ALGEMEEN MEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN Oe Russische schrijver Dostnjevski Het Mysterie van Giesfoid Hall. .ASPIRINrf MIMriaSRl. No. 9438 VRIJDAG 10 APRIL 1936 76® Jaargang Paaschfeest FeuiHeton Binnenland EERSTE BLAD NEUZENSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJS: Binnen Ter Neuzen 1.25 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen fr per post f 1,55 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post 5,60 per jaar Voor Belgie en Amerika f 2,-, overige lan den 2,35 per 3 maanden fr. per post - Abonnementen voor het buitenland alleen bij vooruitl etaling. Uitgeefster: Flrma P. J. VAN DE SANDE GIRO 38150 TELEFOON No. 25. ADVERTENTIeN: Van 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken regel meer 0.20 KLEINE ADVERTENTIeN: per 5 regels 50 cent bij vooruitbetaling. Grootere letters en clichd's worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst een dag voor de uitgavo. DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG- WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND. WEGENS HET PAASCHFEEST ZAL A.S. MAANDAG GEEN NUMMER VAN DIT BEAD VERSCHIJNEN IV. Zijn verder leven (18591881). De groote opgewektheid, die de eer- ste dagen na zijn terugkomst in het va- derland zijn deel was. duurde niet lang. Reeds den 14den Maart 1860 schreef hij ,,Als men dit afschurwelijke Peters burg maar eens acht dagen adhter zich kon latenen na een kort uitstapje naar Moskou beet het„Daar ben ik dan weer terug in de nattigtheid en in de ver- veling". Tooh begon er nu een tijd van zeer ingesipannen arlbeid als publicist. Er was toen in de Russische maatschappij een sterke gisting, en Dostojevski wou daar het zijne voor doen, zij het ook, dat hij vooral geduld en liefde wilde predi- ken. Hij stichtte in 1861 een tijdschrift Vremja. Hij en zijn medestanders waren Nationalisten, die voor Rusland de poli- tieke en geestelijlke suprematie eischten over alle Slavische rassen en die fel op- kwamen tegen ellke na-aperij van de Wes- tersdhe cultuur. Deze minachting voor de Westerlingen is Dostojevski altijd bijge- bleven. "Wij willen hier ib.v. even aan- halen wat deze echte Rus zegt over den Franschman in het algemeen. ,,De Franschman zoo schreef hij, ,,weet reeds alles van Rusland voor hij van huis gaat hij weet en begrijpt alles, zander jets te leeren of te onderzoeken. Hij heeft zijn boek over Rusland dan ook reeds te Parijs voor goed geld verkocht, en an dat zoo verdiende geld kan hij zich nu een reisje naar Rusland veroorloven." Het is erg jamimer geweest, dat een on- voorzichtig artikel over de Poolsche kwestie, door een geestverwant geschre- ven, de Vremja met haar 4000 abonne's plotseling ten val bracht. Het tijdschrift werd door den censor'verboden. Toen stierf ook zijn broer, terwijl zijn schul- den ontzettend waren opgeloopen. Een tweede tijdschrift strandde oak, en Dos- tojevski moest zich failliet laten verkla- ren. Om zijn sdhuldeischers te ontloopen. nam ihij de vlucht naar het buitenland (1865). Op deze reis gaf hij erg toe aan zijn hartstocht om te spelen, en onder invloed van deze ervaringen schreef hij zijn ,.De Speler", maar ikort daarop verrijkte hij de letter'kunide van zijn land met een van zijn ibeste creaties: Misdaad en Straf Men heeft tereoht opgemerkt, dat men in dit boek den schrijver in zijn veelzijdig- heid en superioriteit kan leeren kennen. Toch bindert ook in dit werk wel zijn wijdloopiglheid en zijn verwaarloozing van den vorm, maar op treffende wijze doorvoelt hij 's menschen leed. Dosto jevski beweegt zich bijna altijd in de diepten, in de lagere regionen van het mensdhelijk hart, maar nu en dan ver- heft hij zicih ook wel daarboven. Voor het eerst treedt in dit boek het motief op, dat onzen schrijver voortaan niet meer zal loslaten zijn strijd tegen de al- gemeene geestesridhting zijner dagen, die vooral bestond in opstandigheid tegen ker.k en staat. Dostojevski zoekt de oor- zaken van de misdadiglheid niet zoozeer in materieele drijfkraclhten, doch meer in geestelijlke motieven. Raskolnikor is een van die intellectueelen, die door het gif van hoogmoed en eigengerecbtigiheid zijn besmet, iemand, die Byron en Napoleon bewondert, en die de zeden en wetten van zijn medemensoh minacht en ver- smaadt, een mensch, die zich een soort god waant. En nu laat Dostojevski Ras kolnikor langs een logisdhen weg beslui- ten tot een misdaad het opruimen van een oude woekeraarster, „een mensche- lijke luis". Van deze moord, die zelfs een dublbele wordt, onthoudt de sclhrijver ons geen enkel gruwzaam detail. Maar dan begint zijn geweten te spreiken en vangt er een periode aan van ontzettende on- rust, van wantrouwen en vrees. Het is hier zeker de plaats om iets te zeggen over de eigenaardige verbouding, waarin Dostojevski staat tegenover zonde en misdaad. In die houding ligt een zekere tegenstrijdigibeid. Wij kunnen hier onderscheiden een moralist en een kunstenaar. De leer van den moralist is dat de mensch een vrijen wil heeft. en dat hij dus verantwoordelijk is voor zijn daden. En de kunstenaar daarentegen stelt het' voor, alsof deze mensch niet anders kon handelen dan hij deed. Na het groote suoces, dat zijn boek Misdaad en Straf had, keerde Dosto jevski even naar zijn land terug, maar ook nil kwamen zijn financien niet in evenwidht en zoo moest hij dan in 1867 opnieuw vertrekken, nu voor vier jaar. In dezen tusscbentijd is hij eerst nog her- trouwd. Vreeselijik slecht beviel bet hem ook nu weer in het buitenland. „Ik tees dagelijks drie Russiscihe kranten regel- voor-regel, en ik krijg twee tijdsdhriften schreef hij, ,,maar wat ben ik ver van Rus land!" Voor de scboonbeden der natuur had hij elders nergens oog; het liefst was hij daar, waar veel menschen waren. In- tusscihen werd zijn Christendom sferk verdiept; dit bleef voor niemand een ge- heim, onoplboudelijk leidde hij het ge- sprek op religieuze onderwerpen, en ook in zijn omgang met mensc'hen was hij veranderd. Zelfs zijn gelaatstrekken droegen de sporen van deze stemming, en een milde glimlach speelde om zijn lip- pen." In 1868 volgde nu zijn boek ,,,De Idioot", in 1869 De Eeuwige Echtge- noot, in 1870 De Demonen. Toch bleef Dostojevski nog steeds toegeven aan zijn speelwoede, en zijn vrouw heeft daar erg veel binder van gebad. Wilde Dostojevski nu gelden als schrij ver Wij gelooven, dat er zeer terecbt ip opgemerkt, hoe hij zidh geenszins uit- sluitend letter'kundige voelde, althans niet in de exclusieve beteekenis van dat woord; hij wilde mensdh zijn in den vol- len zin, en zijn belangistelling ging tot het einde zijner dagen met onverzwakte kracht uit naar alle deelen en openba- 1 ringen van het veelzijdige leven. Poli- tieke of sociale "zaken achtte hij niet minderwaardig, zooals veel schrijvers dat deden en doen. Neen, hij zodht alom naar eenlheid van het leven. En zoo zal Naar het Engelsch van SIR WILLIAM MAGNAY (Nadruk verhoden.) 14) Vervolg. „Beste Marion", protesteende hij. „zoo haastig en ongeduldi'g ben ik niet." ,,Maar als man van zaken be ho or je kennis te' nemen van alles wat je eigendom is", hield ze aan op een toon, waarvan hij niet zeker wist of hij emstig was of niet. ,,We moeten eerlijk zijn en je alles laten zien, zelfs op gevaar af dat je besluit onze huur t,: ver hoogen." ,,Dat is niet waarsichijnlijk", lachte hij. ,,Kom", noodigde zij, reeds halverwege de trap. Ze ging met hem van de eene kamer in de andere. „Je ziet, 't is een groot, onregel- matig gehouwld huis", merkte ze op onver- schilligen toon op. „Van buitenaf gezien, zou je niet zeggen, dat 't zoo ruim is, hd?" ,,Neen", gaf hij toe, ,,'t valt ontzettend mee. Kij-k, daar is nog een heele rij kamers." „Ja, ga maar mee." Ze bekeken nog verscheidene ongehruikte en half gemeubelde vertrekken. „Ik v-ond, dat je toch precies moest weten hoe groot de Grange is", vervolgde Marion, terwijl ze hem even aankeek en toen haar oogen afwendde. Aan het einde van de gang was een kamer, hij er dan ook wel eens toe gekomen zijn om de toestanden beter te kleuren dan zij verdienden. Men lette b.v. eens op deze uitspraak van herd uit 1861 ,,Bij ons zijm geen klassebelangen, omdat er bij ons geen klassen bestaan. Alle klas- sen kunnen bij ons, als de gelegen- heid dat eiscbt, scmensmelten, gemakke- lijk en zeer vreedzaam. Het is juist daar- in, dat wij verschi'llen van andere volke- ren, bij wie geen stap vooruit gedaan werd dan na een geweldige worsteling." En al even slecht is uitgekomen, wat Dostojevski in 1876 schreef„Aille groote mogendbeden zullen verdwijnen, en de oorzaak is eenvoudig: zij zullen uitgeput zijn door den strijd, dien zij hebben te voeren met hun proletariers. In Rusland zal het anders gaan. De goede De mos is er tevreden hij zal er meer en meer zich bevredigd, meer en meer zich een voelen. Een enkele kolos zal over- blijven op bet Europeesdhe vasteland Rusland. De toekomst, in Europa, be- hoort aan Rusland. In het jaar 1880 kwam zijn groote ro- man De Gebroeders Karamazar, waar- over .wij in dit artikel, dat niet te lang mag worden, nu niets zullen zeggen. Alleen merken wij op, hoe de vraag naar bet bestaan van God Dostojevski heel j zijn leven niet met rust heeft gelaten. Heel zijn levensbeschouwing, zijn etihiek, zijn verdeeling van de menschen in goe- den en slechten, wordt door zijn verlan- gen naar dit Godsgeloof gekleurd. De laatste levensjaren van Dostojevski zijn lang niet zijn ongelukkigste geweest. De dagen waren voorbij, dat bij, onder den druk van alles, wat hij klaar moest krijgen, een gevoel had als van een dwanganbeider. Tihans stond hij in het centrum der nationale belangstelling en de meerderheid vc-m zijn landgenooten zag tot hem op als tot den voornaamsten geestelijiken leidsman van zijn volk. Het allersterkst is dit gebleken uit de rede, die hij hield op het Poeslhlkinfeest, 8 Juni 1880. Dit werd iftog meer een hulde- bewijs aan Dostojevski dan aan Poesh- kin. Een storm van goedkeuring barstte los. Allen drongen voorwaarts om den spreker toe te juichen, enikelen verbraken de orde door op het tooneel te klimimen, en een jonge man viel in onmacbt neer aan zijn voeten! De domineerende noot in deze zoo toegejuiChte rede was een betuiging van liefde voor het Russische vaderland, en van vertrouwen in de een- heid van zijm volk, een betuiging van ge- loof in de kracht en schoonlheid van de Russische vroomlheid en van geloof in de toekomst. Maar het einde naderde nu ook met rasse schreden. Dostojevski leed aan een ontsteking van de lucihtrwegen. Daar kwam onverwachts een slagaderibreuk bij. Hij gaf bloed op aan den avond van den 28sten Januari 1881 ging Thedor Mikhailovitch Dostojevski den dood in. Zijn begrafeni® was een grootscb sohouw- spel. Zoo'n samenstrooming van men schen hadden zelfs zijn warmste bewon- deraars niet verwacht, en zoo n begrafe- nisstoet was in Rusland nog niet gezien. Er wiaren 67 kransen, en wel 15 koor- gezelscbappen; een demonstratie. een groot man en een groot volk waardig. waarvan de deur op slot was. ,,Ik weet niet, waarom", zei Marion; ,,ik vermoed dat vader daar eenige van zijn min of meer belangwek- kende sehatten heeft opgeborgen. Oude have- looze jachttafer,eelen en zco, die ik na den noodigen strijld uit de kamers beneden ver- bannen heb." Juist op dat oo'genlblik kwam Ardior Cai- don aan den anderen kant van de gang voorbij. Vader'', riejp Marion, ,,ik ben bezig Richard het huis te laten zien. Is er iets heiligs in die gesloten kamer?" Archer had zich omgedraaid en kwam nu op hen toe, terwijl hij zijn sleutels voor den dag haalde. „Een rommelkamer, dat is alles", me'rkte hij op. ,,Maar er staan wat oude din- gen in, waarvan ik uit een soort sentimenta- liteit niet wil, dat de bediend,:n er aan komen." Met een eigenaardigen langen, dunnen sleu- tel ontsloot hij de deur en wierp haar open. „Daar is niet veel te zien." 't Was een ruim groot vertr'ek in den hoek van het gebouw. Het had twee sdhuine kan- ten, en een vrij groot raam. In e n van de hoeken stond een oude tafel, opgehoopt met muffe oude documenten en rollen. Overal in het rond tegen den wand stonden stoffige. venvalien schillderijen, in groepjes van vier en drie tegen elkaar. Verder verscheidene afge- dankte stoelen, een oude less naar, een wrakke boekenkast en den gebruikelijken inhoud van een. rommelkamer, die in ieder buitenhuis te vinden is. 'Onder het raam echter, weinig passend by de rest, stond een practische eiken tafel met aan ibeide zij'den kastdeurtjes en die er heel wat minder stoffig en ongebruikt uitzag dan de andere meubelstukken in de kamer. Op zij hiervan op een standaard tegen den muur was een vierkante kast aangebracht, die verschei- DE LOONBIJSLAGREGELING VOOR DE LANDBOUWBEDRIJEN ENZ. Nieuwe voorzieningen. De minister van sociale zaken heeft aan alle inspecties van de werkverschaffing verzocht een rondzendbrief, betreffende de loon-bijslag- regeling voor de landbouw-, veehouderij-, tuin- bouw-, bloembollen-, boomkweekerij-, vaste- planten- en bloemcultuurbedrijven, aan de gemeentebesturen in hun ressort te richten, waaraan bet volgende is ontleend: De minister van sociale zaken wijst er op, dat eenigen tijd geleden den gemeentebesturen is bekend gemaakt, dat, ingaande 1 Mei, voor- loopig tot 30 April 1937, voor den landbouw weer een loonbijslagregeling zou gelden en dat een gelijke regeling, te rekenen van 1 Januari van dit jaar, tot einde December, ook geldt voor de tuinbouw-, bollen-, boomkwee- kerijen, vaste planten en bloemcultuurbe drijven. Nu heeft, aldus de brief, die aan de ge meentebesturen gericht zal worden, toen de loonbijslagregeling werd ingevoerd, steeds voorgezeten, dat, wanneer een gemeente tot de regeling toetrad, dit niet tot gevolg mocht hebben, dat het totale bedrag, dat de betrok- ken gemeente volgens haar begrooting in een jaar voor werkverschaffing en steunverlee- ning zou mogen besteden, zou worden over- schreden. Integendeel, verwacht werd, dat de toepassing van de loonbijslagregeling zou lei den tot besparing van deze uitgaven. Tot zijn leedwezen heeft de minister van sociale zaken evenwel moeten vaststellen, dat in de praktijk in verschOlende gevallen de toepassing van de loonbijslagregeling niet alleen niet tot besparing heeft geleid, maar zelfs tot overschrijding van de hiervoren be- doelde kosten voor werkloozenzorg. De minis ter heeft daarom emstig overwogen, of het verantwoord was, de loonbijslagregeling, voor wat betreft den landbouw, te laten ingaan en deze voor de andere bedrijven voort te zetten. Na rijp beraad heeft de minister echter be- sloten niet tot deze stopzetting over te gaan, maar wel enkele voorzieningen te treffen, welke naar vertrouwd wordt, waarborgen in de eerste plaats, dat geen overschrijding van kosten te duchten valt en ten tweede, dat slechts zij worden geplaatst, die werkelijk in- gevolge werkverschaffing en/of steunverlee- ning worden geholpen. Daarom verzoekt de minister mij nadrukkelijk onder uw aandacht te brengen, dat de loonbijslagregeling alleen dan mag worden toegepast, c.q. worden voort- gezet, indien uw college ten voile er van over- tuigd is, dat de op de begrooting uitgetrokkgn ex\ toegestane gelden voor werkverschaffing en steunverleening onder invloed van de toe passing van de .loonbijslagregeling, niet zullen worden overschreden. Wanneer deze zekerheid niet bestaat, dan verzoekt de minister uw college de loonbijslag regeling, wat betreft den landbouw, niet in te voeren en voor den tuinbouw en andere be drijven, voorzoover deze regelingen reeds loopen van 1 Januari j.l. af, ze zoo spoedig mogelijk te beeindigen. Wat nu betreft de nieuwe voorzieningen welke noodig zijn om de loonbijslagregelingen ten voile aan het gestelde doel te doen beant- woorden, heeft de minister ter aanvulling van hetgeen reeds voor den landbouw- en andere bedrijven is medegedeeld, eenige bepalingen getroffen, welke in hoofdzaak het volgende behelzen: 1°. de loonbijslagregelingen geldt voor den landbouw en het veehoudersbedrijf, voorloopig van 1 Mei tot 31 December. In geen geval mogen bij eventueele berekeningen worden betrokken uitgaven, welke betrekking hebben op het jaar 1937. 2°. Voor elk bedrijf afzonderlijk, dient door de u bekende plaatselijke oommissie aan mij te worden opgegeven het minimumloon- bedrag, dat voor rekening moet komen van het bedrijf, dat tot de regeling toetreedt, en het maximum-loonbedrag, dat in het bedrijf begint rheumatiek! Eerst steekt het hier, dan steekt het daar. Wie deze eerste symp- tomen merkt, neme deze raad ter harte: f het product van vertrouwen jf E- Uitsluitend verkrijgbaar in de oranje-bandbuisjes van 20 tabl. 70 cts. en oranjezakjes van 2 tabl. a 10 etj. (ingez. jvieu. in de aangegeven periode mag worden ver- leend. Onder minimum-loonbedrag wordt ver- staan het bedrag aan loon, dat in het desbe- treffende bedrijf moet worden verleend, om het, zij het zeer bescheiden, in stand-te hou- den, terwijl onder maximum-loonbedrag wordt verstaan het bedrag, dat onder geheel nor- male oeconomische omstandigheden in het bedrijf zou worden verloond. 3°. Wanneer een bedrijfsleider in aanmer- king wil komen voor toeslag in hetgeen wordt verloond boven het onder 2°, bedoelde mini mum loonbedrag, zal hij arbeiders moeten nemen uit hen, die opgenomen zijn in de steun- regeling, c.q. zijn geplaatst bij de werkver schaffing. Er mogen dus geen arbeiders wor den geplaatst, die wellicht eerst later onder de werkloozenzorg zullen vallen, maar op het oogenblik dat zij worden aangevraagd, geen hulp van de overheid ontvangen. Een bedrijfs- leider, die arbeiders ontslaat, en van wien moet worden aangenomen, dat dit ontslag mede is beheerscht door de onderhavige loonbijslag regeling, kan niet in de loonbijslagregeling worden, c.q. blijven opgenomen. 4°. De overheid (gemeente- en werkloos- heidssubsidiefonds) vergoedt ten hoogste de helft van het verschil tusschen het minimum- loonbedrag en het maximum-loonbedrag, met dien verstande, dat nooit meer mag worden berekend dan het loon, dat aan den werk- loozen arbeider, betrokken uit werkverschaf fing, en/of steunregeling, per week wordt be- taald vermenigvuldigt met het aantal weken, dene laden bevatte, welke dioor een metalen band, die er voor langs liep, met een slot waren afgeslot,:n. 't Wtas net geschikt, als be- waarplaats van brieven en particuliare docu menten en 't trok ei'genlijk alleen Richard's aandacht, doordat het zoo'n practisnh meu- belstuk Was in die rommeldge omgeving. „Iederen keer neem ik me voor die laden eens op te ruimen om te zien wat er nog be- waard moet Iblijven", merkte Archer op. „Maar ik heb er haast geen tijd voor." Toen ze de laatist kamer gezien hadden, dankts Richard 't meisje voor haar geleide. „Het is een .degelijk huis, ik had geen idee, dat zoovcel aardige kamers bevatte." ,,0 ja", antiwoordde ze een weinig gedrukt, ,'t is een gezellig huis." „En toch bevalt het je niet?" Zijn vraag was het natuurlijk gevol'g van den toon, waar- op zij sprak. Ze lachte. „Soms houd ik er van", zei ze. „Mlaar er zijn ook tijden, dat ik het er saai vind. O zoo saai." „Je hou'dt ervan", sprak hij met hartclijke sympathie, „als de zon schijnt; niet op een donkeren dag als vandaag." 't Antiwoord kwam op zachten toon. Van daag houd ik er heel veel van." Met een vlugge beweging keerde zij zich om en voor hij een woord kon zeggen, was ze boven aan de trap. Hij volgde haar in een druikkend zwijgen naar bereden. In de hall gekomen, nam ze een brief van de tafel. „Voor jou", sprak ze, terwijl ze glimlachend naar hem omkeek. ,,Van de Hall. Ze trad de huiskamer binnen, terwijl hij achitertoleef om den brief te openen. Nadat hij hem gelezen had, volgde hij haar. Marion stond aan de tafel bloemen te schikken. u,. tIngez. Med.) ,,'t Is een uitnoodiging om op de 'Hall te komen logeer,-:n", deelde hij mede. ..Logeeren?" Ze had snel en vol verbazing opgekeken en hij merkte op, dat ze heel bleek geworden was. Hoofdstuk XI. Wat hem de oogen opende. „Waarde heer Cardon", luidde het briefje. „Lk weet niet, wat uiw plannen op het oogen blik zijn, maar indien het u schikt ons een bezoek te brengen, zouden wij u gaarne Vrij- dag a.s. verwachten voor minstens een week. Het zou een mooie gelegenheid zijn om u van a tot z met de Hall en omgeving be kend te maken. Wij hebben nog een paar aar dige kenniissen voor het week-end gevraagd en wij gelooven wel, dat u het hier naar uw zin zult helbben. Wij hopen, dat u niet verhinderd zult zijn. Sir Percy Brayshaw." Richard liet het briefje aan Marion zien. Ze las het door en gaf het hem terug. „Als u genoeg hebt van de Grange en ons", merkte ze luohtig op, „heeft u nu een goede gelegen heid om weg te komen. U zult op de Hall hepaald een prettigen tijd hebben met Sir Percy's lcgd's." Marion", wierp hij tegen, ,,je bent onaar- dig en onbillijk tegen mij". Ze sloeg haar oogen snel naar hem op. ,,Neem me niet kwalijk, Richard", zei ze rondult. „Dat had ik niet moeten zeggen. Ik was natuurlijik aan het visschen, en niet op een aardige manier. Het spijt mij, maar ieder- een praat zijn mond wel eens voorbij wan neer Ze zweeg en haalde de schouders op. Hij wachtte of zij den zin zou afmaken, maar ze begon een nieuwen. ,,Het is ergerlijk, ja vemeide.rend, wanneer men niet opgewassen is tegen menschen van een hooge maatschappelijke positie. De tril ling in haar stem verdween; ze sprak nu koel en scherp. ,,We hebben ons best gedaan om het je aangenaam en comfmtabfl te maken." „Ik heb het hier he 1 erg naar mijn zin. Als ik er over dacht die uitnoe'diging aan te nemen, was het alleen omdat ik bang was langer te blijven, dan jullie aangenaam was." ,,Daarvodr behoef je niet bang te zijn,", ant- woordde ze met een kort lachje. ,„Ik was," vervolgde hij, „van plan jouw meeninig hierover te vragen. Zooals de zaken nu staan, zal ik maar uit eigen beweging be- danken. In elk geval zou ik alleen gegaan zijn in de hoop, dat ik weer terug mocht komen, wanneer de week om was. Hoe het ook zij, ik ga niet, dus we behoeven er niet meer over te praten. Ik zal Sir Percy dade- lijk antwoorden." ,,Niet zoo'n haast'", wierp ze tegen, teen hij naar de deur ging. ,,Denk er eerst nog eens over na." ,,Neen, neen!" „Dat zou ik toch graag willen, Richard." „Het spijt mij dat ik voor ditmaal onge- hoorzaam moet zijn." ,,Je zou mij een groot plezier doen als jij je nog eens bedachit en in elk geval niet voor vanavond schreef." Onder den invloed van haar bekoring kon hij niet weigeren. ..Maar ik mag toch wel vast schrijven, al stuur ik den brief niet weg?" stelde hij voor. „Ik heb juist nog tijd voor de lunch." „Uitstekend." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1936 | | pagina 1