91. Zaturdag 12 November. 1853, Woensdag en Zaturdag. NIEUWSTIJDINGEN A s S- buitenland. binnenland. 2MSTEfrj •NLE'GgemJ No vernierI rdam.) jerdam 'org. 7i/,t 9 10 11 ID AM.) Vrdam iorg. 8 10'/. f MIKZEESC COURANT. ibdak, [cblereni 5116/iopc jS 93 "r, nen aahvoi 25 mindei tot f 16;5li Vlaams I a f 11. :nts hooger Zeeuws f 3,80. a f 11,7; a f 16. 14,50; dif nts hooger ABOVÏSBMSBÏB-PRill ?r drie maanden f 2,00. Franco per post f 2,25. bending der Advert, daags to vorensnamidd. vóór 4 ure. verschuimt: PKIJFI DIB ADVEBTEHTTIKBf Gewone 15 cents de regel. Geboorte-, Huwelijks-en Doodberiglen van 1-6 regels h f 1 behalve hel Zegelregt. Bij dit No. behoort het verslag van de vergade- ig der Provinciale Staten van Zeeland, zitting ii den. 4 en 5 November 1853. INK. 311 J. P. VAi era men MiNELI CATS Decembei Logemen jIiok pre n gelegen te Zicritj sectie legen oir i in sectif en coai' Boomenj Idaorij en in Je sectie A lin In lisseweg er Noord ijl nn<M an voor SDITIOBLAIIS. Keulen, 8 November Uit de Donau-vorstendommcn teWeenen lijding ontvangen, dat vorst Gorlschakoff die slaat van beleg verklaard en ieder met den dood be- eigt heeft die zich aan eenige verstandhouding met de urksche regering schuldig maakt. Derhalve mogen rkt een dagblad cp de eigen onderdanen der porte [en verkeer meer met haar hebben zonder gevaar te open van doodgeschoten of opgehangen te worden, iirst Slirbey die ten gevolge van dezen maatregel zijne «ten met zijne zonen verlaten heeftwerd gisteren te eenen verwacht waar zich bereids een veertigtal der rmogendste Boijaren bevond om aldaar met hunne miliën den verderen loop der gebeurtenissen af te achten. r B 1 N K B IJ K, Parijs 9 November, De dagbladen deelen als zeker ede dat te Kalafat een hevig gevecht tusschen de lissen en de Turken heeft plaaals gehad waarhij de atsten de bovenhand behielden. Bovendien moeten p Turken te Bassova eene divisie van 20,000 Russen l'bhen geslagen, ten gevolge waarvan 5e/fm-pachn zijn Wdkwartier vosligdc op het punt dat de Russen Sór het gevecht bezetten. In de Champs-elysécs is dezrr dagen eene vreemde ichlreis ondernomen. Er zijn namelijk gelijktijdig vee hallons opgestegen beiden met een aantal reizi- ts. De twee hallons waren aan elkander bevestigd oor eene houten lal waaropeen kunstenmaker plaats rnomen had. De uitslag dier luchtreis is nog niet lekend. Men begrijpt niet hoe men de ballons zoo wak bevestigd steeds aan elkander zal kunnen bou rn terwijl hij de minste afwijking de kunstenma- :r reddeloos verloren is. GtiaOt-BEIttlISIlI. Londen 9 November. De dagbladen behelzen ver- billende depêches wegens gevechten van meer of lader belang welke in de vorstendommen geleverd ja. Eene dier depêches is uit Bucharest van 2 dezer i verzekert dat de Turken 800 a 1000 man sterk 'or Giurgewo verschenen zijn en die stad gebombar- ?erd hebben waarhij wederzijds eenige soldalen ge- iod en eenige weêrlooze inwoners gekwetst zijn aarna de Turken door de Russische kavalerie ver- ilgd naar de rivier zijn teruggeweken. In het kort tijdsverloop van 12 September tot 10 'atelier zijn uil Zwitserland niet minder dan 19,368 'keurwerken naar New-York en Boston verzonden. 185i >Ei VOS, Zierikzee 11 November. Tot toelichting van het '°ar den heer Thorbecke met acht zijner medeleden ge- a"e voorstel heelt de heer de Man in de zitting van ie tweede kamer der staten--geiieraal van den 8 dezer «I volgende gezegd «Hel reglement van orde vcrpligt den voorzitter i aan het lid dal een voorstel doel ongevraagd het 'oord te geven ten einde het voorstel toe Ie lichten, lestond dat voorschrift niet wij zouden misschien heb- gezwegen want eene breedvoerige memorie van «dichting vergezelt ons voorstel die de gronden daar- ,an in bijzonderheden uiteenzet en gij zult zeker tiiet 'erlangen dat wij dat alles nu hier komen voordragen. zou slechts zijn eene mondelinge herhaling van liet- :pe" geschreven is. Ik zal mij er dan ook toe bepalen u in nlgeineene trekken met de aanleiding en met 'e strekking van ons vooistel bekend te maken. De aanleiding die wij tol ons voorstel meenden Ie bobben is niet onzeker is aan u allen hekend ze is de tegenwoordige hooge prijs der eerste levensbehoeften. Naar onze overtuiging is het de dure plig! van den wet gever om waar hij kan en zoo veel hij dit kan daarin te gemoet te komen den onmiskenbaren druk die er bestaat te lenigen. De maatregel door do regering genomen en aan uwe bekrachtiging onderworpen is naar onze meening daartoe niet gonoeg. De rede voering van den minister van financiën hij het indienen der begrooting gaf ons later het bewijs dat do rege ring onze meening in dit opzigt niet deelde dat zij zich bij dien maatregel meende te moeten bepalen een be sluit hetgeen nu nader door het antwoord op het ver slag over de middelen ten volle wordt bevestigd. In die omstandigheden hij die gebleken voornemens der re gering meenden wij zelf te moeten handelen. Wij meenden dat liet vermogen hij de grondwet tot het doen van een voorstel aan ons niet enkel als enn on vruchtbaar voorregt was geschonken wij meenden dal het ons ook pligtcn oplegt den pligl om er gebruik van te maken wanneer dit naar onze overtuiging gebiedend gevorderd wordt. Dit was, in liet algemeen de aan leiding tot ons voorstel. De strekking daarvan ligt duidelijk in den considerans van hot ontwerp van wet dat wij u aanbieden. HbI is de overweging dat hel noodig is maatregelen te nemen welke strekken kunnen om den aanvoer van levensmiddelen aan te moedigen en in de tegenwoordige duurte der eerste levensbehoeften te gemoet Ie komen en dat het belang van 's rijks schatkist toelaat tol eene duurzame vermindering van lasten over te gaan." Twee vragen warun natuurlijk daarbij voor ons voornamelijk te beantwoorden 1veroorlooft onze geldelijke loo- sland de maatregelen die wij verlangen en 2.° zoo ja, welke belastingen kunnen worden gemist om eenige leniging aan te brengen tegen den druk die door de duurte der levensmiddelen wordt veroorzaakt? Wij hebben de eerste vraag met al den ernst die de zaak verdient en vereischt onderzocht. Wij hebben niet enkel daarbij overwogen onzen gnnstigen finan- tiëlen toestand van het oogenblik. Wij zijn verder ge gaan en dit was pligt. Wij hebben zonder overdrijving onze uitziglcn voor de toekomst nagegaan zoo verre dit in hel menschelijke vermogen ligt. lïn do slotsom van dat alles is geweest onze overtuiging dat wij de eerste vraag met gerustheid toestemmend kunnen he. antwoorden. Onze geldelijke toestand veroorlooft de maatregelen die wij verlangen. Maar onze ,*.ertuiging is voor u niet genoeg. Het is daarom dal inzonderheid op dit punt onze memorie van toelichting is getreden in breedvoerige berekeningen gegrond op mededeelin- gen van de regering zelve afkomstig maar die ten eenenmale ongeschikt zijn om thans mondeling ook door een kort overzigt aan u, door mij, te worden uiteengezet. De beantwoording der tweede vraag ging voor ons met meer moeijelijkheid gepaard. Dat tot leniging van den druk uit de duurte der eerste levensbehoeften ont staan onze aandacht wel in de eerste plaats viel en vallen moest op do afschaffing van de accijnsen op het gemaal en geslagtsprak van zelf. Hadden wij gevolg kunnen geven aan onze wenschen wij zouden de beide soorten van accijns en zoo wij eene keuze moesten doen wij zouden in de eerste plaais uit de rij onzer belastingen hebben willen zion verdwijnen den accijns op het gemaal eene belasting drukkend door haar gel delijk bedrag maar misschien nog meer drukkend door hetgeen aan de beffing daarvan is verbonden. Na de meest ernstige overweging inlusschen van de bezwaren, die daartegen bestaan en die in de memorie van toelich ting uiteengezet zijn hebben wij onze wenschen voor dit oogenblik moeten opofiiiren. Wij hebben ons moeten bepalen tot een zeer gematigd voorstel hetgeen wel niet zoo veel als wij zouden hebben gowenscht evenwel eene aanzienlijke leniging zonder bezwaar voor onze finantiën zal aanbrengen wanneer het namelijk de goedkeuring van u en van de beide andere takken van wetgeving mogt wegdragen. Het voorstel hetgeen wij de eer hebben u te doen is drieledig. Ik zal mij be palen bij de eenvoudige opnoeming van de deelen ook iiu de nadere ontwikkeling daarvan aan het ontweip zelf en aan de memorie van toelichting overlatende. Wij slellon u voor a afschaffing van de belasting dio onder de benaming van tonnegeld geheven wordt van alle schepen welke ter zee of langs de Wadde het rijk inkomen of uitgaan b. afschaffing van den rijks—accijns op het geslagt en c, afschaffing van alle belasting op den invoer van alle soorten van slagt- vee en van verscb vleescb. Ik meen dal het door mij gezegde genoeg is om u in het algemeen met de aanleiding en strekking van ons voorstel bekend te maken. Nog een woord wen schen wij er bij te voegen. Zal hetgeen wij u voor stellen doel treffen dan is een spoedig genot van den maatregel - bijaldien ze de goedkeuring van n en van do beide andere lakken van wetgeving mogt verkrijgen, volstrekt noodig. Wij hebben dan ook in ons ont werp de werking daarvan op den 1 Januarij 1854 voor gesteld. Onze wensch daarom is en wij nemen da vrijheid daartoe aan de kamer bet meest ernstig en dringend verzoek te doen dat door haar de behande ling en afdoening dezer zaak zoo veel mogelijk mogo worden bespoedigd." Het in de ziiling der tweode kamer van beden door negen leden ingediende voorstel is gegrond op de over weging dat bel noodig is maatregelen te nemen welka strekken kunnen om den aanvoer van levensmiddelen aan te moedigen en in de tegenwoordige duurte der eerste levensbehoeften te gemoet te komen. De me morie van toelichting die het ontwerp vergezelt is in twee gedeelten gesplitst ten eerste wordt onderzocht of de finantiële toestand des rijks toelaat dat de twee middelen aan 's rijks inkomsten worden ontnomen. Tot toestemmende beantwoording dier vraag wordt o een algemeen ovprzigt gegeven van den tegenwoordigen toestand onzer geldmiddelen vergeleken met dien van de vorige jaren en met bet oog op de toekomst en b eene beschouwing geleverd in het bijzonder van de begroo ting die voor 1854 is aangeboden. Ten aanzien van hel eerste wordt aangewezen dal cooral de besparing van uitgaven krachtig heeft medegewerkt lot den gun- stigen toestand zoudat de uitgaven over 1852 nog geene 69 milioen bedroegen terwijl die voor 1847 do som van 72 milioen nog te hoven gingen. De voor stellers achten hol niet ongepast terug te wijzen op dat gelukkig gevolg van de grondwets-herziening van 1848. Ook de gestadige en voortdurende vooruitgang van de opbrengst der belastingen heeft tot den meer gunstigen toestand medegewerkt. Zij zal ook niet ophouden te werken wanneer geene buitengewone rampen ons land treffen. Gegronde vrees voor hel opdroogen der ruimere bijdragen van de koloniale geldmiddelen bestaat er niet. De voorstellers ineenen dat, vermits de ver meerdering van de opbrengsten sedert eenige jaren hoeft aangehouden er zonder buitengewone omstandigheden geene bijzondere zorg voor bet vervolg bestaat. De on dervinding van de vier laatste jaren beeft dit bevestigd. Zij beloogen dat de sommen tot het herslei van het Indisch muntwezen henoodigd werkelijk voorhanden zijn. Zij voorzien verder geene groote buitengewone uilgaven. Zonder buitengewone rampen behoeft er dus geene zorg te bestaan voor de naaste toekomst. Wal het tweede punt aangaatwachten zij ook in 1854 hoogst aanzienlijke overschotten. In het tweede deel der memorie wordt aangemerkt dat, al deelde men het gevoelen der regering omtrent het raadzame om niet te spoedig tot vermindering van lasten over te gaan de bijzondere omstandigheden van het oogenblik thans dringende voorziening eischen. De schatkist moet ecnig offer brengen aan liet algemeen belang. Zij voeren aan dat de afschaffing van het invoerregl op de granen van geen gewigtigen invloed kan zijn om den aanvoer van levensmiddelen aan Ie moedigen. Zij durfden het voorstel niet doen om de accijnsen op het gemaal en geslagt beiden af te schaffen. Zij rekenen voor de dienst van 1854 op een overschot van 4 milioen terwijl de voorgestelde vermindering van lasten slechts f 1,650,000 zou vorderen; zijnde bijna een gelijk bedrag als waarmede de rentelast is of kan worden verminderd. Zelfs wanneer onvoorziene rampen het land mogten treffen zouden er nog aan zienlijke sommen overblijven om in den eorslen nood

Krantenbank Zeeland

Zierikzeesche Courant | 1853 | | pagina 1