"IK WORD GEWOON OPGEBORGEN' SCHOLIEREN GOEDKOOP NAAR HET BUITENLAND Wantrouwen GROTE VRAAG BEPERKT Zekerheid door corn, verhoeven VERSLAG TANTE POR TT ET is boeiend om te _TJ_ lezen hoe de schryf- Soorten In de discussie rond de euthanasie duikt veelvuldig de naam van dokter J. Michels op. Samen met de moraal theoloog dr. Paul Sporken heeft hij nu een boekje ge publiceerd over de me dische mogelijkheden van „De laatste levensfase" (Ambo). Dokter Michels is ge neesheer-directeur van het verpleegtehuis St. Joan nes de Deo „Kalorama" te Beek bij Nijmegen. Kalorama is bekend als een instituut voor termi nale patiënten (sterfhuis), als instituut voor chro nische patiënten en als in stituut voor vakantiepa tiënten. Die laatste groep omvat thuis liggende pa tiënten die twee of drie weken naar Beek komen. Kalorama heeft nóg een functie: het is, zoals zo veel verpleeghuizen ook een reactiveringscentrum. Over dit laatste aspect handelt dit artikel. „De huwelijksband is niet 20 stevig. Ik schilder het nu even ontzettend zwart-wit. We trouwen twee keer. De eerste keer is het uit puur enthou siasme. We doen in het be gin dan ook alles samen. Dan komt het gezin. De man gaat op in zijn werk, maakt carrière. De vrouw doet het huishouden en zorgt voor de kinderen. Omdat de man de hele week zo hard werkt, mag hij zaterdags vis sen en zondags naar het voet ballen. Er is wel een hoge achting voor elkaar. Zij zorgt immers zo keurig voor het gezin en hij doet zo keurig zijn werk. Maar ze zien elkaar praktisch alleen maar 's nachts met de ogen dicht. Zo worden ze zestig. De vrouw heeft haar functie ver vuld. Nog wat later gaat de man met pensioen. En dan moet je opnieuw met elkaar trouwen. Je moet een heel nieuw leven opbouwen en nu wel samen. Kijk, als er in die fase van het huwelijk nu een invalidi teit optreedt, dan gebeurt dat in een uitermate kwetsbare fase. Als je eenmaal door die fase heen bent en dus op hoge leeftijd bent gekomen, dan is een echtpaar weer volkomen samen gegroeid. Dan zijn ze echt van elkaar afhankelijk geworden. Dergelijke mensen van elkaar scheiden is een ramp. Dat is met mensen tussen de 60 en de 70 niet altijd het geval. Je mag dat natuurlijk nooit hardop zeggen. Iedereen zegt ook dat het een schande is dat pa hier alleen in het verpleeghuis ligt en ma alleen thuis zit. Maar in feite is mis schien wel een zaligheid. Ze hebben een sociaal geaccep teerde scheiding. Als één van de twee hulp behoevend wordt is dat nu eenmaal een geweldige belas ting voor de gezonde partner. Er moet al een geweldige lief de tegenover staan om zo'n zorg te blijven opbrengen. Als pa dan eindelijk moet worden opgenomen, ook al is het maar voor tijdelijk, dan gaat de gezonde partner ver licht ademhalen. Maar we krijgen pa praktisch niet meer naar huis terug. Ma wil hem niet meer en misschien blijft pa ook wel veel liever hier. En daar zit je dan met je reacti vering. Medisch-techniseh ge sproken kun je een heleboel bereiken, maar het lukt lang niet altijd. De problemen beginnen al bij de komst van de patiënt. Een man van tachtig heeft een heup gebroken. Een bejaarde heeft een beroerte gehad-- en is halfzijdig verlamd. Als je niets aan zulke mensen doet, dan moet je ze als chronisch invaliden beschouwen. Reacti vering wérkt dus ook zeer be sparend. Maar die man komt bij ons binnen met flink wat drem pelvrees. Hij heeft een beeld van ons als terminaal instituut en als chronisch beddenhuis, een soort tweederangs zieken- inrichting, een opberginsti- tuut. Ik kan dan wel zeggen dat het in zes weken bekeken zal zijn, maar de man denkt: je zegt dat nou wel, maar ik word hier gewoon opgeborgen. Hierbij speelt de totale on eerlijkheid in de geneeskunde natuurlijk een rol. De patiënt vertrouwt terecht zijn arts niet. Voor wat de diagnose en de therapie betreft, worden we wel volledig vertrouwd. Maar op het gebied van de prognostiek worden we ge weldig gewantrouwd en we hebben het er naar gemaakt. Het volgende probleem is dat we bij onze reactivering veel mensen slechts gedeelte lijk genezen. Het is vaak meer leren leven met een handicap, dan die handicap wegnemen. De patiënt denkt: moet ik daar nu al die moeite voor doen. Hij is dan natuurlijk niet erg gemotiveerd om flink te oefe nen. Het is nog moeilijker als je door de reactivering de patiënt alleen maar op peil kunt hou den. De patiënt zegt terecht: ik ga niets vooruit. Zijn fami lie zegt dat ook. Het l(jkt merkwaardig dat een stichting die zich bezig houdt met het organiseren van studiereizen voor middelbare scholieren opeens daadwerkelijk ontwik kelingshulp gaat verlenen. Dat dit evengoed een logische ont wikkeling kan z(jn, vertelt Nico Nanninga. Hij is direc teur van de in Den Haag ge vestigde stichting RQ. En dat is een afkorting van Stichting voor Educatieve Reizen, Cor respondentie en Uitwisseling. ER-CU werd RQ). In 1968 is de stichting opgericht als voortzetting van de Vereniging voor Internationaal Jeugdver- keer en de Nederlandse Stich ting voor Jeugdreizen. In vier jaar tijd is de stichting RQ uitgegroeid tot een service bureau voor duizenden scho lieren en docenten, die dankzij de subsidie van het ministerie van Onderwijs en Weten schappen vrij goedkoop met bewoners van andere landen (binnen en buiten Europa) kunnen kennismaken. Tekst: ELS SMIT VORIG jaar bleek tijdens een studie reis die ik met een aantal docenten door Indonesië maakte, dat de mid delbare scholen daar een schrikbarend tekort hebben aan boeken en leermidde len," aldus Nico Nanninga. „Natuurlijk, er bestaat een cultureel akkoord, maar het blijkt dat alleen op universitair ni veau uitwisselingen plaatsvinden. We hebben toen het plan opgevat om alle Nederlandse boe ken die niet meer gebruikt kunnen worden in het Mammoetonderwijs te verzamelen en naar Indonesië te sturen. Dat ze in het Nederlands zijn geschreven, is geen bezwaar: Nederlands is in Indonesië nog steeds een belangrijke taal. We zijn al hard bezig de scholen in Nederland te benaderen. Naar schatting moeten zo'n 150.000 boeken bijeengebracht kunnen worden. Wij zijn zo'n beetje de enigen die contact hebben met het secundair onderwijs in Indonesië. Boven dien is het gewoon noodzakelijk dat er iets ge beurt, al ligt dit ook eigenlijk buiten ons werk terrein". Overigens gaat het „gewone" werk normaal door. „De vraag naar reizen is erg groot," aldus Nico Nanninga, „zonder dat we nu veel aan de weg hebben getimmerd". Vorig jaar maakten dertigduizend scholieren en docenten gebruik van de diensten van het bureau. Het overgrote deel daarvan schakelde het bureau in voor de organisatie van een schoolreis. „We vinden het wel jammer," aldus Nanninga, „dat niet meer scholen een intensiever programma willen. Dit is niet bedoeld als kritiek op de scholen. Sightseeing is ook belangrijk, maar het is wel jammer dat het voorop staat. We hebben geen hooggestemde idealen over wereldhervorming, maar we vinden het wel zonde als andere waar devolle zaken in steden die je bezoekt, niet worden aangestipt". Die andere waardevolle zaken zijn dan bij voorbeeld bezoeken aan scholen of het bij wonen van een lezing over ruimtelijke ordening in het betreffende land. „Men praat er over dat in 1975 het Europese parlement rechtstreeks gekozen moet worden" gaat Nanninga verder. „Als je dan ziet, hoe weinig we afweten van wat er gebeurt, in de Europese gemeenschap bij voorbeeld, dan rijzen de haren je te berge". Om dat gebrek aan kennis enigszins op te vullen, organiseert de stichting RQ zelf een aantal malen per jaar vijfdaagse reizen naar steden waar gesleuteld wordt aan de totstand koming van een Verenigd Europa. In principe kunnen alle Nederlandse scholen na het basisonderwijs aan dergelijke reizen mee doen. Ze worden in ieder geval wel alle 3376 aangeschreven. Maar de accommodatie in Luxemburg en Straatsburg is beperkt, trouwens de financiën van RQ zijn dat ook en daaroi kunnen per keer slechts 65 scholieren mee o) reis (overigens voor het schijntje van 65 gulden) Behalve bezoeken aan de instellingen zelf. (EEG- commissie in Brussel, Raad van Europa er Europees parlement in Straatsburg) staan ge sprekken met Nederlandse parlementariërs ir die steden op het programma. „In die gesprek- ijjiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiiimii Er zijn ook heel verschillen de soorten invaliditeit. Aller eerst is er de motorische inva liditeit: je kunt het niet. Dan is er de uithoudingsinvalidi- teit: je kunt het wel, maar je kunt het niet volhouden. Ze kunnen wel lopen, maar ze houden het geen 200 meter vol. Je ziet dat veel bij bejaarden en ook bij hart- en longpa tiënten. Vervolgens is er de tempo- invaliditeit: je kunt het wel, maar het tempo, waarin je het doet is niet acceptabel. Een beroemde tempo-invaliditeit merk je bij de metro in Rot terdam en ook bij het over steken van grote wegen, waar het licht veel te kort op groen blijft staan. Tenslotte is er nog de esthe tische invaliditeit: je kunt het nog wel, maar het is geen ge zicht hoe je het doet. Een spastisch iemand kan nog wel drinken, maar we nemen hem liever niet meer mee naar een restaurant. Die vier vormen van inva liditeit overwinnen eist wel een geweldige training en het overwinnen van schaamte. Als je daarmee dan ook nog maar een klein succes bereikt Dan moet er toch echt wel iets anders tegenover staan. Bovendien geeft invaliditeit hier een geweldige maatschap pelijke zekerheid. De patiën ten hebben het hier goed, maar als ze beter worden, moeten ze eruit. Kijk, een ziekenhuis biedt geen leefmilieu, de patiënt verpaupert er als mens. Hier hebben ze gezelligheid, recre atie, voor kleding en voeding wordt gezorgd. Er is ook een grote medische en verpleegkundige zekerheid. Oudere mensen zeggen: als me iets overkomt, ben ik meteen in goede handen. Bovendien zijn de verbeteringen, die mo gelijk zijn, vaak zonder veel zin. Waarom zou je weer trap pen leren lopen als er toch een lift is? Waarom zou je weer een kilometer moeten kunnen lopen, als je binnen honderd meter alles vindt, wat je nodig hebt? Ik sprak net een meneer die astmatische bronchitus heeft. Ik vond dat hij voldoende op geknapt was om naar een be jaardentehuis te kunnen. Maar hij kreeg, toen hij dat hoorde, zulke heftige aanvallen dat ik hem nu onmogelijk weg kan sturen. Een patiënt gebruikt zijn ziek zijn of zijn invalidi teit. Iemand die weet, dat hij door flink te oefenen weer zo leert lopen dat hij hier weg kan en dat liever niet wil, die oefent niet flink. Hij blijft mank en kan er dus niet uit". T~\ E bestseller van Esther 3 J Vilar over „De gedres- E seerde man" heeft E weer voor de nodige E opschudding gezorgd. E Maar het begint het er nu al E op te lijken, dat die conster- E natie op precies dezelfde ma- nier verwerkt zal worden als 3 alle andere opschuddingen. E Na aanvankelijk een panieke- E rig gevoel bezorgd te hebben E dat vanaf heden alles anders E moet en dat het nu eindelijk eens tijd wordt om zus en om 3 zo, komt de consternatie ten- E slotte netjes terecht in de E daartoe bestemde vaargeul E van de sensatie waarin zij E onherroepelijk verandert in E lekkere consumptie en amu- ■5 sement. Zo gaat dat altijd en 2 wat altijd zo gaat zal wel zo 3 bedoeld zijn, hoe onbenullig E dat ook is. f NBENXJLLIGHEID is, 3 als ik de stelling van E Esther Vilar even met E mijn eigen woorden E mag weergeven, het 2 allersterkste en allerslimste 3 systeem. Niets is onbenulliger 3 dan macht en macht bestaat 3 hierin dat men anderen voor E zich zelf laat werken en bo- E vendien het systeem laat ma- E ken waarin dat gerechtvaar- digd wordt. 3 Esther Vilar haalt in haar boek de grote truc uit de 3 onbenulligheid in onze samen- E leving te identificeren met een E bepaalde se.re. De onbenullig- E heid heet bij haar „vrouw." E Ook dat is niet zo nieuw. 3 Vrouwenhaters van alle tijden 3 hebben zich in die geest uitge- 3 laten, maar zij hebben 3 daaraan altijd de con- E clusie verbonden dat de vrouw E terecht een ondergeschikte E positie innam. De titel van 2 Vilar's bestseller wijst er al op 3 dat zij een andere weg inslaat. 3 Het onbenul is een systeem 3 en heerst. De man is de on- 3 derdaan, het ijverige en uit- E sloverige huisdier van de E vrouw. Van jongsafaan wor- 3 den mannen gedresseerd om 3 vrouwen te gehoorzamen en 3 de kost te verdienen. ken met Nederlandse politici," aldus Nanninga, „blijkt dat ze daar niet zo kleingeestig zijn als in de Nederlandse politiek. De grote winst van dit soort reizen is dat je een idee krijgt van de complexe toestand; hoe moeilijk het is om iets van de grond te krijgen." Het is eigenlijk de bedoeling van RQ dat de leerlingen die zijn meegeweest hun medescho lieren verslag uit brengen van hun ervaringen. „Het besef moet groeien," aldus Nanninga, „dat de wereld niet ophoudt bij de grens bij Ze venaar en Bergeyk". Dat dat verslag uitbrengen op grote schaal gebeurt, betwijfelt hij. „Merkwaardig is, dat er op hoog niveau zo veel wordt gedaan en bereikt, waaraan op de scholen bijna geen aandacht wordt besteed. „Maar ja, vaak hebben de leraren het al moei lijk genoeg, vooral nu met die omschakelingen in het onderwijs is er weinig ruimte om iets naast de verplichte vakken te brengen" Iets van het besef van een groter Europa-in- de-toekomst tracht RQ aan te kweken ook in de schoolreizen-op-verzoek. „Maar veel belang stelling is daar niet voor,"' constateert Nanninga triest. „Je hoort wel eeps: Ja maar tegenwoordig is het toch anders, de jeugd roert zich toch in allerlei actiecomité's en zo. Ik vermoed dat het aantal dat daaraan meedoet, vrij klein is en dat er daarnaast een zeer grote zeer stilzwijgende meerderheid bestaat. Ach natuurlijk, ze roeren zich wel," gaat hij, nu een beetje sarcastisch verder. „Vanochtend kregen we nog een telex bericht uit Londen; „Als ze hun kop niet houden, vliegen ze eruit." Ze praten dus wel, maar bij voorkeur op de slaapzalen, na elven 's avonds. En dan hebben ze het niet over de Europese landbouwpolitiek van Mansholt". Niettemin draait de stichting RQ zo goed dat binnenkort de hele zaak verhuist naar een pand van vier verdiepingen aan de Haagse Groother- toginnelaan. „Je kunt met dit werk niet met zijn vieren in een kleine ruimte zitten," aldus Nanninga. Er werken nu vijftien mensen bij het bureau, in de leeftijd van 25 tot 35 jaar, uitge zonderd de 81-jarige mevrouw dr. A. J. Porten gen, „Tante Por" genoemd, die mede reizen i organiseert en begeleidt. „Het fijne, maar ook het i moeilijke van dit vak is," zegt Nanninga, „dat je oelemaal afhankelijk bent van contacten met i nensen. Je moet niet vergeten dat we hoge aisen stellen voor onze klanten. Het jeugdtoeris- j me is nog maar net begonnen, veel accommo- latie is er nog niet. En daarbij komt dat het -■ommercieei niet aantrekkelijk is". ster erin slaagt letter lijk de hele cultuur waarin wij leven, in verband te brengen met deze stelling en zo het systeem duidelijk te maken. Heel de samenle- ving hangt volgens haar aan elkaar van de listen van vrouwen die alleen in zich zelf ge-interesseerd zijn en zoveel mogelijk comfort willen ge- nieten. De manier waarop dit uitgewerkt wordt b.v. aan de hand van de religie waar- in mannen plechtig bedreigd worden door andere mannen die in dienst van de vrouwen staan en daarom jurken dra- j gen is heel humoristisch en spannend en lijkt mij een van de oorzaken te zijn waar- aan het boek zijn succes te danken heeft. Daar komt dan nog bij, dat het door een vrouw geschreven is, die hier- mee tegelijk te kennen geeft I dat ook zij, de verraadster van het vrouwengeheim, in hoge mate vrouwelijk is en zich alleen voor vrouwen in- teresseert. ONBENUL laat zich die nen. Mannen zijn creatief en intelligent, sterk en nieuwsgierig. i Juist dat maakt hen tot sla- ven. Want ze zijn zo intélli- gent dat zij zich onmogelijk j een voorstelling kunnen ma- ken van de vrouwelijke stompzinnigheid. Zij zoeken daar iets achter, een myste rieuze, typische vrouwelijke psyche. Al zoekend en inter preterend bouwen zij zelf het systeem waarin zij slaven zijn. De tyrannie van het onbe nul bestaat hierin dat een grotere intelligentie er een systeem van maakt en ver volgens aan dat systeem ge hoorzaamt. Zo is de zaak rond al blijft men zich misschien afvragen, hoe lang die onder danigheid, gepaard aan een zo grote intelligentie kan du ren. Ik geloof niet dat „De ge- dresseerde man" een werke lijk boek is. Maar voor iets dat bestemd is tot amusement te dienen is het bijzonder leuk. Tekst: JOS AHLERS Foto's: JAN VAN LEEUWEN In werkelijkheid is het zo dat die patiënt zonder reacti vering achteruit zou gaan. Maar dat een mens achteruit gaat is het slechtste wat de mens in zijn leven gelooft. De patiënt heeft de inspanning er al nauwelijks voor over om een beetje vooruit te gaan en vaak helemaal niet om achteruitgang tegen, te gaan. Hij gelooft dat eenvoudig niet. Toch kun je een heleboel doen. Een heleboel afwijkin gen zijn in wezen zeer gering, maar geweldig invaliderend. Een eksteroog kan zorgen dat iemand niet meer kan lopen. Wij merken dat we dikwijls mensen krijgen die 10 of wel 20 van dit soort kleine afwij kingen hebben. Als je daar serieus aan gaat trekken, dan kun je een stuk of 18 van de 20 reëel opknappen. Het beeld van zulke mensen is echter vaak zo gecompliceerd, dat niemand er raad mee weet.

Krantenbank Zeeland

de Vrije Zeeuw | 1972 | | pagina 7