ALGEMEEN KIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN Clkker's G&dijsircdpi De Tweelingzusters. No. 9520 VRIJDAG 23 OCTOBER 1936 76e Jaargang Binnenland. F euifleton Buitenland EERSTE BLAD JVu siecnts 5)e prijs is v&ritLCLCjd. f £)e Marking, is verhwgdf TER NEUZENSCHE COURANT VBONNEMENTSPRIJS: Binnen Ter Neuzen f 1.25 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen r. per post 1,55 per 3 maanden B\i vooruitbetaling fr. per post 5,60 per jaar •'■x>r Belgie en Amerika 2,overige lan den f 2,35 per 3 maanden fr. per post Aoonnementen voor bet buitenland alleen bij vooruitbetaling. Jltgeefster: Firma P. J. VAN DE SANDE GIRO 38150 TELEFOON No. 25. ADVERTENTIeN: Van 1 tot 4 regels /0,80 Voor elken regel meer 0,20 KEEINE ADVERTENTIeN: per 5 regels 50 cent bij vooruitbetaling. Grootere letters en cliohd's worden naar plaatsruimte berekend. Handel sadvertcntien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, betwelk op aanvraag verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst Sen dag voor de uitgavo. DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG- WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND. PRINSELIJK HUWELIJK ZAL IN DE ST. JACOBSKERK WORDEN VOLTROKKEN. Naar gemeldt wordt, heeft H. M. 6e Konin- gin thans de Groote of St. Jacobskerk aan de Riviervischmarkt aangewezen voor de kerke- ltjke inzegening van bet buwelijk tusschen H. K. H. Prinses Juliana en Z. H. Prins Bernhard. In deze kerk is destijds ook bet buwelijk voltrokken tusschen H. M. de Koningin en wijlen Z. K. H. Prins Hendrik. Het vorstelijk buwelijk zal zeer waarschijn- lijk in de eerste belft van Januari 1937 wor den voltrokken. Als datum werd 12 Januari a.s-. genoemd, docb biervan kon geen officieele bevestiging verkregen worden. De St. Jacobskerk is de grootste kerk van Den Haag en bevat circa twee duizend zit- plaatsen. Er zijn verscbillende toegangen, zoowel aan de Rivierviscbmarkt als aan de zijde van bet kerkplein bij bet hoofdpostkan- toor. Het moet in bet voornemen liggen om den hoofdingang aan de Rivierviscbmarkt voor entree en uitgang van den vorstelijken bruids- stoet te gebruiken. DE VERGIFTIGING TE SPEKHOLZERHEIDE. Het Tweeede Kamerlid Bongaerts heeft den ministers van Financien en van Sociale Zaken de volgende vragen gesteld: 1. Hebben de ministers kennis genomen van bet drama te Spekholzerheide omtrent de gevallen van methylalcoholvergiftiging 2. Is het juist, dat de vergiftiging moet worden toegeschreven aan zeer matig gebruik van methylalcobol of met methylalcohol ver- mengde jenever? 3. Bestaat er gegrond vermoeden, dat de gebruikte methylalcobol over de Duitscbe grens Nederland is binnengesmokkeld 4. Zoo ja, zijn dan bij de regeering maat- regelen in overweging om de kansen op her- haling van een dergelijk drama in grensplaat- sen zooveel mogelijk terug te dringen en zijn de ministers bereid de Kamer mededeeling van die voornemens te doen? EEN KANALEN-ACCOORD MET NEDERLAND GEMAKKELIJK TE VINDEN Luik verlangt naar verblndingen met Rotterdam en den Rijn. Dinsdag heeft de Belgische Minister van Openbare Werken aan de buitenlandsche jour- nalisten den stand der werken van het Albert- kanaal getoond, op een tocht waartoe deze waren uitgenoodigd. De Brusselsche corres pondent van ,,De Telegraaf' acbt opmerke- lijk, de vriendelijke woorden, welke deze Minis ter tijdens den tocbt ten opzicbte van Neder land heeft gesproken. Ter sprake kwam de voorziening in bet water voor het Albertkanaal, welke, in ver- band met de voorziening van de Nederlandsche kanalen met Maaswater, door de Nederland sche Regeering voor bet Internationaal Ge- recbtsbof is aanbangig gemaakt, waarom de Minister deze kwestie met eenige reserve moet bespreken. Hij heeft den indruk ge- kregen, dat men het in het verleden niet eens is kunnen worden, doordat bet probleem te veel ,,verdiplomatiekt" is geweest, en dat men, indien men poogt de kwestie te regelen door een beroep te doen op bet gezond verstand en de rede en haar overlaat aan de verantwoor- delijke ministers, ongetwijfeld tot een accoord zou komen. Dit kam in elk geval worden venzekerd: de Maas heeft genoeg water om de Belgische kanalen en ook die van onze buren te voeden. Ik blijf de meening toegedaan, dat een bevre- j digende oplossing voor beide landen mogelijk j is en ik leg er den nadruk op, dat een accoord gemakkelijk zou kunnen worden gevonden. Zeker, wij vertrouwen, dat de heeren van bet internationaal gerechtshof ons goed recbt zullen erkennen. Wij zijn alleszins overtuigd, dat men ons niets zal kunnen verwijten. Bel gie vraagt de terkenning van zijn goed recbt, maar is ook bereid, dat van zijn buren te er kennen. Misschien is bet mijn ijver van nieuw minister, die mij met dit optimisme spreken doet. In elk geval ben ik de meening toege daan, dat gekrakeel en getwist tusscben goede buren tot niets dienen kan. Uit een verder gesprek met den minister, is gebleken, dat bij in deze woorden inderdaad een groote omzicbtigheid aan den dag heeft gelegd. Minister Merlot is burgemeester van Seraing en in staat den bartslag van de Luik- sche streek goed aan te voelen. Indien bij spreken mocht met evenveel vrij- heid als de Luikscbe wethouder van financien, Truffaut, wellicht zou bij niet ver af staan van de opvatting, die ons door laatstgenoemde werd medegedeeld. Luikscbe verlangens. Wij zijn inderdaad in Luik de meening toe gedaan, aldus de beer Truffaut, dat de stop, die te Klein Ternayen op de Zuid-Willemsvaart werd gezet, liefst zoo spoedig mogelijk moet worden weggenomen. Technisch is deze op lossing heel goed mogelijk. Men heeft er thans twee sluizen gebouwd voor schepen van 6000 ton, docb daarnaast bevinden zicb nog uitge- strekte gronden, waar de sluizenbouw kan worden uitgebreid, zoodanig, dat een behoor- lijke verbinding met het Juliana-kanaal kan worden verkregen. Ik ontveins mij niet, dat wij er in het Luik scbe zeer op gesteld zijn, dat deze verbinding tot stand zou komen. Wij willen niet alleen met Antwerpen in contact kunnen staan, maar ook met Rotterdam en via de Waal met het Rijnbekken. Wij kunnen ons best begrijpen, dat men te Antwerpen voor deze oplossing niet enthou- siast is, omdat elke groote haven uiteraard zooveel mogelijk transport conoentreert. W|ij meenen echter, dat deze vrees voor een groote concurrence van de haven van Monsin (dat is de Luikscbe haven aan bet begin van bet Albert-kanaal) en van de haven van Rotterdam uit een verkeerde opvatting van de economi- scbe belangen voortspruit. Indien elke haven voor zich het grootst mogelijke vervoer op- vordert en daarbij de belangen der concurree- rende havens over het boofd ziet, kan daaruit slechts ontstaan wat men in de botsing van zooveel autarkieen iheeft kunnen constateeren schade voor iedereen. Gelukkig verkeert men nu in een tijdperk, dat men deze feiten duidelijk begint in te zien en over een afbraak van alle handelsbelemme- ringen begint te denken. Wanneer er door een grootere vrijheid en een ruimer inzicht een economische opleving komt, dan is elk land daarmede gebaat. De winst, die men uit de vrijheid kan balen is grooter dan die, welke een kortzichtige haven-autarkie oplevert. In onze opvatting mag geen enkele tegen- stelling van Vlaamsch-Waalschen aard worden gezien. Het is trouwens een feit, dat ook de stad Gent op een oplossing aandringt van de sluizenkwestie te Ter Neuzen. Louter econo mische overwegingen geven zoowel bij de Gentenaren als bij ons den doorslag. Wij bopen dan ook vurig, dat de Belgische regee ring er, nu zich overal teekenen voordoen, dat de crisis minder wordt, in slagen zal, een ge- zonde samenwerking en een gezonde oplossing tusschen Belgie en Nederland tot stand te brengen." Deze Waalsche stem en deze Waalsche op vatting klinken te typisoh om hier de verkla- ring van bet Kamerlid Truffaut niet speciaal in te lasscben. Naar bet Engelsch van PATRICIA WENTHWORTH. (Nadruk verboden.) OCTROOI AAN NED. BANK WORDT VOOR VIJF JAAR VERLEEND. Verschenen is de Memorie van Antwoord op het Voorloopig Verslag der Tweede Kamer over het wetsontwerp verlenging en wijziging van het aan de Nederlandsche Bank verleende octrooi. Daaraan is bet volgende ontleend: Dat de leden, die eer ingrijpende wijziging verlangen in het centrale bankstelsel zijn te- leurgesteld over den inhoud van bet wets ontwerp, begrijpt de Minister. Hij kan echter niet met deze leden instemmen, dat die inhoud weinig belangrijk zou zijn. Zij blijft om het feit, dat wordt voorgesteld aan de Nederland sche Bank opnieuw octrooi te verleenen, voor ons financieel en economisch leven van groote beteekenis. De Minister begrijpt, dat men bet met het voorgestelde niet eens kan zijn en een andere regeling wenscht, doch dit doet aan de belangrijkheid van bet wetsontwerp niet af. Inderdaad is de herziening van bet octrooi indien men tot het scheppen van een nieuwen beheersvorm wenscht over te gaan, de daar- voor aangewezen gelegenheid. De regeering heeft daartoe echter geen voorstel gedaan, om- dat zij meent, dat de tegenwoordige beheers vorm voldoet aan de uit een oogpunt van een juiste behartiging der belangen aan de cen trale bank toevertrouwd, daaraan te stellen eischen. Dit beteekent niet, dat de Minister aan dit gewiohtige vraagstuk niet zelfstandig aandacht heeft geschonken. Voor zoover er aanleiding is van overheids- wege door het treffen van credietmaatregelen het economische leven te stimuleeren, zal dit op andere wijze moeten geschieden dan door de centrale bank onder gemeenschapsbeheer te brengen. Het vraagstuk van het toezicht op het par ticuliere bankwezen staat buiten de regeling van het octrooi der centrale bank. Uit het bovenstaande is reeds gebleken, dat de Minister geheel kan instemmen met het beginsel, dat de circulatiebank haar beleid blijvend moet richten op het algemeen welzijn. De leden, die deze gedachte in het verslag uit- spreken, zullen echter op hun beurt met hem van oordeel zijn, dat dit niet slechts geldt voor de circulatiebank, doch ook voor alle instel- lingen, zoowel die van overheidswege, als die door particulieren beheerd, die een taak in het economische en financieele leven hebben te vervullen. Met de erkemiing van dit algemeen beginsel is intusschen nog niet aangegeven, hoe de concrete organisatie moet zijn, die de beste waarborgen oplevert, dat inderdaad dat algemeen welzijn zoo goed mogelijk zal worden behartigd. Wei staat vast, dat daarbij zooveel moge lijk gestreefd moet worden naar evenwioht tusschen den overheidsinvloed en den invloed van het uit het particuliere bedrijfsleven op- gekomene. Ook zal het van de ontwikkeling der verhoudingen afhangen, welke organisatie in een bepaald tijdsgewricht de meest doel- matige moet worden geoordeeld. De regeering gaat allerminst voor de pro blemen, die hier liggen, uit den weg. Zij heeft zich integendeel van die problemen ten voile rekenschap gegeven. Wanneer zij, alles over- wegende, tot de slotsom is gekomen, dat groote veranderingen in den bestaanden toestand niet moeten worden gebracht, dan is dit niet een gevolg van onderschatting van het probleem voor de volksgemeenschap, doch van haar overtuiging, dat de belangen dier volksgemeen schap op deze wijze het best worden gediend. De ervaring heeft tot dusver niet geleerd, dat de bestaande toestand aam de eischen, aan een goed geregeld centr-aal bankwezen te stel len, niet zou voldoen. Mocht intusschen op een gegeven oogenblik blijken van een onoplosbaar verschil tusschen de regeering en de bank, dan zullen bijzondere wettelijke maatregelen niet kunnen uitblijven. Op een zoo buitengewone omstandigheid kunnen de bepalingen van een octrooi, dat be- stemd is onder normale verhoudingen te wer ken, niet berekend zijn. De macht der regeering om buiten het be- stuur van de bank om den gouduitvoer te ver- bieden, is niet van geringe beteekenis. Zij ver- zekert immers, in verband met het feit, dat het muntstelsel bij de wet wordt geregeld, aan de regeering uiteindelijk de zeggenschap over de te voeren monetaire politiek. De Minister is van oordeel, dat het voeren eener meer actieve conjunctuurpolitiek, zoo- als het verslag dit beoogt, niet ligt op het ter rain van de Nederlandsche Bank. De door een aantal leden geopperde bezwa- ren welke zich in tijden van oorlog of oorlogs- gevaar zouden kunnen doen gevoelen, vinden in de ervaringen, gedurende de jaren 1914 tot 1918 opgedaan, allerminst bevestiging. In deze jaren heeft het tegenwoordige systeem tot al- gemeene tevredenheid gefunctionneerd. In overeenstemming met hetgeen sedert 1888 gebruikelijk was, heeft de Minister ook dit- maal voorgesteld den termijn van het bank- octrooi met 15 jaar te verlengen. Intusschen kan hij niet ontkennen, dat verleening van het octrooi voor vijf jaar in feite de bank, ten aan- zien van den duur van haar octrooi, in de- zelfde positie brengt, als waarin zij zich zou bevinden, als die opzegging in 1932 niet was geschied. Hij heeft zich daarom nader met de bank in verbinding gesteld en met haar overeen stemming gekregen over een regeling, waarbij de voorgestelde termijn van vijftien jaren tot vijf jaren wordt teruggebracht. Aan den wensch van sommige leden tot in- stelling eener staatscommissie, die belast zou worden met de bestudeering van verschillende onderwerpen op het bankwezen betrekking hebbende, kan de Minister niet voldoen. Hij vreest, dat een dergelijke commissie zich zou verdiepen in uitvoerige theoretische bespiege- lingen, die tot weinig practisch resultaat zou den leiden. Naar aanleiding van de door eenige leden gestelde vraag, of de regeering in samenwer king met De Nederlandsche Bank wel in staat is om afdoende maatregelen te nemen tegen de manipulaties van valutaspeculanten, zij voorop gesteld, dat internationaal geordende monetaire toestanden met vaste wisselkoersen den eenigen volstrekten waarborg tegen der gelijke manipulaties scheppen. Onder de tegen woordige, ongeordende omstandigheden kan voor landen, die, gelijk Nederland, een vrij be- talingsverkeer met het buitenland wenschen te handhaven, slechts beperking van het be- doelde euvel verkregen worden door een nauwe samenwerking van nationaal karakter tus schen de circulatiebank en het particuliere bankwezen en van internationalen aard tus schen de voomaamste circulatiebanken. Deze tweeerlei samenwerking, welke in de laatste jaren is gegroeid heeft ongetwijfeld tot een aanmerkelijke beperking van de valutaspecu- latie geleid. 39) Vervolg. XXIX. „Ik ben je liefste niet. Anne haalde de mooiste japon te voorschijn den anderen dag. Ze voelde een haast onbe- dwingbaren lust om het grijze mantelpak te verbranden, maar een binnenmeisje zonder een cent op zak moet nu eenmaal aan dergelijke gevoelens weerstand bieden. Het was een dag van zachten wind, zeilen- de wolken en helderen, verkwikkenden zonne- schijn. Ze deed de dunne crepe japon aan, met het blauwe fond dat zoo voortreffelijk met het blauw van haar oogen harmonieerde en het patroon van groen en een lichtere tint blauw, waarvan ze alt.ijd zooveel gehouden had, om- dat het haar deed denken aan blauwe gras- klokjes in een groen voorjaarsbosch. Het was nogal een dunne japon en ze trok een blauwe mantel er over aan. Ze wilde eigenlijk dat ze een nieuwen hoed had; juffrouw Jones had een klein vilthoedje meegestuurd dat opgerold in den koffer kon. Het groen en blauw ervan was een tikje verschoten. Maar ten slotte stond het toch heel aardig. „Wel kind, wat zie jij er piekfijn uit!" prees juffrouw Brownling. „Je gaat zeker met hem uit. Nou, tot van avond en veel pleizier, hoor". Anne wandelde Ossington Road af en haar hart was vervuld van goede voornemens. Na vandaag zou ze niet meer met John af spreken hij mocht niet meer komen. Dit besluit stel-noegen te gaan staan de haar geweten zoo zeer tevreden, dat ze be reid was van het gevaarlijk-toegeeflijke ,,nog- een-keertje", met voile teugen te genieten. John was zichtbaar verheugd toen hij haar zag. ,,We gaan naar Wisley," kondigde hij aan. „Zeg, wat een schat van jurk heb je aan. Zat die in den koffer?" Anne knikte. „Waar is Wisley?" „In de tuinen van de „Horticutural Society'1 Mrs. Courtney had het erover; ze beweerde dat de azalea's daar een droom waren en dat iemand die ze niet had gezien, het mooiste miste wat een mensch ooit in zijn leven van bloemen kon zien. Daar kwam het tenminste op neer. En ze zei -dat ik haar kaart kon krij- gen wanneer ik maar wilde; daarom ben ik die vanmorgen maar eens gaan halen. Hou je van azalea's."' ,,Ik houd in 't algemeen veel van bloemen. Ik heb ze ik-weet-niet hoe lang gezien. Ik be- doel zoo'n echte bloemenweelde buiten." „In Spanje ook niet?" Hij flapte de vraag (ft-uit, maar het volgend oogenblik had hij er al diep berouw van, want Anne hield even pijnlijk de adem in en zei met een geforceerd- vaste stem: „Je weet immers heel goed dat ik heelemaal niet in Spanje geweest ben." (Hoe kan ik dat weten, als je het me nooit verteld hebt." Anne zweeg. Jenny had hem gezegd, dat ze in Spanje was geweest. En het was duidelijk dat Anne geen woord geloofde van wat Jenny hem voorgepraat had. Wat wist hij Wat dacht hij Maar tenslotte, wat kwam het er op aan wat h(j precies dacht? Vandaag" zou voorbijgaan en ,,morgen komen. En „morgen" zou voorgoed de deur achter John Waveney sluiten. Dus waarom niet „vandaag" aan plezier plukken, wat er van te plukken .viel. Wat 'n mal schepsel was ze om een skelet uit zijn kist te laten kruipen en het te veroorloven met klapperende botten tusschen haar en dezen laatsten dag van ge- Stralend opgewekt opeens, wendde ze zich naar John. Laten we net doen alsof", stelde ze met een lach in haar stem voor. „Hoe bedoel je?" „Wel doen alsof er geen wereldsche zorg be staat; alsof ik niet Annie Jones ben, maar al datgene wat ik ooit weer worden kan. Kun jij goed doen alsof, John? Onder hooge, ruisehenda dennen verlieten zij de auto en liepen de tuinen in. De rotsplan- ten in het lager gelegen gedeelte voor het huis gaven vroolijke kleur; blauwe waterlelies be- o-onnen te bloeien in een kleinen vierkanten vijver. Ze gingen een paar treden af, passaer- den een rij broeikassen, daalden nog verder omlaag langs een vochtig, kronkelend pad dat voerde naar dd wilden tuin op het diepste punt van de vallei, waarin de tuinen gelegen waren. Bossen blauwe irissen bewogen in de wind, ze leken op diep blauw water met witte schuimkopjes. lets verder verhieven zi-ch witte en paarse Japansche irissen uit het kabbelen- de riviertje, waarin bleek-gele waterlelies tus schen de gladde, platte bladeren dreven. Een uitbundige massa van lila rodondendrons keek op he water, de lelies en de irissen neer. Die stond verder op den oever; daarachter rees de rots, die begroeid was met oranje, scharlaken, vuurroode, rose en diep-blauwe bloemen, ijl om- hoog. Overal tusschen de felle kleuren was groen in een eindelooze verscheidenheid van tinten. Kolossaal, vind je niet?" vroeg John. Roerloos staarde Anne naar de bloemen. Ze sprak niet en ze was bleek. Toen John zijn hand door haar arm stak, liet ze het zonder verzet toe. Ze had een gevoel alsof ze een teer sprookjesland was binnengetreden en de licht- ste ademtocht de betoovering zou kunnen ver- breken. Ze stond nog onbeweeglijk te kyken, toen iemand haar naam riep. „Anne! Lieve deugd. Anne!" Anne ontwaakte met een schok uit haar DE GRENSVERSTERKING VAN FRANKRIJK. Naar United Press uit betrouwbare bron vemeemt, is tijdens de besprekingen tusschen minister-president Blum, den minister van buitenlandsche zaken, Delbos, den minister van oorlog, Dalaxlier, en den generaal Game- lin over de militaire gevolgen van de Belgi sche neutraliteitsverklaring, het besluit ge nomen om het machtige vandedigingswerk aan de Noord-Oost grens, de zoogenaamde Maginot-linie, langs de Belgische grens tot aan het Kanaal door te trekken. Men zou tot de overtuiging gekomen zijn, zoet gedroom. Terwijl John's hand uit haar arm gleed, keerde ze zich van het lieflijke schouwspel af en bevond zich van aangezicht tot aangezicht met Aurora Fair lie; Aurora, vierkant en robuust, met een vuurrood gezicht en haar jagershoedje naar achteren op haar hoofd geschoven blazend van de warmte in haar ruig tweed costuum. Ze was niet alleen. Een heer van middel- baren leeftijd, met een van rimpels doorploegd, intelligent gezicht; een magere dame, even oud ongeveer als de man, met iets vermoeids en lusteloos in haar uiterlijk en manieren, in een japon van grijs georgette met struisveeren versierd, en een blonde bakvisch van een jaar of zeventien, blootshoofds, in een luchtige blauwe zomerjurk, stonden om Aurora heen en hoorden blijkbaar bij haar. Alle drie keken naar Anne en hekenden haar. John zag hoe Anne haar handen samen- kneep. Toen glimlachte ze naar Miss Fairlie. „Hallo, Aurora!" riep ze. Miss Fairlie lachte terug een breeden lach. „Ik moest je eigenlijk voorbijloopen," begon ze het ontging John niet hoe Anne's knok- kels wit werden „omdat je sedert onze terugkomst niet meer bij ons geweest bent! Is dat je dank, dat ik je ziek mee naar Spanje heb genomen en blozend en wel mee heb terug gebracht? Je bent een monster van ondank- baarheid! Maar wat ik zeggen wil, je kent Clement Moore en Janet, nietwaar? Jullie hebt elkaar toch wel eens eerder ontmoet, zou ik zeggen. Maar Casilda komt kersversch van kostschool." Anne begroette de Moores met een hand- druk. Mevrouw Moore vroeg haar op onge- interesseerde toon of ze weer heelemaal in orde was, terwijl Aurora joviaal voorstelde: „mijn neef neen eigenlijk mijn neef niet Anne's neef, sir John Waveney." Vervolgens deed ze een ziware hand op Anne's schouders neerkomen en klopte er zachtjes op. „Wdj gaan naar den rotstuin. Ja, Jane jij moet De vanouds beroemde AKKER's ABDIJSIROOP is een natuur-genees- middel, daar de werking in hoofd- zaak berust op de geneeskrachl van extracten uil reeds in oude tijden bekende „genees-kruYden". Door een nieuwe toevoeging is de werking nog sterker, n6g doeltreifender geworden. Een lepel AKKER's ABDIJSIROOP werkt thans 2x zoo snel als voorheenl Een ongeevenaarde werking tegen: hoest, bronchitis, kinkhoest, verwaar- loosde verkoudheid, griep, influenza. De verlaagde prijzen zijn thans 75 ct. F 1.25 F 2.00 F 3.50 3 dagen 6 dagen 12 dagen 24dagen gebruik gebruik gebruik gebruik (Ingez. Med.) dat Belgie door de venklaring van zijn Koning het militaire verbond met Frankrijk heeft op- gezegd, en dat Frankrijk bij een aanval niet meer op den Belgischen steun zal kunnen rekenen. Ook zou men het er over eens zijn, dat de besprekingen tusschen de Fransche en Belgische generale staven niet op de tot nog toe gebruikelijke wijze voortgezet kunnen worden. Dezen stand van zaken zou aanleiding zijn tot het besluit om een sterke veidedigings- linie van de Luxemburgsche grens tot Duin- kerken aan te leggen, in weerwil van de overweging, dat deze werken een ongehoord hooge som zullen verslinden, in verhouding zelfs grootere kosten dan het Zuidelijke deel van de Maginot-linie, aangeeien men in het vlakke land van Noord-Frankrijk geen ge bruik kan maken van natuurlijke strategische voordeelen, welke het bergachtige terrein van het Zuidelijke deel in overvloed biedt. De officieele bekendmaking van dit plan zal, naar men in Frankrijk verwacht, bij de Belgische openbare meening groote veront- waardiging wekken, doch men meent te weten, dat de Belgische generale staf niets tegen het plan heeft in te brengen. Van welken aard de uit te voeren vesting- werken precies zullen zijn, staat, aangezien de plannen nog niet in details uitgewerkt zijn, nog geenszins vast. De militaire des- kundigen nemen echter aan, dat men in daar- voor geschikte streken naar Belgisch voor- beeld (de vetrdedigingswerken aan het Koning Albert Kanaal) groote overstroomingswenken zal aanleggen. De regeering zou deze ver- dedigingswerken in het kader van haar werk- verschaffingspolitiek willen uibvoeren en zoo probeeren met de door de belastingbetalers op te brengen gelden de door haar nage- streefde ontlasting van de arbeidsmarkt ten minste voor een deel te bereiken. DE RELLETJES TE BOMBAY. Naar Reuter meldt, zijn de politie en de troepen overgegaan tot het zuiveren van de ook mee, hoor! Clem en ik komen achter je aan en geven je wel een zetje als 't noodig is. Anne, hebben jij en John de azalea's al gezien? Neen? Ga dan dat pad daar naar beneden en je komt pardoes in een daverende kleurenpracht terecht,, waar je een week dron- ken bent. En zalig ruiken dat het er doet... Kom Jane, boven is een lekker zitje, daar kun je uitrusten."' Ze schoof de Moore's voor haar uit over een rustiek bruggetje, dat over dien kleinen stroom voerde. Casilda Moore volgde hen op eenigen af- stand; draaide zich toen om en rende terug. Ze had ronde, blauwe oogen, hard en glinste- rend als kralen. Haar inpertinent-gebogen wenkbrauwen waren sterk aangezet; ze sta- ken zwart af tegen laar blanken huid; haar goudkleurig haar glansde in de zon. Ze kwam vlak bij Anne staan en vroeg: ,,Vond je het leuk in Spanje? Ben je er heusch geweest? We hebben de vorige week lady Marr aan een lunch ontmoet. Ze zei dat je er was geweest." Casilda's stem was even onbeschaamd als haar wenkbrauwen. Ze hief haar kin omhoog naar John en ging gieche- lend voort: „Woonde je in een kasteel? Een kasteel in Spanje klinkt zoo romantisch! Chateaux en Espagne we hebben het in de Fransche les gehad maar ik heb nooit kun nen onthouden wat het precies beteekent. lets fantastisch is 't niet? lets wat niet werkelijk bestaat daar komt het toch op neer, he? Ik hoop maar dat jouw kasteel werkelijkheid was." Anne lachte. „Ik heb nooit kasteel-aspira- ties gehad." iHet jongere meisje giechelde nogmaals. „Ik zal lady Marr vertellen dat ik u gesproken heb," zei ze en liep hard de brug weer over, de anderen achtema. John nam Anne bruusk bij den arm en sloeg het pad naar beneden met haar in, dat Aurora Fairlie had aangewezen. „Ellendig spook!" gromde hij. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1936 | | pagina 1