Volks BIJVOEGSEL van Feuilleton. van K November 11)13. Verge-3t-mij - niet. o Gei n wonder, dat het vries(lelijke, hemelblauwe bloempje dit men thans over*! zier bloeier), zoo alge meen de aandacht getrokken heeft Welk andere bloem in als zij g»- schikt om de teederheid, het heme - i-ehe weer te geven, dat voor ons raensolx?» in zuivere Trend chop schuilt De eenvoud, die ware vriender1- omgang kenmerkt, ka» zeker door geen roos vertolkt worden Lee is daarvoor te samengesteld, te veel ge kweekt, Wei vormt de egelantier eese uitzondering, ai aar haar hsett het hart reeds tot tolk voor aadere gevoelens gekozea liefde, vurig als dea gloed va» haar blaadjes, stree- leF.d als de geur, die door haar wordt uitgewasemd, sterk als de goudkleur va» de vele op de» bloem bodem geplaatste voortplaatisgswerk- tuigen. De heitige papaver is veel te kleurig, te weinig fctil om door twee elkaar vaarwel zeggenden als symbool van herdenken gebruikt te worden. 't Blauwe koranbloempje, uitne mend geschikt om door 't haar ge strengeld te worde» als krans van wie in de vrije *atuur zich verlustigt, staat, i» het knoopsgat gestoken, wat aardig, maar 't is ee» saaie bloem, te hoog, te opzichtig. Geen meerder tooi aa» haar een voud vraagt het kleine bloempje om de lieveling van jofig en oud, arm en rijk te zijn, om voor duizenden het zinrijk symbool te weze» van den dierste» weasch des harte». Geen wijdruikende geure* om te bedwelmen, geen opzichtige stand plaats om de» voorra»g te verwer ven stil, vergeten bloeit de lieveling der measchea aan de boorden dei- stille waterea, waarin het zich spie gelt en zelf ee» spiegel wordt voor 't joage menachealevea. Yergeet-mij-niet, dat is de aaam haar in alle talen gegeven. Yergeet-mij-niet Ach hoeveel ma len plukt Oud-moedertje u niet af 14 ÜLl „Was zij misschien zeer beangst voor het onweder?" informeerde de geneesheer verder. „O, ja," antwoordde Augusta. „Eu- lalia was altijd bang voor het onwe der, veel meer dan andere menschen." „Dan is misschien alleen de vrees voor den bliksem de ware oorzaak. Ik heb, zooals ik daareven zeide, zulke gevallen nooit bijgewoond, maar toch wel gelezen, dat de lijders in een soort van verstrjvingskramp moeten verkee- ren. 't Gebeurt daarna wel, dat het li chaam weder alle funktiën kan ver richten, doch dat het verstand gekrenkt blijft. In sommige gevallen werd een volkomen herstel gekonstateerd, terwijl een enke'e maal de verstijving gevolgd werd door den dood. Ik kan, zooals de toestand op 't oogenblik is, niet voor de gevolgen instaan. De jonge dame moet ontkleed en te bed gelegd worden en dan zullen wij eens zien, wat een kleine aderlating voor uitwer king heeft. „Wij zullen eens zien, wat hij van dit alles zegt," dacht Lucy met boos aardige vreugde in 't hart. „Wie is er nu het slechtste aan toe, missEulalia Rohan, gij of ik Zij bracht het overige deel van den morgenschemer tusschen haar kamer en het bovengedeelte van de trap door, om u te zesdes verre, zeer verre, over bergen eu zeeën, wa vr hij toog, die haar vreugde, haar alles was en thans barer gedenkend, tien, honderd, j emdeloozM malen, haar echter te wei nige, waar afstaiad en rijd een schei ding vormen, die 't teerste gevoe1, de hartstochtelijke ver'anjers n'.-t vullen kunnen. Vergeet-uaij-niet is dan de bede, die duizendmaal de wolken medevoeren, waar deze nier, tot nevelen verzwinden. Yergfet-mij- niet volgt het kielsop van 't. zeemon ster, dat hem ontvoerde naar onbe kende measchea en oorden vrrgeet- mij-niet is de zucht, die de adem des wiads medivoert als zachte luwte hem toe te ruischen om wien ze eens lijden vergat ea verblijden vond, waar ze zij» lijden stillen ko«. Vergett-mij-aiet, vergeet mij aiet Vergeet-mij-niet Hij, die alles voor haar geworden is, zonder wien 't leve» geen geur meer zal hebben, gaat henen van haar, de wereld in met haar loksels, verleiding. Andere oogeu, schooner misschien dan de hare, zullen de zijne trachten te be koren. 't Gebeurt zoo vaak. Al acht zij hem te eerlijk, te rond voor zoo iets, toch ze kan 't aiet laten hem ondanks alles het stille nederige bloempje bij dea laatste» kus, dea laatsten handdruk te laten glijden in de ruwe, eeltige baad, die echter als eea kostbaar kleinood het teere kruid tot schut8 zal wezen. Vergeet-mij-niet Hoeveel malen gaat de geest niet op wieken u zoe ken, u ia oogenblikken van stillen weemoed plukken onder zacht schom melen ia 't levensbootje op de le venszee. Yergeet-mij-niet, roept d® jonge ling met wien samen onze eerste luchlkasteelea gebouwd worden in den zaligen tijd van lieven en stre ven. Vergeet-mij-niet, roept het trouwt mannenhart, met wien we beproefden de wereld te veroveren ea te ver- betere». Vergeet-mij-aiet roept het oudje, wieas leveaslampje staat uit te doovea en tot wie» we voorheen met zoo'n liefde opzagen. Vergeet waar zij naar alles bleef luisteren van 't geen er voorviel. Het vervulde Lucy met groote blijd schap, dat geen enkele poging in siaat bleek om het arme kind te doen ont waken en dat de geneesheer er schier wanhopig onder werd. Zij hoorde hem duidelijk zeggen „|a, voor 't oogen blik kan ik hier niets verder uitrich ten. Ik wil, met uw goedvinden, mevr. Sutherland, van middag met mijne kol lega's, Reachton en May terug komen en dan zullen wij samen de dingen beraadslagen. Houdt u allen intusschen zoo kalm mogelijk en volg mijn voor schriften op. Ik raad u ook onmiddel lijk aan haar grootvader te telegra- teeren." „Gij meent dus, dokter," aldus hoorde Lucy Arthur zeggen met een stem, die zoo vreemd klonk, dat men er de zijne ter nauwernood uit herkende, „gij meent dus dokter, dat alles hier mee afloopt „Dat met, mijn waarde heer, ik heb, zooals ik reeds zeide, geen bepaalde meening en zoolang het leven nog niet is vernietigd, mogen we den moed nier verliezen." ,,'t Was ee i regenachtige, sombere morgen, toen de dokter het kasteel verliet en een donkere nevelachtige dag volgde op den vreeselijken nacht. Zelfs een opgewekt gestel zou die dag een onaangename zijn geweest, hoe treurig was hij das niet voor de reeds neerslachtige bewoners van het groote grauwe huis. Zwarte wolken dreven met snelheid langs den hemel, de regen stroomde onophoudelijk, de me niet, nu ik oud, afgeleefd, tanend, verwelkt, als een schim van 't ver leden nog over ben. Yergeet-mij-niet ruischt het over kerkhof bloemen en grafheuvels Maar boven dat alles klinkt in t mile» van den donder, iu 'c Miizen van 't koel'je, dat de lokken Mn-etf, in de bloem des «-yelds, ook in het symbolisch vergeet-mij-nietje de tuem van den liefderijken Vader f lier men schen: „Yergeet Mij met" op het pad des leven* F u 1 n a li o. Van alles nat. Onbetaald© hoedjes. Uit de „Haagsche Courant" knippen we de volgende advertentie die onder- teekend is door een rechtskundig ad viseur „Aan de dames in Den Haag, die langer dan een jaar- hare hoede reke ning onbetaald laten. Geachte Dames Gistermorgen trad ik voor dc Recht bank alhier op, om te voorkomen, dat een Dames hoedenzaak wegens nie - betaling van honderd vijf en twintig gulden werd failliet verk'aard. Hoewei de betrokken Procureur onmiddellijk faillietverklaring wenschte, was de rechtbank zoo welwillend, kennende de wantoestanden op het gebied van Dameshoeden, de zaak acht dagen uit te stellen, teneinde zoo mogelijk fai- liet verklaring te vermijden. Het treu rige van deze zaak is, dat bedoelde Daraeshoedenzaak, vrij veel te vorde ren heeft van Dames in Den Haag, die een, twee, drie jaren en soms langer hare rekening onbetaald laten en aan wien men geen betaiing durft vragen uit vrees voor verlies Vrn klandizie. Ik hoop dat de betrokken Dames deze week hare rekening zullen voldoen, zoodat faillietverklaring Maandagmorgen a.s., achterwege kan blijven." o Prijs- visschen. Het visch-college „De Groote Dob ber" hield prijsvisschen, en al de le den hadden zich langs den wallekant van de vaart met hun hengels opge steld. De president van het College wil als bewijs van bizondere vriend schap z'n kruikje met ouwe klare aan z'n vriend den College-secretaris aan bieden." Een boerenjoggie, dat te kijken staat, krijgt van hem in opdracht, het kruikje naar mijnheer Jansen te brengen, die verderop in de lange rij staat te hen gelen. Na een kwartier is het joggie pas terughet kruikje is schoon leeg. „Wat heb je d'r mee uitgehaald vraagt de college-president kwaad. „Ik ben de heele rij langs ge weest, om te vragen wie of meneer Jansen was, om hem 't kruikje van den president aan te bieden, zooals u gezeid had". „Nou En wind huilde door boomen en struiken en het eentonig en zwaar geklots der branding overstemde elk ander geluid. In tegenstelling met de drukteen be weging van den afgeloopen nacht, heerschte dien dag een diepe stilte door 't geheele huis. Het was alsof er een lijk op Eulalia's leger lag uitge strekt. De groote klok des huizes sloeg negen uur en zonder dat de bel voor het ontbijt gehoord werd begaf Lucy zich in een eleganter toilet dan ge woonlijk en met een coiffure, waarian een bizondere zorg was besteed, naar de eetzaal. De deur der kamer van miss Rohan stond open en zij zag hoe haar tante haast het ledikant zat. Ar thur zag zij in diens eigen kamer rusteloos heen en weer loopen. Augusta verscheen, even na Lucy, in het oritbijt-vertrek en zonder dat er tusschen de beide jonge dames vele woorden gewisseld werden, gebruikten zij wat koffie en brood. Stiller was zeker nooit op Map'.t- wood het ontbijt afgeloopen en to n 't gedaan was, begaf Augusta zi h naar de kamer van Eulalia, terwijl Lucy met haar onafscheidelijk bor duurwerk bij zich, plaats nam aan een der vensternissen en rusiig bleef wat h- ten op de dingen, iie komen zouden. Het regende dien ganschen dag zonder een oogenblik van verpoozing. Met droevig gehuil sloeg de regen tegen de vensterglazen, deed de top pen der boomen zwiepen en kraken en ging het witte schuim der ontroerde golven in vlokken omhoog. Maar door dit alles heen, bereikte toch het tele- „Ze heetten allemaal Jansen in de rij". o— Mitltleieeawsclie overblijfselen. Men schrijtt uit Wierden in Overijsel aan „Het Volk". In deze gemeente bestaan nog „Hand en Spandiensten." De gemeen tent- ren worden telkens opgeroepen tot het verrichten van deze diensten. Zoo ook j 1. Maandag. Ond.r hen, die opge roepen waren, behoorde ook de heer M., or.d rwiizer aan de Openbare Lagere School te Wierden. Ingevolge de aar schrijving namens de gemeente werd hem bevolen 's morgens in etn der buurtschappen a:n*ve.ig te zijn, voorzien van een schop of greep. Daar men met straf bedreigd wordt, wanneer men aan de oproeping ^e.n gehoor geeft, meende de heer M. ver plicht te zijn aan de oproeping gevolg te geven. Zoo was bij op tijd met zijn werktuig up de aangegeven plaats aaiwezig. De opzichter (gemeente veldwachter) gaf hem als te verrichten werk op het laden van steen en puin. En 't moet gezegd worden, a! w rd meesters rug wat pijnlijken ded n de blaren in zijn handen p"n,thij d ed flink zijn best. Maar daar meester nu niet in school aanwezig kon zijn, werden zijn kinderen naar huis ge stuurd, waarover de ouders minder te spreken zijn. Daar ieder ingezetene per jaar cht dagen voor het zooge- naamde „boerenwerken" kan worden opgeroepen, kunnen wanneer ook de overige onderwijzende personen „boe renwerken" gaan, de kinderen heel wat dagen per jaar extra vacantie krijger. Het zou goed zijn, wanneer eens precies vastgesteld wordt, of men strafbaar is wanneer men niet aan het bevel van het gemeeatcbesluur voldoel. Dit klemt hier nogal, daar 't grootste gedeelte der arbeidendebevoiking.dat in de naburige plaatsen werkt, telkens een heelen dag verzuimen moet en dus loonderving plaats heeft. Men krijgt voor het vei rich en der hand en spandiensten geen vergoeding. o Een dame kon aan een open tafel maar moeilijk haar beide zoontjes in bedwang heuden. „Ik begrijp niet, mevrouw," zeide een leer, „hoe u den moed hebt met die ongemanierde kinderen aan een open tafel te eten." „Pardon, mijnheer," hernam de dame, „de kinderen zijn buiten opge voed en dan zijn ze altijd veel vrij er." Heer: „Ik ben ook buiten opgevoed, maar toch zoo, dat ik al met mijn zesde jaar aan iedere tafel kan wor den medegenomen." Dame„Die vroegtijdig aange leerde aardigheid schijnt toch ook haar nadeelen te hebben." HeerHoezoo, als ik vragen mag Dame: „Dat men het spoedig weder verleert." o Spaansche spreekwoorden. De tranen der vrouw hebben groote waarde en bovendien kosten ze niets. Men kan de zon niet van goud i n de maan niet van zilver maken. gram, dat Mr. Rohan terugriep, langs de sidderende elektrieke draden zijn bestemming, New-York en kwamen ook tegen het middaguur de drie ge- neesheeren uit Saint-Marys om op Maplewoud hun konsult te houden. Zij onderzochten de schoone pa- Jiente, die nog roerloos daar nederlag en pleegden vervolgens raad. Lucy hoorde niet wat zij bespraken, maar het ontging haar niet, dat zij in 't onderhavige geval om zoo te zeggen, met de handen in 't haar zaten. Zij bleven aan den disch en spraken veel en met verbazende geleerdheid over verschillende gevallen, waarbij men schen, die door den bliksem waren getroffen, of onmiddellijk gedooj werden zonder dat het lichaam eenige verminking had ondergaan, of wel met plotselinge doofheid of blindheid wer den geslagen, maar geen dier gevallen had eenige overeenkomst met hetgeen zij thans hadden gezien en zoo lieten zij de huisgenooten in het onzekers e en keerden legen den avond weder naar Saint-Marys en hunne respektieve woningen terug. Drie dagen gingen langzaam voor bij, zonder dat er de minste wijzigb g in den toestand was op te merken, j Versterkende en opwekkende middelen I werden toegediend, het lichaam op j sommige plaatsen met zachte hand gewreven, doch de lijderes bleef on beweeglijk en de zwarte oogen bleven wijd geopend, zonder blijkbaar iets te zien. Men liet haar geen oogenblik alleen. Arthur kon niet slap n en zijn angstig verwrongen gelaat toonde aan De waarheid is evenals oliezij komt altijd boven. Wanneer het ongeluk slaapt, pas dan op en maak het r.ief wakker. Geef je zoon ten huwelijk, wanneer je wilt en je dochter, wanneer je kunt. De man is het vuur, de vrouw de brandstof en de duivel de wind, die het vuur uitblaast. Wie lang oud wil zijn, moet het vroeg worden. Al staat men nog zoo vroeg op, de dag begint toch, wanneer de zon op- gaat. Een vos weet veel, maar een ver liefde vrouw weet nog vee! meer. Waar Madrid ligt, daar is het einde der wereld. o Pensioengerechtigden in het Armenhnis te Amsterdam. De valide verpleegden in het Ar menhuis zijn aile verplicht om eenigen hun door den directeur aan te wijzen arbeid te verrichten, waarvoor zij loon, zij het dan ook een gering loon, ont vangen. Velen hunner voldoen daar door aan de voorwaarde van art. 369^ der Invaliditeitswet, dat immers eischt, dat men, om voor het pensioentje in aanmerking te komen, tusschen het 60ste en 70ste jaar 156 weken voor loon moet hebben gewerkt. De Rente-commissie is van oordeel, dat zij dan ook voor het bekomen van pensioen dienen te worden voorge dragen. Naar wij vernemen, zijn reeds 450 aanvragen van armenhuis-verpleegden ingezonden. „Dat is van ongeveer de helft van alle inwoners van het ge sticht." Menigeen hunner heeft reeds te kennen gegeven het „huis" te zullen verlaten, als het pensioentje afkomt. Krijgen zij er een bedragje van de bedeeling bij, dan zien zij "kans in de vrije maatschappij rond te komen. Het is dus niet onmogelijk, dat in het a.s. voorjaar een groote uittocht uit het Atmenhuis plaats vindt. (Volk). o— De steden in het Romeiusche rijk. Voor onzen naar het wegnemen van politieke grenzen strevenden, en toch ook weer sterk nationaal voelen den tijd, is de organisatie van het oude Romeinsche keizerrijk meer dan een stuk geschiedenis het kan in meer dan één opzicht een voorbeeld zijn. Op gelukkige wijze was in den besten tijd der keizers het vraagstuk opgelost, hoe een grcole poliiieke eenheid van zeer verschillende volken te handha ven, zonder dat de eene nationaliteit de andere onderdrukte. Het geschiedde door een scherp onderscheid te maken tusschen het locaal bestuur der steden waarvan elk een vrij groot grond gebied on'der zich had en het rijksbewind. Het laatste werd geheel van Rome uit geregeld, in het eerste liet men de sleden bijna geheel vrij. James S. Reid heeft over dat belang rijk onderwerp zooeven een degelijk werk doen verschijnen: „The; Muni cipalities of the Roman Empire", Cam bridge University Press. Hij wijst op de groote verschillen, die er tusschen de huisgenooten zijn innige verhou ding tot Eulalia Rohan. Op den vier den dag eindelijk scheen het, alsof zij Arthur herkende, toen hij zich over haar heenboog en zij fluisterde dit enkele woord „Grootpapa!" Maar 't volgend oogenblik was weder elk gevoel van leven uit het gelaat en uit de starende oogen verdwenen. 't Is vreemd, Arthur, dat Mr. Rohan niet terug komtzeide mevr. Suther land, toen zij een oogenblik met haar zoon buiten Euialia's kamer was ge treden. „Misschien was mr. Rohan nog niet te New-York toen ons telegram daar aankwam," meende Arthur. „Ik denk wel, dat wij ziin terugkomst vandaag of morgen te wachtten hebben." Terwijl hij neg sprak verscheen er een rijtuig in 't park. De mildona r van Cuba was gearriveerd. Arthur en zijn moeder ijlden hem tegemoet. Ze vonden hem reeds in de vesiibule. Hij zag akelig bleek, maar een zon derling vuur speelde in zijne oogc, terwijl zijn stem een vastheid had, die men nooit te voren had opg m rkt. „Blijft zij in 't leven vroeg hij met luider stemme, terwijl hij de hand zijner gastvrouw greep en haar lak in't gelaat zag. Blijft zij in 't le en „Mijn beste mijnheer Rohan" begon mevr: Sutherland met sussende stem. „ik moet u zeggen, dat de toestand..." Maar met vonkelende oogen en stamp voetend, viel bij haar lompweg in de rede en herhaalde „Blijft zij in 't leven SpoedigJa

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1913 | | pagina 5