware dauphin uit de
gevangenis van den Tempel ontvlucht is met
medewerking van Barras, President van 't Di
rectoire, en van de leden der Conventie Cain-
baeérès, Sieyès, Fouché, Mathieti, Reverchon
en anderen dat er achtervolgens twee kinderen
in de doodkist gelegd zijn in plaats van den
waren prins dat de getuigenissen van Lasne
en Gromin (in 't proces van 1851 en in de
doodaete) geen waarborg van geloofwaardigheid
hebben dat de overgebleven Bourbons, Lodewijk
XVIII, Karei X, de hertog en de hertogin van
Angoulême en de hertog van Berry allen ge
weten hebben dat de dauphin niet in den
tempel is gestorven dat ook de mogendheden
met de gelukte ontvluchting zijn bekend geweest;
dat de Bourbons, na de herstelling in 1814 te
Parijs teruggekeerd, steeds hebben geweigerd
het hart in ontvangst te nemen dat hun aan
geboden werd door den geneesheer die in 1795
in den Tempel de lijkschouwing had gedaan
en dat hart in bewaring had gehouden enz.
De persoon van Naundorf treedt liet eerst
op in 1810 te Berlijn; hij kwam toen uit do
Lausitz en was 25 jaar oud en in liet bezit
van een pas op den naam van Nanndorf, welk
stuk echter valscb was, daar bet hem den
ouderdom van 43 jaar toekende. De chef der
Pruisische politie, Lecoq, schijnt hem erkend
te hebben als den waren dauphin; hij bezorgde
hem een pas naar Spandau en het burgerrecht
in die stad. Te Spandau huwde Naundorf met
Johanna Frederika Einert en leefde er als
horologiemaker. Terstond na de restauratie
begon hij door middel van brieven en monde
linge boodschappen zich in betrekking te stellen
met de Bourbons, inzonderheid met de hertogin
van Angoulême, die zijn zuster zou zijn. Van
dat tijdstip af dagtéekent ook de reeks van
geheimzinnige vervolgingen en valsehe beschul
digingen, waaraan hij, volgens de pleidooien
Den volgenden dag tegen den avond kwam ik hem halen
wij gingen nu samen naar 't huis van Corrilla om ons te
kleeden en begaven ons vervolgens op de gewone geheim
zinnige wijze naar 't Heiligdom. Charles was daar zelf
meermalen geweest en kende alle bijzonderheden beter nog
dan ik, die nog maar eens die plaats bezocht had. Hij
bewoog zicli volkomen vrij en gemakkelijk onder de menigte
gemaskerde» en hielp mij trouw om overal onder de groepen
rond te gaan en te luisteren wat er al zoo gesproken werd.
Langen tijd scheen het dat onze tocht vruchteloos zou zijn
wij vernamen niets dat eenigszins onze aandacht verdiende.
Reeds hadden wij herhaalde malen de geheele ruimte der
zaal rondgewandeld zonder dat ons zelfs iemand scheen te
hebben opgemerkt.
De dienst was ongeveer gelijk aan den vorigen 't was
weder dezelfde schoone muziek en er werden ook weder
toespraken gehouden. Deze toespraken waren echter maar
kort en hadden een of anderen zedelijken grondregel tot
onderwerp. Zij waren wel een weinig waterachtig en
trokken ook niet bijzonder de aandacht der aanwezigen.
Terwijl wij vervolgens met ons beiden zoo in gedachten
stonden te leunen tegen de leuning dér estrade van de
spreeksters, kwam iemand ons voorbij, die mij zacht influis
terde »Is zij ziekis dat waar
«Wie?" vroeg ik.
«Wel, zij
«Wie bedoelt gij herhaalde ik, uit voorzichtigheid mij
zoo onwetend houdende.
(Wordt vervolgd).