ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
Twee uit een nest
No. 9682
VRIJDAG 12 NOVEMBER 1937
77e Jaargang
Binnenland
m de eerste stemming krijgt Mr. Van
Schaik (r.k.) 62 van de 78 stemmen.
Feuilleton
Buitenland
EERSTE BLAD
MET RADION
OP MAANDAGMORGEN
IN 'TGEHEEL GEEN
WASDAGZORGEN
■WtoEST
PlET WINT HET....
H-Zt Is rifpe. St&f ToUoolA
■a KwaoM
HDntMrmnvi]
TER NEUZENSCHE COURANT
A liOXNEM ENTSPRUSBmnen Ter Neuzen 1,25 per 3 maanden Buiten Ter N-euzen
fr. per post 1,55 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr, per post f 5,60 per jaar
Voor Belgie en Amerika 2,overige landen 2,35 per 3 maanden fr. per post
Abonnementen voor het buitenland alleen bij vooruitbetaling.
Uitgeefster: Firma P. J. VAN DE SANDE
GIRO 38150 TELEFOON No. 25.
ADVERTENTIeN: Van 1 tot 4 regels 0,80 -Voor elken regel meer 0,20.
KLEINE ADVERTENTIeN: per 5 regels 50 cent bij vooruitbetaling.
Grootere letters en clichd's worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement teg en verminderd tarief, hetwelk op aanvraag
verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst 66n dag voor de uitgave.
DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG- WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND.
DE NEDERLANDSCHE PADVINDERS.
Prins Bemhard heeft zich bereid verklaard,
met ingang van 22 November op te treden als
Koninklijk commissaris bij „de Nederlandsche
padvindiers". Met ingang van dien datum
treedt staatsraad J. J. Rambonnet af als
hoofidVerkenner; deze laatste functie blijft
voorloopig onvervuld.
HET VOORZITTERSCHAP VAN DE
TWEEDE KAMER.
In de Tweede Kamer was Woensdagmiddag
aan de orde het opmaken van de nominatie
voor bet voorzitterschap der Kamer.
Bij de tweede stemming werdten van de 76
stemmen uitgebracht op den beer Smeenk
(a.r.) 48.
!Het resultaat van de derde stemming was
64 van de 75 stemmen op den beer Drees (s.d.)
De nominatie voor het voorzitterschap is
derhalVe als volgt samengesteld
1. Mr. J. R. H. van Schaik.
2. C. Smeenk.
3. W. Drees.
M!r. J. R. H. van Schaik, oud-minister van
Justitie, die no. 1 is geplaatst op de nominatie
voor het voorzitterschap van de Tweede
Kamer, besehikt over een groote parlemen-
taire ervaring, aangezien hij reeds in 1917 lid
det- volksvertegenwoordiging is geWorden voor
de R.K. Staatspartij. Ook bekleedde hij reeds
eerder het voorzitterschap en wel van 20 Sep
tember 19:29 af/als opvolger van jhr. mr. Ruys
de Beerenbrouck. Hij werd later herbenoemd
als voorzitter, nadat de Kamer hem weder no.
1 op de voordracht had geplaatst. Hij ver-
eehigde toen alle stemmen der Kamer op zich.
Het Kamervoorzitterschap bleef hij beklee-
den tot zijn benoeming tot minister van Justi
tie in 1933.
VERLAGING VAN HET INVOERRECHT
OP RUNDVLEESCH.
Bij de Tweede Kamer is ingediend een wets-
ontwerp, houdende goedkeuring van het Kon.
besluit van 4 Augustus 1937 tot verlaging van
het invoerrecht op versch of gekoeld rund-
vleesch.
De tariefovereenkomst op 29 Juni j.l. te
Kopenhagen tusschen Nederland en Denemar-
ken gesloten, houdt voor Nederland een ver-
bintenis in om voor Deensch rundvleesch het
invoerrecht, bedragende per 100 K.G. bruto
20 pet. van de waarde, te verlagen tot 12%
pet. dier waarde.
Ten einde gevolg te geven aan de bij het
sluiten van bovengenoemde overeenkomst ge-
maakte afspraak om, in afwachting van de
nadere ratificatie, de overeengekomen ver
laging van invoerrecht dadelijk toe te passen,
is bij K. B. van 4 Augustus 1937 bovenbedoelde
verlaging in werking gesteld. Het bepaalde bij
bedoeld besluit behoeft ingavolge artikel 2,
vierde lid, van de tariefmachtigingswet 1934
goedkeuring bij de wet.
HET BETALINGSVERKEER MET
DUITSOHLAND.
De regeeringspersdienst meldt: Van 26 Oct.
tot 10 November zijn in Den Haag besprekin-
gen gevoerd tusschen een Nederlandsche en
een Duitsche delegatie over de regeling van
het betalingsverkeer met Duitschland na 31
December 1937.
De Duitsche delegatie is Woensdag naar
Duitschland vertrokken.
Eeide delegaties zullen aan hun regeering
rapport uitbrengen over den stand van zaken.
DE ONAANTASTBAAR.HEID VAN HET
NEDERLANDSCHE GRONDGEBIED.
Op de vragen van het Eerste Kamerlid
Van Vessem betreffende bet standpunt der
door
ANNY VAN PANHUYS.
26)
Vertvolg.
Lona Jensen knikte.
,,Je verdedigt een slechte zaak slecht, je
hunt al niet verd'er als je nauwelijks een zin
begonnen bent. Maar wat kan het jullie man-
nen ook schelen of een vrouWetnhart breekt,
naJdat jullie je er mee vermaakt hebben. Of
ze nu Lona heet of Barbara, het is alles om
het even. Maar neen," verbeterde zij zich,
.Maria is er om mee' te trouiwen, want die is
de rijkste."
Stefan wilde haar tegenwerpen: Maar dat
is belachelijk, ik bield van Maria eer iik iets
wist van Barbara, doch nu houd ik van
Barbara
Maar hij slikte het in; het was niet noodig,
zich tegenover Lona te rechtvaardilgen en ge-
looven zou zij hem toch niet.
Zij keek op haar horioge en bleef staan.
„Ik zal je niet langer lastig vallen, mijn-
heer don Juan, maar je weet nu dat ik je ver-
acht em ik ben overigens toch in Liefdesaan-
g'elegenbeden nogal breed van opvatting.
Ze draaide zich om en ging.
JLona, je verachting kan ik veidragen,
maar ik weet niet... jij lijkt mij de aange-
weizen persoon om mij, juist nu ik geen udt-
weg meer weet, te raden."
,,Wat niet begrijpend staarde zij Ste
fan aan.
„Jk zou met je willen praten over dat wat
je mij verwijt, maar natuurlijk is de straat
daar al heel weinig geschiikt voor."
regeering ten aanzien van de onaantastbaar-
heid van het Nederlandsche grondgebied,
heeft de minister van Buitenlandsche Zaken
o.a. het volgende geantwoord:
Aangezien Nederland niet tot het verdrag
van (Locarno is toegetreden en evenmin is aan
te nemen, dat het zal willen toetreden tot een
eventueel nieuw pact ter vervanging van dat
verdrag, terwijl Belgie getoond had niet lan
ger door garantieverplichtingen ten behoeVe
van derden gebonden te willen zijn, leek het
niet onwaarschijnlijk, dat de betrokken groote
mogendheden zich, mocht het komen tot na
dere onderhandelingen over eenig nieuw pact
ter vervanging van het verdrag van Locarno
tegenover elkaar zouden wenschen te beveili-
gen daar, waar hun gebied aan dat van Ne
derland en Belgie grenst. In den loop van al-
gemeene en zeer informeele gesprekken met
vertegenwoordigers van andere staten is toen
geruimen tijd voor de Belgisch-Britsche rege
ling van 24 April 1937 het in de eerste
vraag bedoelde denkbeeld (het ,,plan Snouck")
geopperd, en wel als een mogelijk nuttig ele
ment van discussie tusschen derden, doch niet
als een Nederlandsoh voorstel. Gelijk 's minis
ters ambtSvoorganger in dit voorjaar in de
Eerste Kamer deed uitkomen, zou een rege
ling tusschen de betrokken groote mogend
heden, waarin dat denkbeeld ten aanzien van
Nederland werd vastgesteld, ons tot op zekere
hoogte welkom kunnen zijn, al blijven wij er
buiten en al vragen wij er niet om.
De verwezenlijking van het bewuste denk
beeld tzou dus slechts kunnen geschieden in den
vorm van een overeenkomst, waarbij uitslui-
tend de betrokken groote mogendheden partij
zullen zijn. Voor medewerking van Nederland
bij de totstandkoming dier overeenkomst was
in dien gedachtegang geen plaats. Gevolgen,
als ,in de tweede vraag voorzien (n.l. gevaar
voor de onaantastbaarheid van ons grondge
bied) duchtte die regeering niet en ducht zij
ook thans niet. Overigens is het denkbeeld
practisch niet aan de orde, nadat inmiddels
de positie van Belgie op andere wijze is gere-
geld.
De regeering kan niet inzien, dat het be
doelde denkbeeld iets uit te staan heeft met
de verklaring van den heer Baldwin van 30
Juli 1934. Dat die verklaring een ontkenning
zou beteekenen van de onschendbaarheid van
het Nederlandsch grondgebied is een opvat
ting, die de regeering niet kan onderschrij-
ven. Ten deze wordt herinnerd aan de mede-
(Ingez. MedL
Ze schudde het hoofd.
..Merkiwaardig, ik zal toch wel de laatste
zijn om je te kunnen raden."
„Tot voor kort had ik ongetwijfeld dezelfde
meening, maar toen je zei, dat je met het
meisje zoo'n medelijden had, kreeg ik er een
anderen ikijk op. Maar met een paar woorden
kan ik het niet uitleggen, heb je even den
tijd?" 1
Lona's gezicht drukte nog steeds verbazing
uit.
,,'Neen, althans nu niet."
,,Dus na de voorstelling," zei hij.
„I'k heib al een afspraak je."
■Hij lachte spottend.
„Dat komt er niet op aan." Maar opeens
werd hij weer emstig. ,,Als je mij ooit wer-
kelijk eien beetje hebt mogen lijden, Lona,
zonder dan voor mij na de voorstelling e
uurtje af. Laat ons elkaar niet in het caba
ret ontmoeten; ik zou liever willen voorstellen
in het kleine gelegemheidje, waar wij al eens
eerder samen een glas wijn dronken."
Zij lachte droomerig.
,,Waar zulke heerlijke kaviaar was en die
oude Rildesheimer, ja, dat weet ik nog en ik
zal komen ook. Maar niet terwille van de
kaviaar en de Riidesheimer, maar omdat ik
je eens niet een beetje, maar heel erg graag
heb mogen lijden." ii
,,Dat is aardig van je, Lona," zei hij dahk-
baar en met waimte. „Achter deze dwars-
straat ligt het hoofdstation," hij wees in de
richting ,,en vandaar kom je gemakkelijk per
tram naar huis of naar het cabaret."
Lona knikte.
,,Tot ziens, Stefan."
Met haar eigenaardig dribbelpasje trip-
pelde zij weg, terwijl Stefan besloot naar huis
te gaan, eerst wat te eten, daama wat te wer-
ken en dan in de kleine bodega op Lona Jen
sen te wacihten.
Eigenlijk was de inval om Lona Jensen tot
vertrouiwde raadgeefster te nemen tamelijk
buitenisgig, maar haar oprechte bewondering
voor Barlbara had hem op dat idee ge'bracht.
deeling die 's minister ambtsvoorganger op 24
November 1934 in de Tweede Kamer ter zake
deed.
Aangezien uit niets gefeleken is, dat in het
buitenland de opvatting zou zijn gewekt, dat
Nederland zijn grondgebied beschikbaar stelde
voor opmarsch- of afweergebied voor buiten
landsche troepen, noch aannemelijk is ge-
maakt, dat een zoodanige opvatting zou kun
nen zijn verwekt, zou de regeering in dit ver-
band ten verklaring, als de heer Van Vessem
bedoelt, onbegrijpelijk en derhaTve schadelijk
voor onze belangen achten. De opvattingen
der regeering omtrent de onschendbaarheid
van het Nederlandsche grondgebied kunnen
geacht worden in het buitenland voldoende
bekend te zijn.
VERGUNNING INZAKE HET GEBRUEKEN
VAN EEN GEPANTS ERDEN
AUTOMOBIEL.
Aan de Memorie van Antwoord inzake de
begrooting van financier 1938 is het volgende
ontleend:
Vaststaat dat de hierbedoelde automobiel
niet valt onder art. 10 bis der gewijzigde wet
van 4 April 1870. Toen bleek, dat bij som-
mige ambtenaren daaromtrent nog twijfel be-
stond, is de aangehaalde circulaire uitge-
vaardigd.
Van het verleenen van eenlge vergunning
of het toepassen van een uitzonderingsmaat-
regel door of vanwege de regeering is hier
dus geen sprake, maar enkel van wetsuitleg-
ging zonder meer.
Een verzoek van wien ook ligt aan de cir
culaire niet ten grondslag en is dan ook niet
gedaan. De aanschrijving is-niet anders dan
een terugslag op een axnbteljjke aanbrenging
van het geval, die twijfel defed rij'zen of bij
alle douane-amibtenaren wel een juist rechts-
begrip te dezer zake bestond. Doel van deze
niet voor publicatie bestemde circulaire was
dan ook geenszins om sensatie of reclame te
bevorderen, doch integendeel om de van een
onrechtmatige inbeslagneming te verwachten
sensatie om reclame te voorkomen.
DAGNIJVERHEIDSSCHOOL
SOHLPFERSJONGENS.
Naar aanleiding van het besluit van het
Onderwjjsfonds voor de Scheepvaart om te
Amsterdam een schip voor het nijverheids-
onderwijs aan schippersjongens in te richten,
heeft de difrecteur van het Onderwrjsfonds, de
heer G. de Jong, nog aan -het Alg. Ned. Pers-
bureau medegedeeld, dat de ruime vraag naar
goed opgeleide werkkrac'hten den.stoot tot dit
besluit heeft igegeven. Wel bestaan reeds de
z.g. binnenvaartscholen, maar deze zijn alleen
op winteravonden geopend en geven onder-
richt aan de schippers en schippersjongens die
al in het bedrijf zijn.
Naar de dagnijverheidsschool gaan alleen
jongens van 14 tot 16 jaar, die voldoende lager
onderwijs hebben genoten (voor zoover noodig
Worden zij nog brjgewerkt)de opieiding duurt
twee jaar, daama kunnen de jongelui bij de
Rijn- of de binneirvaart dan wel bij de kust-
vaart worden geplaatst. De kustvaart breidt
zich voortdurend uit, steeds meer schepen
waarvan de meeste wel in de provincie Gro-
ningen worden gebouwd komen in de vaart.
Voor deze schepen vooral is geschoold perso-
neel noodig. Reeds komt het voor, dat jon
gens van vreemde national: teit op deze hij
uitstek Nederlandsche vaart worden geplaatst
omdat er geen geschoolde Nederlandsche ar-
beddskrachten aanweeig zijn.
Het nieuwe schoolsdhip komt het aantal
vermeerderen der vier instructievaartuigen
van het Onderwijsfonds, resp. de Prins Hen-
drik", ..Prinses Juliana"/ „Prins Bemhard I"
(met de school voor sohipperskinderen) en
(Prins Bemhard II", waarvan de laatstge-
noemde twee in de haven van Ruhrort liggen.
Wat het nieuwe schip betreft, hoewel het nooit
zal varen, zal het over, alle inrichtingen be-
Hij voelde zich al opgelucht bij de enkele ge-
dachte, dat hij nu eindelijk ieman'd had om
mee te praten over de moeilijkheden, die hem
telkens dreigden te overweldigen.
Had Lona hem niet alreeds, zonder dat zij
nog iets naders wist, de heele aangelegenheid
in een an der licht getoond door te zeggen:
..Maria is er om mee te trouwen, want zij is
de rijkste!" En daaraan, juist daaraan, had
hij tot nu toe het minst gedacht.
Met knikikende knieen ging Barbara Kaiser
de twee trappen van haar woning op. Hoe
vlug was zij ze anders opgesneld als zij, na
volbrachte dagtaak bij den professor thuis
kwam!
Nu was ze het liefst op de trap neerge-
hurkt om uit te huilen als iemand, die voor
altijd van het leiven afscheid neemt, omdat
daamit iemand verdwe-en, die voor haar het
beste en het liefste vertegenwoordigde.
Haar moeder had haar reeds door het raam
zien aankomen en deed de deur open. Bar
bara ziende, schrok zjj.
..Kind, wat is er aan de hand? Voel je je
ziek of heb je onaangenaamheden met den
professor gehad?"
Ze trok Barbara in de kamer, waar het
licht reeds brandde. Eerst liet ze de gordij-
nen neer en keerde zich toen, het antwoord
verwachtend, naar haar. dochter.
(Barbara had intusschen als gewoonlijk hoed
en manteltje afgedaan en stond daar nu met
slap neerhangende armen. Ineens begon zij
te hui'len, zacht en angstig als een kind, dat
in het donker bang is.
Haar moeder drukte haar zaohtjes neer in
den leunstoel. Barbara, wat is er toch ge-
beurd? Zeg het toch gauw, ik ben zoo on-
gerust."
De stem der vrouw klonk sm'e'ekend, en toen
zij, niet direct antwoord kreeg, vervolgde zij:
..Baibara, kwel mij toch niet laniger. Kort
geleden vend je mij hier huilend zitten in
dezen stoel en w(st je zooveel troostwoord'en
te vinden, zooveel am mij op te vraolijken en
schikken, welke aan boord van een schip noo
dig zijn. Zoo zullen er o.a. vier sloepen onder
davits komen; dit is noodig voor het onder
wijs.
RAMSAY MACDONALD OVERLEDEN.
De oud-minister-president Ramsay Mac-
Donald is Dinsdagavond om kwart voor negen,
tengevolge van een hartaanval, aan boord van
het sohip ..Reina de Pacifico", waarmede hij
op reis naar Zuid-Amerika was, overleden.
Hij bereikte den leeftijd van 71 jaar.
Het stoffelijke overschot van den overledene
zal aan boord van de ..Reina de Pacifico" ge-
balsemd worden, en op de Bermuda-eilanden
aan land worden gebracht. Vijftien November
komt het schip aldaar aan.
Later zal het stoffelijke overschot naar
Schotland worden vervoerd, waar het te Los
siemouth begraven zal worden.
Jeanes Ramsay MacDonald werd op 12 Oct.
1866 geboren.
Van 1906 tot 1918 heeft hij voor Leicester,
van 1922 tot 1929 voor het district Aberavon
(Glamorgan) en van 19291931 voor Seaham
Harbour als afgevaardigde der labour-partij
deel uitgemaakt van het Lagerhuis. Sinds
1931 vertegenwoordigde hij Seaham in het
Lagerhuis namens de nationale labour-partij.
MacDonald heeft een belangrijk aamdeel ge
had in de oprichting van de independent-
labour-partij (1893). Van 1906 tot 1909 was
hij haar voorzitter. In 1930 trad hij uit. Van
19001912 was hij secretaris van de labour-
partij, van 1911 tot 1914 haar voorzitter, van
1912—1924 haar penningmeester. Van 1922
1931 was hij voorzitter der parlementaire
labour-partij. Hij behoorde tot de oprichters
der union for democratic control (1914), ter
wijl hij geidurende eenigen tijd hoofdredacteur
was van de Socialist Review". In 1922 werd
hij leider der oppositie en premier en minister
van buitenlandsche zaken in de eerste arbei-
dersregeering (1924). Hij was eveneens pre
mier in de tweede arbeidersregeering (19i29
1931). In 1929 heeft hij een bezoek gebracht
aan de Vereenigde Staten om met president
Hoover te onderhandelen.
Ramsay MacDonald was president van de
Londensche vlootconferentie (1930). Het jaar
daarop vormde hij in Augustus de eerste natio
nal© regeering. Hij was minister-president en
minister van financlen in de tweede nationale
regeering (November 1931). In 1933 werd hij
gekozen tot voorzitter der economische wereld-
conferentie.
Van zijn hand verschenen o.m. Socialism
and society", .Labour and the empire", ,,A
policy for the labour party" en American
speeches".
De plotselinge dood van MacDonald heeft
in de Britsche kolonie in Argentinie diepen
indruk gemaakt. De hooge Argentijnsche
ambtlnaren en de Britsche gezant, sir Esmond
Ovey, die zich reeds op de ontvangst van den
grijzen politicus hadden voorbereid, zijn door
het plotselinge droeve gebeuren zeer getroffen.
Sir Esmond Ovey was een groot vriend van
den pverledene.
De iiberale journalist A. G. Gardiner heeft
er in een artikel in de Daily News and West
minster Gazette" eens op gewezen, dat Mac-
Donald's eigenschappen hem nu niet bepaald
geschikt schenen te maken voor het leider-
schap van een democratische partij. Als hij
niettemin toch, tot tweemaal toe, is opgetre-
den als 't betwiste hoofd eener Labour-regee-
ring, dan kwam dit, aldus Gardiner, omdat er
een niet te miskennen kracht, moed en op-
rechtheid in dezen man waren.
H(j was gemaakt van metaal, dat in de
heetste vuren van tegenstand was op de proef
gesteld en daarbij slechts gehard en versterkt
is. Iedere stap van zijn tocht werd afgelegd in
nu zit jij, die anders zoo vol moed bent, in
den ou'den stoel en huilt net als ik toen
neen, anders, alsof je moeder er heelemaal
niet was en alsof je geen mensch op aarde
had, waailbij je hoohde."
Barbara hief haar betraand gezicht op.
Moeder, ik zou mij zoo graag heheerschen,
maar ik kan niet, ik ben te zwak geworden
nu ik weet, dat ik hem nooit meer zien zal."
Haar plan was haar moeder niets te ver-
zwijigen,. De gedachte aan haar moeder was
immers het eeriige l'ichtpunt in haar verlaten-
heid, waarin zij van nu afaan en voortaan
altijd zou moe'ten leven.
De moeder verborg haar verbazing zoo
goed als zrj kon. Barbara huilde dus om een
man, zij had dus reeds de liefde leedan ken-
nen en haar moeder had daar niets van ge-
merkt. Daarom had Barbara's lach den laat-
sten tijd zoo helder geklonken, daarom had
den haar oogen zoo diep en stralend gestaan.
Arm, lief, klein ding!
Liefkoizend streek zij haar dochter over
het blonde kopje.
,,Zeg het nu maar wat je hindert en hoe
de man heet, om wien je huilt."
Ze nam een stoel en ging naast Barbara
eitten, haar handen in de hare nemend.
Toen stortte Barbara haar hart uit en ver-
felde zij van de uren, die zij met hem had
doorigebracht. El'ke zin, die hij tot haar ge-
zegd had, was in dit hart bewaard gebleven
en alles deelde zij nu aan haar moeder mee.
Pas bij het afscheid nemen was het haar
duidelijk geworden hoeveel zij van den man
was gaan houden in wien zij bij de eerste ont-
moeting een onhebbelijken kerel had meenen
te zien. (En terwijl hij haar vertelde, dat hij
een larrge, verre reis moest ondernemen, had
ook hem zijn gevoel overweldigd, had hij haar
tegen zich aangedrukt en gekust.
Dit alles vemam de moeder volkomen open-
hartig, alleen den naam van den man was
nog niet genoemid Baibara beschouwde dat
als iets bijkomstig. Wat kwam die naam er
op aan? Of de man, die zij beminde nu zus
(Ingez. Med.
een vijandige wereld en wellicht zou niemand
zonder zijn verheven geloof in zichzelf dien
tocht tot zulk een triomfantelrjk einde hebben
gebracht."
Van ,,sans-culotisme" moest hij niets hebben.
En toen men hem van links aanviel, omdat hij
er geen bezwaar in zag, zich in hofkleedij te
steken, spotte hij met degenen, die hun ijdel-
heid toonden door het slordige van hun kleeren.
Een gedeukte hoed, een roode das en de her-
haling van Marxistische frazes met een reli-
gieuzen toon in de stem, zoo zeide MacDonald
.eens, kunnen evenzeer een aanwijzing zijn van
iemand, die zichzelf aan den uiterlijken schijn
heeft verkocht, als het bezit van een ceremo-
nieel costuum om pleohtigheden bij te wonen,
die een historisch deel van zrjn taak vormen.
Over de persoonlijkheid van den overleden
staatsman schrijft A. G. Gardiner dan nog als
volgt: Hij heeft niet de geestighedd van Lloyd
George noch Churchill's gevoel voor vorm. Hij
maakt met moeite grappen en zijn humor heeft
meer soortelijk gewicht dan dienstig is. Zijn
woordenkeus is niet voomaam, maar hij kent
zijn onderwerp, spreekt met gezag en heeft
het verstand en de visie van een staatsman.
Zijn ijver is monumentaal en politick gespro-
ken is hij de best ingelichte man, die sedert
Gladstone het premierschap heeft bekleed.
Zijn particuliere levgn is eenvoudig en be-
schaafd, zijn hartstocht voor de openbare zaak
oprecht en belangeloos.
Zijn gebrek als publiek persoon, aldus deze
zegsman, was de mate, waarin bij zijn per-
soonlijke gevoeligheid zijn oordeel liet beder-
ven en van zijn stuk liet brewgen. Hij koester-
de te veel antipathieen en het ontbrak hem
aan grootmoedigheid. Het was deze zwakheid,
die zijn eerste regeering ten ondergang voerde.
Hij was er meer op uit, de liberalen te hoonen,
op wier steun zijn bewind rustte, dan zijn
meerderheid te behouden voor een gemeen-
scbappelijke politiek.
DE VIJFVOUDIGE MOORD
TE JERUZALEM.
De Joden te Jeruzalem hebben Dinsdag
plechtig het stoffelijk overschot ter aarde
besteld van de vijf laatste slachtoffers van het
terrorisme, de Joodsche» arbeiders, die in de
buurt van de steemgroeven vermoord zijn. Er
heeft zich geen enkel incident voorgedaan.
De aanslagen hebben groote beroering ge
wekt onder de Joodsche bevolking. Uit vrees
voor weerwraak heeft de politie speciale maat-
regelen ter bescherming van de Arabische
arbeiders, die in de Joodsche wijken werken
genomen.
of zoo heette, veranderde niets aan haar bitter
verdriet.
„Maar als hij je lief heeft, waarom wil hij
dan niet tijdens zijn reds schrijven, waarom
liet hij je dan niet de hoop op een weerzien
aan het einde van die reis vroeg de moeder.
Baibara ri'Ide als van koude.
Vraag daar niet naar, moeder," vroeg zrj,
„dat is nu juist wat ik niet begrijp. Toen
hij mij van zijn lange reis sprak, liet hij bij
mij geen twijfel bestaan, dat hij voor mij nooit
van die reis terug zou komen. Zonderling,
en toch weer daarmee in venband staand, is
ook, dat hij zei: „Ais je nog eens aan me
denkt denk dan goeds van me en als je eens
iets van mij zou hooren, dat je aan mij zou
doen twijfelen, veroohdeel mij dan niet. Ik ben
misschien niet zoo schuldiig als ik dan lijken
zal."
Barbara's moeder liet verschrikt de hand
van haar dochter las.
..Goeden hemel, die man is een misdadiger!"
Een mat lachje gleed over Barbara's ge
zicht.
„Nee, moeder, dat dadht ik ook even. Maar
hij verzekerde mij, dat hij niets gedaan had,
dat hem met de justitie in aanraking kon
brengen."
,,Dan begrijp ik er heelemaal niets meer
van", zei Barbara's moeder hoofdschuddend en
bedroefd peinsde ze er over, waarom nu juist
de man, van wien Barbara hield, in moeilijk
heden verkeerde, die het hem onmogelijk
maakten, haar ten huwelijk te vragen. Maar
Cndien dit zoo was, had hij als fatsoenlijk man
.zich met met Barbara mogen beziig houden en
het niet zoo ver mogen laten komen.
In e'lk geval iets was er met dien mijn-
heer niet in orde en dat liet hij zelf ook
merken.
Hoe verdroot haar dit terwille harer doch
ter, die nu haar eerste jonge liefde wel kon
begraven.
(Wordt vervolgd.)