ZIIMkZIISIIII COl It WI;
voor het «rrondis-
sement Zierikzeer
1874. No. 12. Woensdag 11 Februari. 77ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
F euilleton.
W E E L D E.
Een reisje naar Emancipatoria,
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
Prijs per drie maanden 1Franco per post ƒ1.-
Afzonderlijke nommers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER AD VERTENTIEN
Per gewonen regel 10 cent. H u w e 1 ij k s Geboorte-
en Doodberichten van 16 regeh 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LYKEMIAX.
Onder de in de maatschappij te kwader
naam en faam staande figuurlijke wezens mag
wel de weelde gerekend worden. Niet zelden,
als er over rampen in 't algemeen en finan-
tieele rampen in het bijzonder gesproken wordt,
verneemt men de verzuchting dat vooral de
weelde tot zooveel ongeluk aanleiding geeft en
dat het meuschdom .de zonde der weelderigheid
zoo zwaar moet boeten om tot eenvoud en
soberheid aangemaand te worden.
Wat is toch eigenlijk weelde? Dit is waar
lijk zeer moeielijk te zeggen. Men zegt ge
woonlijk dat weelde zooveel is als overmaat
en overdaad in kleeding, woning, voeding, dus
in 't algemeen in de wijze van leven.
Weelde ligt ook meer in de overdrijving der
qualiteit dan der quantiteit. Als iemand voor
zijn maaltijd twee brooden gebruikt, terwijl
hij aan één genoeg heeft is dit geen weelde,
maar gulzigheidals hij twee hoeden opzet,
terwijl één voldoende is, dan is dit dwaasheid
als hij op twee stoelen zit, dan is dit over
dreven gemakkelijkheid. Weelde is in dit alles
niet te ziendeze zit niet in de overdrijving
van de hoeveelheid, maar van de hoehanigheid
der genietingen. Zoo zegt men; doch, wel
beschouwd, is dit nog zeer betrekkelijk en zoo
onbestemd dat men, ook al aannemende dat
men op de hoedanigheid der dingen van 't le
vensgenot moet zien, toch nog niet wel kan
zeggen wat weelde is.
Zien wij eens op het artikel woning. Het
gemiddelde van dit artikel ligt b.v. tusschen
het Oosterseh tooverpaleis en de ruwe stulp
van leem en riet in elkander geplakt. Maar
nu vindt men tussohen deze beide uitersten
nog weder andere termen, die zeer veel van
elkander verschillen, b.v. de villa's in het Wil
lemspark te 's Gravenhage en de kelderwoningen
te Amsterdam. Waar zal men nu het juiste
midden tussohen deze zeer verschillende woningen
vinden en mag men dan zelfs nog aannemen
dat al wat boven dien middelterm ligt tot de
weelde behoort? Wij meeuen van niet. Als
men vraagt met welk minimum van woning
een mensch zich zou kunnen behelpen, gewis
hoe ellendig 't ook met vele woningen gesteld
is, men zon tot de slotsom komen dat de meeste
menschen veel te weelderig gehuisd zijn.
Slaat men den blik op de kleeding en merkt
men b.v. op hoe de dames zich tegenwoordig
de lieve kopjes dekken met een massa vlecht
en krulwerk dat het hoofd tot een zeer kostbaar
geheel maakt, terwijl de vrouw zich toch zeer
wel zou kunnen behelpen met haar bescheiden
deel van hoofdhaar beur door de natuur gratis
verleend, dan zou men daarin al weder weelde
kunnen zien. Men kan échter ook hier een
middelterm zoeken en wel tusschen 't gewone
vrouwenhoofdsieraad en de grootst mogelijke
vracht valsch haar, of heter gezegd vreemd
haar, die een vrouwenhoofd kan torschen zonder
plat gedrukt te worden. Moeielijk zal 't altoos
wel zijn te bepalen bij 't hoeveelste haartje de
jonge dame zich aan de zonde der weelde gaat
overgeven.
Let men op het voedselook op dit gebied
zweeft de weelde rond en laat zich moeielijk
vatten. Men kan eten allerbest fijn Fransch
brood van 56 ets. 't kilo, maar ook roggebrood
van 12 k 13 ets. 't kiloen daar tusschen
liggen vele variatiën van brood. Met welke
soort moet men zich nu voeden om niet weel
derig te zijn
Een kind draagt een tinnen ringetje qan
den vinger en is gelukkig met dat sieraad
een mensch draagt een ring met diamanten en
is er niet altoos gelukkiger om men kan 't ook
geheel zonder ring doen. De een draagt een
horologie van spinsbek, de andere een van
goudde kippen raadplegen in 't geheel geen
klokken of horologies en gaan doorgaans vroeger
op stok dan de menschen, terwijl zij ook weder
vroeger op de pooten zijn.
Kortom, men kan op deze wijze moeielijk,
ja wel onmogelijk bepalen wat onder weelde
te verstaan zij.
Het is dan ook verkeerd den maatstaf der
weelde te zoeken in de genietingen zelf. Do
voorwerpen zijn op zich zelf niet weelderig.
Een oester is niet weelderiger dan een mossel,
noch een diamanten ving weelderiger dan een
tinqen.
Men kan ook den maatstaf der weelde niet
zoeken in de volstrekte nuttigheid der dingen.
Rogge is op zich zelf wol niet nuttiger dan
beste tarwe, noch een bekrompen bovenwoning
nuttiger dan een gemakkelijke villa in 't Wil
lemspark.
Men mag ook niet onvoorwaardelijk al die
prachtige winkels met artikelen van weelde
opgevuld, die men in onze steden ziet, weg-
wenschenmen moet niet vergeten dat milli-
oenen menschen lain brood winnen met het
maken van allerlei dingen, die men onder de
artikelen van weelde zou kunnen rangschikken,
als men b.v. op 't standpunt van Diogenes
ging staan.
Is er dan geen weelde
Ja, die is er helaas maar al te zeer, hoe
betrekkelijk haar wezen en hoe moeielijk te
betrappen haar persoon ook zijn mag.
Immers dat moet weelde heeten wat men
zich veroorlooft zonder de middelen te bezitten
om het te kunnen betalen en wat men zich
dus zou moeten ontzeggen. Ook dit is nog
vrij onbepaald, 't is waarmaar 't laat zich
toch wel zoo omtrent gevoelen. Als iemand
niet met wijsheid zijn vermogen nameet en er
meer mede wil doen dan hij kan, dan loopt
hij gevaar weelderig te worden. Zoo kan do
suiker iu de koffie, ja tegenwoordig de koffie
Fantasie door WEETIKE.
LXIII.
»Ik hoop dat mevrouw's ongesteldheid spoedig moge
geweken zijn, mevrouw," zeide ik halfvragend.
»De kunst zal beproeven wat zij vermag," antwoordde
zij droogjes. «Behoort u tot dit huis?"
»Ik ben een vriend van mevrouw! en stel natuurlijk
veel belang in haar; het deed mij leed haar onwel te
vinden toen ik straks hier kwam."
Ondertusschen zag ik 't teeken der ingewijden dat zij
schier onmerkbaar maakte, terwijl zij schijnbaar achteloos
't stof van de bladen eener plant klopte. Ik beantwoordde
haar.
«Mevrouw heeft veel te zware taak op zich genomen,"
vervolgde zij en zag mij van ter zijde aan.
«Wat bedoelt gij," vroeg ik zoo onnoozel mogelijk,
want 't was mij of men mij influisterde dat ik die vrouw
niet vertrouwen moest. »Ik hoorde mevrouw Corrilla daar
even klagen dat zij zulk een eenzaam en vervelend leven
leidt."
Zij maakte nu nog een paar geheimzinnige gebaren,
doch ik nam daar geen notitie van en toen vertrok zij.
Ik trad weder in Corrilla's .kamer om afscheid te gaan
nemen en haar nogmaals kalmte en rust aan te bevelen.
«Hebt gij nog met Esculapia gesproken?" vroeg Corrilla.
«Ja, een paar woorden; doch ais ik 't zeggen mag die
dame staat mij niet aan.
«Ze is er een van de oude school, ze is anders uitstekend
bekwaam."
«Dat kan zijn, maar zij schijnt mij ook toe geenszins
te behooren tot 't jonge Emancipatoria."
«Zij bemoeit zich niet met politiek."
Ik vertrok met belofte spoedig terug te komen.
Den volgenden dag vond ik Corrilla te bed en in een
hevige koortsik wilde mij uit bescheidenheid verwijderen,
doch zij bad mij te blijven en zij was zeer opgewonden
en ongerust omdat het nu wel als zeker te achten was
dat zij den volgenden dag niet zou kunnen uitgaan naar
't Heiligdom. Zij vertelde mij dat zij na 't innemen van
het geneesmiddel eerst veel verlichting en rust had ge
noten, docli dat zij zich bij haar ontwaken veel erger had
bevonden dan gisteren. Dokter Esculapia had haar wel
gerust gesteld, maar zij gevoelde zich toch zeer ziek.
Het scheen mij toe dat haar toestand veel verergerd
werd door de geweldige agitatie waarin zij verkeerde we
gens de groote dingen die ophanden schenen te zijn. Ik
had ook gelegenheid om wederom een nieuw blijk van
haar ongewone fierheid waar te nemen. Zij scheen te
vermoeden dat ik haar onrust zou toeschrijven aan vrees
en angst, 't zij voor doodsgevaar of voor den loop der
politieke verwikkelingen.
«Vindt gij mij nu niet kinderachtig en klein?" vroeg zij.
«Wees toch verzekerd dat ik niet vrees voor den dood
wat my zoo aangrijpt is alleen dat ik nu onmachtig ben
om te werken en te handelen. Den dood vrees ik niet,
maar dat ik, nu 't er mogelijk zeer op aan zal komen,
tot werkeloosheid zal gedoemd zijn, dat kwelt mij zoo.
Ik moet nog werken; 't leven is werken en ik heb nog
niet verricht wat mijn levenstaak is."
«Het leven is ook lijden en wachten; stil zijn op zijn
tijd, en vertrouwen. De mensch is niet klein als hij zijn
machteloosheid beseft tegenover den drang der noodzake
lijkheid. Wie zich daaraan stil onderwerpt als hij overtuigd
is dat zijn macht te kort schiet, die is niet klein, maar
verstandig."
«Zult gij morgen voor mij naar 't Heiligdom gaan?"
«Ja, dat zal ikdoch ik kan wellicht niet zonder voor
behoud elke missie aanvaarden, die gij mij mocht willen
toevertrouwen. Na al 't geen ik u reeds heb te kennen
gegeven omtrent mijn positie hier te lande, zal 't u wel
duidelijk zijn dat ik mij niet met politieke zendingen kan
noch mag belasten. Maar wel wil ik zooveel dat in mijn
macht staat waken voor uw persoon; bespeur ik gevaar
dan zal ik u waarschuwen en mocht het soms noodig zijn
u te beschermen, te verdedigen zelfs, dan kunt ge op mij
rekenenop mij en op nog een paar toegenegen vrienden."
«Vrienden! Hebt gij hier zulke vrienden?"
«Ja, zij zijn ook de uwe, al kent gij ze waarschijnlijk
niet onder de menigte uwer getrouwen. Ik wilde u zelfs
vragen of ik een van hen mag medenemeii naar 't Hei
ligdom?"
«Is hij een ingewijde?"
«Ja
Wordi veyvaltfift.