ALGEMEEN KIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN No. 9223 VRIJDAG 16 NOVEMBER 1934 74e Jaargang De „toegift". y&dsVun.uMn dank om't ^tastd pesckanA Feuilleton De man van Nergenshuizen EERSTE BLAD NEUZENSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJS: Binnen Ter Neuzen 1,25 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen xf per poat 1,55 per 3 maanden Bjj vooruitbetaling fr. per post 5,60 per jaar Voor Belgie en Amerika 2,-, overige ianden f 2,35 per 3 maanden fr. per post - Abonnementen voor het bultenland alleen bj) vooruitbetaling. IJitgeefster: Ftrma P. «J. VAN DE SANDK GIRO 38150 TELEFOON No. 25. ADVERTENTIeNVan 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken reSel meer S °'2°' ki,f.i\f ADVERTENTI8Nper 5 regels 50 cent bjj vooruitbetaling. Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien by regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst 66n dag voor de nltgave. DIT BLAD VERSCHUNT IEDEREN MAANDAO-, WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND. HINDERWET. Burgemeester en Wethouders van TER NEUZEN brengen ter openbare kennis, dat ter Gemeente-Secretarie ter inzage ligt een verzoek met bijlagen van J. N. MAAS, wijk O 204 te Ter Neuzen, am vergunning tot het aprichten en in working brengen van een i ruwolietmofcor van 5 P.K. tot het opwekken van electrisch licht, in het perceel kadastraa' bekend in Sectie F No. 624 gelegen in de Oud-Zevenaarpolder. Op Dinsdag den 27 November a.s., des na- middags te drie uur, zal in het Gemeentehuis gelegenheid bestaan om bezwaren tegen de inwilliging van dit verzoek in te brengen en deze mondeling en schriftelijk toe te lichten. Zoowel de verzoeker, als zij die bezwaren hebben, kunnen gedurende drie dagen, voor het bovengemelde tijdstip, ter Secretarie der ge- meente kennis nemen van de ter zake inge- komen schrifturen. De aandacht van belanghebbenden wordt er op gevestigd, dat volgens de bestaande juris- prudentie niet tot beroep gerechtigd zijn, zij, die niet overeenkomstig artikel 7 der Hinder- wet op den bovenbepaalden dag voor het ge- meentebestuur zpn verschenen, teneinde hunne bezwaren mondeling toe te lichten. Ter Neuzen, 13 November 1934. Burgemeester en Wethouders voomoemd, J. HUIZINGA, Burgemeester. B. I. ZONNEVXJLLE, Secretaris. HINDERWET. Burgemeester en Wethouders van TER NEUZEN brengen ter openbare kennis, dat ter Gemeente-secretarie ter inzage ligt een verzoek met brjlagen van de N.V. AMERICAN PETROLEUM COMPANY, om vergunning tot het uitbreiden van een ondergrondse benzine-bewaarplaats met aftapinrichting in het perceel, kadastraal bekend in Sectie L No. 2119 en gelegen aan de Scheldekade alhier. Op Dinsdag den 27 November a.s. des na- middags te drie uur, zal in het Gemeentehuis gelegenheid bestaan om bezwaren tegen de inwilliging van dit verzoek in te brengen en deze mondeling en schriftelijk toe te lichten. Zoowel de verzoeker, als zrj die bezwaren hebben, kunnen gedurende drie dagen, voor het bovengemelde tijdstip, ter Secretarie der gemeente kennis nemen van de ter zake ingekomen schrifturen. De aandacht van belanghebbenden wordt er op gevestigd, dat volgens de bestaande juris- prudentie niet tot beroep gerechtigd zijn, zij, die niet overeenkomstig artikel 7 der Hinder- wet op den bovenbepaalden dag voor het ge- meentebestuur zijn verschenen, teneinde hunne bezwaren mondeling toe te lichten. Ter Neuzen, 13 November 1934. Burgemeester en Wethouders voomoemd, J. HUIZINGA, Burgemeester. B. I. ZONNHVIJLLE, Secretaris. Er staat in het evangelie een wonderlijk woord, dat wel heel vaak wordt aange- haald en misschien nog meer malen vrij> wel onnadenkend wordt uitgesproken, maar dat toch zeker, als wij er eens emstig bij stilstaan onze verwondering, zoo niet ons verzet zal uitlokken. Volgens Mattheus 6 33 zou Jezus gezegd hebben: ,,Zoekt eerst het koninkrijk Gods en Zijne gerechtigheid, en al deze dingen zullen u toegeworpen worden' Het eerste, wat in dit woord ons terecht verbaast. en wat, gelukkig, bij betere ver- taling geen reden tot verbazing zou be- hoeven te geven, is die uitdrukking, dat al die andere dingen ons zouden worden toegeworpen. Die uitdrukking ,,toewer- peri" hindert ons. Daar houden wij niet van, daar komen wij tegen in verzet. Wat het ook zij, dat men ons zou willen schen- ken of toestaan, wij verkiezen niet, dat het ons zal worden toegeworpen". Al zijn wij in den intiemsten familiekring, dan nog hindert het ons, als iemand n ander iets toewerpt. V/e willen dat van nie- mand en voor niemand. Onlangs zagen wij het nieuwe tooneelstuk van Anton Coolen: De Vier Jaargetijden, en in dat fijne stuk, dat alle waardeering verdient. werpt op een gegeven oogenblik een boer zijn buurman 'n lucifersdoosje toe. Dat zal wel echt natuurgetrouw zijn, maar er is zelfs in zoo'n geste nog iets hinderlijks: wij wenschen dit niet meer, wij verlangen in alle opzichten teerheid en voorkomend- heid: het moet ons niet te veel zijn om even op te staan en een ander op behoor- lijke wijze iets aan te reiken of ter hand te stellen. lets toewerpenwij doen dat nauwelijks meer aan onzen hond... wij zijn op dit punt werkelijk wat veeleischend neen, dat kan niet en dat mag niet, „al deze dingen", wat het ook zij, moeten en mogen ons niet worden toegeworpen Dat kan Jezus dan ook niet zoo gezegd hebben, en dat heeft Hij ook niet gezegd. Het gaat hier in dit woord trouwens niet over kleinigheden of over minderwaardige voorwerpen. Er werd door den Heiland gehandeld over kleeding en voedsel, nu... cfie kleeding en dat voedsel worden ons heusch niet toegeworpen". Een juistere. betere vertaling zegt: ,,Zoekt eerst het koningschap Gods en de gerechtigheid, die Hij eischt, en al het andere zal u als toegift worden geschonken Dat klinkt dus wel heel anders. Zeker, het is nog wonderliik. het is nog iets waar wij ons sterk over moeten verbazen, maar dat erg hinderlijke van het ..toegeworpen worden" is er dan toch radicaal uit. Al die andere dingen worden ons niet toegeworpen, zij worden ons geschonken ,,als toegift Maar ook zoo is het nog wel heel anders dan wij het voelen en willen. En vooral in. dezen tijd, nu, bij het naderen van den winter en bij het nog steeds niet verminderen maar veeleer nog toenemen van de werkloosheid, voor heel veel ge- zinnen de ellende begint te nijpen (wij hebben slechts te herinneren aan wat wij in een vorig artikel hebben geschreven over den ,,nood des tijds lijkt het toch wel zeer zonderling, indien wij tot al die menschen, die komen met hun angstige vraag: ,,wat zullen wij eten en wat zul len wij drinken en waarmede zullen wij ons kleeden en dekken?" zouden gaan zeggen niets anders dan dit: bekommerd u nu maar niet om voedsel of kleeding maar zoekt gij maar eerst trouw en in- spannend het koningschap Gods, want dan komt al dat andere wel terecht; dan krijgt gij dat heusch wel: misschien zult gij wat geduld moeten hebben, maar kom, houd maar moed, gij krijgt het straks als toegift; het komt vast en zeker terecht. ij zullen dit woord moeten zien zoo- als wij trouwens al de woorden van Jezus moeten zien: hij keert alle dingen om. En dat niet uit een zekere jacht naar het paradoxale, zooals men wel eens kan aan- treffen bij zonderlinge menschen, die of van nature of bij aanstellerij anders wil len zijn en doen dan anderen; neen, wij kunnen gerust zeggen: Jezus heeft alle woorden omgewaardeerd. Is het niet zijn woord geweest, dat vele eersten de laat- sten zouden zijn en vele laatsten de eer sten Is het niet Zijn woord en zijn prak- tijk, Zijn voile levenspraktijk geweest, dat diegene de meeste zou zijn, die de minste zou wilen wezen, en dat aller dienst- knecht zou kunnen getuigen, heel zeker en heel openhartig, dat Hem gegeven was alle macht, beide in hemel en op aarde: Wij zouden van een dergelijke om-waar- deering van alle woorden nog veel meer sterke en treffende voorbeelden kunnen geven; het heele Evangelie staat er vol van, en de dood van Hem, die juist ster- vend overwon, is wel het allersterkste bewijs van de waarheid van Zijn getuige- nis: Wie zijn leven zal willen behouden, die zal het verliezen, maar zoo wie zijn leven verloren zal hebben, die zal het vinden. Wij zullen dit machtige woord van Jezus nooit kunnen losmaken van Zijn persoon en van Zijn leven. Stel dat wij iemand kenden of ontmoetten, die een dergelijke machtige vermaning ons zou toespreken; zouden wij niet aanstonds er toe komen (en werkelijk met het volste en beste recht) om te vragen: maar wat brengt gij daar nu zelf van terecht/ Is uw leven een zoeken van het koningschap Gods en van de gerechtigheid, die Hij eischt, en wordt dan al het andere u ook werkelijk als een toegift geschonken? Neen, wij moeten bij de overdenking van dit woord wel heel goed in het oog b?^- den, dat het een woord is van den Hei land. en als woord van Hem kan het den toets doorstaan, d.w.z.: als woord van Jezus is het waar en werkelijk, want Hi) heeft het waar gemaakt, Hij heeft net laten zien als hooge en heerlijke werkelijk- heDit is tegelijk ook het beangstigende van een woord als dit. Wij hebben zoo n heel ander leven en ook zoo n heel andere levensopvatting. Daardoor komt de moei- te, die wij hebben met de heele Bergrede. en heusch niet alleen met de Bergrede, maar ook met al de woorden en daden van Jezus Christus, Hij deed anders en Hij sprak anders, omdat Hij anders was. Indertijd heeft men wel eens gepro- beerd om Christus voor te stellen als iemand, die in onze dagen leefde en rond- wandelde. Maar een dergelijke voorstel- ling gelukte niet. Jezus kan men zich niet 1 denken in ons leven van tegenwoordia, en dan bedoelen wij niet slechts het moderne leven met al zijn comfort, maar wij be doelen speciaal en vooral ons tegenwoor- dige leven met al zijn eischen. Als er een ding weg is uit ons aller leven dan is het in de eerste plaats de soberheid. Men 1 moet dat maar eens van nabij gadeslaan 1 zoo overdreven als de eischen zijn, die 1 1. /-k.." /-» rv*-i mi rA A o\ on rvf menschen, ook zonder eigen middelen of 1 verdiensten, in onzen tijd voor zichzelf en de hunnen durven stellen en uitspreken i zonder schroom of terughoudendheid. Plaats daar nu eens naast het sobere leven van dezen Rabbi uit Nazareth, die o zeker 1 niet heeft geleefd als asceet, en die zich op dat punt sterk onderscheidde van 'n Johannes den Dooper, zijn voorlooper, 1 maar die toch zoo aandoenlijk en naar waarheid getuigde, dat hij niet had, waar hij het hoofd kon nederleggen, terwijl de vossen hun holen en de vogelen des hemels hun nesten hebben. En laten wij nu vooral voorzichtig zijn en niet pro- beeren na te doen, wat Jezus deed, of zoo I,als Jezus deed. Een dergelijke navolging i wordt een bij voorbaat mislukkende imitatie, een ware navolging wordt het nooit. Zullen wij dan dus maar van elke poging afzien om Jezus' woorden, ook dit woord, dat ons thans bezighoudt, te ge- hoorzamen. Ik zou willen voorstellen. laten wij beginnen met allereerst den aan- vang van Jezus' woord te beluisteren. Wij zullen er nooit komen, indien wij ook hierbij van achteren naar voren willen werken. Wij moeten echt bij het begin beginnen. Wij moeten dus eerst het koningschap Gods zoeken, en de gerech tigheid, die Hij eischt. Meestal spreekt men van het koninkrijk Gods", maar ook die vertaling is verkeerd. Wij moeten niet zoeken Gods koninkrijk, neen, dat behoe- ven wij niet te zoeken, want dat is er, maar wij moeten ons inspannen om het koningschap Gods, Zijn koning-zijn te verwerkelijken. God wil koning zijn. Whj voelen ons hieroij aanstonds zoo echt in de Israelietische sfeer. Israel was oor- spronkelijk een theocratie, een volk, een land, waar men ernst maakte met Gods bestuur. met Gods koning-zijn. Dat is later verbasterd. en veruiterlijkt, en vooral toen het volk een zichtbaren koning begeerde en kreeg, kwam er ook op dit punt een groote ommekeer, en niet ten goede. In- tusschen bleef voor Israel de eisch: God koning te laten zijn. En die eisch blijft er ook staan voor ons. God laten gebieden, God laten gezeggen„ in ons leven, alle dagen en bij alles- Als wij dat maar werkelijk deden. Hoe veel zekerder zou dan onze gang zijn, hoeveel zuiverder zouden dan onze motieven zijn, hoeveel liefdevoller onze daden en ge- dachten! Maar hoe vaak laten wij God los en verliezen wij Hem uit het oogl Er staat bij: Wij hebben te zoeken de gerechtigheid, die God eischt. En dan zijn wij heusch nog niet klaar met en door een stuk of wat sociale wetten of door een of meer sociale verzekeringen. Dan merken wij alom om ons heen nog zoo vreeselijk veel onrecht en onbillijkheid, en dan zul- en wij niet bij de pakken blijven neer- zitten, maar zullen wij onze uiterste krach- ten inspannen om iets te verwerkelijken. allereerst in onze naaste omgeving, van dat koningschap Gods en van de gerech tigheid, die Hij eischt. Wij zijn daar voor- loopig nog niet mee klaar, en wij stelden met opzet en met nadruk den eisch: „aller- eerst in onze naaste omgeving". Veel menschen toch vinden het zoo verbazend interessant om zich in te spannen voor menschen in de verte. Zeker hebben die ook recht op onze belangstelling, maar onze allereerste attentie vragen toch de menschen hier. in onze streek. in onze emeente, in ons eigen bedrijf of huis- i^aten wij ons maar eens ernstig en rustig afvragen: ervaren die, ook door onze be- OM VOOR 30 NOVEMBER A.S. 60 VOORZUDEN VAN PRESTO PAKJES AAN ONS ADRES TE AMERSFOORT IN TE LEVEREN. DAN ONTVANGT U EEN PRACTISCH GESCHENK door VICTOR BRIDGES. (Nadruk verboden.) 8) (Vervolg.) Northcote had echter oprecht gesproken, toen hij zijn aanbod beschreef als een, waarop maar weinig mededingers zouden ingaan, tadien hun de waarheid bekend was geweest. Aangenomen, dat de ondervinding van den eersten avond een duidelijk beeld gaf, van hetgeen mij te wachten stond, schenen mijne kfl.TTR.pn am het leven er niet hij in te schieten uiterst goring. Indien Mercia een man ge weest was, zou ik op dit oogenblik zonder eenigen twijfel een lijk geweest zijn. Wie was zij en in welke betrekking had zij tot Northcote gestaan? Dat de zonderling verantwoordelijk was voor den dood van haar vnder was duidelijk genoeg, maar betreffende de omstandigheden van de treurige geschiede- nis, tastte ik in volslagen duister. Zij moetftn wel zeer bezwarend geweest zijn, om een jong meisje er toe aan te zetten een stap te wagen, die werkelijk een wanhoopsdaad mocht heeten, indien zij ten minste niet het werktuig van anderen was. Hoe het ook zij, ik ont- veinsde het mij niet, dat ik buitengewoon ver- lamgend was, haar nog eens te ontmoeten. Haar beeldschoon gielaat was zoo duidelijk in mijn geheugen gegrift, alsof ik een schiaderij zag en hoe het kwam, weet ik niet, maar ik gevoelde dezelfde hartstrilldng, als op het oogenblik toen zij haar hand in de mijne legde. Terwijl ik dit alles hij mijzelf overwoog, schrok ik er plotseling van, dat ik sentimen- teel begon te worden. Ook was het niet aan den minsten twijfel onderhevig, dat ik zoo alaperig was als een uil. Met een lach en een geeuw stond ik op, draaide het licht uit en ging in mijn slaap kamer. Het was een groot vertrek, zelfs grooter dan de studeerkamer en het prachtige vier- stijliilge ledikant was in volmaakte overeen- stemming met de ruimte. Ik deed een ronde, om alle schuilhoeken te doorzoeken, en bevond tot mijn voldoening, dat er geen mooie meis- jes of bezoekers van welken aard ook op den loer lagen. Daama deed ik de twee deairen van de slaapkamer en die welke toegang tot het studeervertrek gaf, op slot. Ik slaagde er vervolgens in mijn kleeren uit te doen en de zijden pyamas van Northcote te betrek- ken, die de trouwe Milford voor mij had klaar gielesfd. Mijn laatste daad was het resultaat van een plotselinge ingeving. Alvorens in bed te springen, ging ik naar het venster en keek voorzichtig door een kier van de jalouzie. Juist op het oogenblik. dat ik dit deed, kwam de donkere gestalte van een man uit de schaduw van de heestergroep tegenover mijn raam te voorschijn en liep vlug den weg op. Ik sprong in bed en draaide het licht uit. „Nu, ik ben benieuwd", zei ik tot mijzelf, of dat senor Guarez niet geweest is". Vijf minuten later sliep ik als een os. V. In aanmerking genomen de portie brandy, welke ik aan mijn maag had toevertrouwd, ontwaakte ik den volgenden morgen merk- waarddg frisoh. Het eerste voorwerp, dat miin oogen ontmoetten, was de hemel van mhn ledikant. Met een soort vage verrassing keek ik er naar, vol nieuwsgierigheid hoe ik hier in 's hemelsnaam terecht gekomen was. Het volgende oogenbUk kwam met een plot- selingen sehiok alles, wat den vongen avond was'gebeurd, in mijn geheugen terug. Het drong tot mij door, dat ik in de slaapkamer van Northcote was en dat er door iemand zacht, doch dringend aan de deur werd ge- klopt. Ik sprong uit bed, schoot een paar muilen aan, die op een witte schapenvacht stonden en ging naar de deur welke ik ont- sloot. Ik verwachtte Milford te zien, doch m plaats van dien trouwen dienaar, stond ik voor een aardig uitziend dienstmeisje m bont katoenen jurk en witte muts op. Zij droeg een blad waarop een pot thee en eemige brieven. Ik liep haastig terug, schopte mijn sloffen uit en kroop on der de dekens Toen riep ik. ,,Kom maar binnen". Zij kwam aarzelend in de kamer en zette het blad op het tafeltje naast het bed. „Ik breng U de thee, mijnheer, omdat Mil ford ongesteld is". Zoo!" antwoordde ik, „dat spijt me. Wat scheelt hem? Hij mankeerde gisterenavond niets". Zij schudde haar hoofd. ,,Ik weet het met, j mijnheer, maar hij schijnt erg naar te zijn". j „Heeft hij pijn?" vroeg ik. I ,,Ja, mijnheer, nog al erg, naar het schijnt ,',Het beste is, dat je maar direct den dokter roept", zei ik, terwijl ik een kop thee inschonk. Dit was vreeselijk onaangenaam voor mij. Ik mocht in geen geval verstoken blijven van de diensten van den eenigen persoon, die, zoo als Northcote mij had gezegd, te vertrouwen was. „Moet ik dr. Ritchie opbellen, mijnheer?., vroeg het meisje. I In knikte. „Vraag hem zoo spoedig moge- lijk te komen. Na het ontbijt kom ik kijken, hoe het met Milford is". Het meisje deed nog het een en ander m de kamer en vertrok daama. Toen zij weg was. ging ik in bed opzitten en begon het kleine stapeltje brieven, dat op het blad lag, door te zien. De meesten waren te herkennen als circulaires en rekeningen, doch een er van met een wapentje in den hoek van den om- slag, scheen van meer belang te zijn. Ik scheurde hem open. 105 Belgrave Square S.W. Beste Northcote. Gisteren had ik een onderhoud met Rosedale en zoover ik kan nagaam, loopt alles naar I wensch. Rosedale stelt voor, de maatschappij I in de eerste week van October op te richten. Er zijn nog een paar dingen, waarover ik je gaame zou willen spreken; daar zullen wij aanstaande Woensdagavond wel gelegenheid voor hebben. Ik heb je advies opgevolgd en de „Seagull" gekocht. Morton vroeg er een duivelsche hoogen prijs voor, maar hij stelde zich tevreden met een kleine betaling, en zal moeten wachten met de rest tot de Maat schappij op pooten staat. Te toegenegen SANGATTE. Toen ik bij de slecht geschreven, krabbelige handteekening gekomen, floot ik zachtjes. Ofschoon vreerndeling in Engeland, kende ik Lord Sangatte zeer goed bij reputatie; en dat was een onsmakelijke reputatie cok. Ik mam het notitieboekje van Northcote, dat ik den vorigen avomd op mijn nachtkastje had gelegd en zocht er zijn afspraken voor Woens- dag in op. Ik vond er twee of drie onduidelijke aanwijzingen voor afspraken 's morgens en 's middags en onderaan met potlood gekrab- beld: Sangatte's balavond". ,,Ik zal er niet mankeeren", zei ik met eenige zelfvoldaanheid. Dat Sangatte en Northcote bezig waren een Maatschappij op te richten, was een belang- rijke mededeeling. Als hanidelson.de mem ing zou het zeker wel iets zeer aparts zijn. Indien de geruchten juist waren, dan was Sangatte ongeveer een van de meest volgroeide schur- ken, die het Engelsche Paiirschap maar kon aantoonen; terwijl mijn bekendheid met North cote mij den imdruk gaf, dat nauwheid van geweten een weinig door hem beoefemde deugd was. Woensdagavond leek mij, over het alge- mean genomen, dus wel zeer onderhoudend te zullen worden. Ik stond kalm op en gevoelde mij tamelijk met mijzelf ingenomen. De heerlijke zonne- schijn, die met voile stralen mijn venster bin- nendrong, deed mij mijn avontuur veel aan- lokkelijker vimden, dan den vorigen avond. Mijn zenuwachtigheid was geheel verdwenen en in plaats daarvan, gevoelde ik een opge- togen. bijna tartende nieuwsgierigheid naar hetgeen er nu zou gaan gebeuren. Ik besitudeerde het door Northcote getee- kende schetsje van de imdeieling van het huis en ontdekte, dat de badkamer drie deuren verder op de gang was. Een behoorlijk bad qen Lat; afvragen: ervaic-- middeling, iets van de gerechtigheid. die God eischt? Als dat in orde was, dan kwam al het andere wel terecht. Maar zoolang als dat eerste niet in orde is, blijft het een dwaas- heid om dat andere te verwachten. Zoo- dra wij Gods koningschap en de gerech tigheid, die Hij eischt, veronachtzamen, ja dan onmiddellijk komen al die andere dingen naar voren en nemen a I onze be langstelling in beslag. Dan worden de broodvraag en de kleedingvraag en de schoeiselvraag en de brandstofkwestie en al die andere dingen hoofdzaak. Wij kunnen dan zelfs het recht van al die dingen niet ontkennen. Men moet net maar eens zien, hoe moeilijk velen het daarmee hebben, en er is niemand. die daarbij uitkomst weet, terwijl de beste Regeering vrijwel machteloos daar bij StaToch houdt Jezus strak vol zijn eisch: Zoekt eerst het koningschap Gods en de gerechtigheid, die Hij eischt, en dan zal al het andere als toegift u geschonken worden. De groote bezwaren, aan dit koninkrijk, ja, goddelijk woord verbonden. ontslaan niemand onzer van de verplich- ting om er in eigen kring en sfeer ernst mede te maken. Laten wij het dan, hoe- zeer ook de nood nijpt, met Christus woord wagen. Hij zal blijken de voile waarheid te hebben gesproken, Hij. voor wien Gods koningschap en cfe gerechtig heid, die God eischt, waren het een en het al,#en die toen al die andere dingen ont- ving als „toegift". was een luxe, die ik mij sedert mijn aankorust in Engeland niet had gepermitteerd en in het aangename vooruitzicht daarvan, deed ik de kamerjapon van Northcote aan en liep de gang op. Spoedig vond ik het bad en binnen eenige oogenblikken was 't met warm water gevuld. Op de tafel aan de andere zrjde der kapier lag scheermateriaal van allerlei soort in volmaakte orde gerangsohikt. Op mijn dloode gemak trok ik mijn kleeren aan en stak een sigaret op, terwijl een gevoel van behaaglijikheid over mijn nieuwen toestand mij doorstroomde. Daama begaf ik mij, op- gefrischt en voldaan, naar mijn slaapkamer. om inspectie over de garderobe van Northcote te houden. Deze bleek op dezelfde uitgebreide schaal te zijn ingerdcht, als al zijn overige zaken. Na emstige overweging zocht ik een mooi blauw serge pak uit en een paar sohit- terende bruine schoenen, die de poetskunst van Milford alle eer aandeden. Aldus uitgedost sleruterde ik langzaam de trap af naar de eetkamer. Het ontbijt stond aan het einde van een groote tafel voor mij klaar. Het was een heerlijke combinatie van glimmend zilver frissche bloemen en onberispelijk porceleim Na de grove, slordige bediening van mijn kost- huis, gaf de aanblik van al dit moois mij een benijdsnswaardigen eetlust. Zoodna ik mij aan tafel had gezet, kwam het dienstmeisje dat mij had gewekt, geruisch- loos binnen, met een aantal gerechten en een: pot geurige koffie. ,,Dr. Ritchie zal zoo spoedig mogelijk komen. mijnheer", spak zij, terwijl zij het blad neder- zette en de verschillende sohaaltjes rang- schikte. „Heel goed", zei ik. „Zoodra ik ontbeten heb, ga ik naar hem toe". Gedurende een aangenaam halfuur hield ik mij bezig met een paar niertjes, een heerlijke omelet, verschillende vleeschsoorten en mar malade, cm te eindigen met een verrukkelijk stuk meloen. Daaroa nam ik met een licht zuchtje van voldaanheid een Cabana uit een kistje, dat op het buffet stond en plontte mij in een van de gemakkelijke stoelen bij het venster, dat op het park uitzag. (Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1934 | | pagina 1