^x
S°. 61.
Woensdag 1 Augustus,
1849,
bi*
0,1
6.<
0,(
12,1
1 0,1
1 0,1
erv3
)stul
IZS
miEZEESGHE
UOSSznENTS-FBIU:
fir drie maanden 2,00. Franco per post 2.15.
Intending der A deertdaagsle voren,"s namidd.vóór 4 ure.
COURANT.
jilljs sbb adtbrtbktibn:
Gewone 15 cents de regel. Geboorte-, Huwelijks- en
Doodberigten van 1-0 regels h f 1 behalve hel Z'egelregt,
7c Wet over de toelating en uitzetting
der Vreemdelingen.
Er zijn zoo als wij vroeger reeds opmerkten
ieoordeelaars van staatsaangelegenhedeninge-
oerde wetten enz.die meenenhet heil des
volks te behartigen, (althans er den schijn van
lannemen) door alles af te keurenwat zich in
die aangelegenheden en wetten aan hunne be
oordeeling opdoetzonder daarvoor iets beters in
de plaats aan de hand te geven. Zoo hebben wij
ipenbaar de hierboven genoemde wet hooren uit
krijten als een bewijs van de valsche denkbeelden
welke onze staatsmannen omtrent staatshuishoud-
®e' kunde koesteren, en den Vertegenwoordiger, al-
;eirieen als een groot staatkundige bekenddie het
ontwerp dier wet goedkeurde, op grond, dat wij
overstroomd worden met vreemdelingendie het
orood der landzaten komen weghalenuitgemon-
terd als onmenschlievenddom en een volkomen
reemdeling in de staatshuishoudkunde.
Wij laten deze beoordeeling voor rekening van
Haren auteur, die zich daartoe geregtigd acht
loor de zijnerzijds gekoesterde stellingdat de
ledoelde wet niet alzoo had behooren aangeno-
Iicn te wordenomdat de vreemdeling voor zijn
ober brood zijnen productiven krachtigen arbeid
:vert en daardoor den ondernemer bevoordeelt
n den nationalen rijkdom helpt vermeerderen
ochhet belang, dat het volk heeft bij het besef
n de overtuiging, dat de wetten, die men het-
elve voorschrijftovereenkomstig zijn met des-
elfs belang en dat van het land, waarin het
uil ïoont, dringt ons, legen die beoordeeiing het
eigende in het midden te brengen:
Zonder de Grondwetbetrekkelijk dit onder-
vernaf te keuren kan men niet andersdan de
edoelde wet allezins in overeenstemming achten
met dezelve, zoowel als met ons belang: want,
die Grondwet laat niet alleen niet toeom zoo
maar zonder eenige voorwaarden zich in ons Kijk
op te houden of neder te zetten y maar verbiedt zelfs
om onzen grond te betredendan onder de be
paalde voorwaardedaartoe verlof te hebben toe
gelaten te zijn. Het is dus alles, behalve een
fegt, dat zoo menig vreemdeling zich reeds ten
koste van onze landgenooten heeft aangematigd,
om zich onder ons te mengenonze voorregten te
ieelen en dezelfde bescherming met ons te genie-
nneenhet is voor eiken vreemdeling eene
hnst; en niets is billijkerdan dat hij die of die
pnst onwaardig is, of niet kan aantoonennevens
indere vreemdelingen de aanspraak der billijkheid
zijn voordeel te hebbenvan die gunst wordt
uitgesloten. - Wie dien grondregel onregtvaardig
noemt, houden wij voor een' van de zoogenaamde
wereldburgers van dat soort, die uit algemeene
niensehenliefde (zoo het heet) het brood aan hunne
[sinderen zouden ontnemen om het aan vreemden
'ut te deelen en die b. v. de industriëele voor
werpen van den b'aderlandschen bodem geen' voor-
rang toekennen boven die der Buitenlanders
omdat deze laatsten ook burgers zijn der wereld.
Wij noemen zoodanig wereldburgerschap on
verschilligheid en keuren dezelve daarom iri het
^Verwerpelijke ten hoogste af, om dat onverschil-
"gheid werkeloosheid baart en deze eenen totalen
LG«
ondergang ten gevolge heeft, en honden ook in
dit opzigt de leer van den eenigen Tollens voor
die van eiken waren Nederlander
De liefde die mij God gebiedt
Begin ik met de mijnen.
Men houde wijders in het oogdat men in alle
staten, zoo ook in ons rijk, rondziet, om het
problema te vindengenoegzaam werk te ver
schaffen opdat de arbeidende klasse kunne eten.
En wie dan zal niet eene wet doelmatig achten
die, onder billijke voorwaarden, voorkomt het
insluipen van allerlei soort van vreemdelingen
die: de werkende klasse het brood van voor den
mond nemendoor nog kariger daggeld te
eischen, dan onze landzaten kunnen verdienen J
en die juist daarom voor dat minder loon kunnen
werkenomdat zij in hun vaderland geen werk
kunnen vinden en in het onze geene der maat
schappelijke lasten dragen, die onzen werklieden
zijn opgelegd. Maarbehalve dathet is geens
zins tegen deze lieden Waarop de wet tot wering
van vreemdelingen het oog heeft. liet is ken
nelijk hoofdzakelijk tegen die afgerigte fortuin
zoekers, die behendige opligters en dieven in
alle vormentegen die, alle goede trouw ver
bannende, bankroetiers, die zich voordoen als
lieden van beschaving, talenten verdiensten en
vermogendie staatkundige woelgeestendie
schootvrij zijn voor de toepassing van het straf
wetboeken die juist daarom des te gevaarlijker
zijn; - het is tegen deze voornamelijk, dat de
bedoelde wet wil en moet toegepast worden het
zijn dezewelke zij met het volste regt poogt te
weren of althans dezelve niet toelaten zal dan
op vertoon van een regelmatig buitenlandsch
paspoort, of van zoodanige andere bescheiden,
als welke hunne personen genoegzaam doen
kennen als niet gevaarlijk voor de rust des lands
noch voor het materiëel en zedelijk belang des
volks.
Hoe heilzaam deze bepaling te achten iswie
erkent hel niet die meermalen oog- of oorge
tuige is geweest van het opdringen van zoo menig
quasi ashionahlen kunstenaar,Werktuigkundige,
fabriekant en soortgelijken, van wie eerst, na
schandelijk gepleegd bedrog, bleekmet wien
men had te doen gehad? Hoe menig ligtgeloo-
vige wordt nog niet dagelijks dupe van zich noe
mende rondreiz,endeventende kooplieden, wier
waren zich voor het uiterlijke aanbevelen, maar
wier innerlijk vol i9 van bedrog en leugen
En, evenmin als wij door de bepalingen, be
helzende het onderzoek naar der vreemdelingen
herkomst, staat, rede van verblijf enz hoe deli
caat op zichzelf, de wetten der kieschhcid ten
dezen geschonden achten, evenmin zijn het die,
wie ook het tegendeel beweredie der gastvrijheid.
Ja, als wij liet oog slaan op de behandeling van
vreemdelingen in andere staten, b. V.in Pruissen
(wij zeggen niet in den tegenwoordigen crisis,
waarin dit rijk verkeert, maar vroeger) dan kun
nen wij veilig onze verordeningen daaromtrent
veeleer uiterst liberaal noemen. Mar toch kon
men vroeger niet langerdan vier weken eene
kamer of verblijf betrekkenook nadat men be
hoorlijk van zijne herkomst, stand en staat had
doen blijkenzonder eene bepaalde som in con
tant gestort te hebben voor zoogenaamd; Bur-
gerregt. Enzoo doelmatig als de strekking iseven
loffelijk is het beginsel der wét: eigen, boven
vreemd belang. Allezirls lezenswaardig is, wat
*L. de minister van Justitie ten dien opzigte
bij de discussie dier wetheeft in het midden ge-
bragtals hij zegt
«dat de belangen der landskinderen niet mogen
opgeofferd worden aan het beginsel van gastvrij -
heid. Te regt is ook opgemerkt, dat men vooral
moet letten op den tijd, waarin men leeft,
en op de omstandigheden. Als onze voorouders
gastvrij vvaren dan waren zij het met verstand
niet ten koste van het staatsbelang. Nimmer
kan de bedoeling van gastvrijheid deze zijn, dat
men in zijnen boezem zou moeten opnemenwat.
bli jkbaar nadeelig isen teregt is ook het on
derscheid aangetoond tusschen hen die oudtijds
in ons land een toevlugtsoord vonden, en hen,
die thans tot ons overkomen. Er is thans geen
sprake meer van vervolging, om der geloofswille
maar men wil tegengaan de verplaatsing naar
herwaarts van het schuim van vreemde natiën;
men wil het land vrijwaren tegen hen, die het
oproerinaken tot een ambacht hebben gemaakt
en die, van volk tot volk rondgaande, na bet
verderfelijkste zaad gestrooid te hebben, dC
barrikaden opriglen, ten einde de grondslagen
der maatschappelijke orde té vernielen. Daarom
laat ons meester blijven van onze eigene woning
en voorkomen, dat dit uitschot der menschheid
ook bij ons kwaad tracht te stichten."
(Wij zullen later op dal toelaten van vreem
delingen terugkomen.)
BINNENLAND,
's GtUVtsNHAOE 30 Jiilij. De regering heefs thans
geantwoord op liet voorloopig verslag der afdeelingen
unpens dn belastingwet tot dekking van hel tekort.
De vroegere vonriiragt heeft thans beduidende wijzi
ging ondergaan. Hoewel eehigilrmale van aard verschil
lende is de strekking van dn gewijzigde voordragt
dezelfde met het gelijksoortige voorsteldat in het vorig
jaar werd gedaan.
Het tegenwoordig ontwerp berust op afschaffing van
sommige accijnsen (brandstoffen en geslagt het laatste
voor zooveel de varkens en schapen betreft) en heffing
van eene helasiing op de inkomsten tot een maximum
van 3 ten honderd.
Art. 1 vaii hoofdstuk I van dit wets-ontwerp
luidt aldus Er wordtte beginnen met het jaar
1850 en naar de regelen in de volgende artikelen
omschreven jaarlijks eene belasting geheven op de in
komsten a. uit alle binnen dit rijk gelegen gebouwde
en ongebouwde eigendommen b. uit de renten der
Nedetlandsche staatsschuld c. uil de renten van geld-
leeningen ten laste van zedelijke ligebameu d. uit da
renten en inkomsten door ingezetenen van het rijk in
Europa te trekken uit buitenlandsche effecten eh goede
ren uit de renten van beleeningen inpandnemingen
en uitgezette kapitalen en alle andere niet onder do
vorige of volgende rubrieken begrepen e. uit alle amb
ten en bedieningen wachtgelden en pensioenen; f. uit
alle patentpligtige beroepen of bedrijven.
De opbrengst van de belasting op de inkomsten wordt
geraamd op ƒ4,305,052,68. Daarentegen zalvolgens
raming in bet jaar 1850 minder worden ontvangen
op de turf f 400,000 op de steenkolen ƒ834,900 en
op het geslagt 1,000,000 of zamen ƒ2,234,900. Blij
vende ef alzoo een bedrag ovef van ƒ2,070,182,68;