De Décauville-Tram tus- schen Vlake enHansweert. o Men deelt ons mede, dat in ver band met de plannen tot den aanleg van een tram op Zuid-Beveland en het voornemen van God. Staten om tot den aanleg van een Décauvilie- tram Viake—Hanswee: t over te gaan, door een tweetal leden der Provin ciale Staten woonachtig op Zuid-Be veland, op 16 dezer het navolgend adres aan heeren Ged. Staten ver zonden is, waarin zij te kennen ge ven dat zij tot hun groote verbazing hebben vernomen, dat, ondanks de omstandigheden zich belangrijk ge wijzigd hebben, toch is besloten uit voering te geven ajan het besluit der Staten tot aanleg van een tramver binding door de provincie lusschen Hansweert en Vlake, zonder dat na der met as provinciale Staten overleg is gepleegd of zij, gezien die veran derde omstandigheden, thans dat nog wel in het belang der provincie en de betrokken streek achten dat immers de provinciale Staten in de laatste najaarszitting met een zeer groote meerderheid hebben be sloten een renteloos voorschot te ver- leenen voor het aanleggen van een tramweg.net op Zuid-Beveland, waarin was begrepen een tramverbinding Hansweert-Kruiningen, welke opname o.a. door den hoofdingenieur werd toegejuicht, omdat de verbinding Hans- weert KruinigenWemeldinge een onsmisbare schakel worden zou tot het geheele Zeeuwsche tramwegnet, voor welks uitvoering rentelooze voor schotten zijn gevoteerd dat inmiddels aanbesteding heeft plaats gehad voor een haven te Hans- weert, o.m. bestemd voor tramhaven, waarin de provinciale boot van Wal soorden—Hansweert volgens oordeel van zeer bevoegde deskundigen zeer veilig en geregeld kan binnenloopen en een gunstige ligplaats verkrijgen dat het werk dier haven in elk ge val moet zijn opgeleverd binnen on geveer 2'7-2 jaar na de aanbesteding, die in de tweede helft van December heeft plaats gehad dat ondergeteekenden is medege deeld van daartoe bevoegde zijde, dat de tramplannen op Zuid-Beveland reeds zoover gevorderd zijn dat de totstandkoming binnen korten tijd mag worden verwacht, terwijl in elk geval de concessie-aanvrager zich bereid heeft verklaard binnen den termijn van 2]/2 jaar een verbinding tot stand te "brengen tusschen voormelde haven en het station Kruiningen, mits pro vincie en rijk daartoe hun onmisbare medewerking verleenen dat naar hun oordeel de voorgeno men aanleg van de Décauvilletram deze Zuid-Beveland plannen tegen werkt, hetgeen toch niet ligt op den weg der provincie, welke zoo groot renteloos voorschot heeft verleend dat bovendien de Décauville tram verbinding slechts kan zijn en steeds is beschouwd als een verbinding bij gebrek aan beter, dewijl o.a. daar mede ook geen goederen kunnen ver voerd dat nu die betere verbinding spoe dig tot stand komen kan, een zoo groote uitgaaf uit de provinciale kas voor een Décauvilletram niet gerecht vaardigd is dat deze uitgaven niet alleen voor den aanleg, maar ook bij voort- duur voor de jaarexolotatie, naar hun van deskundige zijde verzekerd is, zeer aanzienlijk zullen zijn dat door den aanleg van den Dé cauvilletram de provincie eerlang ook zal treden in een concurrentie met een lijn, waarvoor zij zelf een groot renteloos voorschot heeft ge geven dat die concurrentie niet alleen van finantieelen aard zal zijn, maar ook een zeer groote belangenstrijd zal ontstaan. dat b.v. beiden er belang bij hebben aan te sluiten aan de sneltreinen op de spoorlijn VÜssingenRozendaal, terwijl bezwaarlijk èn te Vlake èn te Kruinigen de sneltreinen zullen kunnen stoppen dat het algemeen belang evenzeer als het bijzonder provinciaal belang dan ook een afzien van dien aanleg eischen dat zij niet inzien welke belanden thans nog dc totstandkoming van de Décauvilletram eischen dat toch zeker deze niet gerecht vaardigd is, doordat dan allicht nog een enkel jaar door omnibussen de dienst tusschen spoor en boot moet onderhouden werden dat met een aanzienlijk minder op offering van kosten, deze dienst zoo lang hij nog noodzakelijk is, kan worg den verbeterd Alle redenen waarom ondergetee kenden er bij Uw college ernstig op aandringen niet tot verdere uitvoering van^het Statenbesluit ten dezen over te gaan, maar veeleer tot intrekking van dat besluit een voorstel óf zelf in te dienen, óf althans te steunen." Door dezelfde Statenleden werd op 15 dezer een adres aan de Provin ciale Staten ingezonden, waarin ver zocht wordt om in hunne eerstvolgende zitting het navolgend besluit te willen nemen „De Staten der Provincie Zeeland besluiten in te trekken hun besluit van 19 November 1909 no. Sten 2o. luidende na het verkrijgen van de noodige ver gunning over te gaan tot den aanleg en de explotatie van een tram met matrieel van de Société des établis- sements Décauville ainé tusschen Hansweert en het station Vlake van den Staatspoorweg." Nog kunnen wij mededeelen, dat de vijf andere der op Zuid-Beveland wonende leden der Prov. Staten een adres aan Ged. Staten verzonden, waarin zij het voorstel der adressan ten aan dat college gericht onder steunden. M. C. We vernemen, dat door Sta tenleden uit Zeeuwsch Vlaanderen een tegenrekest is ingezonden aan Gede puteerde Staten, om integendeel met den aanleg van de Décauville-tram Hansweert—Vlake vooruitgang te ma ken. Het oordeel van een Hol- landsch zeeman. Het „Nieuwsblad van Nederland" heeft over de ramp van de „Titanic" een door en door bevaren Hollandsch zeeman gesproken, die de meeste dagen van het jaar op zee doorbrengt en wat de navigatie betreft uitstekend op de hoogte is. Wij ontleenen aan het geen deze zeide het volgende Hij wenschte geen oordeel uit te spreken over den gezagvoerder van het reuzenschip, dat in den Oceaan ver dwenen is, die te hard zou gevaren hebben, terwijl hij wist, dat hij te mid den van de ijsbergen zat. Men kan veronderstellen, dat er 18 mijl geloo- pen is, maar weten doet dat niemand dan de kapitein en wellicht de eerste officier, die ook vermoedelijk het leven heeft verloren. Echter al had dat schip maar geloopen met een tienmijls vaart, dan was het ongeluk even ern stig geweest, want ook dan zou er waarschijnlijk wel een gat in den boeg of ergens in den romp geslagen zijn. Als vanzelf kwam onze zegsman op de waterdichte schotten, waarvan men zegt dat ze waterdicht zijn, maar wat wij, zeelui, moeten gelooven. Ze zijn nooit geprobeerd en worden uit den aard der zaak nimmer beproefd. Zijn ze bestand tegen de kracht van het water, dat met groot geweld door een gat naar binnen dringt? Het is best mogelijk, maar gelooven doe ik het niet, verklaarde onze zegsman. Wel hebben ze dat groote voordeel, dat ze het water een poos kunnen tegenhou den en er dus meer tijd voor redding overblijft, zoodat niet, wat vroeger ge beurde, men in een kwartier naar den kelder gaat, maar men wellicht, zooals ook met de „Titanic" gebeurde, een paar uur drijvende blijft. Een tijd van twee uur acht hij voldoende om een groot schip te ontruimen. Waaraan is het dan te wijten, dat nu de tijd er was, zooveel menschenle- vens te betreuren zijn Een oogenblik betrok het bruine ge laat van den zeerob en toen zeide hij Ik ben er van overtuigd dat het reddingsmateriaai niet voldoende is geweest. Ik zal u dat waarschijnlijk wel kunnen voorrekenen. Laten we eens aannemen, dat er 2000 menschen aan boord waren, dan is onze raming zeker te laag, en dan veronderstellen dat er vijftig man in een boot kunnen geborgen worden, zoo waren er veertig sloepen noodig om die menschen op te nemen. Ik wil aannemen, zoo ver volgde hij, dat er zelfs vijftig sloepen geweest zijn, die aan beide zijden van het schip een plaats vinden. Er zijn dan twee oorzaken, dat die booten niet alle konden gebruikt worden. Allereerst, waar is de bemanning voor die sloepen Wij keken zeker wat vreemd, want hij voegde er aan toe Ja, u kijkt verwonderd, want een bemanning wordt opgeg-vui van meer dan 800 man. Zeker, maar dut noem ik als zeeman geen bemanning, waar ik in tijd van gevaar iets aan heb. Een kellner en een koksmaat, een bak ker, weten niets van de eigenlijke zee vaart af. Om een sloep te strijken, op ?ee te brengen en van boord te steken zijn als minimum vier man noodig, twee in de boot en twee boven. Dat zou over die 50 booten tweehonderd bevaren lieden zijn 1 En al weet ik nu niet het getal matrozen, dat aan boord van de „Titanic" was, toch durf ik verzekeren, dat er zeker geen tweehon derd en ook geen honderd zijn ge weest. Men heeft die niet meer noo dig. Al die booten konden dus niet behoorlijk van equipage voorzien wor den, maar bovendien heeft men ook hoogstwaarschijnlijk niet alle booten kunnen geb; uiken, want zooals meestal gebeurt bij een aanvaring, kreeg het schip dadelijk slagzij, d. w. z. het ging schuin liggen. En nu begrijpt een leek, dat dan de reddingbooten, die aan den hoögen kant van het schip liggen, niet gevierd kunnen worden. Ze botsen dan tegen den romp van het schip, kan telen, slaan stuk, en men kan er geen menschen in krijgen. Dus alleen de sloepen aan den lagen kant zijn te gebruiken. De helft van de opvaren den kan dus maar een plaats in de booten krijgen en de andere helft moet achterblijven. En hoe staat liet nu aan boord bij onze groote mailbcoten Och, een zeeman laat zich liever niet uit over het interne van het zee wezen. Over het algemeen zwijgen we daar madr liefst over, maar vermoede lijk zullen ook wij, zeevarenden, weer veel te danken hebben aan de ramp, die thans is geschied, want als ik als eerlijk man moet spreken, ook bij ons en nergens in de wereld is de zaak volmaakt in orde. In den regel loopt de reis wel goed af en komen de meeste ongelukken voor aan de kust of door aanvaringen onderling. In het eerste geval moet meestal de redding van de kust komen waarop v/e geworpen zijn en hebben we aan ons eigen reddingsmiddelen niet veel. In het tweede geval blijft gewoonlijk een van de twee drijven en wordt van twee kanten hulp verleend, want deze ramp, is en zal wel een uit-, zondering blijven. We moeten echter maar, als we zee kiezen, er niet aan denken, wat er wel zou kunnen gebeu ren; want ook onze groote schepen hebben te weinig bevaren bemanning aan boord. Ik wil geen maatschappijen noemen, maar stel eens, dat er een schip is, dat even grooter is dan 10000 ton, dan schrijft de wet voor, dat zoo'n schip, wanneer er meer dan 12 passagiers vervoerd worden er 14 sloepen aan boord moeten zijn. Ieder begrijpt ech ter wel, dat een schip van meer dan 10000 ton niet gebouwd wordt voor twaalf of twintig passagiers, maar er zeker wel een 700 personen een plaatsje kunnen vinden. Hierbij komt dan nog een equipage van een tweehonderd man. We komen dus tot een bevol- van 900 personen. Wanneer in elke boot geborgen kunnen worden weer vijftig menschen, zouden er dus 18 sloepen noodig zijn. En voor 18 sloepen is werke lijk geen plaats aan dek. Wanneer men er veertien kan plaatsen, is dat al heel wel. Als dus alle opvaren den zouden moeten worden geborgen, bleven er honderd achter. Ook hier doet zich het geval ech ter weer voor: Hoe beman ik die booten En dat is het kwade van de geheele quaestie, waar wettelijk niet naar gevraagd wordt. De wet eischt v/el, dat alles stipt in orde is. In Engeland nog meer dan hier, maar nergens wordt de eisch gesteld, dat er ervaren bemanning voor die red dingsvaartuigen aanwezig is. Het klinkt misschien heel dwaas, maar aan boord van onze mailbooten is het bevaren gedeelte zeer klein. Wanneer zoo'n schip twintig man heeft aan bevaren zeevolk, is het zeer veel, in den regel is het minder en ik weet stoomschepen, waar voor elke red dingboot nog niet één bevaren matroos aanwezig zou zijn. Wat moet er dan in zoo'n critiek oogenblik terecht komen van de op varenden Alles kari nog zoo mooi, v/at het maken betreft, wettelijk geregeld zijn, maar als de mannetjes er niet zijn om het te bedienen, kan het ge rust aan den wal blijven het is dan niet meer dan sieraad. Wanneer deze ramp daar verandering in brengt, zou de grootste verbetering zijn gekomen, die er gemaakt werd maar mijn twijfel is groot, want dat zou heel wat geld kosten. Daar alles met machines gedaan wordt, zijn er zooveel matrozen niet meer noodig en kunnen die weinigen het werk doen, al houdt het dikwijls ook niet over. En waarom zal men meer nemen dan noodzakelijk is in gewone gevallen"? Zoo zijn de werkelijke feiten ge lukkig behooren zeerampen tot de uitzonderingen, omdat de schepen fli.nk gebouwd zijn en op dé" groote passagkrsbooten de navigatie in vei lige handen is, en daarom denken we ook niet aan zuike verschrikkingen als we naar zee gaan, maar in orde is het reddingswezen niet Hetgeen hier staat is eenvoudig maar juist en ieder kan begrijpen, dat het er met de steeds grooter wordende schepen niet beier op wordt. Na de „Titanic" komt er weer een Duitsche boot, die nog 5000 ton grooter is en het systeem verandert niet. Personeel is er meer dan genoeg op elk groot passagiersschip aanwezig, maar alles wordt besteed voor de weelde en daar schiet de veiligheid bij in. Ove rigens klopt hetgeen de Hollandsche zeeman vertelt niet precies met het geen op de „Titanic" gebeurde. Er moeten 16 booten aanwezig zijn ge weest en daarin hadden nog eenige honderden personen gered kunnen worden. En gered werd nauwelijks de helft. Erkend moet evenwel worden, dat niet de-directies de oorzaak zijn, maar het publiek, dat zich de buitenspo- rigste weelde, zelfs op koite zeereisjes van 4 a 5 dagen, laat toedienen en er grof voor betaalt, om, bij schipbreuk, met keliners, koks, keukenmeiden, zangeressen en muzikanten hulpeloos te verzinken, inplaats van door knappe zeelieden te worden gered. S t ervenskrae I i De ramp van de Titanic, den groot sten Oceaanstoomer, die op de eerste reis van Engeland naar New-York ver ging, heett grooten indruk gemaakt. Behalve de ontzaggelijke geldoffers, zijn er verloren gegaan, en dit is nu het officieele cijfer van de slachtoffers 124 eerste klasse, 196 tweede klasse, 518 derde klasse passagiers, 596 le den van de bemanning en 8 muzi kanten, totaal 1442. Gered zijn202 eerste klasse, 115 tweede klasse, 178 derde klasse pas sagiers en 210 leden van de beman ning. Uit alle latere berichten is ge bleken, dat er voortdurend orde heeft geheerscht, alleen bij enkelen en dan nog geen Engeischen of Amerikanen, die wanordelijk waren. Als het zeekasteel ging vergaan, be gon de muziek te spelen het lied der Engelsche kerk Nearer my God to thee. En met dit lied in mond en in hart gingen honderden de eeuwigheid in in hei koude water van den Atlan- tischen Oceaan. Wat wilde dit alles zeggen Ditdat, als den mensch alle men- schelijke hoop en alle menschelijke hulp en troost ontgaat, als het oog alleen ziet het komen van de eeuwig heid, de ziel gaat spreken, en de ziel spreekt dan de taal der zielde taal van opstijgend geloofsvertrouwen, en dit geloofsvertrouwen geeft de ster- venskracht, die den mensch met kal- men moed den dood doet ingaan. Ik zulk een oogenblik, in zulk een uiterste nood, als de ziel spreekt haar geloof in haar vertrouwen in haar Schepper, zwijgen alie menschelijke redeneeringen, dan blijkt eerst hoe groot de mensch is, niet door zijn rijkdom, zijne kunde, zijn schoon heid, zijn macht maar door zijne ziel, door zijne kindschap Gods. De grootheid van den rnensch ligt in zijne outsiertelijke ziel en hierin alleen, want al het andere gaat voor bij, maar de ziel blijft en zal nog le ven in een ander leven, als de aarde en alles wat zij bevat zal zijn vergaan als een tijdelijk iets, als een niet in den tijd en in het licht der eeuwig heid. Het laatste woord, op de plaats der scheepsramp gehoord, was het woord Mijn God, mijn God. Het was dus een woord van geloof en een woord van gebed om erbarming voor de ziel, die de aarde ging verlaten. Men moet zich indenken in een dergelijke scheepsramp, om de vraag te beantwoorden hoe groot is toch wel de misdaad, die onder zooveler lei benaming en door zoovelen wordt gepleegd, om in de eigen ziel en in de ziel van den evenmensch het ge loof aan het eeuwige leven te ontruk ken. Deze misdaad is inderdaad een monsterachtige misdaad, want zij wil niet dooden wat toch eenmaal ster ven moet, maar zij wil dooden wat onsterfelijk isl En dan zijn er, die mcenen voor uitstrevend en groot te zijn in de maatschappij, omdat zij willen dooden wat ontsterfelijk is. De stervenskracht, door honderden van allen rang en stand onder zang en muziek van het lied der Engelsche kerk bewezen, weerspreken deze mee ning Want het zingen in de kerk of op veiligen grond zegt nog niet veel, maar het blijde zjn^eji pp een ziukend' 'schip op tó piuii vah ver gaan is een daad van geloof die ver heven is en treft, en een eer voor het volk, dat in zijn diepste roerselen der ziel blijkt een dergelijke stervenskracht te bezitten. Het lied werd door den Van Dag tot Dag overgedrukt in het Avondblad Tweede Blad van het Handelsblad van 19 April, en met een Fransche vertaling. De inhoud is in het kort het weergeven van deze gedachtedes te dichter nabij het sterven, des te dich ter bij God. Deze gedachte ligt ook in het woord sterven is gewin Het zou eene belangwekkende ziel kundige vraag zijn om te beantwoor den als eens een scheepsramp zou overkomen aan een Nederlandsch schip met 1400 slachtoffers van Nederl. stam, zouden deze dan ook de ster venskracht hebben als hebben gehad die van de Tiianic van Engeischen stam Wij twijfelen er aan. We laten hieronder genoemd lied volgen, dat, zooals blijkt uit de Re quiem-Missen, die overal zoowel iii Engeland als in Amerika zoowel in ds katholieke als in de Angiicaansche kerken voor de zielerust der slacht offers worden opgedragen, daar blijkt te zijn niet alleen een kerkelijk lied, maar zelfs een nationaal volkslied van godsdienstigen aard. Nearer, my God, to TheeNearer to Thee I E'en though it be a cross that rai- seth me, Still all my song shall be Nearer, my God, to Thee Nearer to Thee I Tho' like the wanderer, the sun gone down, Darkness be over me, my rest a stone, Yet in my dreams I'd be Nearer, my God, to Thee 1 Nearer tho Thee There let my way appear steps unto heav'n All that Thou sendest me in mercy given Angels to beckon me Nearer, my Gud, to Thee 1 Nearer to Thee 1 Then with my waking thoughts brigth with Thy praise, Out of my stony griefs Bethels I'll raise So by my woes to be Nearer, my God, to Thee Nearer to Thee 1 Or if on joyful wi-ng cleaving the sky, Sun, moon, and stars forgot, upwards I fly, Still all my song shall be Nearer, my God, to Thee Neaier to Thee Hcl telegram ramp Tiianic. Het telegram, dat wij de vorige week ontvingen, was valsch Er stond in, dat de kapitein van het schip en meerdere officieren, uit wanhoop, zich hadden gezelfmoord. Dit is heslist onwaar. Zij zijn den eerlijken zeemansdood gestorven door met het schip te vergaan, na tot het laatste oogenblik hun plicht te hebben gedaan. %aak Hernsan. De Hooge Raad heeft 22 April het vonnis van den Kantonrechter van Ilulst vernietigd op -grond, dat aan beklaagde niet de gelegenheid was gegeven het laatst te spreken, en de zaak verwezen naar de Recht bank van Middelburg. Het rechtsfatsoen onder de hooye politiekers. Men zal zich herinneren dat een zekere Victor Fiachon, directeur van het blad „de Lanterne" te Parijs, na verschillende onthullingen en na be kend worden van verschillende me deplichtigen, door de Rechtbank van Parijs was veroordeeld tot gevange nisstraf, wegens het onteeren en mishandelen van kleine meisje», ge- nomeu en gekochtuitdevolksklas.se. Welnu, de vriend van Flachoü, de minister van Justitie Briand, heeft dezen man uit de gevangenis vrijgelaten, en wel ah een vrien dendienst en ook uit vrees voor het bekend maken van bewijzen van dezen minister van Justie, hoe hij in zijn verleden zelf niet vies is ge-

Krantenbank Zeeland

Volkswil/Natuurrecht. Gewestelijk en Algemeen Weekblad te Hulst | 1912 | | pagina 2