voor het arrondis- xjAta sement Zierikzee.
1874. No. 1. Zaterdag 3 Januari. 77ste jaargang.
NIEUWS- en ADVERTENTIE-BLAD
Feuilleton.
HET NIEUWE JAAR.
tEen reisje naar Emancipatoria,
I
Zli mk/I ISÜll COURANT
Deze Courant verschijnt DINSDAG en VRIJDAG avond,
uitgezonderd op FEESTDAGEN.
•Prijs per drie maanden 1.Franco per post 1.-
Afzonderlijke nomraers 5 cent, met Bijblad 10 cent.
PRIJS DER A D VERTEN TIEN:
Per gewonen regel 10 cent. Hu wel ij k s -Geboorte-
en Doodberichten van 16 regels 60 cent.
Dienstaanbiedingen van 15 regels, mits contant betaald, 25 ct.
Alle stukken, de redactie betreffende, gelieve men uiterlijk een dag' voor de uitgave in te zenden aan den uitgever II. LAKEMAN.
Het Yalt ons zwaar op dit oogenblik. een
nieuwjaars-betrachting op te stellen naar onzen
zin. Onder bet gehoor van de eentonige, brom
mende en hotsende dansmuziek, waarmede onze
waarde medeburgers en burgeressen zieh ver
maken in de nabijzijnde kroeg, waar ze de
nieuwjaarscenteu, hun uitgereikt in Godsnaam,
of uit gewoonte, of uit onnadenkendheid door
de meer gezegenden met tijdelijke goederen,
ten offer brengen aan den Schiedammer Bacchus
tevens onder den invloed van eenzelfden on-
reinen straatdeun, honderd- en duizendmaal
herhaald, door de schorre kelen van heel of
half beschonken voorbijgangers, zoodat die deun
als een keisok referein zich telkens tusschen
onze wordende gedachten indringt en den arbeid
des geestes verijdeld of bederft onder dit alles
is het haast niet mogelijk andere dan zwart
gallige, naargeestige bespiegelingen te schrijven
over de schier ongeneeslijke dwaasheid der
menschen, dat zij 't zoo noodige geld, vooral
in dit seizoen, nu er zoo weinig werk is, brood
dronken vermorsen aan dien vervloekten vuur-
drank, en over onze eigen dwaasheid dat wij
er ons nog wat van aantrekken en niet liever
mistroostig uitroepen: vogue la galère! „Laat
ze maar gaan! Laat ze maar gaan!"
Neen 't is ons bijna ondoenlijk iets welover-
dachts, iets bondigs te zeggen op dezen nieuw
jaarsdag. Wat we zouden kunnen doen,
een toast slaan op 't nieuwe jaar. Ja, dat
zou kunnen. Onder den verselien indruk van
een regen van heilwenschen zijn we ook wel
ietwat toasterig gestemd. Maar ook dit gaat
niet. Neen, 't gaat niet; pas hebben we onzen
geest in postuur gezet om eenige goed afgeronde,
vooral goed résonneerende zinnen uit te bren
gen, daar komt weer een bende voorbij
met dreunenden stap door de holle straat
„O, Lieve An na 1" Kan dat nu in onzen
toast ingevloeid worden?
Ook geen nieuwjaars-toast dus. Hij doe 't,
die 't kan
En dan dwaalt ons oog over de schrijftafel
en vestigt zich onwillekeurig op 't jongste
telegram uit Atohin, waar onze broeders, ouder
duizend nooden en gevaren, den dood als 't ware
van nabij voelen en tasten. Strijd, bloedige
strijd, op leven en dood, daar ginds in 't verre
Oosten, ook op dit oogenblik vast wel. En ook
hier hoorden we, de jongste vierentwintig uren,
schier onafgebroken geweer- en pistoolschoten
knallen. We verbeelden ons bijna in Atohin
te zijn, we hooren 't knetterend snelvuur onzer
Beaumonts, den schorren donder onzer kanon
nen, den helderen knal der lilla's, 't geratel
der mitrailleuses.
Neen, 't is al weer ijdel spel van onze ver
strooide gedachten. En toeh, we meenen
haast onder al dat rumoer der moordtuigen
't krijgshaftige Hollandsche zegelied te vernemen,
den triomfkreet onzer tienduizenden, die voor
Hollands eer kampen en de overwinning be
halen! Ach, neen! 't Is slechts 't bons!
bonsbonsop den dansvloer in de nabijge
legen kroeg, en 't „O, Lieve An na!" daar
op de straten.
Akelig'! Ons domme volk brult en schreeuwt
gemeene dronkenmansliederen, terwijl zijn broe
ders daar ginds in Atohin doodbloeden, verminkt
in 't slijk nederliggen, roepen wellicht om een
dronk waters tot lafenis!
O, 't is akeligEn zoo treedt men 't Nieuwe
j aar in
„Maar iedereen doet toeh zoo niet!"
Dan ware 't nog al erger; dan ware er
geheel geen lichtend stipje meer te zien in den
dikken sluier die daar ophangt voor 't gelaat
van 't 1874 A°. Db, dat ons heden als een
jonge onbekende is te gemoet getreden
Maar allengs wordt het toch wat stiller op
de straten, 't Geweervuur vermindert; 'bgejuil
en geschreeuw drijft langzaam weg iu de verte
en versterft in stegen en krotten, in holen en
gaten.
En we zijn niet onverzoenlijk jegens onze
verblinde natuurgenooten. Onze inkt is nog
niet geheel bedorven door zwartgalligheid. Wel
licht zal 't een volgenden nieuwjaarsdag anders
en beter gaan. 't Was ook zulk mooi weêr
van daag, dat lokt de lieden uit hun huizen
waar 't misschien koud en donker is, naar de
straat waar 't maanlicht gratis uitgedeeld wordt
en naar kroeg en danshuis waar 't warm is
voor weinig geld, voor wat nieuvvjaarsoenten
zelfs.
Komaan, laat ons dau maar onzen nieuvv-
jaarswenseh uitspreken tot onze lezers
Wij wenschen u en ons dan toe, in de eerste
plaats: 't Geloof, 't Geloof aan 't goede, 't reine,
't schoone, 't edele, 't eeuwigeopdat daaruit
kracht moge geput worden om den arbeid vol
te houden ondanks al 't misbruik dat er ge
maakt wordt van de vruchten der nationale
vlijtkracht om den strijd vol te houden voor
al wat goed, edel en recht is, al schijnt de
overwinning nog oneindig ver kracht om te
waken voor de nationale eer al sleept een
verblind en brooddronken gemeen ook zijn eer
langs de straten.
Verder de Hoop. Want wat is arbeid, strijd
en waakzaamheid zonder hoop Hoop dan op
betere tijden, op vooruitgang in 't goede, op
aanwas der zedelijke schepping, op de eindelijke
voltooiing van 't geheel, al schijnt 't nu nog
soms de wanorde van den chaos.
Eindelijk en boven alles de Liefde. Die
algemeene goede aandrift der humaniteit, die
't betere deel der menschbeid maakt tot de
beschermers, leiders, helpers, opvoeders, strijders,
middelaars zelfs voor dat mindere deel dat niet
11
n
n
.3
w
;r
m
,r.
:h
it'
5U
iel
ere
st
all
a
en
en
ê,fc
of
in-
en
=>e~
tel
tie,
la-
'oor
Ook
en.
Fantasie door W E R T H E R.
LVII.
»Mijn Hoorders!" dus ving zij aan, »als gij van mij veel
aangename en nieuwe reisindrukken en verrassende avontu
ren denkt te hooren, dan zult gij u teleurgesteld zien.
Wat ik in Europa op mijn zwevftochten gezien en opgemerkt
heb .is niet .zeer geschikt om te amuseeren; maar 't verdient
toch wel uw belangstelling. Alles, immers, wat het lot
onzer in zoo menig opzicht verdrukte zusteren in het land
der Christenen aangaat, boezemt u levendige belangstelling
in. Ik ben, zooals gij weet, een jaar geleden uitgetogen
om onze leer, de leer van vrijheid en recht voor de vrouw,
te verkondigenzoo ik maar weinig vrucht van mijn arbeid
kan aanwijzen, is dit een bewijs te meer voor de waarheid
van 't feit dat de vrouw in Europa beneden haar rang en
haar waardigheid is gezonken en dat haar rechten verkort
worden.
»Ik heb gezien hoe in alle standen der maatschappij de
opvoeding van het meisje wordt verwaarloosd, hoe men in
de lagere klassen de meisjes bederft en doet ontaarden
door ze te gewennen aan ruwheid en gemeenheid, door haar
't noodige onderwijs te onthouden, door haar in den dienst
baren staat te brengen zonder eenig toezicht te houden
op haar zedelijk gedrag. Ik heb ook opgemerkt hoe zeer
't regel is dat de mannen en jongelingen der hoogere
klassen er op uit zijn de deugd en de eer der meisjes uit
de volksklasse te belagen en hoe ze dat doen zonder er
een gewetenszaak van te maken; ja hoe ze zelfs zich bru
taal verhoovaavdigen op hun behaalde overwinningen.
»Overal heb ik ook gezien dat de vrouw uit het volk
in Europa nagenoeg geen begrip heeft van huishouding,
noch van 't opkweeken der kinderen. Er is geen overleg,
geen orde, geen reinheid in de huizen. Er is ook geen
hartelijkheid tusschen man en vrouw, noch tusschen ouders
en kinderen.
»Veel van deze gebreken vond ik ook, al in evengroote
mate, terug in de gezinnen der middelklasse en zelfs onder
de aanzienlijken. Slechts de uiterlijke vormen zijn daar
verschillend. Ook in die standen wordt de opvoeding der
meisjes geheel verwaarloosd of zoo glad verkeerd geleid
dat de gevolgen al even noodlottig zijn. Het meisje wordt
opgekweekt en gevoed met beuzelarijenmen boezemt haar
afkeer in van degelijken arbeid, men leert haar fijne
handwerken en modeplaten critiseeren in plaats van prac-
tisch naaiwerk, men leert haar bevelvoeren over dienstboden
in plaats van huishoudkunde.
Het huwelijk is in al die landen zeer in eere, in naam
althans. De eene secte noemt het een goddelijke instelling,
de andere een heilig sacrament, allen beschouwen het als
de bestemming der vrouw. Gij weet hoe wij daarover
denken. Maar het is treurig op te merken hoe weinig de werke
lijkheid daar beantwoord aan al die.fraai klinkende woorden.
»Zoo wordt er nagenoeg niets gedaan om het meisje
vooraf met de bezigheden en plichten der huisvrouw bekend
te maken. Men zou 't haast onzedelijk achten met een
jong meisje te spreken over de zaken die tot den huwe
lijken staat behoorenmen bewaart daarover een geheim
zinnig stilzwijgen. Men laat alles aan het toeval over.
En zoo zien de jonge meisjes in de lagere klasse thuis af,
dat de kinderen in 't geheel geen opvoeding krijgen, dat
't huishouden maar een verwarde boel is, dat man en
vrouw elkander afbijten, met wantrouwen behandelen, dat
de geldzaken de verdrietigste van alle zaken zijn, kortom
zij zien enkel al 't kwade en verkeerde af en 't goede
leeren zij niet kennen. In de hoogere klassen zien de
meisjes af dat kinderen verzorgen en oppassen dienstboden-
werk is; dat de huishoudelijke bezigheden ook voornamelijk
op de dienstboden aankomen, dat de liefde en genegenheid
der ouders vooral aan den dag gelegd worden als er vreem
den bij zijn, dat opschik, lichte lectuur, comedie en bal
de interessantste bezigheden des levens zijn, kortom dat
vorm en schijn alles en 't wezen misère is.
»Wat de oorzaak van dezen beklagenswaardigen toestand
is heb ik ook waargenomen.
»Zij is is niets anders dan gebrek aan liefde en slavernij
der ijdele vormen en overgeërfde begrippen.
»Het huwelijk is geen roeping, geen bestemming, geen
begeerde, geëerde, gevierde staat in Europa; 't is niets
anders dan een op den duur onvermijdelijk iets, een uit
vlucht in den nood, een noodzakelijkheid of liever een
noodlottigheid die tot de organisatie der Europeesche
maatschappij behoort.
»Zonderlng is het dat men daar zooveel opheeft met
het huwelijk en dat nochtans nagenoeg alle huwelijken
gedwongen verbintenissen zijn, waarbij vrije wil en eigen
keuze weinig of niets te beduiden hebben.