Vrijzinnig Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen,
Aanbesteding.
De strijd gestreden.
Algewccfl Xicsrccht.
No. 2704.
Woensdag 30 Augustus 1916.
27e Jaargang.
het verrichten van verf- en glas
werk ten behoeve van de gebouwen
en andere gemeente eigendommen,
gedurende 1916.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden 75 eent voor binnen en buiteD Ter Neuzen.
Voor België 95 cent by rooruitbetaling.
Abonnementen worden aangenomen bij alle
Boekhandelaren, Brievengaarders en den Uitgever.
Telef. Interc. No 15.
ADVERTENTIEPRIJS:
Van 1 tot en met 6 regels 50 oent; elke regel meer
10 cent. By abonnement aanmerkelijk ver
minderd tarief. Grootere letters naar plaatsruimte-
Redactie-adres: Noordstraat 10, Ter Neuzen
Deze Courant verschijnt eiken Woeiisdag- en Zaterdagmorgen by den Uitgever M, DE JONGE, te Ter Neuzen.
Burgemeester en Wethouders van TER
NEUZEN zullen op Maandag 4 Sep
tember 1916, des namiddags 4 uur
in het openbaar, bij inschrijving trachten aan
te besteden
Bestek en voorwaarden liggen ter inzage op
de gemeente-secretarie.
Nadere inlichtingen zijn te bekomen bij de
gemeentebouwmeester.
Ter Neuzen, 28 Augustus 1916.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. HU1ZINGA, Burgemeester.
L. WABEKE, Secretaris.
Oud-Beierland krijgt dus zijn Rijks H.B.S.
niet.
Dat staat nu wel vast.
We hebben enkele weken geleden reeds iets
over de verdeeldheid der gemoederen aldaar
gezegd.
Den toestand, ook wat de minne strijdwijze
aangaat, vergeleken met de dagen van strijd
iu onze gemeente.
Ook daar deinsden de tegenstanders voor
geene onware voorstellingen, voor geene ver
dachtmaking terug. Ook daar is een Chris
telijke school voor M. U. L. O. En ook daar
kwam men met finantieële bezwaren en trachtte
men zijne kracht te zoeken bij de min-ont-
wikkelden.
Dat de bedoeling der leiders geene andere
was dan de tegenwerking van eene openbare
inrichting, daarvan sprak men niet.
Daarvan sprak men immers ook hier niet.
De zes liberale voorstanders legden het
bijltje er bij neer. Vier Christelijke tegen
standers deden toen hetzelfde. Drie tegen
standers bleven zitting houden.
De stemmingen zijn afgeloopen.
De uitslag is dat gekozen werden 6 voor
standers van eene H. B. S., waaronder ook
anti-rev. en 4 tegenstanders. Zoodat de Raad
thans bestaat uit 7 tegenstanders en 6 voor
standers. Een dezer tegenstanders werd ge
kozen met 441 stemmen, terwijl de voorstander
met 440 stemmen er buiten viel.
Dit kan leeren, dat er scherp 'gestreden is
en dat het ontwikkelde en vooruitstrevende
deel van het dorp Oud-Beierland niet zoo ge
ring was.
Bij de tegenstanders was een herkozene van
82 jaar, een man, die zich aan de uitvinding
van het buskruit nimmer bezondigd heeft en
evenmin het kwaad in de aardappels heeft
gebracht, geen boos mensch dus, maar toch
iemand, die niet meer deelt in de ontwikkeling
en vooruitgang van onzen tijd.
Het is natuurlijk dubbel jammer, dat met
zoo 'n klein verschil de zege aan de voorstan
ders ontging.
Oud-Beierland kon met betrekkelijk geringe
kosten eene Rijks H.B.S. krijgen.
Men heeft niet gewild.
De tegenstanders en in het bijzonder zij,
die zich door allerlei nare voorstellingen lieten
beïnvloeden, dragen een groote verantwoorde
lijkheid, die in de toekomst en bij het ont
waken zwaarder zal te dragen zijn.
Hoeveel paar zolen het hoofd der Christelijke
M. U L. O. school (de man is ook uit Trans
vaal naar daar gekomen) bij zijn opwarmen
der kiezers versleten heeft, is niet gepubli
ceerd. Men meent op Oud-Beierland, dat de
■schoenmakersrekening niei gering zal zjjn.
Ter Neuzen is dikwijls in Oud-Beierland
aangehaald. De [wakkere en eerlijke strijders
voor ontwikkeling hebben menige leugenach
tige voorstelling der tegenstanders over onze
plaats moeten rechtzetten.
En vaak is hartelijk gelachen als uit onze
plaats eene juiste weergave der leiten de on
waarheden der bestrijders in het licht stelde.
Maar bij dat lachen ergerde men zich ook
over zoowel onwaars en onstichtelijks.
De strijd is gestreden. De vooruitgang heeft
bet na eerlijken en energieken strijd moeten
afleggen tegen drijverij en dompersgeest.
Waar de mannen van den vooruitgang zoo
nabij de zege waren, mogen ze evenwel moed
behouden voor de toekomst.
Al blijft het jammer, dat deze plaats voor-
loopig verstoken blijft van eene inrichting, die
velen ten zege zou zijn.
Voor ons blijve het eene aansporing om
het openbaar onderwijs te blijven hooghouden.
Altijd waakzaam en op onze post
De tegenstander ligt steeds op de loer en
laat geen middel onbeproefd, om het neutrale
onderwijs in zijn bloei te belemmeren.
Om dezen geest te weerstaan moeten wij
onverzwakt schouder aan schouder het goed
recht der openbare school blijven handhaven.
In de organen der partijen der linkerzijde
is de laatste weken druk geschreven over de
door den heer S. van Houten in zijn «Staat-
kundige brieven* aangenomen houding tegen
over de grondwetsvoorstellen der regeering.
En, gelukkig komen alle vrijzinnige partij -
organen, ook de Vrijz. Liberale Fakkel, tot
de conclusie, dat de geheele concentratie als
één man, minister Cort van der Linden behoort
te steunen.
De heer v. Houten dan verklaart zich
tegen de door de regeering gedane voorstellen.
Het was te verwachten, dat de man, die
de kieswet van 1897 bracht, die 't beste gaf,
wat hij voor dien tijd kon vinden, niet gun
stig zou oordeelen over algemeen kiesrecht,
doch in zijn bestrijding er van toont hij zich
toch al zeer naief.
De heer v. Houten toch verwacht van al
gemeen kiesrecht niets dan misère. Nu zou
voor zulk een verwachting plaats zijn, als ons
land de eerste staat zou zijn, waar het wordt
ingevoerd, als Nederland dus in dezen vooraan
zou staan.
Doch dat is allerminst het geval, verschil
lende staten in Europa bezitten het algemeen
kiesrecht reeds, terwijl ook in Amerika en
Australië het algemeen kiesrecht is ingevoerd.
En nergens heeft men er de nadeelen van
bemerkt, die de heer v. Houten er van ver
wacht.
De belangrijkste vraag acht de heer v.
Houten
»Zal aan de behoeftigen een belangrijke,
in samenwerking met de sociaal-democratie
vermoedelijk overwegende, invloed toegekend
worden op het beheer der geldmiddelen
van Rijk, Provincie en Gemeente.
Het geldt niet meer als vóór de uitbrei
ding van het kiesrecht van 18871896
den strijd tusschen kapitaal en arbeid en
de beëindiging van de overmacht van een
honderdduizendtal census-kiezers. De over-
groote meerderheid der tegenwoordige kie
zers leeft van inkomen uit loonarbeid, bij
een deel hunner ietwat, doch in verhouding,
met het looninkomen onbeduidend, verhoosrd
met de renten van eemge spaarpenningen
of met vrije woning in een klein eigen
huis. Buiten het kiesrecht blijft slechts
de klasse, die er niet iu slaagt in eigen
behoefte te voorzien die diensvolgens steeds
in de weer is, om voor zich en het gezin
iets kosteloos, d. i. op kosten van anderen,
te krijgen, en min of meer geregeld ook
geldelijke ondersteuning uit openbare en
bijzondere armkassen geniet. De vraag is,
of deze klasse mede geroepen zal worden
de openbare kassen te beheeren, wat na
tuurlijk in zich sluit, dat zij zelf ook mede
den omvang der bijdragen, welke zij daaruit
geniet, zal bepalen, 't Zal iets geheel nieuws
zijn en tevens iets zeer gewaagds voor een
richtig beheer der openbare geldmiddelen«.
De heer v. Houten komt dus tot de con
clusie, dat die categorie van menschen het
kiesrecht niet moet hebben, wegens bet te
duchten gevaar, n.l. het socialistisch worden
van onze maatschappij, doordat zij, die dan
het kiesrecht pas krijgen, zich in de armen
van de sociaal-democratie zullen werpen.
Laten wij echter eens even nagaan, hoeveel
menschen het kiesrecht, bij aanneming van de
voorstellen Cort v. d. Linden, zullen krijgen.
In 1915 1916 telde ons land 1.016.569
kiezers, grootendeels belastingkiezers. Vrijwel
kan worden aangenomen, dat pl.m. 10 °/0 ?an
dit aantal, dus 100.000 a 125.000 méér, vol
gens de nieuwe kieswet als nieuwe kiezers op
de kiezerslijsten zullen komen te staan.
En dan wil het er bij ons niet in en ook
de vooraanstaande partij-bladen komen op grond
van de in den loop der jaren opgedane onder-
vin dingen, tot dezelfde conclusie, dat die
100.000 gepromoveerden, zich zullen scharen
aan de zijde der sociaal-democratie. Veeleer
zullen zij zich, evenals dit steeds het geval
is geweest met uitbreidingen van het kiesrecht,
in de bestaande partijen oplossen.
En al ware werkelijk te vreezen, wat de
heer v. Houten denkt, dan nog mag dat geen
reden zijn, dat die 100.000 uitgestotenen het
kiesrecht niet krijgen op billijkheidsgronden
niet.
Iemand een recht niet toekennen, om dat
hij gebruik makend van zijn recht, niet aan
een zijde gaat staan, welke onze is, is onbil
lijk en bovendien onedel.
De heer v. Houten maakt verder een fout,
die natuurlijk zijn tegenstanders tegen hem
uitspelen.
Hij toont n.l. aan, en hij publiceert, om
zijn betoog kracht bij te zetten, eenige sta
tistieken, dat bij het bestaande, zijn stelsel,
de mingegoeden, reeds beslissend overwicht
hebben. Daarmede vervalt zijn geheele betoog.
Hij is dus tegen het «nog meer*.
Bij ons zelf heeft het bestaande overwicht
zich niet in ongunstigen zin laten voelen. In
andere landen heeft het «nog meer* zich even
min in ongunstigen zin laten voelen.
Zoo gaat dus het betoog van den heer v.
Houten niet op. Zelfs de Fakkel, die toch den
heer v. Houten 't naaste staat, komt op tegen
de door hem geuite bedreiging, dat hij de
kiezers voor zijn denkbeelden in 't geweer zal
roepen en zegt
Mr. Van Houten moge in vele opzichten
gelijk hebben in zijn philippica tegen deze
te veel geprezen uitbreiding van ons keizers-
corps nagenoeg al wat hij aanvoert is
gelijkelijk in te brengen tegen het tegen
woordige kiesrecht. Het is een illusie van
hem en vergissen wij ons niet al te zeer,
dan heeft hij dit ook al eens moeten erken
nen dat de «gezeten* werkman, de man
die zijn eigen brood verdient, niet zou azen
op de staatskas. Driekwart van de demo
cratische bewerking van de kiezers, bij alle
partijen links en rechts die haar plegen toe
te passen, is een voortdurende uitgifte van
wisseltjes op de publieke kassen. En dé ge
zeten werkman neemt die met niet minder
graagte in ontvangst, en laat door de grootte
ervan niet minder zijn stem bepalen, dan
vermoedelijk de man zal doen die nu nog
het kiesrecht mist omdat hij niet genoeg
luon verdient of te weinig huur verwoont.
Waarschijnlijk is 't dus niet, dat de heer
v. Houten veel aanhangers zal krijgen in de
concentratie.
Dat is goed ook, want de Concentratie is
met «Algemeen Kiesrecht* de verkiezingen
van 1913 ingegaan.
Het is haar plicht, de beloften in te lossen.
En 't volk mag die inlossing eischen.
Zouden wij thans tegen de voorstellen v. d.
Linden stemmen, dan beteekende^dat niet meer
of minder dan woordbreuk.
DE OORLOG.
De algemeene toestand.
Roemenië heeft dus eindelijk zijn keuze ge
daan en zich aande zijde van de Entente
geschaard. Zondagnacht, alsdus wordt nader
uit Weenen geseind, verscheen de Roemeensche
gezant in het Ministerie van buitenlandsche
zaken te Weenen ter overhandiging van een
nota, waarin Roemenië meedeelt, dat het van
27 Augustus des avonds te negen uur af
zich beschouwt als te zijn in staat van oorlog
met Oostenrijk-Hongarije. Dat het hiertoe
moest komen was te verwachten. Reeds lang
stond het vast dat Roemenië aan den strijd
zou deelnemen, zooJra het de gelegenheid
schoon zou zien, om met de meeste kans op
succes zijn nationale aspiratiën te bevredigen.
In den aanvang van den oorlog was het nog
de vraag in welke richting Roemenië die be
vrediging zou zoeken. Aan den eenen kant
lukte Zevenbergen, aan den anderen kant
echter Bessarabië. En terwijl er een belang
rijke groep was onder leiding van den oud
minister Carp, die, waarschijnlijk in de over
tuiging dat de centralen ten slotte toch de
sterksten zouden blijken, het denkbeeld pro
pageerde om een gebiedsuitbreiding naar den
Russischen kant te zoeken, was er een veel
sterkere en vooral ook veel roeriger groep,
onder leiding van Take Jonescn, die een zoo
spoedig mogelijke aansluiting bij de Entente
begeerde, ten einde het overwegend door
Roemenen bewoonde gedeelte van Hongarije
te kunnen veroveren. Tusschen die beide
groepen stond de regeering, die de neutraliteit
voorloopig wenschte te handhaven en wenschte
af te wachten naar welke zijde de schaal in
dezen oorlog zou overslaan, bevreesd dat een
voorbarig ingrijpen wel eens tot een verkeerde
keuze zou kunnen leiden. Zelfs het ingrijpen
van Italië, waarvan men ook een spoedige
beslissing van Roemenië verwachtte, kon ue
Roemeensche regeering niet er toe brengen
haar afwachtende houding op te geven.
Die aarzeling heeft natuurlijk tot een felle
diplomatieke campagne te Boecharest geleid.
Er is in de Roemeensche hoofdstad door de
diplomaten der beide vijandige groepen duchtig
gewerkt, en scheen het soms dat de positie
der centralen men denke aan de handels
overeenkomst met Duitschland en Oostenrijk
weer sterker werd, een gevolg van de mili
taire successen der Duitsche en Oostenrijksche
legers, ten slotte is toch de diplomatie der
Entente meester van den toestand gebleven,
nu de militaire positie der beide vijandelijke
groepen deed vreezen, dat een verdere aarze
ling de kansen, om de nationale wenschen te
bevredigen, in gevaar zou brengen. Het in
grijpen van Roemenië thans, na zoo langen
tijd van afwachten, beteekent, dat men te
Boecharest de nederlaag der centralen voorziet
en deze voldoende in het nauw gebracht en
verzwakt acht, om met kans op succes zijn
slag te kunnen slaan.
Echter ook te Boecharest zal men zich wel
geen illusies maken, dat dit succes zoo heel
gemakkelijk zal worden verkregen. De toestand
is thans niet, zooals in den tweeden Balkan
oorlog, toen vrijwel zonder slag of stoot het
verlangde kon worden verkregen. De positie
der centralen is niet gelijk die van het uit
geputte Bulgarije toentertijd, en het is wel
zeker, dat Duitschland en Oostenrijk zich op
f
TER BH VOLKSBLAD.
1 O