Vrijzinnig Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen, De Vluchtelingen. ONDERZOEK MELK. JOHANNES No. 2514. Woensdag 14 October 1914. 25e Jaargang FEUILLETON. ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden 76 cent voor binnen en buiten Ter Neuzen. Voor België 95 cent by vooruitbetaling. Abonnementen worden aangenomen by alle Boekbandelaren, Brievengaarders en den Uitgever. Telef. Interc. IVo 15. ADVERTENTIEPRIJS: Van 1 tot en met 6 regels 50 cent; elke regel meer 10 cent. By abonnement aanmerkelijk ver minderd tariel. Grootere letters naar plaatsruimte- Redactie-adres: Noordstraat 10, Ter Neuzen, Deze Courant verschijnt en M. m», n, o^efirrr r tWethf0UfderS TER NEUZEN brengen ter algemeene kennis den uitslag van het Ook onze gemeente krijgt een groot getal der ongelukkige Belgische vluchtelingen in zijn midden, die bij duizenden eD duizenden ons land binnenstroomen. Met alle mogelijke hulpvaardigheid worden ze ontvangen. We hadden niet anders verwacht; ieder rechtgeaard Nederlander voelt mede met hen die vanghuis en hof zijn verdreven door dezen 7) „Daar, freule truida, dat moet ik u van JOHANNES geven," zegt zij treurig, en reikt het jonge meisje een brief over. „Johannes waar is by vraagt zy ontsteld, „Weg freule tbuida, sinds een halfuur ach God, en ik bad mij zoo op Paascb verbeugd. Ziet gy," vervolgt zij, toen zjj de vragende, verschrikte blikken van het meisje bespeurt, „ny wilde heden niet mede naar de kerk, en dus Neef ik ook te huis; ongeveer twee uur geleden ging by in den tuin - ik weet niet hoe bet eigenlyk met hem was, freule; zijn gelaat straalde als louter zonneschyn, zoodat ik hem aanhoudend aanzag; by was zoo lief en goed voor my en de oude bünde harpspeel ster beeft hy een gebeeleu daalder gegeven en my uitgelachen, toen ik bem over die zon dige verkwisting beknorde - uu ja, freule )k heb vroeger drie dingen voor een daalder moeten wasscben en in orde brengennu wil Johannes bet niet meer toestaan daar komt hy uit den tuin terug en ziet er uit als de kalk Mn den mnur, gaat naar de tafel enschryft, vreeselijken Europeeschen oorlog. Diep, diep medelijden hebben wij met hen, die alles verloren; have en goéd en zelfs naasts familieleden, en alleen het veege lijf konden bergen in ons eigen Holland. Y\ at hadden zij toch gedaan waaraan hadden zy dat verdiend? Zij wenschten immers niet anders dan wij, slechts in vrede te leven, als goede buren met de naastgelegen landen. ^En^nu^medegesleept in dezen onzaligen neea't ^aaroP zÜo hoed en overjas en zegt: „Adieu, moeder, biDnen kort zend ik u reisgeld, dau komt gy by my, ik moet iade- lyk weg geef den brief aan tbuida, wil haar groeten. Ach, lieve God, freule, bij is zulk een verstandig man eu beeft toch zulke vreemde grillen in het hoofd, dat een mensch er benauwd van wordt; God mag weten wat hem overkomen is, ik weet het niet." Zij wischt zich met de punt van haar voor schoot de oogen af en gaat hoofdschuddend been. Het jonge meisje is weder op de bank neer gevallen. De brief siddert in baar bevende band; zy weet immers wat johannes voortge dreven beeft in de koude, vreemde wereld en als zy eindelijk het papier ontvouwt, valt haar blik op de weinige woorden „Ik ga tbuida wees gelukkig en ver geef my. „Johannes! Ach johannes," snikt zy en egt haar gelaat op het witte papier. Door de zich scheidene wolken echter breken nu do eerste, heldere zonnestralen en begroeten de feestvierende aarde, zij spelen op de don kere lokken van het weenende meisje, streelen diep in het woud de jonge dennen op de open plek buiten op den straatweg achter halen zy de oude bouwvallige postwagen en staren medelijdend in een bleek, ernstig, en vreeselijken strijd, dien géén Belg wenschte, wordt dit arme land vertrapt, verbrand, uit geplunderd, ja nog erger. We staan versla gen; we vragen: waarom moet aan dit land, dit vredelievend land, met zijn prettige bevol- king, zoo n intens droevig lot beschorenzijn Het is als leven we in een droom, een roes. Hebben al die jaren van beschaving, van ontwikkeling dan den mensch nog niet ver- beteid? We staan verbijsterd we kunnen niet meer denken we vragen alleen waarom Doch kunnen wij niet begrijpen, we kunnen gelukkig nog zien. En dan zien we ook hier die ongelukkigen, die in ons vaderland hnn toevlucht hebben gezocht, om te ontkomen aan de algeheele vernietiging die hun vader land bedreigt. W e zien dan ook, dat hier hulp geboden moet worden. Dat hier getroost, gesterkt, gekleed en gevoed moet worden; dat hier geholpen moet worden in den ruimsten zin des woords. Eu gelukkig heeft men dat ook hier begrepen. Velen boden zich aan tot hulp en steun: ieder op de manier die hij het beste achtte; zoodat nu gezegd kan worden, dat ons land gereed is een toevlucht te zijn voor velen dier arme opgejaagden. Eere aan hen, die dit heerlijke werk tot stand brachten. Reeds vele dagen komen hier dag aan dag een groot aantal vluchtelingen, die door de goede zorgen van het Steuncomité worden geholpen en gespijzigd. Kan de reis naar hssingen en verder niet meer worden vervolgd, dan worden ze gehuisvest in de daarvoor in gerichte localen en wanneer de toevloed zoo groot is, dat men daar met geen mogelijkheid meer plaats voor hen kan vinden, dan worden somtijds nog honderden met liefde bij parti culieren ingenomen, leder inwoner, van welken tand ook beijvert zich, om hulp teverleenen. We hebben ze gezien en gesproken. Van alle oorden in België opgejaagd. In de eerste dagen kwamen er velen uit Luik, Leuven, Dendermorde en de omstreken daarvan. Thans zijn ze gekomen uit Antwerpen en de plaatsen aan onzen kant gelegen. /e waren van daar gekomen als zoovelen, nooit kunnende denken, dat het ernst zou worden met een bombardement. Antwerpen was zulk een schoone stad, een beschieting daarvan kon haast niet. Doch op het laatst, toen de proclamatie kwam, had men bemerkt, dat het meenens werd, dat men moest vluchten. En dit heeft mannelyk gelaat. En twee droevige oogen zien nog eenmaal terug naar het kleine stadje dat als ware het in een liebt groen bed ligt met straienden zonneschyn overgoten, en verder rolt de wagen, aityd verder. Jaren liggen tnsschen toon en nu. Daar nadert oo een lenteavond een man langs den ouden stadsmuur; hy stennt stevig op zyn krnk peinzeud blyft hy op een plek staan en zie naar boven het gras groeit nog even over vloedig tusscben de steenen en daar boven knikken de takken met haar teere, jonge blaadjes nog even droomerig als in lang ver- loopen tyden de spreeuwen zingen even als vroeger en vroolyke kinderstemmen klinken daar tasschen. Een weemoedig lachje zweeft over het fijne bleeke gelaat van den man „Het was weder het onde t'iiuis, En toch was alles anders," mompelt hy, terwyl hy verdergaat. Nu heeft hy de oprywpg bereidt; zyn eerste blik geldt de kleine veusters van het huisje naast de waschkeuken; een onde vrouw is daar, maar het is zyn moeder niet, die heeft bij daar ginds begraven, nadat hij haar nog baar le vensavond beeft kunnen veraangenamen; zy is gestorven, trotsch op baar zoon, Neen, men gedaaan plotseling in paniek te voet, »in biestenwagen werden we gedrukt en reden zoo tot St. Nicolaas en wachten daar op een trein naar Ter Neuzen en zoo zijn we naar Olland gekomen. En we adde zoon schoone zoak doar in Berchem we adde zoo iest ons broad en nu ebbe we niks meer. Alles weg. Alles goat verloren, alles goat plat«. En als dan die moede oogen van de door angst en ellende afgetobde vrouwen zich weer met tranen vullen bij de gedachte aan alles wat was, aan lezer, dan krimpt het hart van weedom, dan tracht men woorden van ver- troosting te vinden, dan tracht men te kal- meeren door te wijzen op hetgeen Holland doet, dat men nu hier toch rustig zit, dat toch met alles plat geschoten wordt, dat er na den oorlog nog héél wat over is. En och, dankbaar zyn ze, de armen, voor hetgeeD hier voor hen gedaan wordt. »Doch als Olland ok is aan- gevalle wordt*, vroeg het vrouwtje, dat al maar onrustig op en neer liep, »waar moeten we dau henen »Niet aan denken, juffrouw, kom kom, geen zorgen voor den tijd, ge zit hier nu rustig en we zullen alles doen om u het leed wat te doen vergeten, Holland is veilig, u zit hier in Abram's schoot*. Je tracht pleizierig te doen en dan lukt het soms om een glimp van 'n glimlach op die vermoeide gezichten te krijgen, doch dadelijk vloeien de tianen weer. »Konden we maar slaopenzegt een ander, »doch we ooren steeds dieën boem- boem. Als de deur ard wordt dichtgeslaogen, dan schrikken we en denken we, wat zal er nu weer gebeuren? O, 't is verschrikkelijk, altijd nog dat geluid van dat voortdurend schieten te ooren eu dat op Antwerpen, dat toch zoo 'ne schoone stad is*. 'n Meneer, lang, grijs, net type, zegt»Och menier, yraog maor niks, ik kan nie meer denken, ik wil ok nie meer denken* en de handen voor het gelaat slaande, vervalt hij weer in somber gepeins. En als dan na een oogenblik van stilzwijgen, waarin het den verslaggever droef te moede wordt, de tranen weer gaan vlieten en allen somber voor zich uit blyven staren, dan gaat men heen. Je wil nog wel een woord van vertroosting, van opbeuring spreken, doch je bent óók mensch. ^r°k in de keel belet je het spreken n handdruk, 'n stil goedendag, en je gaat heen. n Moment in je leven is weer voorbij. daar woont nn susb; zy leeft stil en heeft bepaald bedongen, dat huisje temogen betrek ken, wijl zij van daar juist in den tuin kan zten, waar de kinderen zoo lief spelen. Dau zweven de blikken van den man over de eeoe linde by de stoep en vesiigen zich eindelijk op het groen in den tuin. Een slanke vrouw in een blauw kleed komt den gang laDgs. „Johannes! johannes!" roept een welbekende, zachte stem. „Johannes, met zoo wild, gij zyt hier niet in het bosch, maar in overgrootmoeders tuin." Nu ontwaart zy den man en gaat bem schielijk te ejemoet. „Johannes!" roept zy uit en vliegt naar hem toe. O johannes, wat groote, groote biydschap." en vertrouwelijk als een kind slaat zy den armen om zyn hals. „Ach, johannes, hoe lief van n dat gij eindelyk aan onze beden gehoor gegeven hebt; spreken is toch nog geheel anders dan schryveu, nu eerst, uu ik in uw oogen zie weet ik, dat gy werkelyk een broeder voor my zyt." „Ja, tbuida, een broeder," zegt hy en kust haar op het voorhoofd. „Hoe maakt het uw man r" ^,e komt de feestdagen ook over en gij blyft ook bij ons, heel lang, niet waar „Ja, tbuida, Waar zyn uwe kinderen „Zij spelen daar achter op bet violenperk waar wy gespeeld hebbenik zal u laten onderzoek met Ge,bes tocentr.fnge van de melk, die aan de huiZen der ingezetenen wordt afgeleverd DATUM van onderzoek. 5 October 1914. id. id. id. id. id. id. id. id. id. id. id. id. id. id. id. id. id. id. id. id. id. id. id. id. id. id. id. id. id. id. id. NAMEN der Melkverkoopers. WOONPLAATS. UITSLAG van het onderzoek. AANMERKINGEN. Jan Wisse L. van de Wege. Marinus Machielsen Abraham Koole Willem Frederik Kaijser Corneli8 Maas Adriaan de Fouw Vrouw Joannes Gerres P. J. Klaaijssen Jan van Driel P. de Kraker Jan de Ruijter vrouw Liebens J. P. Yercouteren Levinus Dieleman Ch. van Wijck Arend Dieleman W. Loof Mz Krijn Dees Erven P. Loof Wed. J. van der Meer H. de Koeijer Joh. van der Gouwe Adr Meeusen Wed. P. Kou wijzer L. B. van Kerkvoorde H. Koekoek Wed. Dirk Faas Abraham 't Gilde Franc. Dekker Az. Jan Dieleman Az. P. van Driel Ter Neuzen. Hoek. Ter Neuzen. n Zaunislag. Hoek. Ter Neuzen. ft Zaamslag. Ter Neuzen. f Cjjfers 2,7 tot 2,9 zuivere melk. Idem daarboven hooger vetgehalte. Idem daar beneden melk van twijfelachtigen aard. Ter Neuzen. Hoek. Ter Neuzen. Ter Neuzen, 12 October 1914. 3,7f 3,3 2,9 3,0 3.7 3.8 4.0 2.3 2.6 3.1 3,0 3,0 2,8 3,0 2.4 3.3 3.0 3.7 3.0 4.0 3,0 3.0 3,6 3,6 3.6 3.1 3.4 2.7 3,3 3.5 2,7 Burgemeester en Wethouders voornoemd J. HUIZINGA, Burgemeester. L. WABEKE, Secretaris. JOHANNES."

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensch Volksblad / Zeeuwsch Nieuwsblad | 1914 | | pagina 1