Zaturdag 30 April.
1853.
m i
\ri
s
Woensdag en Zaturdag.
SR
NIEUWSTIJDINGEN.
ruima O 35.
icn doen
veldadig-
de geza-
eft mils
geloopen
de des
I gedaan
de om
o helpen
tol het
edende
lissie lo
ch met
en The-
eiders.
'g-Ver-
COURANT.
aboshbmesti-pbiji
Per drie maanden 2,00. Franco per post f 2*25.
Inzending der Advert, daags te voren.' snamidd. vóór 4 ure.
verschijnt:
prijs dik 1dvirtrntirs
Gewone 15 cents de regel. Geboorte-, Huwelijks- en
Doodberigten van 1-6 regels h f 1behalve het Zegelregt.
Met zekerheid kunnen wij herig ten dal de Heer
M. C. de Crane aftredend Lid der Provinciale
Stalen ran Zeelandbij de aanstaande verkiezing
van Leden der Provinciale Sttilén niet in aanmer
king verlangt ie komen. Wij meenen wel te doen
dit ter kennis van hel publiek te brengen opdat de
kiezers niet nutteloos hunne stem zouden uitbren
gen en omdat versnippering van stemmen bi) ver
kiezingenaltijd onaangenaam is en zooveel mo
gelijk dient vermeden te worden. Niemanddie
bedenkt, dal de leeftijd ran den HeerW.. C. de Crank
reeds tot een getal van 70 jaren is geklommen en
dat Z. Ed. bovendien de zorgen aan hél Burge
meesterschap verhonden, behartigt, zal zich over
zijn verlangen verwonderen en ieder zaldank
baar voor de vele bemoeijingendoor Z. Ed. ge
durende eene reeks van jaren in de betrekking van
Lid der Provinciale Stalen, beloond, Z. Ed. eene
welverdiende rust gaarne gunnen.
i
KENNISGEVING.
De Burgemeester van Z krik zee brengt ter kennis
van de Ingezetenen dal er op Zalurdag den 30 dezer,
des middags ten twaalf ure op het Raadhuis alhier
eene openbare Vergadering van den Ce.
meente-BSaad zal gehouden worden.
Zierilczee den 28 April 1853.
De Burgemeester
DE CRANE.
VERPACHTING.
Burgemeester en Wethouders van Zierikzee zijn
voornemens op Woensdag den 4 Mei aanstaande des
middagsten Itaadhuize in het openbaar te verpach
ten Een perceel Weilantlaankomende dezo
Gemeente gelegen in Kleinboutcvatcbevang aan het
eerste Weegjc in den Westhoek hij hel kadaster be
kend sectie C n.° 328.t op eene inhoudsgrootte van
92 Roeden 20 Ellen ingevolge de voorwaarden die
van heden af ter Secretarie voor de gegadingden ter
lezing leggen.
Zierikzeeden 27 April 1853.
DE CRANE Voorzitter.
C. J. FOKKER l. Secretaris.
Zierikzf.e 29 April. De Staats-Courant van den
27 dezer behelst de volgende stukkon
AAN DEN KONING
Het heeft Uwe Majesteit behaagd gebruik te maken
van het regt, bij de grondwet aan den koning toegekend,
hel mcerendeel barer ministers op hun verzoek eervol
te ontslaan en een ander kabinet te doen optreden.
Wij ontveinzen ons niet de moeijelijkhcid van de taak,
Welke wij op ons hebben genomen maar wij hebben ze
aanvaard bewust van de zuiverheid onzer bedoelingen
en gesterkt door het vertrouwen hetwelk Uwe Maje
steit ons heeft gelieven te schenken.
Zoo wij ons hebben veroorloofd al dadelijk aan Uwe
Majesteit het voorstel te riglen tot sluiting der zitting
van de staten-generaal het was omdat hel ons oirbaar
en voorzigtig voorkwam, aan de opgewondenheid van
hel tegenwoordig oogenblik geen voedsel te geven door
openbare discussiën maar ook om aan Uwe Majesteit
en aan ons den noodigen lijd te verschaffen om te hera
den wat verder in hel algemeen belang te doen slaat.
Wij hebben daartoe nagegaan en overwogen de jong
ste gebeurtenissen en hetgeen meer onmiddelijk aanlei
ding heeft gegeven tot hel aftreden onzer voorgangers
ten einde daaruit nuttige wenken en aanwijzingen te
Onlleenen voor de toekomst.
Hel is ons voorgekomen dat or noch over de on
schendbaarheid der grondwet, noch over het onraadzame
om in die wet wijzigingen te brengen eenige twijfel be
hoort te heslaan.
Uwe Majesteit kan even als elk zijner onderdanen
over het doeltreffende van enkele bepalingen der grond
wet bedenkingen hebben maar bij vernieuwing is ons
Uwer Majesteils wil en begeerte gebleken orn deze wet
der wetten te onderhouden en te hondhaven.
Ook wij Sire zijn door gelijke gevoelens bezield.
Wij beschouwen do grondwet ofschoon zij wol gelijk
elk incuscholijk werk, hare gebreken zal hebben als een
hechten hand tusscheu koning en volk, als oen hoeksteen
van het maatschappelijk gebouw waaraan niet moet
worden geroerd. Ér is dan ook niemand onzer die er
aan denkt om in de grondwet eenige wijziging voor te
dragen en het zal ons streven zijn om hare eerlijke
uitvoering te verzekeren eene uitvoering waardoor
zoowel de regten en vrijheden der natieals de regten en
prerogatieven der kroon ongeschonden worden bewaard.
Maar Sire reeds bij velen is twijfel ontstaan of de
afgelredene ministers de grondwet wel in dien zin op-
valteden en toepasten waarin zij is ontworpen over
wogen en vastgesteld.
Wij zouden hier kunnen wijzen naar artt. 131 en 140
der grondwet met bel oog op sommige weinig milde
bepalingen der daaruit voortgevloeide wetten naar art.
148, met bel oog op de poging bij de voordragt der
comptabiliteitswet gedaan om de regterlijke uitspraken
legen den staat krachteloos te maken naar art. 195 in
verband met bet eerste en tweede ontwerp van armen
wet maar wij moeten meer bepaald verwijzen naar de
bepalingen der grondwet omtrent de godsdienst.
Wij erkonnen en wij verheugen er ons in dat in die
bepalingen do vrijheid van godsdienstige belijdenis in
den ruimslen zin is verzekerd, en do inrigting der kerk
genootschappen niet aan het wereldlijk gezag is opge
dragen maar wij vinden tevens in de grondwet naast
de vrijheid en gelijkheid van bescherming aan alle kerk
genootschappen verleend verantwoordelijkheid naar de
wet cn bovenal een loezigt den koning opgedragen
waardoor hij in staat wordt gesteld om rust en vrede in
zijn rijk te bewaren.
Wij gelooven dat deze bepalingen met beleid on met
de meest mogelijke onpartijdigheid moeten worden ge
handhaafd opdat elke godsdienstige belijdenis waarlijk
vrij blijve en elk kerkgenootschap gelijke bescherming
geniete.
Wij zijn van oordeel dat de handhaving daarvan
moet strekken om te bereiken de bedoelingen welke
Uwe Majesteit hebben geleid bij het veranderen van het
ministerie namelijk wegneming van spanning door
met eerbiediging van de regten der Roomsch-Kalholij-
ken eene billijko bevrediging te verschaffen aan een
groot gedeelte der natie bevrediging, welke deze niet
kan vinden in de laatste tnodedeeling door den minister
van huilcnlandsche zaken aan hel hof van Rome gedaan.
Overigens achten wij minder inmenging van het cen
traal gezag cn eene mildere toepassing van de bepalin
gen der grondwet en van de daaruit voortvloeiende or
ganieke wetten betreffende de huishouding van de ge
westen en de gemeenten in den staat allezins raadzaam.
Evenzoo zijn wij van oordeel, dat de bepaling van art.
54 der grondwet De uitvoerende magt berust bij den
koningvoor de raadslieden der kroon geene doodo letter
moet zijn maar dat zij bij eene natie wier leus van
vereeniging is vaderland en koning den koning in eere
moeten houden zoodat aan hem alleen de eer der rege
ring en aan de ministers de zedelijke en wettelijke ver
antwoordelijkheid daarvan zal verblijven.
Wij hebben liet vertrouwen dat dezo onze beschou
wingen ook dio zijn van het grootste deel der natie
maar wij mogen niet ontveinzen dat zij op dit oogen
blik kunnen schijnen eenzijdig te zijn in zooverre in de
tweede kamer der staten-generaal zich een aaneengeslo
ten aantal stemmen heeft vertoond ter ondersteuning
eencr meer tegenovergestelde rigting.
Hieromtrent mag intusschen geen twijfel blijven be
staan en in dergelijke omstandigheden wanneer de re
gering oordeoll dat de vertegenwoordiging ol een deel
daarvan niet uitdrukt de deukwijze eu deu zin der natie,
moet hetdoor eene ontbinding van beide of van eeno
der kamers en door eene nieuwe verkiezing blijken
of do afgevaardigden inderdaad de meening dor natie
uitdrukken.
Dit middel om eene duidelijke verklaring van do natie
te vragen en te erlangen moet, naar onze overtuiging
in deze oogenblikken worden toegepast en wij stellen
dan ook Uwer Majesteit eerbiedig voor om tot do ont
binding der tweede kamer te besluiten.
Docii even noodig als hel is dat tusschen den koning
en zijnen raad algeheel» overeenstemming besta ten op-
zipte van het te volgen regeringsstelsel even billijk
schijnt het ons toe dat de natie bij het instellen van
een beroep op hare denkwijze met de beschouwingen
der regering omtrent dat stelsel worde hekend gemaakt.
Zij heeft er aanspraak op te welen wat zij van een
nieuw opgetreden bestuur mag wachten. Hol is om die
reden dat wij ons veroorlooven aan Uwe Majesteit voor
te stellen om goed te vinden dat deze voordragt van
Uwer Majesteits ministers door hoogstdezelvo goedge
keurd in do Staats-Courant worde opgenomen te
gelijk met het besluit van do ontbinding der tweede
kamer.
's Gravenliage den 26 April 1853.
De Minister van Buitenlandsche Zaken van Hall.
De Minister var. Koloniën Cus. F. Paiiud.
De Minister van Justitie D. Donker CurtiuS.
De Minister voor de Zaken van de Roomsch-Kalholijlie
EeredienstLigutenvelt.
De Minister van MarineJ. Enslib.
De Minister van Oar log.Karon Forstner vanDambenoy.
De Minister van Financien van Doorn.
De Minister van Binnenlandsche Zaken van Reenen.
Aan den Raad van Ministers.
Wij henben omlerteekend het ontwerp van besluit
aangeboden hij Uwe voordragt van heden strekkende
tot ontbinding van de tweede kamer der staten-generaal.
Wij keuren tevens goed dal die voordragtbenovens
dit ons antwoord te gelijk met ons besluit in de Staats-
Courant worden opgenomen maar wij verlangen ook
dat openbaar gemaakt worden de stukken welke verder
te dier gelegenheid onder het oog der natie behooren te
worden gubragt.
's Gravenhage den 26 April 1853.
WILLEM.
Wij WILLEM III enz. enz. enz.
Op de voordragt van den raad van ministers
Gezien art. 70 der grondwet
Hebben besloten ori hesluiten
Art. 1. De tweede kamer der staten-generaal wordt,
met de dagteekening van dit besluit ontbonden.
Art. 2. Tot de verkiezing der leden van de nieuwa
kamer zal worden overgegaan op dings.lag 17 Mei 1853.
Art 3. De eerste zamenkomst dor nieuw verkozen
kamer wordt bepaald op dingsdag 14 Junij.
Onze minister van binnenlandsche zaken is belast met
de uitvoering van dit besluitwaarvan afschriften zullen
worden gezonden aan de beide kamers der staten-gene
raal aan den raad van sta la aan de departementen van
algemeen bestuur aan de algeineene rekenkamer en
hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst.
's Gravenhage den 26 April 1853.
WILLEM.
De Minister van Binnenlandsche Zaken
van Re.ksen.
BUITENLAND.
SelTSOBLAUn,
Keulen 24 April. De vorst Danielo Pelrovich van
Montenegro wordt elk oogenblik met gevolg te Weenen
verwacht. De graaf Schaffgotscheopperbevelhebber
van de naar het zuiden gezonden troepen is lo Wee
nen teruggekeerd. De divisie van den prins Lobkowitz
blijft vooreerst nog in Krakau.
F K A W K R IJ K.
i Parus 25 April. Do Monileur deelt lieden aan het