ALGEMEEN KIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN
No. 9223
VRIJDAG 16 NOVEMBER 1934
74e Jaargang
De „toegift".
y&dsVun.uMn dank om't ^tastd pesckanA
Feuilleton
De man van Nergenshuizen
EERSTE BLAD
NEUZENSCHE COURANT
ABONNEMENTSPRIJS: Binnen Ter Neuzen 1,25 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen
xf per poat 1,55 per 3 maanden Bjj vooruitbetaling fr. per post 5,60 per jaar
Voor Belgie en Amerika 2,-, overige ianden f 2,35 per 3 maanden fr. per post -
Abonnementen voor het bultenland alleen bj) vooruitbetaling.
IJitgeefster: Ftrma P. «J. VAN DE SANDK
GIRO 38150 TELEFOON No. 25.
ADVERTENTIeNVan 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken reSel meer S °'2°'
ki,f.i\f ADVERTENTI8Nper 5 regels 50 cent bjj vooruitbetaling.
Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien by regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag
verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst 66n dag voor de nltgave.
DIT BLAD VERSCHUNT IEDEREN MAANDAO-, WOENSDAG- EN VRIJDAGAVOND.
HINDERWET.
Burgemeester en Wethouders van TER
NEUZEN brengen ter openbare kennis, dat
ter Gemeente-Secretarie ter inzage ligt een
verzoek met bijlagen van J. N. MAAS, wijk
O 204 te Ter Neuzen, am vergunning tot het
aprichten en in working brengen van een i
ruwolietmofcor van 5 P.K. tot het opwekken
van electrisch licht, in het perceel kadastraa'
bekend in Sectie F No. 624 gelegen in de
Oud-Zevenaarpolder.
Op Dinsdag den 27 November a.s., des na-
middags te drie uur, zal in het Gemeentehuis
gelegenheid bestaan om bezwaren tegen de
inwilliging van dit verzoek in te brengen en
deze mondeling en schriftelijk toe te lichten.
Zoowel de verzoeker, als zij die bezwaren
hebben, kunnen gedurende drie dagen, voor het
bovengemelde tijdstip, ter Secretarie der ge-
meente kennis nemen van de ter zake inge-
komen schrifturen.
De aandacht van belanghebbenden wordt er
op gevestigd, dat volgens de bestaande juris-
prudentie niet tot beroep gerechtigd zijn, zij,
die niet overeenkomstig artikel 7 der Hinder-
wet op den bovenbepaalden dag voor het ge-
meentebestuur zpn verschenen, teneinde hunne
bezwaren mondeling toe te lichten.
Ter Neuzen, 13 November 1934.
Burgemeester en Wethouders voomoemd,
J. HUIZINGA, Burgemeester.
B. I. ZONNEVXJLLE, Secretaris.
HINDERWET.
Burgemeester en Wethouders van TER
NEUZEN brengen ter openbare kennis, dat
ter Gemeente-secretarie ter inzage ligt een
verzoek met brjlagen van de N.V. AMERICAN
PETROLEUM COMPANY, om vergunning
tot het uitbreiden van een ondergrondse
benzine-bewaarplaats met aftapinrichting in
het perceel, kadastraal bekend in Sectie L No.
2119 en gelegen aan de Scheldekade alhier.
Op Dinsdag den 27 November a.s. des na-
middags te drie uur, zal in het Gemeentehuis
gelegenheid bestaan om bezwaren tegen de
inwilliging van dit verzoek in te brengen en
deze mondeling en schriftelijk toe te lichten.
Zoowel de verzoeker, als zrj die bezwaren
hebben, kunnen gedurende drie dagen, voor
het bovengemelde tijdstip, ter Secretarie der
gemeente kennis nemen van de ter zake
ingekomen schrifturen.
De aandacht van belanghebbenden wordt er
op gevestigd, dat volgens de bestaande juris-
prudentie niet tot beroep gerechtigd zijn, zij,
die niet overeenkomstig artikel 7 der Hinder-
wet op den bovenbepaalden dag voor het ge-
meentebestuur zijn verschenen, teneinde hunne
bezwaren mondeling toe te lichten.
Ter Neuzen, 13 November 1934.
Burgemeester en Wethouders voomoemd,
J. HUIZINGA, Burgemeester.
B. I. ZONNHVIJLLE, Secretaris.
Er staat in het evangelie een wonderlijk
woord, dat wel heel vaak wordt aange-
haald en misschien nog meer malen vrij>
wel onnadenkend wordt uitgesproken,
maar dat toch zeker, als wij er eens
emstig bij stilstaan onze verwondering,
zoo niet ons verzet zal uitlokken. Volgens
Mattheus 6 33 zou Jezus gezegd hebben:
,,Zoekt eerst het koninkrijk Gods en Zijne
gerechtigheid, en al deze dingen zullen u
toegeworpen worden'
Het eerste, wat in dit woord ons terecht
verbaast. en wat, gelukkig, bij betere ver-
taling geen reden tot verbazing zou be-
hoeven te geven, is die uitdrukking, dat al
die andere dingen ons zouden worden
toegeworpen. Die uitdrukking ,,toewer-
peri" hindert ons. Daar houden wij niet
van, daar komen wij tegen in verzet. Wat
het ook zij, dat men ons zou willen schen-
ken of toestaan, wij verkiezen niet, dat het
ons zal worden toegeworpen". Al zijn
wij in den intiemsten familiekring, dan
nog hindert het ons, als iemand n ander
iets toewerpt. V/e willen dat van nie-
mand en voor niemand. Onlangs zagen
wij het nieuwe tooneelstuk van Anton
Coolen: De Vier Jaargetijden, en in dat
fijne stuk, dat alle waardeering verdient.
werpt op een gegeven oogenblik een boer
zijn buurman 'n lucifersdoosje toe. Dat
zal wel echt natuurgetrouw zijn, maar er
is zelfs in zoo'n geste nog iets hinderlijks:
wij wenschen dit niet meer, wij verlangen
in alle opzichten teerheid en voorkomend-
heid: het moet ons niet te veel zijn om
even op te staan en een ander op behoor-
lijke wijze iets aan te reiken of ter hand te
stellen. lets toewerpenwij doen dat
nauwelijks meer aan onzen hond... wij zijn
op dit punt werkelijk wat veeleischend
neen, dat kan niet en dat mag niet, „al
deze dingen", wat het ook zij, moeten en
mogen ons niet worden toegeworpen
Dat kan Jezus dan ook niet zoo gezegd
hebben, en dat heeft Hij ook niet gezegd.
Het gaat hier in dit woord trouwens niet
over kleinigheden of over minderwaardige
voorwerpen. Er werd door den Heiland
gehandeld over kleeding en voedsel, nu...
cfie kleeding en dat voedsel worden ons
heusch niet toegeworpen". Een juistere.
betere vertaling zegt: ,,Zoekt eerst het
koningschap Gods en de gerechtigheid,
die Hij eischt, en al het andere zal u als
toegift worden geschonken Dat klinkt
dus wel heel anders. Zeker, het is nog
wonderliik. het is nog iets waar wij ons
sterk over moeten verbazen, maar dat erg
hinderlijke van het ..toegeworpen worden"
is er dan toch radicaal uit. Al die andere
dingen worden ons niet toegeworpen, zij
worden ons geschonken ,,als toegift
Maar ook zoo is het nog wel heel
anders dan wij het voelen en willen. En
vooral in. dezen tijd, nu, bij het naderen
van den winter en bij het nog steeds niet
verminderen maar veeleer nog toenemen
van de werkloosheid, voor heel veel ge-
zinnen de ellende begint te nijpen (wij
hebben slechts te herinneren aan wat wij
in een vorig artikel hebben geschreven
over den ,,nood des tijds lijkt het toch
wel zeer zonderling, indien wij tot al die
menschen, die komen met hun angstige
vraag: ,,wat zullen wij eten en wat zul
len wij drinken en waarmede zullen wij
ons kleeden en dekken?" zouden gaan
zeggen niets anders dan dit: bekommerd
u nu maar niet om voedsel of kleeding
maar zoekt gij maar eerst trouw en in-
spannend het koningschap Gods, want
dan komt al dat andere wel terecht; dan
krijgt gij dat heusch wel: misschien zult
gij wat geduld moeten hebben, maar kom,
houd maar moed, gij krijgt het straks als
toegift; het komt vast en zeker terecht.
ij zullen dit woord moeten zien zoo-
als wij trouwens al de woorden van Jezus
moeten zien: hij keert alle dingen om. En
dat niet uit een zekere jacht naar het
paradoxale, zooals men wel eens kan aan-
treffen bij zonderlinge menschen, die of
van nature of bij aanstellerij anders wil
len zijn en doen dan anderen; neen, wij
kunnen gerust zeggen: Jezus heeft alle
woorden omgewaardeerd. Is het niet zijn
woord geweest, dat vele eersten de laat-
sten zouden zijn en vele laatsten de eer
sten Is het niet Zijn woord en zijn prak-
tijk, Zijn voile levenspraktijk geweest, dat
diegene de meeste zou zijn, die de minste
zou wilen wezen, en dat aller dienst-
knecht zou kunnen getuigen, heel zeker en
heel openhartig, dat Hem gegeven was
alle macht, beide in hemel en op aarde:
Wij zouden van een dergelijke om-waar-
deering van alle woorden nog veel meer
sterke en treffende voorbeelden kunnen
geven; het heele Evangelie staat er vol
van, en de dood van Hem, die juist ster-
vend overwon, is wel het allersterkste
bewijs van de waarheid van Zijn getuige-
nis: Wie zijn leven zal willen behouden,
die zal het verliezen, maar zoo wie zijn
leven verloren zal hebben, die zal het
vinden.
Wij zullen dit machtige woord van
Jezus nooit kunnen losmaken van Zijn
persoon en van Zijn leven. Stel dat wij
iemand kenden of ontmoetten, die een
dergelijke machtige vermaning ons zou
toespreken; zouden wij niet aanstonds er
toe komen (en werkelijk met het volste en
beste recht) om te vragen: maar wat
brengt gij daar nu zelf van terecht/ Is
uw leven een zoeken van het koningschap
Gods en van de gerechtigheid, die Hij
eischt, en wordt dan al het andere u ook
werkelijk als een toegift geschonken?
Neen, wij moeten bij de overdenking van
dit woord wel heel goed in het oog b?^-
den, dat het een woord is van den Hei
land. en als woord van Hem kan het den
toets doorstaan, d.w.z.: als woord van
Jezus is het waar en werkelijk, want Hi)
heeft het waar gemaakt, Hij heeft net
laten zien als hooge en heerlijke werkelijk-
heDit is tegelijk ook het beangstigende
van een woord als dit. Wij hebben zoo n
heel ander leven en ook zoo n heel andere
levensopvatting. Daardoor komt de moei-
te, die wij hebben met de heele Bergrede.
en heusch niet alleen met de Bergrede,
maar ook met al de woorden en daden
van Jezus Christus, Hij deed anders en
Hij sprak anders, omdat Hij anders was.
Indertijd heeft men wel eens gepro-
beerd om Christus voor te stellen als
iemand, die in onze dagen leefde en rond-
wandelde. Maar een dergelijke voorstel-
ling gelukte niet. Jezus kan men zich niet
1 denken in ons leven van tegenwoordia, en
dan bedoelen wij niet slechts het moderne
leven met al zijn comfort, maar wij be
doelen speciaal en vooral ons tegenwoor-
dige leven met al zijn eischen. Als er een
ding weg is uit ons aller leven dan is het
in de eerste plaats de soberheid. Men
1 moet dat maar eens van nabij gadeslaan
1 zoo overdreven als de eischen zijn, die
1 1. /-k.." /-» rv*-i mi rA A o\ on rvf
menschen, ook zonder eigen middelen of
1 verdiensten, in onzen tijd voor zichzelf en
de hunnen durven stellen en uitspreken
i zonder schroom of terughoudendheid.
Plaats daar nu eens naast het sobere leven
van dezen Rabbi uit Nazareth, die o zeker
1 niet heeft geleefd als asceet, en die zich
op dat punt sterk onderscheidde van
'n Johannes den Dooper, zijn voorlooper,
1 maar die toch zoo aandoenlijk en naar
waarheid getuigde, dat hij niet had, waar
hij het hoofd kon nederleggen, terwijl
de vossen hun holen en de vogelen des
hemels hun nesten hebben. En laten wij
nu vooral voorzichtig zijn en niet pro-
beeren na te doen, wat Jezus deed, of zoo
I,als Jezus deed. Een dergelijke navolging
i wordt een bij voorbaat mislukkende
imitatie, een ware navolging wordt het
nooit.
Zullen wij dan dus maar van elke
poging afzien om Jezus' woorden, ook dit
woord, dat ons thans bezighoudt, te ge-
hoorzamen. Ik zou willen voorstellen.
laten wij beginnen met allereerst den aan-
vang van Jezus' woord te beluisteren. Wij
zullen er nooit komen, indien wij ook
hierbij van achteren naar voren willen
werken. Wij moeten echt bij het begin
beginnen. Wij moeten dus eerst het
koningschap Gods zoeken, en de gerech
tigheid, die Hij eischt. Meestal spreekt
men van het koninkrijk Gods", maar ook
die vertaling is verkeerd. Wij moeten niet
zoeken Gods koninkrijk, neen, dat behoe-
ven wij niet te zoeken, want dat is er,
maar wij moeten ons inspannen om het
koningschap Gods, Zijn koning-zijn te
verwerkelijken. God wil koning zijn. Whj
voelen ons hieroij aanstonds zoo echt in
de Israelietische sfeer. Israel was oor-
spronkelijk een theocratie, een volk, een
land, waar men ernst maakte met Gods
bestuur. met Gods koning-zijn. Dat is later
verbasterd. en veruiterlijkt, en vooral toen
het volk een zichtbaren koning begeerde
en kreeg, kwam er ook op dit punt een
groote ommekeer, en niet ten goede. In-
tusschen bleef voor Israel de eisch: God
koning te laten zijn.
En die eisch blijft er ook staan voor ons.
God laten gebieden, God laten gezeggen„
in ons leven, alle dagen en bij alles- Als
wij dat maar werkelijk deden. Hoe veel
zekerder zou dan onze gang zijn, hoeveel
zuiverder zouden dan onze motieven zijn,
hoeveel liefdevoller onze daden en ge-
dachten! Maar hoe vaak laten wij God
los en verliezen wij Hem uit het oogl
Er staat bij: Wij hebben te zoeken de
gerechtigheid, die God eischt. En dan zijn
wij heusch nog niet klaar met en door een
stuk of wat sociale wetten of door een of
meer sociale verzekeringen. Dan merken
wij alom om ons heen nog zoo vreeselijk
veel onrecht en onbillijkheid, en dan zul-
en wij niet bij de pakken blijven neer-
zitten, maar zullen wij onze uiterste krach-
ten inspannen om iets te verwerkelijken.
allereerst in onze naaste omgeving, van
dat koningschap Gods en van de gerech
tigheid, die Hij eischt. Wij zijn daar voor-
loopig nog niet mee klaar, en wij stelden
met opzet en met nadruk den eisch: „aller-
eerst in onze naaste omgeving". Veel
menschen toch vinden het zoo verbazend
interessant om zich in te spannen voor
menschen in de verte. Zeker hebben die
ook recht op onze belangstelling, maar
onze allereerste attentie vragen toch de
menschen hier. in onze streek. in onze
emeente, in ons eigen bedrijf of huis-
i^aten wij ons maar eens ernstig en rustig
afvragen: ervaren die, ook door onze be-
OM VOOR 30 NOVEMBER A.S. 60 VOORZUDEN VAN PRESTO
PAKJES AAN ONS ADRES TE AMERSFOORT IN TE LEVEREN.
DAN ONTVANGT U EEN PRACTISCH GESCHENK
door
VICTOR BRIDGES.
(Nadruk verboden.)
8) (Vervolg.)
Northcote had echter oprecht gesproken,
toen hij zijn aanbod beschreef als een, waarop
maar weinig mededingers zouden ingaan,
tadien hun de waarheid bekend was geweest.
Aangenomen, dat de ondervinding van den
eersten avond een duidelijk beeld gaf, van
hetgeen mij te wachten stond, schenen mijne
kfl.TTR.pn am het leven er niet hij in te schieten
uiterst goring. Indien Mercia een man ge
weest was, zou ik op dit oogenblik zonder
eenigen twijfel een lijk geweest zijn.
Wie was zij en in welke betrekking had zij
tot Northcote gestaan? Dat de zonderling
verantwoordelijk was voor den dood van haar
vnder was duidelijk genoeg, maar betreffende
de omstandigheden van de treurige geschiede-
nis, tastte ik in volslagen duister. Zij moetftn
wel zeer bezwarend geweest zijn, om een
jong meisje er toe aan te zetten een stap te
wagen, die werkelijk een wanhoopsdaad mocht
heeten, indien zij ten minste niet het werktuig
van anderen was. Hoe het ook zij, ik ont-
veinsde het mij niet, dat ik buitengewoon ver-
lamgend was, haar nog eens te ontmoeten.
Haar beeldschoon gielaat was zoo duidelijk in
mijn geheugen gegrift, alsof ik een schiaderij
zag en hoe het kwam, weet ik niet, maar ik
gevoelde dezelfde hartstrilldng, als op het
oogenblik toen zij haar hand in de mijne legde.
Terwijl ik dit alles hij mijzelf overwoog,
schrok ik er plotseling van, dat ik sentimen-
teel begon te worden. Ook was het niet aan
den minsten twijfel onderhevig, dat ik zoo
alaperig was als een uil.
Met een lach en een geeuw stond ik op,
draaide het licht uit en ging in mijn slaap
kamer.
Het was een groot vertrek, zelfs grooter
dan de studeerkamer en het prachtige vier-
stijliilge ledikant was in volmaakte overeen-
stemming met de ruimte. Ik deed een ronde,
om alle schuilhoeken te doorzoeken, en bevond
tot mijn voldoening, dat er geen mooie meis-
jes of bezoekers van welken aard ook op den
loer lagen. Daama deed ik de twee deairen
van de slaapkamer en die welke toegang tot
het studeervertrek gaf, op slot. Ik slaagde
er vervolgens in mijn kleeren uit te doen en
de zijden pyamas van Northcote te betrek-
ken, die de trouwe Milford voor mij had klaar
gielesfd.
Mijn laatste daad was het resultaat van een
plotselinge ingeving. Alvorens in bed te
springen, ging ik naar het venster en keek
voorzichtig door een kier van de jalouzie. Juist
op het oogenblik. dat ik dit deed, kwam de
donkere gestalte van een man uit de schaduw
van de heestergroep tegenover mijn raam te
voorschijn en liep vlug den weg op.
Ik sprong in bed en draaide het licht uit.
„Nu, ik ben benieuwd", zei ik tot mijzelf,
of dat senor Guarez niet geweest is".
Vijf minuten later sliep ik als een os.
V.
In aanmerking genomen de portie brandy,
welke ik aan mijn maag had toevertrouwd,
ontwaakte ik den volgenden morgen merk-
waarddg frisoh. Het eerste voorwerp, dat
miin oogen ontmoetten, was de hemel van
mhn ledikant. Met een soort vage verrassing
keek ik er naar, vol nieuwsgierigheid hoe ik
hier in 's hemelsnaam terecht gekomen was.
Het volgende oogenbUk kwam met een plot-
selingen sehiok alles, wat den vongen avond
was'gebeurd, in mijn geheugen terug. Het
drong tot mij door, dat ik in de slaapkamer
van Northcote was en dat er door iemand
zacht, doch dringend aan de deur werd ge-
klopt. Ik sprong uit bed, schoot een paar
muilen aan, die op een witte schapenvacht
stonden en ging naar de deur welke ik ont-
sloot. Ik verwachtte Milford te zien, doch m
plaats van dien trouwen dienaar, stond ik
voor een aardig uitziend dienstmeisje m bont
katoenen jurk en witte muts op. Zij droeg
een blad waarop een pot thee en eemige
brieven.
Ik liep haastig terug, schopte mijn sloffen
uit en kroop on der de dekens Toen riep ik.
,,Kom maar binnen".
Zij kwam aarzelend in de kamer en zette
het blad op het tafeltje naast het bed.
„Ik breng U de thee, mijnheer, omdat Mil
ford ongesteld is".
Zoo!" antwoordde ik, „dat spijt me. Wat
scheelt hem? Hij mankeerde gisterenavond
niets".
Zij schudde haar hoofd. ,,Ik weet het met, j
mijnheer, maar hij schijnt erg naar te zijn". j
„Heeft hij pijn?" vroeg ik. I
,,Ja, mijnheer, nog al erg, naar het schijnt
,',Het beste is, dat je maar direct den dokter
roept", zei ik, terwijl ik een kop thee inschonk.
Dit was vreeselijk onaangenaam voor mij.
Ik mocht in geen geval verstoken blijven van
de diensten van den eenigen persoon, die, zoo
als Northcote mij had gezegd, te vertrouwen
was.
„Moet ik dr. Ritchie opbellen, mijnheer?.,
vroeg het meisje.
I In knikte. „Vraag hem zoo spoedig moge-
lijk te komen. Na het ontbijt kom ik kijken,
hoe het met Milford is".
Het meisje deed nog het een en ander m de
kamer en vertrok daama. Toen zij weg was.
ging ik in bed opzitten en begon het kleine
stapeltje brieven, dat op het blad lag, door te
zien. De meesten waren te herkennen als
circulaires en rekeningen, doch een er van
met een wapentje in den hoek van den om-
slag, scheen van meer belang te zijn. Ik
scheurde hem open.
105 Belgrave Square S.W.
Beste Northcote.
Gisteren had ik een onderhoud met Rosedale
en zoover ik kan nagaam, loopt alles naar
I wensch. Rosedale stelt voor, de maatschappij
I in de eerste week van October op te richten.
Er zijn nog een paar dingen, waarover ik je
gaame zou willen spreken; daar zullen wij
aanstaande Woensdagavond wel gelegenheid
voor hebben. Ik heb je advies opgevolgd en
de „Seagull" gekocht. Morton vroeg er een
duivelsche hoogen prijs voor, maar hij stelde
zich tevreden met een kleine betaling, en zal
moeten wachten met de rest tot de Maat
schappij op pooten staat.
Te toegenegen
SANGATTE.
Toen ik bij de slecht geschreven, krabbelige
handteekening gekomen, floot ik zachtjes.
Ofschoon vreerndeling in Engeland, kende ik
Lord Sangatte zeer goed bij reputatie; en dat
was een onsmakelijke reputatie cok.
Ik mam het notitieboekje van Northcote, dat
ik den vorigen avomd op mijn nachtkastje had
gelegd en zocht er zijn afspraken voor Woens-
dag in op. Ik vond er twee of drie onduidelijke
aanwijzingen voor afspraken 's morgens en
's middags en onderaan met potlood gekrab-
beld: Sangatte's balavond".
,,Ik zal er niet mankeeren", zei ik met
eenige zelfvoldaanheid.
Dat Sangatte en Northcote bezig waren een
Maatschappij op te richten, was een belang-
rijke mededeeling. Als hanidelson.de mem ing
zou het zeker wel iets zeer aparts zijn. Indien
de geruchten juist waren, dan was Sangatte
ongeveer een van de meest volgroeide schur-
ken, die het Engelsche Paiirschap maar kon
aantoonen; terwijl mijn bekendheid met North
cote mij den imdruk gaf, dat nauwheid van
geweten een weinig door hem beoefemde deugd
was. Woensdagavond leek mij, over het alge-
mean genomen, dus wel zeer onderhoudend te
zullen worden.
Ik stond kalm op en gevoelde mij tamelijk
met mijzelf ingenomen. De heerlijke zonne-
schijn, die met voile stralen mijn venster bin-
nendrong, deed mij mijn avontuur veel aan-
lokkelijker vimden, dan den vorigen avond.
Mijn zenuwachtigheid was geheel verdwenen
en in plaats daarvan, gevoelde ik een opge-
togen. bijna tartende nieuwsgierigheid naar
hetgeen er nu zou gaan gebeuren.
Ik besitudeerde het door Northcote getee-
kende schetsje van de imdeieling van het huis
en ontdekte, dat de badkamer drie deuren
verder op de gang was. Een behoorlijk bad
qen
Lat;
afvragen: ervaic--
middeling, iets van de gerechtigheid. die
God eischt?
Als dat in orde was, dan kwam al het
andere wel terecht. Maar zoolang als dat
eerste niet in orde is, blijft het een dwaas-
heid om dat andere te verwachten. Zoo-
dra wij Gods koningschap en de gerech
tigheid, die Hij eischt, veronachtzamen,
ja dan onmiddellijk komen al die andere
dingen naar voren en nemen a I onze be
langstelling in beslag. Dan worden de
broodvraag en de kleedingvraag en de
schoeiselvraag en de brandstofkwestie en
al die andere dingen hoofdzaak. Wij
kunnen dan zelfs het recht van al die
dingen niet ontkennen. Men moet net
maar eens zien, hoe moeilijk velen het
daarmee hebben, en er is niemand. die
daarbij uitkomst weet, terwijl de beste
Regeering vrijwel machteloos daar bij
StaToch houdt Jezus strak vol zijn eisch:
Zoekt eerst het koningschap Gods en de
gerechtigheid, die Hij eischt, en dan zal
al het andere als toegift u geschonken
worden. De groote bezwaren, aan dit
koninkrijk, ja, goddelijk woord verbonden.
ontslaan niemand onzer van de verplich-
ting om er in eigen kring en sfeer ernst
mede te maken. Laten wij het dan, hoe-
zeer ook de nood nijpt, met Christus
woord wagen. Hij zal blijken de voile
waarheid te hebben gesproken, Hij. voor
wien Gods koningschap en cfe gerechtig
heid, die God eischt, waren het een en het
al,#en die toen al die andere dingen ont-
ving als „toegift".
was een luxe, die ik mij sedert mijn aankorust
in Engeland niet had gepermitteerd en in het
aangename vooruitzicht daarvan, deed ik de
kamerjapon van Northcote aan en liep de
gang op. Spoedig vond ik het bad en binnen
eenige oogenblikken was 't met warm water
gevuld. Op de tafel aan de andere zrjde der
kapier lag scheermateriaal van allerlei soort
in volmaakte orde gerangsohikt. Op mijn
dloode gemak trok ik mijn kleeren aan en
stak een sigaret op, terwijl een gevoel van
behaaglijikheid over mijn nieuwen toestand
mij doorstroomde. Daama begaf ik mij, op-
gefrischt en voldaan, naar mijn slaapkamer.
om inspectie over de garderobe van Northcote
te houden. Deze bleek op dezelfde uitgebreide
schaal te zijn ingerdcht, als al zijn overige
zaken. Na emstige overweging zocht ik een
mooi blauw serge pak uit en een paar sohit-
terende bruine schoenen, die de poetskunst
van Milford alle eer aandeden.
Aldus uitgedost sleruterde ik langzaam de
trap af naar de eetkamer.
Het ontbijt stond aan het einde van een
groote tafel voor mij klaar. Het was een
heerlijke combinatie van glimmend zilver
frissche bloemen en onberispelijk porceleim
Na de grove, slordige bediening van mijn kost-
huis, gaf de aanblik van al dit moois mij een
benijdsnswaardigen eetlust.
Zoodna ik mij aan tafel had gezet, kwam
het dienstmeisje dat mij had gewekt, geruisch-
loos binnen, met een aantal gerechten en een:
pot geurige koffie.
,,Dr. Ritchie zal zoo spoedig mogelijk komen.
mijnheer", spak zij, terwijl zij het blad neder-
zette en de verschillende sohaaltjes rang-
schikte.
„Heel goed", zei ik. „Zoodra ik ontbeten
heb, ga ik naar hem toe".
Gedurende een aangenaam halfuur hield ik
mij bezig met een paar niertjes, een heerlijke
omelet, verschillende vleeschsoorten en mar
malade, cm te eindigen met een verrukkelijk
stuk meloen. Daaroa nam ik met een licht
zuchtje van voldaanheid een Cabana uit een
kistje, dat op het buffet stond en plontte mij
in een van de gemakkelijke stoelen bij het
venster, dat op het park uitzag.
(Wordt vervolgd.