ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
Asplrlo
1
No. 9276
VRIJDAG||22* MAART^1935
75e Jaargang
Hetgezag van Jezus Christus
Feuilleton
De man van Nergenshuizen
Binnenland
EERSTE BLAD
Wie zorgt een buisje Aspirin
bij de hand te hebben, maakt
zich over griep geen zorgert
meer. De griep dreigt en de
griep is een gevaarlijke vij-
and. Maar enkele tabietjes
bij een opkomende onge-
steldheid zijn in den regel
voldoende, om zich in kor~
ten tijd weer fit te voelen I
jaagt de griep op de viacht
NEUZENSCHE CO U RANT
ABONNEMENTSPRIJSBinnen Ter Neuzen 1,25 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen
fr. per post 1,55 per 3 maanden Bij vooruitbetaling fr. per post S 5,60 per jaar
Voor Belg.e en Amerika 2,overige landen 2,35 per 3 maanden fr. per post
Abonnementen voor net buitenland alleen bij vooruitbetaling.
Uitgeef sterFirma P. J. VAN DE SANDE
GIRO 38150 TELEFOON No. 25.
ADVERTENTIeN: Van 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken regel meer 0,20.
KL.EINE ADVERTENTIeN: per 5 regels 50 cent bij vooruitbetaling.
Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag
verkrijgbaar is. - Inzending van advertentien llefst een dag voor de uitgave.
DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND.
Er kunnen allerlei definities van den
Ghristen worden gegeven. Wij willen
niet eens een poging hier doen om er vele
op te noemen. Daar is. om die zeker toch
nsaar niet te verzwijgen! de zeer oude
definitie uit den Heidelbergschen Cate-
chismus, die heel mooi en tegelijk heel
merkwaardig den Christen vlak bij den
Christus brengt, en die dan op een uiteen-
zetting over Christus' persoon en werk
onmiddellijk de vraag laat volgen: „Maar
waarom wordt gij een Christen genaamd?'
en dan komt daar (in Catechisanus-
Zondag XII) dat klassieke antwoord,
waarbij een terugslag wordt gegeven op
alle drie de zoo-pas genoem.de „ambten
van Christus- „omdat ik door het geloof
een lidmaat van Christus, en alzoo aan Zijn
zalving deelachtig ben, opdat ik Zijnen
naam bekenne (een terugslag op het pro-
fetisoh ambt), mijzelven tot een levend
dankoffer Hem offere (een terugslag op
het priesterlijk werk van Christus), en
met een vrij en goed geweten in dit leven
tegen de zonde en den duivel strijde, en
wij zijn daarbij dus midden in het
koninkhjk ambt van den Zaligmaker
hiernamaals in eeuwigheid met Hem over
alle schepselen regeere". Dat is wel een
heel oude, goed gereformeerde formuke-
ring, en zij is ook nog steeds van
groote waarde en van diepen inhoud. Wij
zijn echter bereid ook deze definitie voor-
loopig op te geven en in te ruilen voor een
veel en veel kortere, mits men daar dan
niets, heelemaal niets van af doe: deze
een Christen is iemand, die over heel de
Itnie gelooft in het gezag van Christus,
en die zich dus door Hem laat leiden en
raden.
Wij hebben, en dat is bij al de verwarring
van den tegenwoordigen tijd en bij zooveel
in binnen- en buitenland, dat ons droevig
en angstig kan stemmen, iets, dat ont-
zaglijk kan verheugen en bemoedigen! 1
wij hebben tegenwoordig alom weer be-
hoefte aan gezag, en steeds grooter wordt
het aantal van hen, die, zij het dan ook
met verwerping of tenminste met terzijde-
stelling van veel, dat aan een officieel
Christendom inhaerent schijnt te zijn,
tegenwoordig weer opnieuw gaan vragen
maar het gezag van Christus zelven. Mis-
sohien dat ieder dat nog niet zoo hoort of
merkt; heel velen toch blijven te veel in
«gen klein kringetje jeremieeren over den
grooten afval' en. over de zoogenaamde
..ontkerkelijking van Nederland, maar
wie zich op wat ruimer gebied beweegt
en daar de menschen aan de praat weet
te krijgen, zal tot zijn niet geringe ver-
iassing bemerken, dat alom de vraag naar
Christus, het verlangen naar Zijn leiding
en gezag weer begint op te leven.
Nu kan en moet dat streven ons ver-
blijden, maar wij kunnen en zullen er ons
legelijkertijd over beangstigen. Want a/s
er menschen met deze ernstige vraag tot
•ns komen. is dat al aanstonds een bewijs
hrervan, dat zij uit de gewone, dagelijk-
sche levenspraktijk van de meeste Chris-
tenen absoluut niet kunnen bemerken, dat
deze lieden werkelijk Christus wil doen
of zich in ernstige mate door Hem laten
leiden en raden. Zij noemen Zijn naam
door
VICTOR BRIDGES.
(Nadruk verboden.)
57) (Vervolg.)
Er was een andere zaak, die mtjn gedach-
ten meer in beslag nam, dan de kwestie van
mijn invrijheidstelling. Sedert Gordon mij
had toegefluisterd, dat noch Billy, noch Mercia
in de zaal waren, vormde een onaangenaam
angstig gevoel den ondergTond van al mijn
gedachten. Terwijl Milford zijn verklaring af-
legde, was ik te gespannen geweest, om aan
iets anders te denken, doch nu de spanning
was verbroken, keerde al mijn angst en zorg
■voor de veiligheid van MeTcia met dubbele
kracht terug.
Ik keek nog eens langzaam door de zaal en
nam gelaat na gelaat goed op. Al myn ken-
Bissen zag ik, tot mijn kostjuffrouw, uit Chel
sea toe. Oook Dr. Ritchie en den portier uit
Restaurant Milan; iedereen, die maar eenigs-
zins een rol in het komedlespel van Stuart
Northcote had vervuld, was hierheen ge-
leomen, om het laatste bedrijf te zien afspelen.
Iedereen, op drie na. Niet alleen schitterden
Mercia en Billy door him afwezigheid, maar
ik werd met een plotselingea schok gewaar,
dat Lord Sangatte er ook niet was.
Deze ontdekking deed mij met een woest
ongeduld naar het einde van de zitting uit-
aien. Er was iets gaande, een onheil
iets waarin Billy, Mercia en Sangatte betrok-
ken waren, dat voelde ik; en hier stond ik
niets met zekerheid wetend en machteloos om
iets te doen. Een plotselinge aandrang be-
stormde mij, om van mijn stoel op te sprin-
gen en de deur uit te vliegen, maar gelukkig
bleek mijn gezond verstand voldoende. om mij
te weerhouden. Ik begroef mijn handen in mijn
wel, zij noemen zich zelfs gaarne naar
Hem, maar nog steeds geldt voor zeer
velen hunner dat vreeselijke woord: ,,wat
noemt gij mij Heere, Heere, en doet niet
hetgeen ik zeg?" Het behoorde natuurlijk
anders te zijn. Het moest zoo wezen, dat
menschen, die CEristus' wil en bedoelin-
gen wilden weten, slechts naar de Chris-
tenen hadden te zien om onmiddellijk te
verstaan, ja te ervaren, wat Christus wil
ook van en met hen! Maar wij behoeven
hier niet met veel woorden (zelfs niet met
weinig woorden) te verklaren, dat de
werkelijkheid geheel anders er uitziet. De
menschen, die gesteld zijn op het gezag
van Christus, wenden zich niet tot de
Christenen, of als zij zich nog tot hen
wenden, worden zij daar al spoedig ern-
stig teleuraesteld.
Het is daarom, dat en hier te lande en
elders, vooral in Engeland en Amerika,
met bizondere belangstelling de oude
evangelien weer worden ter hand geno-
men. Laten wij echter beginnen met te
zeggen: zoo heel eenvoudig is deze kwes
tie nog niet. Het gaat maar niet aan om
enkele teksten op te slaan, die, op welk
gebied ook, onmiddellijk den doorslag
kunnen geven. Dezer dagen nog zagen
wij in een pas verschenen Engelsch werkje
de rake opmerking gemaakt, hoe voor- en
tegenstanders van de vredesbeweging zich
alien om strijd op teksten beroepen. Dan
wordt er ter eener zijde gewezen op Jezus'
woord, dat wij den booze niet zullen
weerstaan, en dat de Heiland ons heeft
geboden onze vijanden lief te hebben,
maar gedurende den grooten oorlog heb
ben eminente voorgangers het even goed
aangedurfd om aan te komen met een
woord als dit, dat Hij niet gekomen was
om den vrede te brengen. maar het
zwaard, of dat de Meester Zijn jongeren
had gezegd (Luk. 22 36), dat wie een
buidel had, dien moest nemen, desgelijks
ook een male, en die er geen had, die
moest zijn kleed verkoopen en een zwaard
koopen; of met grooten ophef werd over-
genomen het: Geeft dan den keizer, wat
des keizers is.
Ja soms ging men daarbij wel zoo ver,
dat men op de klank af Jezus din-
gen liet zeggen, die zeker nooit in Zijn
hart zijn opgekomen. Te Oxford wou
iemand voor een militaire rechtbank de
Quakers weerleggen, en liet zich daar ter
kwader ure de bewering ontvallen, dat
Jezus zelf had gezegd: oog om oog en
tand om tand!
Veel dichter zal men Jezus' bedoelingen
naderen, indien men doet wat de Ameri-
kaan Sheldon op allerlei wijze voorstond,
en dan eenvoudig de vraag stelt: Wat
zou Jezus doen? Ook tegen dit systeem
(vooral als systeem) zijn groote bezwaren
in te brengen, maar toch dient het te wor
den gezegd en erkend: wie zoo redeneeren
zijn veel dichter bij het Evangelie dan zij,
die op-den-klank-af allerlei woorden uit
den bijbel zouden gaan citeeren. Wij
ontkennen zeker niet, dat er ook tegen
deze methode bezwaren zijn in te brengen,
maar dan blijft daar toch staan dat woord
van Petrus, die gezegd heeft, dat Christus
ons een voorbeeld heeft nagelaten, opdat
wij Zijne voetstappen zouden navolgen.
Wel blijft deze vraag nog altijd vaag.
Want laat men nu niet gaan vragen: wie
zakken en met oogenschijnlijke kalmte luister
de ik naar den dokter en Father Merrill, toen
zij de kille vragen van den rechter beantwoor-
dend, dezelfde feiten naar vorgn brachten,
welke Milford te voren had medegedeeld.
Hoe lang het verhoor duurde, kan ik niet
zeggen. Het duurde eeuwen in mijn verbeel
ding, maar in werkelijkheid was het drie kwar-
tier, nadat Milford met zijn verklaring ge-
reed was gekomen, dat de rechter voorover
leunde en zich tot den politie-advocaat
wendde.
,,Volhardt U nog in uw beslult, om aan te
dringen op prevent!eve hechtenis?" vroeg hij
Er volgde een oogenblik van spannende
opwinding in de zaal, terwijl aan de groene
tafel een gefluister onder de verantwoorde-
lijke mannen hoorbaar werd.
Eindelijk stond de advocaat op.
„In naam der politie, Edelachtbare", ant
woordde hij, ,,ben ik bereid de aanklacht
wegens moord tegen den beer Burton in te
trekken".
Bravo", klonk een zdlver stemgeluid achter
in de zaal, dat ik meende te herkennen en
onmiddellyk daarop volgde een koor van bij-
vaisbetuigingen, waarmede ten slotte de ge-
heele zaal instemde.
Ik veronderstel, dat de zenuwachtige span
ning van het oogenblik verantwoordelijk moet
gesteld worden voor ait enthousiasme, want
ik kan mij slecht voorstellen, dat ik een held-
haftig of sympathiek figuur sloeg.
Hoe het ook zij, de rechter behield bij de
uitbarsting zyn prijzenswaardige ernst.
,,Wilt U zoo goed zijn, U behoorlijk te ge-
dragen. De rechtzaal is geen varidtd-
theater!' riep hij.
Ik dacht bij mij zelf: ,,Zou zijn Edelacht
bare dat meenen''"'
Toen het rumoer weer was bedaard, richtti
de rechter zich tot den advocaat.
„Ik zal deze verklaring bij de politie depo-
neeren", sprak hij, „en ik twijfel niet of mijn
heer Horsfall wil bereid zijn, zijn medewer-
king te verleenen voor hetgeen verder moet
gedaan worden. Inmiddels geloof ik niet, dat
Jezus was. Er is haast geen enkele partij,
die zich niet op Jezus beroept. De socia-
listen noemen Hem den eersten socialist,
en de communisten noemen Hem den
waren communist-, de anarchisten zweren
bij Hem, maar de consen atieven doen dat
evenzoo. De menschen, die het zwaarte-
punt leggen op de gemeenschap, beweren,
dat Jezus hun zoo geleerd heeft, maar
de anderen, die het sterkste individualisme
leeraren, doen evenzoo. En dus blijft ook
deze vraag en het antwoord vaag, on-
danks de kortheid en puntigheid van de
cwestie. Daar komt nog een ding bij. De
oeantwoording van deze vraag kan leiden
tot allerlei profa'natie, en ook is de vraag
niet wijd genoeg van strekking; er zijn nu
eenmaal tal van toestanden, waarin Jezus
niet heeft verkeerd, en waarover wij dus
ook zeer stellig zoo geen licht zullen
krijgen.
Toch kan er achter deze vraag een zeer
diepe ernst verborgen liggen. Wij ge-
looven, dat Dr. Slotemaker de Bruine de
kwestie goed heeft geamendeerd, toen hij
indertijd aanbeval om niet te vragen:
„Wat zou Jezus doen?" maar de vraag
zoo te stellen: Wat moeten wij doen als
Christenen. kunnen wij als Christenen
allerlei verantwoorden of goedkeuren dat
hier of daar geschiedt of niet geschiedt?
Geen ding" schreef de Minister van
nu jaren geleden „geen ding is noodiger
voor het Christendom onzer dagen dan
de aedurige herhaling van de dubbele
waarheid: dat het echte Christendom be
gint in de ziel, en dat het begin in de ziel
zich dan in de uitingen van het leven zal
openbaren. Dat werk is tot onvruchtbaar-
heid gedoemd, dat niet begint met de ver-
andering van binnen. Maar ook: dat
Christendom is een caricatuur van het
echte, dat zich uit in vroomheid, in gebed
en gepeinzen, maar niet alle verhoudingen,
ook van het aardsche en maatschappelijke
leven doortrekt".
Is het ideaal van Sheldon (om bij alles
telkens te vragen: wat zou Jezus doen?)
echter bereikbaar? Deze vraaig kunnen
wij onmiddellijk stellen naast een andere:
is een maatschappij bestaanbaar en zelfs
denkbaar, die gebouwd is op de funda-
menten van werkelijk samen willen leven
en van waarachtige liefde?
Wij gelooven, dat dan allereerst mag,
ja moet worden verklaard. dat wat onze
samenleving van tegenwoordig nog dra-
gelijk maakt, juist dit is, dat de echte lief
de nog doorwerkt en nawerkt. Als toch
alles werd weggenomen en vernietigd, wat
wij aan Christus' invloed en aan de door-
werking van Zijn Geest te danken hebben,
zou deze wereld vast ineenstorten. Er is
echter nog een vraag inbegrepen in die
kwestie van de uitvoerbaarheid, zoo merk-
te ook Slotemaker de Bruine op. En dat is
deze vraag- of de menschen op die manier
zullen kunnen en willen leven Of
patroons en arbeiders, rijken en eenvou-
digen. kooplieden en mannen van weten-
schap. en ook zoo heel veel anderen nog,
ook zij. die nu alleen er aan denken en er
alleen op uit zijn om voor zichzelf te leven,
naar den idealen regel van Christus hun
leven zullen willen gaan inrichten Zou
werkelijk ooit de zelfzucht worden ont-
troond
De omzetting der maatschappij, de om-
het noodig is, de behandeling dezer zaak voort
te zetten".
Gordon stond onmiddeUijk op.
„Wijst U de aanklacht af, Edelachtbare?"
De rechter maakte een buiging. „De aan
klacht is ingetrokken, mynheer Gordon",
aprak hij.
XXIII.
Voor de opwinding tot bedaren was geko
men, bevond ik mij reeds in de kleine kamer
achter de rechtszaal. Gordon en inspecteur
Neil waren bij mij. De laatste sloot de deur,
waardoor tevens het tumult uit de zaal werd
buitengesloten.
,,Het ligt niet in den aard mijner positie,
U te felieiteeren, mijnheer", zed hij veront-
schuldigend, „maar als U lhet mij wilt toe-
staan, wil ik het toch gaarne doen".
„Natuurlijk, mijn beste inspecteur", zei ik
glimlachend. „Het verwondert mij in het ge
heel niet, dat U mij verdacht, met de bewijzen
welke U hadt. Het zag er zoo overtuigend
uit, niet waar?"
Hij schudde zijn hoofd. ,,Het is een verba-
zend geval, mijnheer, maar om U de waarheid
te zeggen: vanaf het oogenblik, dat ik U
arresteerde, heb ik het idee gehad, dat wij een
vergissing begaan hadden met de aanklacht".
Hij liep de kamer dicor naar de deur aan den
tegenovergestelden kant. „De kamer staat te
uwer beschikking, indien U nog eenige bespre-
kingen wenscht te houden. Ik moet gaan
zien, welke stappen de politie nu verder denkt
■te doen".
„Mag ik ook mijn gelukwenschen aanbie-
den", zei Gordon, zoodra wij alleen waren.
Ik schudde de hand, welke hij mij toestak.
„Dank", zei ik, ,,voor alles wat U voor mij
heeft gedaan".
Hij g'imlachte op zijn eigenaardige ver-
moeide manier.
,Er bestaat niet veel reden, om mij dank-
ba-ar te zijn", antwoordde hij. ,,Uw geniale
hu'sknecht heeft mij de verdediging uit de
handen genomen. Ik heb nog nooit een zaak
gehad, waarin ik zoo overbodig was".
Terwijl hij nog sprak, kwam mijn gevoel
zetting van al die levens vol zelfzucht,
komt niet tot stand langs een snelle, vrij
goedkoope methode, neen, daar is aller
eerst en haast alleen voor noodig: omzet
ting van de ziel. Het gezag van Jezus
Christus hebben wij noodig, maar in de
allereerste plaats toch altijd tot verande-
ring van de oude menschen in echt nieuwe
tnenschen. En daarom willen wij Zijn ge
zag erkennen, en ons steeds weer en
steeds meer door Zijn Geest laten leiden,
opdat eindelijk op Gods tijd en op Gods
wijze tot stand kome die eeuw der verlos-
sing, als er geen leed en onrecht meer ge-
schieden zal op heel Gods heiligen berg.
EERSTE KAMER.
Vergadering van Woensdag.
Voortgezet wordt de behandeling van de be-
grooting van onderwijs, kunsten en weten-
schappen.
De heer Nivard (r.k.) geeft regeling van
het onderwijs voor schipperskinderen in over-
weging, waardoor alle schipperskinderen ge-
baat zijn. Spr. bepleit afvloeiing van oudere
leerkrachten ten beboeve van jeugdige onder-
wijzers. De onderwijs-concentratie mag het
beginsel der gelijkstelling niet aantasten.
De heer Fock (lib.) verdedigt 's ministers
radiorede over de Nederlandsche afdeeling der
Citd universitaire. Spr. schetst deze als een
Nederlandsch belang. Hij critiseert verder de
manier, waarop de minister de vereenvoudig-
de spelling via het onderwijs aan het volk
tracht op te dringen. Men had het onderwijs
in het Nederlandsch moeten verbeteren, in
plaats van voor de moeilijkheden uit den weg
te gaan.
Minister Marchant betoogt, dat de spel-
lingmaatregel niet alleen den minister van
onderwijs raakt. Deze raakt de geheele regee-
ring, en berust op feiten.
Spr. herinnert er aan dat de spelling-Terp-
stra ook reeds de geslachten behandelde en
o.m. verwees naar het spraakgebruik; nie-
mand heeft daartegen geprotesteerd.
Van eenigerlei dwang op het onderwijs is
geen sprake geweest. Spr. verdedigt de
samenstelling der commissie van advies, des-
kundige hoogleeraren, doch geen hoogleeraar
geworden omdat ze vereenvoudigers waren.
Spr. verklaart, dat het bijzonder onderwijs
geheel vrijwillig de nieuwe spelling heeft aan-
genomen.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Woensdag.
Bij de voortgezette behandeling van het
wetsontwerp tot wijziging van de Kieswet
enz. ze't de heer de Geer (c.h.) zijn bezwaren
tegen den 3-voudigen kiesdeeler uiteen. De
evenredige vertegenwoordiging heeft tot
grondslag het bestaan van den kiesdeeler. Wie
den kiesdeeler aantast, laat het stelsel der
evenredige vertegenwoordiging los. Niet de
vraag, welke partijen behooren te worden
toegelaten, doch de evenredige vertegenwoor
diging, zooals de grondwet die wil, behoort
grondslag voor dit wetsontwerp te zijn. Het
districten-stelsel verdient geen aanbeveling.
De heer Bongaerts (r.k.) acht den 3-voudi
gen kiesdeeler strrjdig met den geest van de
Grondwet en de Kieswet. Hij wil echter
gaarne een wijziging bevorderen, welke bin
nen het kader van de Grondwet blijft.
DE WERKLOOSHEID IN DUITSCHLAND.
De ,,Msb." schrijft:
In „Volk en Vaderland" van 2 Maart j.l.
stond een vergelijkend staatje afgedrukt van
van vrees en bezorgdheid voor Billy en Mer
cia, dat (Joor de opwinding mijner invrijheid-
stelling eenige oogenblikken was onderdrukt,
met dubbele kracht naar voren dringen.
„Mijnheer Gordon", zei ik. ,,Ik zal uw hulp
meer dan ooit noodig hebben. Er moet iets
met Miss Solano gebeurd zijn. Billy zou haar
afgehaald hebben en samen zouden zij hier
heen gekomen zijn: geen van beiden zijn er
geweest".
,,Dat weet ik", antwoordde hij vlug. ,,Doch
wees niet al te ongerust. Ik heb een ver-
trouwd man aangesteld, die sedert gisteren-
morgen het huis bewaakt en als Preston zich
niet vergist, dan is Guarez met zijn kamera-
den ergens in East-End gevlucht. Zij zullen
het niet wagen".
„Het is Guarez niet, waar ik op doel", viel
ik hem in de rede; „het is Lord Sangatte".
..Lord Sangatte?" riep hij verrast.
„Ja', zei ik. Toen herinnerde ik mij, dat ik
hem niets verteld had van mijn onderhoud in
het studeervertrek van Sangatte.
,,Hij is verliefd op haar", voegde ik er by,
,,op zyn manier dan; ik heb alle redenen om
mij daarover ongerust te maken".
Nauweltjks waren deze woorden over mijn
lippen, of er werd hard op de deur geklopt
en kwam er een agent binnen.
.Mijnheer, er zyn twee heeren, die U er.
mijnheer Gordon onmiddellijk wenschen te
spreken. Moet ik hen binnenlaten?"
,,Ja, zeker', zei ik. Toen wendde ik mij tot
Gordon. „Dat zullen Billy en uw waker zijn.
Het kan niet anders".
De agent kwam naar mij toe en overhan-
digde mij een klein briefje.
,,Zeer goed, mynheer", zei hij. „En dit
briefie gaf mij een dame met het verzoek,
het U te overhandigen".
Ik nam het briefje aan. Een blik toonde
mij, dat het door Lady Baradell was geschre-
ven en ik stak het, zonder er verder aandacht
aan te schenken, in mijn zak. Ik had voor
niets anders dan voor Mercia belangstelling.
Zoodra Billy binnenkwam zag ik al, dat het
mis was. Zijn gelaat was bleek en zijn lippen
(Ingez. Med. j
de werkloosheid in Nederland en in Duitsch-
land, waaruit moest worden bewezen, dat de
werkloosheid in Nederland steeds toeneemt em
in Duitschland afneemt. Voor Nederland:
werd zelfs het Januari-cijfer van 1935 ver-
meld; voor Duitschland moest nog volstaas
worden met de aanteekening: ,,onbekend'r.
Dank zrj de Wirtschaftsberichten van de
Kommerz- und Privat-Bank, kunnen wij tham
een meer volledig staatje verschaffen, waar
uit het verloop der werkloosheid in Duitsch
land sinds 1 November 1934 blijkt:
1 November 1934 2.268.000
1 December 1934 2.354.000
1 Januari 1935 2.604.000
1 Februari 1935 2.972.000
Derhalve sinds 1 November 1.1. een ver-
meerdering der werkloosheid met ongevwjr
dertig procent.
En dan beweerde dr. Ley onlangs nog, daJfc
op het einde van het jaar 1935 er geen werk-
loozen in Duitschland meer zouden zijn..
Meer en meer wordt het woord bewaarhekt
door oud-minister De Geer by de jongste b»-
grootingscrisis gesproken, dat het Duitschf
nationaal-socialistme heeft getoond zijn an-
macht, om met tooverformules den eoonomi-
schen nood te bezweren".
POSTVERZENDIN GEN NAAR
EUROPEESCHE BESTEMMENGEN",.
Een beuaugryke uesiiatung:
van de P.T.T.
Met ingang van den a.s. zomerdienst <»p het
Europeesche luchtnet, zal de verzending vazt
brieven en briefkaarten met Europeesche be-
stemming steeds per luchtpost geschieden, in
dien hierdoor bespoediging in de ovnrkomst
kan worden verkregen.
De afzenders behoeven derhalve geen hg-
zondere maatregelen meer te nemen voor ver
zending van brieven en briefkaarten pec
luchtpost binnen Europa.
De luchtpost-etiketten zijn overbodig en het
luchtrecht verva.lt.
De nieuwe wijze van verzending door den
postdienst zal een ingrypende verandering;
brengen in de expeditie van de correspondents
met Europeesche bestemmingerr
waren stijf op elkaar geklemd, hetgeen by beat
altijd een in-benarde-positie-verkeeren betee-
kent. Achter hem aan kwam 'een klein mari
ne tje met scherpe gelaatsuitdrukking en ge-
kleed in een blauwe jas.
Slecht nieuws, Billy?" vroeg ik kalm
„Sangatte heeft Mercia ontvoerd", ret
klaarde hij met heesche stem. Wij achterval-
gen hem nu met een auto. Ik denik, dat wif
hem nog op tijd zullen inhalen".
Voor ik nog een woord had kunnen spreken.
klonk hard en streng de stem van Gordon
„Wat beteekent dat, Wilton?"
Het mannetje wilde juist antwoorden, toen
Billy tusschenbeide kwam.
„Mijnheer Gordon", zei bij. „Er is geen tyd
voor explicaties. U moet Wilton met my mede
laten gaan. Miss Solano is naar het jacht
van Lord Sangatte gebracht, dat te Bumbans
ligt. Ik volg hem met de auto, die batten
staat en ik heb iemand noodig, die niet voor
een kleintje vervaard is".
„Op mijn eer, dien zal je hebben!" riep ik
met een woesten lach. Toen ik zijn verbaas-
den bilk zag, voegde ik er vlug bij: ,Jk ben
vrij Billy, de zaak is afgehandeld. Milforrit
kwam op't laatste oogenblik met de bewijzen,
dat Da Costa de moordenaar was".
Met een zachten uitroep van verrassing em
voldoening greep hij mijn arm.
„Is het waarachtig waar, Jack? Alle maeh-
tig, dat is goed nieuws. Pak je hoed, kerei
en kom direct mee. Ik zal je ondexweg aHes
vertellen".
„Ik heb geen hoed noodig", riep ik, terwy,
ik een oude pet. die op een tafeltje in den
hoek lag, greep.
,,Ik ben klaar, Billy".
,,Ga met de heeren mede, Wilton", zei Gor
don scherp en zich vervolgens tot mij wem-
dend, sprak hij op bemoedigenden toon: „Als
het een geval van gewelddadige ontvoering rs
kunt U Miss Solano ook met geweld bevryder.
behoudens doodslag of emstig letsel".
,.Het doet mij genoegen, het te hooren", ze:
ik barsch.
(Wordt vervolgd.