Vrijzinnig Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen.
Groot? en Hleiite staten.
gei jarige minister.
Van het Westelijk oorlogstooneel.
No. 2675.
Woensdag 17 Mei 1916.
27e Jaargang.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden 76 oent voor binnen en buiten Ter Neuzen.
Voor België 95 oent by vooruitbetaling.
Abonnementen worden aangenomen by alle
Boekbandelaren, Brievengaarders en den Uitgever.
Telef. latere. No 15.
ADVERTENTIEPRIJS:
Van 1 tot en met 6 regels 60 oent; elke regel meer
10 cent. By abonnement aanmerkelijk ver
minderd tarief. Grootere letters naar plaatsruimte-
Redactie-adres: Noordstraat 10, Ter Neuzen
Deze Courant verschijnt eiken Woensdag - en Zaterdagmorgen by den Uitgever M DE JONGE, te Ter Neuzen.
Men spreekt reeds van het Tubantia-raadsel
en met reden, hoewel het voor geen enkel
Nederlandschvoelend mensch een raadsel is.
Na de torpedeering kwam er van Duitsche
zijde eene officieele ontkenning, evenals over
de Sussex, de Palemhang e.a.
Maar stukken van een torpedo, in de sloe
pen der Tubantia gevonden, wezen in eene
bepaalde richting.
Het vermoeden werd zekerheid, toen enkele
stukken een nummer droegen.
De Nederlandsche regeering riep de mede
werking dér Duitsche in voor een nader on
derzoek.
De gevonden stnkken gingen naar Duitsch-
land. Een Nederlandsch deskundige ging
mede.
Al spoedig verluidde het, dat de Duitsche
officieele ontkenning niet meer werd volge
houden.
Zelfs hoorde men over het aanbieden van
een schip ter vergoeding der Tubantia.
Zelfs het Kuyperblad »De Standaard" ver
klaarde, dat de Tubantia door een Duitsche
onderzeeër getorpedeerd was
En thans hoort men uit officieuse Duitsche
bron, dat de Duitsche overheid weer de tor
pedeering ontkent.
Zelfs is er een bericht in de wereld ge
komen, dat wel door een Duitsche onderzeeër
eene torpedo is afgeschoten, maar naar een
Engelsch schip,
Dat deze niet ontploft is, maar eenige dagen
later onder de Tubantia ontplofte/
Menschen, die het onvaderlandsche blad
»De Toekomst" (bet blad van prof. Sleeswijk
c.s.) lezen, zullen dit alles wel slikken.
De overgroote meerderheid van ons volk
evenwel niet.
De torpedeering van de Sussex is aan
Amerika toegegeven door Duitschland, die van
onze lubantia ondanks sterk bewijsmateriaal
niet.
Amerika is een groot land, wij zijn eene
kleine natie.
Toch wachten wij met belangstelling het
oogenblik at, dat onze regeering ons volk
omtrent den afloop van het onderzoek inlicht.
Want onze regeering heeft nog niets mede
gedeeld en onze deskundige vertoeft nog steeds
in Duitschland.
Veel moed op den afloop hebben wijeven
wel niet.
Een royale erkenning van schuld heeft te
lang op zich laten wachten.
Omdat we geene groote natie zijn
Zaterdag en Zondag zijn het voor den mi
nister Uort van der Linden drukke en merk
waardige dagen geweest.
De voorzitter van den ministerraad vierde
zjjn 70en jaardag.
Zelden zal een huiselijke gebeurtenis in ons
land zoo meegeleefd zijn als de jaardag van
dezen minister.
Wie nog twijfelen mocht of deze minister
het vertrouwen van ons volk geniet in dezen
hangen tijd, hij zie de berichten in de ver
schillende bladen.
Van alle kanten van aanzienlijk en gering,
van wat godsdienst of partij, is hulde ge
bracht aan dezen bewindsman.
De naam van Cort van der Linden leeft in
de harten des volks.
^Treffend is dat op zijn 70 jaardag bewezen.
Zaterdag moest hij met zijne echtgenoote
de hartelijke hulde in ontvangst nemen van
H. M. de Koningin.
Zij ontving den eersten dienaar der Kroon
op het Huis ten Bosch en schonk hem haar
portret in prachtige lijst met eigenhandig op
schrift, dat getuigde van den eerbied, dien
ook Zij voor den grijzen Staatsman gevoelt.
De Koningin-Moeder deed evenzeer van
hare belangstelling blijken.
Prins Hendrik kwam hem aan huis felici-
teeren en schonk zijn portret.
De Ministers boden hem gezamenlijk een
schilderij aan, voorstellende een door de zon
beschenen winterlandschap.
De elf commissarissen der Koningin deden
ook eensgezind van hunne waardeering blijken.
De Belgische vluchtelingen wen3chten ge
tuigenis te geven van hunne dankbaarheid.
Het aantal bloemstukken was groot, de
telegrammen en kaartjes ontelbaar.
Tal van vereenigingen en duizenden par
ticulieren wenschten hunne hoogachting te
betuigen.
Het was een huiselijk feest, maar het ge-
heele land deelde er in.
In minister Cort van der Linden is geëerd
de handhaver onzer neutraliteit, de waker
voor onze onafhankelijkheid.
Deze man, die in den avond zijns levens
het roer van staat moet houden te midden
van de hevigste branding, heeft getoond het
te kunnen en waar we gelukkig tot heden
buiten den wereldbrand bleven, daar gevoelt
het volk, dat dit voor een groot deel aan hem
te danken is.
Ja, het zijn moeilijke dagen voor Cort van
der Linden geweest.
Nog niet laDg minister, verloor hij bij bet
spoorwegongeluk in Drente zijn' oudsten zoon.
Later werd zijn tweede zoon in den trein hevig
gekwetst, maar herstelde gelukkig.
Wat hjj tijdens den oorlog ten bate van ons
land verrichtte, kan ieder weten.
En te midden van het krachtige en bedacht
zame streven om buiten het groote wereldwee
te blijven, werkte toch de staatsmachine en
worden uiterst belangrijke wetsvoorstellen aan
de Kamers aangeboden,
Met vertrouwen houdt de natie het oog
gevestigd op dezen kloeken grijsaard.
En waar we wel eens op sommige ministers
critiek moesten oefenen, daar voegen we niet
temin van harte onze hulde bij die van dui
zenden aan Minister Cort van der Linden, den
trouwen wachter op onze muren.
DE OORLOG.
De algemeene toestand.
Zoowel president Poincaré als minister Grey
hebben zich uitgelaten over den vrede, en
beiden hebben doen uitkomen, dat zij van een
vrede, gelijk de Duitschers zich dien, blijkens
de redevoeringen van den heer von Bethmann
Hollweg, denken, niets willen weten. President
Poincaré maakt het zich daarbij het gemak
kelijkst. Voor hem kan er van een beëindigen
van den strijd geen sprake zijn, zoolang de
tegenstander niet erkent overwonnen te zijn,
zoolang hij niet zelf om vrede vraagt. Sir
Edward Grey, die zich trouwens veel uitvoeriger
heeft uitgelaten, liet echter, indien men zijn
beschouwingen ontdoet van alle theoretische
opmerkingen, wel een eenigszins meer ver
zoenenden toon hooren. Met nadruk ontkende
hij, dat Engeland de eigenlijke hinderpaal voor
het herstel van den vrede zou zijn en met niet
minder nadruk kwam bij op tegen de bewering,
dat Engeland de vernietiging van Duitschland
zou bedoelen. Sir Edward Grey schilderde
zijn Amerikaanschen interviewer een vrede die
de grondslag zou zijn van een toenadering
tusschen de volken en een nieuwen oorlog
onmogelijk zou maken en hij sloot zich dus
hiermede volkomen aan bij de uitlatingen van
minister Asquith, in wiens rede na die van den
Duitschen rijkskanselier in den Rijksdag, velen
ook al reeds de mogelijkheid zagen van een
eindelijke verzoening.
Voorloopig is er zeker nog tusschen de uit
latingen van den leider der Duitsche politiek
en die van de Britsche staatslieden een haast
onoverbrugbare klove. Maar de wederzijdsche
beschouwingen over het oorlogsdoel, hoe on
verzoenlijk zij ook nu nog mogen zijn, hebben
althans dit voordeel, dat er een inzicht wordt
verkregen in de wederzijdscge bedoelingen. En
dat is toch zeker het eerst noodige zal men
ooit tot een overeenstemming komen. Tot
dusver hebben wij het steeds met phrases
moeten doen, nu echter teekenen zich lang
zamerhand meer concrete wenschen af, die ten
slotte mogelijk tot overleg zullen kunnen leiden.
Wij weten nu welke wenschen Duitschland
in bet Westen en Oosten koestert, wenschen
waarin de geallieerden niet kunnen toestemmen,
maar waaromtrent, indien het tot onderhan
delingen zou komen, toch zeker ook het laatste
woord, zelfs in den tegenwoordigen stand van
zaken, nog niet gesproken is. En wij weten,
al missen wij nog weliswaar steeds gelijke
concrete verlangens van de geallieerden,, toch
nu uit de verklaringen van sir Edward Grey
dit, dat er bij hen geen sprake is van een
verminking van Duitschland. Wij zijn dus
in de bijna twee jaren van oorlog al iets
verder gekomen. De droomen van een ge
biedsuitbreiding der westelijke mogendheden
ten koste van Duitschland blijken te zijn op
gegeven.
De toestand is dus zoo, dat in het westen
zeer waarschijnlijk wel een redelijke vredes-
grondslag zou zijn te vinden. De groote
moeilijkheid ligt dus nog in het Oosten,
al zal hier wellicht in verband ook met de
van Russische zijde den Polen gedane toe
zeggingen een oplossing mogelijk zijn en
vooral in het Zuidoosten, in den Balkan,
waaromtrent de heer v. Bethmann-Holweg
geen bepaalde eischen noemde, waarschijnlijk
omdat het hier vooral de belangen van den
Oostenrijkschen bondgenoot geldt. Maar de
herinnering van sir Edward Grey, dat de
moeilijkheden in den Balkan voor den oorlog,
indien men slechts had willen onderhandelen
tot een oplossing zonder strijd hadden kunnen
voeren, zou toch hoop mogen geven, dat ook
thans bij het zoo krachtig toenemend vredes-
verslangen in de Duitsche landen, deze moei
lijkheden met onoverkomelijk zullen zijn.
Het is mogelijk dat we ons vergissen, maai
de uitiDgen van Sir Edward Grey lijken ons
toch ingegeyen te zijn door een geest van
verzoening, vooral ook omdat wat hij zeide
van een vrede, die recht doet en den eerbied
voor het internationale recht herstelt, slechts
door verzoening zal kunnen worden verkregen
en niet door een voortzetting van den strijd,
met het doel den vijand ten ooder te brengen.
Natuurlijk is er nog tijd noodig eer deze
verzoenende geest doorwerkt bij beide partijen,
maar tegenover de felle uitlatingen tot dusver
van weerskanten vaak vernomen, lijkt ons de
bezadigde taal van sir Edward Grey de mo
gelijkheid op een overleg nader te brengen.
Het woord is thans weer aan de Duitschers.
Op Je voornaamste gevechtsterreinen is de
toestand onveranderd gebleven. Zooals het
bureau van Havas upmerkt, wordt de slag
bjj Verdun uit den treure voortgezet. Het
is duidelijk, dat het streven der Duitschers
onveranderd blijftnaar dit gedeelte van het
gevechtsterrein zooveel mogelijk troepen des
tegenstanders trekken en daar vasthouden.
Het doel hiervan zal in de eerste plaats wel
zijn, den tegenstander de wet te kunnen voor
schrijven en hem de gelegenheid te ontnemen
zich voor zijn eigen offensief voor te bereiden
op de wijze, zooals bij dat zou wenschen.
Of de Duitschers van jeze opeenhooping der
troepen op één punt nog gebruik beoogen
te maken tot het behalen van een positief
voordeel, d. w, z. of zij hopen uit te werken,
dat de tegenstander zijn front op andere plaat
sen zoo dun zal laten worden, dat er voor
de Duitschers een goede kans komt, daar
ter plaatse met sucees aan te vallen, moet
men voorloopig geheel in het midden laten.
In alle geval is daar tot nog toe niets van
gebleken.
Over Mesopotamië een nieuw bericht van
St. Petersburg. »ln de richting van Mosoel
hebben de Russische troepen de streek van
Revandoes bezet," zoo luidt het in dit bericht.
De opmarsch de Russen, waar dit betrekking
op heeft, is een andere dan die, waarover in
de laatste dagen melding is gemaakt. Dat was
de opmarsch der Russen in de richting van
Bagdad, waar de Russen, na de bezetting van
de stad Kasri Sjirin, laatstelijk afgeslagen
aanvallen der Turken meldden.'
Mosoel (het Ninevé der oudheid) ligt een
kleine 300 kilometer stroomopwaarts van
Bagdad en de streek van Revandoes of Kavan-
does, die de Russen hebben bezet, ligt weer
een 150 kilometer ten Noordoosten daarvan,
dicht bij de Perzische grens. De Russische
kolonne, die deze bezetting heeft ten uitvoer
gebracht, komt van Soej Boelak, ten Zuiden
van het Oermiameer. De moeilijkheden van
het terrein, die deze kolonne, heeft overwonnon,
zijn niet geringer dan die, waarmee de kolonne',
welke de richting van Bagdad houdt, heeft
moeten worstelen.
Het bureau van Havas bevestigt thans, dat
de Belgische brigade, die in Duitsch Oost-
Afrika opereert, Kigalie heeft bezet. Dit Kigali
is de hoofdstad van de provincie Roeanda, in
den Noordwestelijken hoek van de kolonie. De
afstand tusschen Kigali en Kondoa Irangi,
waar zich de hoofdmacht der Engelsche invals-
troepen bevindt, bedraagt ongeveer 750 kilo
meter.
EEN LASTIGE REIS.
(Van Vlaamsche zijde.)
Omdat hij twee vrouwen over de Nederland
sche grens wilde geleiden, werd Armand C...,
van Brussel, op 14 Augustus 1915 te Antwer
pen gevangengenomen en 12 dagen later door
't veldgerecht in 't provinciaal gouvernements
gebouw tot P/2 jaar gevangenisstraf veroor
deeld. Op 28 Augustus voerde men hem naar
Duitschland, waar hij eerst 14 dagen in de ge
vangenis te Aken en dan in die van Anradt
opgesloten werd. De overheid ontnam hem
bij zijn aankomst in den kerker 178 mark, zijn
horloge en een doekspeld, wat steeds de ge
woonte is. Den trouwring mag men behouden.
Die 178 mark dienden tot betaling van
zijn kost.
Na 8 dagen in Anradt gezeten te hebben,
werd C... naar de cellulaire gevangenis van
Lütringhausen (Kreis Lennep) overgebracht.
Hij is smid en werkte, waarmpde hij 6 pfennig
per dag verdiende. Na eenigen tijd verzocht
hij van. 't reeds verdiende geld wat te mogen
ontvangen om een paar noodzakelijke toilets-
voorwerpen te koopen. Men antwoordde hem,
dat hij eerst 20 Mark verdienen moest, geld,
uat ingehouden werd, om in geval hij stierf,
zijn doodkist te betalen.
De burgerlijke gevangenen in deze kerkers,
u;t België of Noord-Frankrijk overgebracht,
zitten hier samen met Duitsche boeven.
Slechts een half uur per dag mogen ze hun cel
verlaten en wat op de binnenplaats wandelen,
maar moeten steeds zes passen van elkander
blijven en kunnen niet met elkander spreken.
Het menu is als volgt:
s morgens110 gram brood, voornamelijk
uit erwten- en aardappelmeel bestaande
"s middags soep, maar zonder vet of vleesch
(3/4 üter voor de gewone gevangenen1 liter
voor hen, die zwaren arbeid verrichten
om 4 uur: 110 gram brood;
om 7 uursoep als 's middags.
Geen wonder, dat Armand C.er voort
durend op zon, te ontvluchten. Voorwendend
van zijn verblijf in Duitschland te willen
TER MEM VOLKSBLAD.