ALGEMEEN MEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
Oe Russische schrijver Dostnjevski
Het Mysterie van Giesfoid Hall.
.ASPIRINrf
MIMriaSRl.
No. 9438
VRIJDAG 10 APRIL 1936
76® Jaargang
Paaschfeest
FeuiHeton
Binnenland
EERSTE BLAD
NEUZENSCHE COURANT
ABONNEMENTSPRIJS: Binnen Ter Neuzen 1.25 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen
fr per post f 1,55 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post 5,60 per jaar
Voor Belgie en Amerika f 2,-, overige lan den 2,35 per 3 maanden fr. per post -
Abonnementen voor het buitenland alleen bij vooruitl etaling.
Uitgeefster: Flrma P. J. VAN DE SANDE
GIRO 38150 TELEFOON No. 25.
ADVERTENTIeN: Van 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken regel meer 0.20
KLEINE ADVERTENTIeN: per 5 regels 50 cent bij vooruitbetaling.
Grootere letters en clichd's worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag
verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst een dag voor de uitgavo.
DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG- WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND.
WEGENS HET PAASCHFEEST ZAL
A.S. MAANDAG GEEN NUMMER VAN
DIT BEAD VERSCHIJNEN
IV.
Zijn verder leven (18591881).
De groote opgewektheid, die de eer-
ste dagen na zijn terugkomst in het va-
derland zijn deel was. duurde niet lang.
Reeds den 14den Maart 1860 schreef
hij ,,Als men dit afschurwelijke Peters
burg maar eens acht dagen adhter zich
kon latenen na een kort uitstapje naar
Moskou beet het„Daar ben ik dan
weer terug in de nattigtheid en in de ver-
veling". Tooh begon er nu een tijd van
zeer ingesipannen arlbeid als publicist. Er
was toen in de Russische maatschappij
een sterke gisting, en Dostojevski wou
daar het zijne voor doen, zij het ook, dat
hij vooral geduld en liefde wilde predi-
ken. Hij stichtte in 1861 een tijdschrift
Vremja. Hij en zijn medestanders waren
Nationalisten, die voor Rusland de poli-
tieke en geestelijlke suprematie eischten
over alle Slavische rassen en die fel op-
kwamen tegen ellke na-aperij van de Wes-
tersdhe cultuur. Deze minachting voor de
Westerlingen is Dostojevski altijd bijge-
bleven. "Wij willen hier ib.v. even aan-
halen wat deze echte Rus zegt over den
Franschman in het algemeen. ,,De
Franschman zoo schreef hij, ,,weet
reeds alles van Rusland voor hij van huis
gaat hij weet en begrijpt alles, zander
jets te leeren of te onderzoeken. Hij heeft
zijn boek over Rusland dan ook reeds te
Parijs voor goed geld verkocht, en an
dat zoo verdiende geld kan hij zich nu
een reisje naar Rusland veroorloven."
Het is erg jamimer geweest, dat een on-
voorzichtig artikel over de Poolsche
kwestie, door een geestverwant geschre-
ven, de Vremja met haar 4000 abonne's
plotseling ten val bracht. Het tijdschrift
werd door den censor'verboden. Toen
stierf ook zijn broer, terwijl zijn schul-
den ontzettend waren opgeloopen. Een
tweede tijdschrift strandde oak, en Dos-
tojevski moest zich failliet laten verkla-
ren. Om zijn sdhuldeischers te ontloopen.
nam ihij de vlucht naar het buitenland
(1865).
Op deze reis gaf hij erg toe aan zijn
hartstocht om te spelen, en onder invloed
van deze ervaringen schreef hij zijn ,.De
Speler", maar ikort daarop verrijkte hij
de letter'kunide van zijn land met een van
zijn ibeste creaties: Misdaad en Straf
Men heeft tereoht opgemerkt, dat men in
dit boek den schrijver in zijn veelzijdig-
heid en superioriteit kan leeren kennen.
Toch bindert ook in dit werk wel zijn
wijdloopiglheid en zijn verwaarloozing
van den vorm, maar op treffende wijze
doorvoelt hij 's menschen leed. Dosto
jevski beweegt zich bijna altijd in de
diepten, in de lagere regionen van het
mensdhelijk hart, maar nu en dan ver-
heft hij zicih ook wel daarboven. Voor
het eerst treedt in dit boek het motief
op, dat onzen schrijver voortaan niet
meer zal loslaten zijn strijd tegen de al-
gemeene geestesridhting zijner dagen, die
vooral bestond in opstandigheid tegen
ker.k en staat. Dostojevski zoekt de oor-
zaken van de misdadiglheid niet zoozeer
in materieele drijfkraclhten, doch meer in
geestelijlke motieven. Raskolnikor is een
van die intellectueelen, die door het gif
van hoogmoed en eigengerecbtigiheid zijn
besmet, iemand, die Byron en Napoleon
bewondert, en die de zeden en wetten
van zijn medemensoh minacht en ver-
smaadt, een mensch, die zich een soort
god waant. En nu laat Dostojevski Ras
kolnikor langs een logisdhen weg beslui-
ten tot een misdaad het opruimen van
een oude woekeraarster, „een mensche-
lijke luis". Van deze moord, die zelfs een
dublbele wordt, onthoudt de sclhrijver ons
geen enkel gruwzaam detail. Maar dan
begint zijn geweten te spreiken en vangt
er een periode aan van ontzettende on-
rust, van wantrouwen en vrees.
Het is hier zeker de plaats om iets te
zeggen over de eigenaardige verbouding,
waarin Dostojevski staat tegenover zonde
en misdaad. In die houding ligt een
zekere tegenstrijdigibeid. Wij kunnen
hier onderscheiden een moralist en een
kunstenaar. De leer van den moralist is
dat de mensch een vrijen wil heeft. en
dat hij dus verantwoordelijk is voor zijn
daden. En de kunstenaar daarentegen
stelt het' voor, alsof deze mensch niet
anders kon handelen dan hij deed.
Na het groote suoces, dat zijn boek
Misdaad en Straf had, keerde Dosto
jevski even naar zijn land terug, maar
ook nil kwamen zijn financien niet in
evenwidht en zoo moest hij dan in 1867
opnieuw vertrekken, nu voor vier jaar.
In dezen tusscbentijd is hij eerst nog her-
trouwd. Vreeselijik slecht beviel bet hem
ook nu weer in het buitenland. „Ik tees
dagelijks drie Russiscihe kranten regel-
voor-regel, en ik krijg twee tijdsdhriften
schreef hij, ,,maar wat ben ik ver van Rus
land!" Voor de scboonbeden der natuur
had hij elders nergens oog; het liefst was
hij daar, waar veel menschen waren. In-
tusscihen werd zijn Christendom sferk
verdiept; dit bleef voor niemand een ge-
heim, onoplboudelijk leidde hij het ge-
sprek op religieuze onderwerpen, en ook
in zijn omgang met mensc'hen was hij
veranderd. Zelfs zijn gelaatstrekken
droegen de sporen van deze stemming, en
een milde glimlach speelde om zijn lip-
pen." In 1868 volgde nu zijn boek ,,,De
Idioot", in 1869 De Eeuwige Echtge-
noot, in 1870 De Demonen. Toch bleef
Dostojevski nog steeds toegeven aan zijn
speelwoede, en zijn vrouw heeft daar
erg veel binder van gebad.
Wilde Dostojevski nu gelden als schrij
ver Wij gelooven, dat er zeer terecbt
ip opgemerkt, hoe hij zidh geenszins uit-
sluitend letter'kundige voelde, althans
niet in de exclusieve beteekenis van dat
woord; hij wilde mensdh zijn in den vol-
len zin, en zijn belangistelling ging tot
het einde zijner dagen met onverzwakte
kracht uit naar alle deelen en openba-
1 ringen van het veelzijdige leven. Poli-
tieke of sociale "zaken achtte hij niet
minderwaardig, zooals veel schrijvers
dat deden en doen. Neen, hij zodht alom
naar eenlheid van het leven. En zoo zal
Naar het Engelsch van
SIR WILLIAM MAGNAY
(Nadruk verhoden.)
14)
Vervolg.
„Beste Marion", protesteende hij. „zoo
haastig en ongeduldi'g ben ik niet."
,,Maar als man van zaken be ho or je kennis
te' nemen van alles wat je eigendom is", hield
ze aan op een toon, waarvan hij niet zeker
wist of hij emstig was of niet. ,,We moeten
eerlijk zijn en je alles laten zien, zelfs op
gevaar af dat je besluit onze huur t,: ver
hoogen."
,,Dat is niet waarsichijnlijk", lachte hij.
,,Kom", noodigde zij, reeds halverwege de
trap. Ze ging met hem van de eene kamer in
de andere. „Je ziet, 't is een groot, onregel-
matig gehouwld huis", merkte ze op onver-
schilligen toon op. „Van buitenaf gezien, zou
je niet zeggen, dat 't zoo ruim is, hd?"
,,Neen", gaf hij toe, ,,'t valt ontzettend mee.
Kij-k, daar is nog een heele rij kamers."
„Ja, ga maar mee."
Ze bekeken nog verscheidene ongehruikte
en half gemeubelde vertrekken. „Ik v-ond, dat
je toch precies moest weten hoe groot de
Grange is", vervolgde Marion, terwijl ze hem
even aankeek en toen haar oogen afwendde.
Aan het einde van de gang was een kamer,
hij er dan ook wel eens toe gekomen zijn
om de toestanden beter te kleuren dan zij
verdienden. Men lette b.v. eens op deze
uitspraak van herd uit 1861 ,,Bij ons
zijm geen klassebelangen, omdat er bij
ons geen klassen bestaan. Alle klas-
sen kunnen bij ons, als de gelegen-
heid dat eiscbt, scmensmelten, gemakke-
lijk en zeer vreedzaam. Het is juist daar-
in, dat wij verschi'llen van andere volke-
ren, bij wie geen stap vooruit gedaan
werd dan na een geweldige worsteling."
En al even slecht is uitgekomen, wat
Dostojevski in 1876 schreef„Aille groote
mogendbeden zullen verdwijnen, en de
oorzaak is eenvoudig: zij zullen uitgeput
zijn door den strijd, dien zij hebben te
voeren met hun proletariers. In Rusland
zal het anders gaan. De goede De
mos is er tevreden hij zal er meer en
meer zich bevredigd, meer en meer zich
een voelen. Een enkele kolos zal over-
blijven op bet Europeesdhe vasteland
Rusland. De toekomst, in Europa, be-
hoort aan Rusland.
In het jaar 1880 kwam zijn groote ro-
man De Gebroeders Karamazar, waar-
over .wij in dit artikel, dat niet te lang
mag worden, nu niets zullen zeggen.
Alleen merken wij op, hoe de vraag naar
bet bestaan van God Dostojevski heel j
zijn leven niet met rust heeft gelaten.
Heel zijn levensbeschouwing, zijn etihiek,
zijn verdeeling van de menschen in goe-
den en slechten, wordt door zijn verlan-
gen naar dit Godsgeloof gekleurd.
De laatste levensjaren van Dostojevski
zijn lang niet zijn ongelukkigste geweest.
De dagen waren voorbij, dat bij, onder
den druk van alles, wat hij klaar moest
krijgen, een gevoel had als van een
dwanganbeider. Tihans stond hij in het
centrum der nationale belangstelling en
de meerderheid vc-m zijn landgenooten
zag tot hem op als tot den voornaamsten
geestelijiken leidsman van zijn volk. Het
allersterkst is dit gebleken uit de rede,
die hij hield op het Poeslhlkinfeest, 8 Juni
1880. Dit werd iftog meer een hulde-
bewijs aan Dostojevski dan aan Poesh-
kin. Een storm van goedkeuring barstte
los. Allen drongen voorwaarts om den
spreker toe te juichen, enikelen verbraken
de orde door op het tooneel te klimimen,
en een jonge man viel in onmacbt neer
aan zijn voeten! De domineerende noot
in deze zoo toegejuiChte rede was een
betuiging van liefde voor het Russische
vaderland, en van vertrouwen in de een-
heid van zijm volk, een betuiging van ge-
loof in de kracht en schoonlheid van de
Russische vroomlheid en van geloof in de
toekomst.
Maar het einde naderde nu ook met
rasse schreden. Dostojevski leed aan een
ontsteking van de lucihtrwegen. Daar
kwam onverwachts een slagaderibreuk
bij. Hij gaf bloed op aan den avond van
den 28sten Januari 1881 ging Thedor
Mikhailovitch Dostojevski den dood in.
Zijn begrafeni® was een grootscb sohouw-
spel. Zoo'n samenstrooming van men
schen hadden zelfs zijn warmste bewon-
deraars niet verwacht, en zoo n begrafe-
nisstoet was in Rusland nog niet gezien.
Er wiaren 67 kransen, en wel 15 koor-
gezelscbappen; een demonstratie. een
groot man en een groot volk waardig.
waarvan de deur op slot was. ,,Ik weet niet,
waarom", zei Marion; ,,ik vermoed dat vader
daar eenige van zijn min of meer belangwek-
kende sehatten heeft opgeborgen. Oude have-
looze jachttafer,eelen en zco, die ik na den
noodigen strijld uit de kamers beneden ver-
bannen heb."
Juist op dat oo'genlblik kwam Ardior Cai-
don aan den anderen kant van de gang voorbij.
Vader'', riejp Marion, ,,ik ben bezig Richard
het huis te laten zien. Is er iets heiligs in die
gesloten kamer?"
Archer had zich omgedraaid en kwam nu
op hen toe, terwijl hij zijn sleutels voor den
dag haalde. „Een rommelkamer, dat is alles",
me'rkte hij op. ,,Maar er staan wat oude din-
gen in, waarvan ik uit een soort sentimenta-
liteit niet wil, dat de bediend,:n er aan komen."
Met een eigenaardigen langen, dunnen sleu-
tel ontsloot hij de deur en wierp haar open.
„Daar is niet veel te zien."
't Was een ruim groot vertr'ek in den hoek
van het gebouw. Het had twee sdhuine kan-
ten, en een vrij groot raam. In e n van de
hoeken stond een oude tafel, opgehoopt met
muffe oude documenten en rollen. Overal in
het rond tegen den wand stonden stoffige.
venvalien schillderijen, in groepjes van vier en
drie tegen elkaar. Verder verscheidene afge-
dankte stoelen, een oude less naar, een wrakke
boekenkast en den gebruikelijken inhoud van
een. rommelkamer, die in ieder buitenhuis te
vinden is.
'Onder het raam echter, weinig passend by
de rest, stond een practische eiken tafel met
aan ibeide zij'den kastdeurtjes en die er heel
wat minder stoffig en ongebruikt uitzag dan
de andere meubelstukken in de kamer. Op zij
hiervan op een standaard tegen den muur was
een vierkante kast aangebracht, die verschei-
DE LOONBIJSLAGREGELING VOOR DE
LANDBOUWBEDRIJEN ENZ.
Nieuwe voorzieningen.
De minister van sociale zaken heeft aan alle
inspecties van de werkverschaffing verzocht
een rondzendbrief, betreffende de loon-bijslag-
regeling voor de landbouw-, veehouderij-, tuin-
bouw-, bloembollen-, boomkweekerij-, vaste-
planten- en bloemcultuurbedrijven, aan de
gemeentebesturen in hun ressort te richten,
waaraan bet volgende is ontleend:
De minister van sociale zaken wijst er op,
dat eenigen tijd geleden den gemeentebesturen
is bekend gemaakt, dat, ingaande 1 Mei, voor-
loopig tot 30 April 1937, voor den landbouw
weer een loonbijslagregeling zou gelden en
dat een gelijke regeling, te rekenen van 1
Januari van dit jaar, tot einde December, ook
geldt voor de tuinbouw-, bollen-, boomkwee-
kerijen, vaste planten en bloemcultuurbe
drijven.
Nu heeft, aldus de brief, die aan de ge
meentebesturen gericht zal worden, toen de
loonbijslagregeling werd ingevoerd, steeds
voorgezeten, dat, wanneer een gemeente tot
de regeling toetrad, dit niet tot gevolg mocht
hebben, dat het totale bedrag, dat de betrok-
ken gemeente volgens haar begrooting in een
jaar voor werkverschaffing en steunverlee-
ning zou mogen besteden, zou worden over-
schreden. Integendeel, verwacht werd, dat de
toepassing van de loonbijslagregeling zou
lei den tot besparing van deze uitgaven.
Tot zijn leedwezen heeft de minister van
sociale zaken evenwel moeten vaststellen, dat
in de praktijk in verschOlende gevallen de
toepassing van de loonbijslagregeling niet
alleen niet tot besparing heeft geleid, maar
zelfs tot overschrijding van de hiervoren be-
doelde kosten voor werkloozenzorg. De minis
ter heeft daarom emstig overwogen, of het
verantwoord was, de loonbijslagregeling, voor
wat betreft den landbouw, te laten ingaan en
deze voor de andere bedrijven voort te zetten.
Na rijp beraad heeft de minister echter be-
sloten niet tot deze stopzetting over te gaan,
maar wel enkele voorzieningen te treffen,
welke naar vertrouwd wordt, waarborgen in
de eerste plaats, dat geen overschrijding van
kosten te duchten valt en ten tweede, dat
slechts zij worden geplaatst, die werkelijk in-
gevolge werkverschaffing en/of steunverlee-
ning worden geholpen. Daarom verzoekt de
minister mij nadrukkelijk onder uw aandacht
te brengen, dat de loonbijslagregeling alleen
dan mag worden toegepast, c.q. worden voort-
gezet, indien uw college ten voile er van over-
tuigd is, dat de op de begrooting uitgetrokkgn
ex\ toegestane gelden voor werkverschaffing
en steunverleening onder invloed van de toe
passing van de .loonbijslagregeling, niet zullen
worden overschreden.
Wanneer deze zekerheid niet bestaat, dan
verzoekt de minister uw college de loonbijslag
regeling, wat betreft den landbouw, niet in te
voeren en voor den tuinbouw en andere be
drijven, voorzoover deze regelingen reeds
loopen van 1 Januari j.l. af, ze zoo spoedig
mogelijk te beeindigen.
Wat nu betreft de nieuwe voorzieningen
welke noodig zijn om de loonbijslagregelingen
ten voile aan het gestelde doel te doen beant-
woorden, heeft de minister ter aanvulling van
hetgeen reeds voor den landbouw- en andere
bedrijven is medegedeeld, eenige bepalingen
getroffen, welke in hoofdzaak het volgende
behelzen:
1°. de loonbijslagregelingen geldt voor den
landbouw en het veehoudersbedrijf, voorloopig
van 1 Mei tot 31 December. In geen geval
mogen bij eventueele berekeningen worden
betrokken uitgaven, welke betrekking hebben
op het jaar 1937.
2°. Voor elk bedrijf afzonderlijk, dient
door de u bekende plaatselijke oommissie aan
mij te worden opgegeven het minimumloon-
bedrag, dat voor rekening moet komen van
het bedrijf, dat tot de regeling toetreedt, en
het maximum-loonbedrag, dat in het bedrijf
begint
rheumatiek!
Eerst steekt het hier,
dan steekt het daar.
Wie deze eerste symp-
tomen merkt, neme
deze raad ter harte:
f het product van vertrouwen jf E-
Uitsluitend verkrijgbaar in de oranje-bandbuisjes van
20 tabl. 70 cts. en oranjezakjes van 2 tabl. a 10 etj.
(ingez. jvieu.
in de aangegeven periode mag worden ver-
leend. Onder minimum-loonbedrag wordt ver-
staan het bedrag aan loon, dat in het desbe-
treffende bedrijf moet worden verleend, om
het, zij het zeer bescheiden, in stand-te hou-
den, terwijl onder maximum-loonbedrag wordt
verstaan het bedrag, dat onder geheel nor-
male oeconomische omstandigheden in het
bedrijf zou worden verloond.
3°. Wanneer een bedrijfsleider in aanmer-
king wil komen voor toeslag in hetgeen wordt
verloond boven het onder 2°, bedoelde mini
mum loonbedrag, zal hij arbeiders moeten
nemen uit hen, die opgenomen zijn in de steun-
regeling, c.q. zijn geplaatst bij de werkver
schaffing. Er mogen dus geen arbeiders wor
den geplaatst, die wellicht eerst later onder
de werkloozenzorg zullen vallen, maar op het
oogenblik dat zij worden aangevraagd, geen
hulp van de overheid ontvangen. Een bedrijfs-
leider, die arbeiders ontslaat, en van wien moet
worden aangenomen, dat dit ontslag mede is
beheerscht door de onderhavige loonbijslag
regeling, kan niet in de loonbijslagregeling
worden, c.q. blijven opgenomen.
4°. De overheid (gemeente- en werkloos-
heidssubsidiefonds) vergoedt ten hoogste de
helft van het verschil tusschen het minimum-
loonbedrag en het maximum-loonbedrag, met
dien verstande, dat nooit meer mag worden
berekend dan het loon, dat aan den werk-
loozen arbeider, betrokken uit werkverschaf
fing, en/of steunregeling, per week wordt be-
taald vermenigvuldigt met het aantal weken,
dene laden bevatte, welke dioor een metalen
band, die er voor langs liep, met een slot
waren afgeslot,:n. 't Wtas net geschikt, als be-
waarplaats van brieven en particuliare docu
menten en 't trok ei'genlijk alleen Richard's
aandacht, doordat het zoo'n practisnh meu-
belstuk Was in die rommeldge omgeving.
„Iederen keer neem ik me voor die laden
eens op te ruimen om te zien wat er nog be-
waard moet Iblijven", merkte Archer op.
„Maar ik heb er haast geen tijd voor."
Toen ze de laatist kamer gezien hadden,
dankts Richard 't meisje voor haar geleide.
„Het is een .degelijk huis, ik had geen idee,
dat zoovcel aardige kamers bevatte."
,,0 ja", antiwoordde ze een weinig gedrukt,
,'t is een gezellig huis."
„En toch bevalt het je niet?" Zijn vraag
was het natuurlijk gevol'g van den toon, waar-
op zij sprak.
Ze lachte. „Soms houd ik er van", zei ze.
„Mlaar er zijn ook tijden, dat ik het er saai
vind. O zoo saai."
„Je hou'dt ervan", sprak hij met hartclijke
sympathie, „als de zon schijnt; niet op een
donkeren dag als vandaag."
't Antiwoord kwam op zachten toon. Van
daag houd ik er heel veel van."
Met een vlugge beweging keerde zij zich
om en voor hij een woord kon zeggen, was
ze boven aan de trap. Hij volgde haar in een
druikkend zwijgen naar bereden. In de hall
gekomen, nam ze een brief van de tafel.
„Voor jou", sprak ze, terwijl ze glimlachend
naar hem omkeek. ,,Van de Hall.
Ze trad de huiskamer binnen, terwijl hij
achitertoleef om den brief te openen. Nadat
hij hem gelezen had, volgde hij haar. Marion
stond aan de tafel bloemen te schikken.
u,.
tIngez. Med.)
,,'t Is een uitnoodiging om op de 'Hall te
komen logeer,-:n", deelde hij mede.
..Logeeren?"
Ze had snel en vol verbazing opgekeken en
hij merkte op, dat ze heel bleek geworden
was.
Hoofdstuk XI.
Wat hem de oogen opende.
„Waarde heer Cardon", luidde het briefje.
„Lk weet niet, wat uiw plannen op het oogen
blik zijn, maar indien het u schikt ons een
bezoek te brengen, zouden wij u gaarne Vrij-
dag a.s. verwachten voor minstens een
week. Het zou een mooie gelegenheid zijn om
u van a tot z met de Hall en omgeving be
kend te maken. Wij hebben nog een paar aar
dige kenniissen voor het week-end gevraagd en
wij gelooven wel, dat u het hier naar uw zin
zult helbben. Wij hopen, dat u niet verhinderd
zult zijn. Sir Percy Brayshaw."
Richard liet het briefje aan Marion zien. Ze
las het door en gaf het hem terug. „Als u
genoeg hebt van de Grange en ons", merkte
ze luohtig op, „heeft u nu een goede gelegen
heid om weg te komen. U zult op de Hall
hepaald een prettigen tijd hebben met Sir
Percy's lcgd's."
Marion", wierp hij tegen, ,,je bent onaar-
dig en onbillijk tegen mij".
Ze sloeg haar oogen snel naar hem op.
,,Neem me niet kwalijk, Richard", zei ze
rondult. „Dat had ik niet moeten zeggen. Ik
was natuurlijik aan het visschen, en niet op
een aardige manier. Het spijt mij, maar ieder-
een praat zijn mond wel eens voorbij wan
neer
Ze zweeg en haalde de schouders op. Hij
wachtte of zij den zin zou afmaken, maar ze
begon een nieuwen.
,,Het is ergerlijk, ja vemeide.rend, wanneer
men niet opgewassen is tegen menschen van
een hooge maatschappelijke positie. De tril
ling in haar stem verdween; ze sprak nu koel
en scherp. ,,We hebben ons best gedaan om
het je aangenaam en comfmtabfl te maken."
„Ik heb het hier he 1 erg naar mijn zin.
Als ik er over dacht die uitnoe'diging aan te
nemen, was het alleen omdat ik bang was
langer te blijven, dan jullie aangenaam was."
,,Daarvodr behoef je niet bang te zijn,", ant-
woordde ze met een kort lachje.
,„Ik was," vervolgde hij, „van plan jouw
meeninig hierover te vragen. Zooals de zaken
nu staan, zal ik maar uit eigen beweging be-
danken. In elk geval zou ik alleen gegaan
zijn in de hoop, dat ik weer terug mocht
komen, wanneer de week om was. Hoe het
ook zij, ik ga niet, dus we behoeven er niet
meer over te praten. Ik zal Sir Percy dade-
lijk antwoorden."
,,Niet zoo'n haast'", wierp ze tegen, teen hij
naar de deur ging. ,,Denk er eerst nog eens
over na."
,,Neen, neen!"
„Dat zou ik toch graag willen, Richard."
„Het spijt mij dat ik voor ditmaal onge-
hoorzaam moet zijn."
,,Je zou mij een groot plezier doen als jij je
nog eens bedachit en in elk geval niet voor
vanavond schreef."
Onder den invloed van haar bekoring kon
hij niet weigeren.
..Maar ik mag toch wel vast schrijven, al
stuur ik den brief niet weg?" stelde hij voor.
„Ik heb juist nog tijd voor de lunch."
„Uitstekend."
(Wordt vervolgd.)