Bij den dood van Hindenburg
Buitenland
HET STANDBEELD VOOB PETER BENOIT
TE HARELBEKE.
Op de vraag of ten gevolge van, de door den
lieer Zaalberg afgekeurde werkmethode en
taakverdeelrng, bepaalde objected voor werk-
verniiming, waarvoor de heer ZaaJiberg had
gepleit, niet, dan wel andere, waar hij tegen
was geweest, wel in aanmerking kwainen om
te worden uitgevoerd, met behulp van bedra-
gen uit de 60 millioen, werd beslist ontken-
nend geantWoord.
DE HERZIENING DEB STEUNREGELING.
Nieuwe radiorede van den beer
van Hoeven.
Dinsdjgavond heft de referendanis van het
department van Sociale Zaken, de heer W. F.
van Hoeven, insp. voor de steunverleening,
wederom een radiorede gehouden over de her-
ziei mg dr steunregeling. In verband met com-
mentaar, dat verschenen is naar aanleiding
van i.i|h eerste rede, welke de heer van Hoe
ven voor de radio heeft gehouden en waaruit
bleek, dat men op sommige punten den spre-
ker ruei. juist begrepen had, terwijl hem ook
is geb eken, dat er gemeentebesturen zijn, die
de voorschriften niet goed toepassen, meende
de heer van Hoeven nog eens deze zaak te
moeten belichten en eventueele misverstanden
uit den weg te ruimen.
In zijn vorige rede wees hij op het euvel,
dat herhaaldelijk gevallen van verlagingen
van steunuitkeeringen gepubliceerd worden,
zonder de gegevens te vermelden, die voor een
beoordeeling van het geval noodzakelijk zijn.
Tot spr.'s voldoening heeft hij geconstateerd,
dat men, behoudens in een enkel geval, zijn
opmerking ten deze ter harte heeft genomen.
De heer van Hoeven betoogde voorts, dat er
inderdaad belangrijke verlagingen zijn, maar
uit zijn vorige rede bleek ook duidelijk, dat
niet immer steunverlaging heeft plaats gehad.
Spr. handhaafde zpn bewering, dat van hen,
die het het slechtst hadden, niets is afgeno-
men en in verschillende gevallen zelfs verhoo-
gingen plaats vonden.
Uiteraard moet het aantal verlagingen be-
langrijk grooter zijn dan het aantal gevallen,
waarin men gelijk blijft, of iets meer krijgt.
De opzet van de geheele herziening toch was
bezuiniging en men kan bezwaarlijk verwach-
ten, dat, als er bezuinigd moet worden, de
uitkomst der herziening anders zou zijn.
Met vrij groote zekerheid kan worden aan
genomen," dat het tekort op de gemeentebe-
erootingen voor werkloozenzorg dit jaar 2o
milhoen gulden bedraagt, niettegenstaande er
op alle mogelijke gebieden door de betrokken
gemeenten drastisch is bezuinigd en de belas-
tingen tot het uiterste zijn opgevoerd. De ge
meenten, die noodlijdend zijn en die, welke dit
iaar de kosten van werkloozenzorg in het ge-
heel niet of slechts gedeeltelijk konden dekken,
hebben reeds het uiterste punt van bezuimging
en belastingverhooging bereikt; zrj kunnen
daarom niet blijven doorgaan met bezumigen
en opschroeven van de belastingen. Het aan
tal gemeenten, dat de begrootimg met sluitend
lean krijgen, zal daarbij eer toe- dan afnemen,
daar de uitgaven niet noemenswaard vermin-
deren en de inkomsten steeds meer achteruit
zullen loopen. Daarbij kan geredelpk worden
aangenomen, dat de kans groot is, dat het te
kort van 25 millioen het volgende jaar nog
grooter zou zpn als er geen maatregelen zou
den worden genomen. Spr. illustreerde dit met
erkele cijfers. Voor alle gemeenten in ons land
tezamen wordt blijkens de gemeentebegrootin-
gen voor 1934 op een uitgaaf voor werkloozen
zorg gerekehd van 108 millioen. Van deze 108
millioen is 25 millioen niet gedekt. Dit tekort
kan niet door bezuiniging op steunverleening
worden weggewerkt. De vermindering, die
door de plaats gehad hebbende herziening zal
worden verkregen, is veel en veel minder dan
25 millioen, zoodat zonder twijfel dit jaar er
een belangrijk tekort zal overblijven.
Daama wijdde spr. eenige woorden aan de
ins telling van het Werkloosheidssubsidiefonds
en wees er daarbij op, dat de maatregel om
alle gemeenten te doen bijdragen in de kosten
van werkloozenzorg zelfs de moeilijkheden nog
niet gelieel zal kunnen ondervangen en dek-
kin°- van de werkloosheidslasten uit de ge-
wone middelen slechts zal kunnen worden ver
kregen, indien de bedoelde maatregel gepaard
zou gaan met een daadwerkelijke versobering
van de huishouding van die gemeenten, waar
dat tot nu toe niet of niet voldoende plaats
vond.
Uit de mededee'ling der Regeenng blijkt
voorts, dat het in 1934 ontstane tekort slechts
geleidelijk zal kunnen worden weggeiwerkt en
dat verwacht wordt, dat slechts door een aan
tal ingrijpende maatregelen het zal gelukken
de begrootingen voor 1935 sluitend te krijgen
De heer van Hoeven gaf vervolgens een
ovenzioht van de gevallen, waarin men met
minder heeft gekregen en van die, waarin
men een hoogere uitkeering ontvmg. In Am
sterdam bedroeg de gemiddelde uitkeermg in
de week voor de herziening 12,72 en na de
herziening f 11,51. Een gemiddeld verschil van
J 39 over de gevallen, waarin verlagmg
heeft plaats gehad. Van de rond 24.000 onder-
steunden in Amsterdam on'tvingen er 757 een
hoogere uitkeering en veranderde van 1193
ondersteunden de uitkeering niet. In Rotter
dam ontvingen 20.643 van de 26.5o3 onder
steunden minder, 4420 bleven gelijk en 1490
kregen een verhooging. De verlaging alleen
berekend over degenen, die minder kregen,
bedroeg gemiddeld 1,38.
De verhoogingen in Amsterdam en Rotter-
dam liepen van 25 cent tot f 4,25 Vervolgens
gaf de heer van Hoeven nog enkele cijfers be-
treffende verschUlende andere gemeenten m
ons land, waaraan hij toevoegde enkele uit-
soraken van gemeentezijde. In de eerste
plaats memoreerde hij hetgeen de Amhemsche
wethouder Meyer heeft gezegd in den gemeen-
teraad, toen hij uiteenzette, dat het zeer Je^
keerd zou zijn de oude steunregeling terug te
verlangen. Voorts haalde hij aan een uitspraak
betreffende de uitkeeringen in een platte-
landsgemeente, n.l. Werken en Sleeuwpk waar
de ambtenaar, die in die gemeente met de ul-
voering de1- steunregeling is belast, van mee-
ning was, dat de groote gezinnen in deze ge
meente zeer bevoordeeld zijn geworden.
Spr. wenschte nog eens nadrukkelijk vast
te stellen, dat er niet van een algemeene
verlaging kan worden gesproken, omdat een
aantal arbeiders hun oude uitkeering heb
ben behouden, anderen zelfs meer kregen
dan vroeger, dat er naar gestreefd is de
noodzakelijke vermindering van uitgaven te
verkrijgen door vermindering van de uitkee
ringen, die relatief het hoogst waren, van de
uitkeeringen in de eerste plaats van de
kleine gezinnen met hoogere loonen, voorts
in het algemeen van de gezinnen met inkom
sten van kinderen en voor zooveel de grootere
gezinnen betreft, alleen van hen, die relatief
de hoogste uitkeeringen hadden.
De vermindering der steunuitkeeringen is
dus niet botweg met een bepaald percentage
over de geheele linie geschied, doch het be-
schikbare bedrag is naar de behoeften meer
gelijkmatig verdeeld.
Vervolgens besprak de heer an Hoeven
nog de nieuwe schalen der maximum-uitkee-
rm°-en Uit de door hem verstrekte cijfers
blijkt duidelijk, dat de verhooging van de
maximum-uitkeering niet uitsluitend heeft
plaats gehad voor de zeer groote gezinnen
met zeer lage loonen, doch dat de groote
gezinnen zelfs bij hoogere loonen verhooging
van de maximum-uitkeering hebben ge
kregen.
Tenslotte vestigdfe spr. nog de aandacht op
de vele moeilijkheden, waarop men bij een
juiste toepassing der regeling het oog moet
houden. Een daarvan is de aftrek van den
huurtoeslag. Hierover zeide de heer Van
Hoeven, dat de maxima der schalen zoowel
voor gementen met als zonder huurtoeslag
gelden. Deze gemeenten hebben dezelfde
maximum-uitkeeringen. Men heeft thans
niets anders te doen dan na te gaan of het
berekende bedrag niet hooger is dan het be
drag op de schaal van maximum-uitkeeringen
aangegeven. Alleen als het bedrag van de
schaal lager is dan het berekende bedrag,
moet het bedrag van de schaal worden uitge-
keerd. In alle andere gevallen het berekende
bedrag. De schaal geeft derhalve de grens
aan van de uitkeeringen, ccigeacht of huur
toeslag wordt toegekend of niet. Men be-
trekke dus noch van de bedragen der schaal
noch van het absolute maximum iets af, als
geen huurtoeslag of minder dan 2,50 huur
toeslag wordt toegekend. Spr. besloot met den
wensch uit te spreken, dat het nieuwe systeem
voor de verdeeling der gelden bevrediging zal
schenken.
WANNEEB INVOERING VAN DE
NIEUWE SPELLING?
Men weet, dat op 10 Juli de ministerraad
besloten heeft algemeene maatregelen van
bestuur te bevorderen, waarbij zoo mogelijk,
met ingang van 1 September a.s. de nieuwe
schrijfwijze zal worden voorgeschreven voor
het openbaar ondefwijs, het lager onderwijs
daaronder ook begrepen, in de hoop en ver-
wachting, dat het bijzonder onderwijs, waar-
over op dit punt de regeering geen zeggen-
schap heeft, het nieuwe spellingsysteem zal
volgen.
De wijzigingen zullen opgenomen en nader
omschreven worden met de uitvoeringsbepa-
lingen in de te verwachten Kon. besluiten.
De Telegr. vemam, dat de ontwerpbesluiten
thans toegezonden zijn om advies aan den
Onderwijsraad en den Raad van State. Wan-
neer de maatregelen afgekondigd kunnen wor
den is thans nog niet te zeggen, wijl de ad-
viezen nog niet ten departemente van Onder
wijs ontvangen zijn.
Met stelligheid is dan ook nog niet mede te
deelen, dat het nieuwe spellingsysteem voor
het openbaar onderwijs reeds op 1 Septem
ber een feit zal zijn. In alle geval is er v66r
15 Augustus, den datum, waarop minister
Marchant van verlof teruggekeerd zal zijn,
geen beslissing in zake vaststelling der be-
stuursmaatregelen te verwachten.
In verschillende gemeenten geen
invoering op de lagere scholen.
Het R. Nwsbl. schrijft:
Waar de Minister van Onderwijs met be-
trekking tot de invoering van de nieuwe spel
ling den gemeentebesturen vrijheid heeft ge-
Iaten, met ingang van 1 September e.k., daar-
toe al dan niet op de lagere scholen over te
gaan, hebben wij ons tot burgemieesters van
eenige gemeenten gewend, om hun te vragen,
of invoering op de scholen in die gemeenten
te wachten Was.
Burgemeester Dotinga van Weesp deelde
mede, dat hij er emstig bezwaar tegen had,
in verband met de hooge kosten, welke die
invoering met zich zou brengen. Waar reeds
zulke zware offers van de gemeentekas in
deze tijden worden gevraagd, achtte de bur
gemeester het niet verantwoord, ongeveer
f 3500 te besteden aan nieuwe boeken. Toen
wij erop wezen, dat de Minister in zijn radio
rede gezegd had, dat de kinderen de noodige
veranderingen zelf maar in de boeken moes-
ten aanbrengen, antwoordde burgemeester j
Dotinga
Mijn onderwijzers hebben mij altrjd ge-
leerd, netjes te werken en dat wil ik den kin
deren ook laten leeren. Als de kinderen in
de boekjes moeten gaan veranderen, wordt
dat natuurlijk knoeien en als de onderwijzer
het doen'moet, kan het uiteraard ook niet an
ders dan een slordig uitziend boekje worden.
Bovendien leent het papier van de boekjes
zich er niet voor, daarin met pen en inkt te
schrijven. Neen, dat gaat niet. Er zouden
dus nieuwe boekjes moeten komen, niet al
leen taalboekjes, maar ook boekjes voor aard-
rijkskunde en geschiedenis, want anders raken
de kinderen door de tWeeerlei spelling toch nog
in de war. Bovendien moeten wij voor het
bijzonder onderwijs hetzelfde doen als voor het
openbaar, dus mijn berekening van 3500 is
nog heel sober.
Uit de verdere mededeelingen van den bur
gemeester konden wij opmaken, dat invoering
van de nieuwe spelling op de openbare scho
len per 1 September te Weesp als uitgesloten
kan worden beschouwd.
iNaar wij in een onderhoud met den burge
meester van Weesperkarspel, den heer W. J.
A. C. Bins vernamen, acht het gemeentebe-
stuur het in die gemeente evenmin geWenscht,
wijziging te brengen in het onderwijs op de
openbare lagere scholen, wat de spelling der
Nederlandsche taal betreft.
Burgemeester G. Graaf Schimmelpenninok
van Nederhorst den Berg had deze aangele-
genheid met de wethouders nog niet bespro-
ken. Persoonlijk was hij tegen invoering van
de nieuwe spelling op de lagere scholen en
ook dit hoofd der gemeente meende, dat elke
uitgaafpost, welke niet strikt noodzakelijk
was. in deze tijden vermeden moest worden.
In een onderhoud met den burgemeester van
Muiden, den heer J. L. de Raadt, verklaarde
deze, er niet over te denken, tot invoering op
de lagere scholen over te gaan.
Ik zou trouWens ook niet we ten, waar
ik 't geld vandaan zou moeten halen, aldus de
burgemeester. Gedeputeerde Staten hebben
ons laatst geschreven, dat'wij niet meer dan
f 2 per leerling voor onderwijsk.osten op de
begrooting mochten zetten. Hoe zouden we
dan nieuwe boeken kunnen aanschaffen
Zelfs als de invoering van de nieifwe spelling
op de lagere scholen door den Minister werd
gelast, zou het nog een onmogelijkheid zijn,
eenvoudig, omdat er geen geld voor is.
Donderdagmorgen om kwart over tien deel
de het Duitsche Nieuwsbureau officieel mede,
dat rijkspresident, generaal-veldmaarschalk
von Hindenburg om 9 uur was overleden.
Het laatste bulletin voor zijn dood.
Donderdagochtend om 5 uur 44 hadden de
geneesheeren prof. Sauerbruch, dr. Krauss,
prof, von Rergmann, prof. Kauffmann en dr.
Adam nog het volgende bulletin uitgegeven:
,,Onder toenemende algemeene zwakte is de
rijkspresident in een diepe bewusteloosheid
geraakt."
Toen Hindenburg, die Donderdagmorgen in
den ouderdom van 86 jaar is overleden, zich
in 1932 voor de tweede maal bereid verklaar
de, het hoogste staatsambt te aanvaarden,
moet hij schrijft de N. R. Crt. dit met
gemengde gevoelens hebben gedaan, want
waarlijk, het negende decennium is in het
menschelijk leven niet het aangewezen tijd-
perk om een ambt met zoo zware verantwoor-
delijkheid als het presidentschap, in onrustige
tijden op de schouders te nemen.
Slechts onbezweken plichtsbetrachting kan
den 84-jarige toen hebhen be'wogen, nogmaals
dit offer aan zijn land en volk te brengen. In
een beschouwing, destijds in de bladen van de
groepen die zijn candidatuur steunden, opge
nomen, heeft Groener, de toenmalige rijks-
minister van weerbaarheid en binnenlandsche
zaken, gewezen op „de diepe tragiek in het
leven van dezen leider." Generaal Groener,
die na het ontslag van Ludendorf (Oct. 1918)
aan het afbrokkelende Duitsche front de
rechterhand van den maarschalk is geweest
en hem kranig heeft bijgestaan in de leiding
van den ordelijken terugtocht der troepeu
naar het vaderland, schreef in dit verband:
,,(Het lot had Hindenburg beschikt, steeds de
verantwoording op zich te nemen, wanneer
het er om ging in uren van groot gevaar de
laatste kansen op redding te zoeken. Op hem
was de plicht gelegd zijn volk te dienen in
een tijd, waarin het, na grooten, geestdrifti-
gen opgang een verbitterden strijd had te voe-
ren om de grenzen van zijn vaderland, om
zijn bestaan en om de grondslagen voor een
nieuwen opbouw. De overwinnaar van Tan-
nenberg heeft nooit geaarzeld het aanzien van
zijn naam in nieuwe verantwoordelijkheid op
het spel te zetten. Hij heeft het volk dat
hem als bevrijder van Oost-Pruischen toe-
juichte ook in de uresn van de diepste nood
nooit in den steek gelaten. Laten wij ons af-
vragen hoe het mogelijk is dat Hindenburg
bij zijn leven reeds de historische mythe om-
geeft, dat zijn persoonlijkheid boven alles uit-
steekt, terwijl vrienden hem verlaten en voor-
malige tegenstanders zich aan zijn zijde scha-
ren, dat hij ondanks alle ophitsing en manoeu
vres van partijpolitiek de liefde van het Duit
sche volk heeft behouden.
„Het is omdat zijn roem onvergankelijk is,
omdat hij, hoe hoog ook onderscheiden, altijd
eenvoudig en bescheiden is gebleven. Zoo
heeft de innerlijke kracht van zijn persoonlijk
heid den hoeksteen voor het herstel van het
rijk kunnen leggen.
„Het Duitsche volk loopt heden ten dage
het gevaar, wegens de politieke en oeconomi-
sche kneveling zijner ontwikkeling en de on-
draaglijke lasten, die elk te torsen heeft, tot
wanhoop te vervallen. Het loopt gevaar zich
aan wanhoopsstemming over te geven en den
rechten *weg naar moeizaam herstel te ver
laten.
Daarom is Hindenburg nogmaals bereid
bevonden zijn volk te dienen en te leiden, om
dat hij weet dat slechts een sterke, onafhan-
kelijke, vaste leiding het voor zwaren broe-
derstrijd kan behoeden".
Wij hebben aan dit betoog bijzondere aan
dacht gewijd, omdat het zoo treffend juist de
roerselen, die Hindenburg in zijn geheele leven
hebben gedreven, schetst. Met e<§n woord zou
men ze „vaderlandsliefde", die wel ieder
mensch is aangeboren, maar in dezen groote
de domineerende factor was, kunnen noemen.
Zyn leven.
Op 2 October 1847 heeft Paul Ludwig Hans
von Beneckendorf und von Hindenburg, als
zoon van een Pruisisch off icier, het levens-
licht in Posen aanschouwd. In 1858 'werd hij
toegelaten tot de cadettenschool te Wahlstatt
in Silezie, waama hij zijn verdere opleiding
aan de hoofdcadettenschool in Berlijn kreeg.
Op 18-jarigen leeftijd trad hij als tweede
luitenant in actieven dienst, en spoedig daar-
op ontving hij den vuurdoop. In den veldslag
van Konigsgratz bestormde hij met zijn esea-
dron een Oostenrijksche batterij, die onder
zwaar vuur stond. Als bataljons-adjudant
nam hij deel aan den oorlog van 1870 tot '71.
Na den Duitsch-Fraaschen oorlog volgde
Hindenburg drie jaar het stafcollege de
krijgsschool in Berlijn, w erd in 1877 benoemd
'bij den Generalen Staf en zag zich spoedig be-
vorderd tot den rang van kapitein. In de
daaropvolgende jaren bekleedde hij succes-
sievelijk de rangen van compagniescomman-
dant, bataljonschef en verschillende andere
posten bij den generalen staf. In 1883 werd
hij instructeur bij de hoogere krijgsschool in
Berlijn. Later was hij bij den generalen staf
onder graaf Schlieffen de geestelijke leerling
en helper van dezen genialen strateeg. Tevens
werkte hij eenige jaren bij het Pruisische
departement van Oorlog, waar zfln talent voor
organisatie tot ontwikkeling kwam. Van
1893 tot 1896 was hij commandant van het
91ste regiment infanterie (Oldenburg), werd
vervolgens bevorderd tot generaal-majoor en
ddende 4 jaren als chef van den generalen
staf van het achtste legercorps te Coblenz,
waarna hij nog gedurende drie jaren het com
mando voerde over de 28ste divisie te Karls
ruhe. In 1903 werd hij generaal met het com
mando over het 4e legercorps te Maagdenburg.
In 1911 "werd hij op 65-jarigen leeftijd gepen-
sionneerd.
Toen de wereldoorlog uitbrak leidda von
Hindenburg een teruggetrokken leven in Han
nover. In verband m.et de dreigende ontwik
keling van de campagne in het Oosten tegen
de Russen, werd hij op 22 Augustus 1914 weer
voor den actieven dienst opgeroepen als com
mandant van het 8e legercorps met als chef
van den staf naast zich generaal-majoor
Ludendorff. In zijn gedenkschriften heeft
'Hindenburg uitvoerig de samenwerking met
dezen generaal besproken.
De groote roem van Hindenburg als krijgs-
man zal wel altijd de veldslag van Tannen-
burg, die van 26 tot 31 Augustus 1914 duurde,
blijven. Hindenburg slaagde er hier in een
zeer moeilijke positie, die eerst slechts gele-
genheid scheen te bieiden tot een hardnekkige
verdediging om te zetten in een overwinning,
Waarbij het Russische leger onder commando
van Samsonof vrijwel totaal vernietigd werd.
Hierdoor werd de weg gebaand voor een reeks
buitengewone successen. Hindenburg werd
tot maarschalk benoemd en verwierf zich in
Februari 1915 nieuwe roem bij de campagne
in Mazurie tegen den noordelijken vleugel van
het Russische leger, waarbij tenslotte het lOe
Russische legercorps vernietigd werd. In
Augustus 1915 werd Hindenburg benoemd tot
chef van den generalen staf inplaats van Fal-
kenheim, terwijl Ludendorf als kwartiermees-
ter-generaal naast hem bleef werken.
Er volgden moeilijke tijden, doch eind 1917
had het er den schijn van, dat Duitschland
aan de winnende hand was gekomen, temeer
daar de duikbootoorlog zijn uit'werking deed
gevoelen. In het voorjaar Van 1918 wilde
Hindenburg den beslissenden slag slaan. Met
een groot offensief aan beide kan ten van St
Quentin wilde hij door het vijandelijk front
heenbreken, het noordWaarts oprollen en naar
de kust drijven. Het verwachte succes bleef
echter uit. Hierdoor werd door de geallieer-
den tgd gewonnen, hetgeen, toen Amerika
Duitschland den oorlog verklaarde, tot de defi-
nitieve nederlaag leidde der centralen. Als
verslagen veldheer moest veldmaarschalk
Hindenburg huiswaarts trekken.
Na den oorlog leefde Hindenburg weer
teruggetrokken. zonder deel te nemen aan het
politieke leven, totdat na den dood van pre
sident Ebert presidentsverkiezingen moesten
worden gehouden. De anti-socialistische par-
tijen in Duitschland vormden een coalitie en
wisten Hindenburg over te halen zich candi-
daat te stellen voor het presidentschap. 26
April 1925 Werd hij als zoodanig gekozen. Als
president heeft Hindenburg zich met vol-
strekte loyaliteit aan de grondwet gehouden.
Persoonlijk heeft hij aan weinig politieken
strijd deelgenomen. De eenvoud, waandigheid
en trouw, Waarmede hij zijn presidentieele
functie vervulde, had hem de achting van het
geheele land verworven. Toen dan ook in 1932
de Nationaal-Socialisten Hitler candidaat ge-
steld hadden voor het presidentschap, en de
eerste verkiezingsronde, dank zij de enorme
nationaal-socialistische propaganda een te ge-
ringe meerderheid voor Hindenburg bracht,
behaalde hij toch bij de tweede verkiezing een
voldoende meerderheid op Hitler om wederom
tot President van Duitschland te worden be
noemd. Het is bekend, dat Hindenburg van
den aanvang af tegenstander geweest is van
het nationaal-socialisme. Hoe hij desondanks
in het begin van het vorige jaar ertoe ge
komen is het kabinet-Von Schleicher ten val j
te brengen en Hitler tot rijkskanselier te be-
noemen, zal door latere historic! moeten wor
den uitgemaakt. Zijn overlijden in deze voor
Duitschland Wel zeer donkere tijden, is wel
een buitengewoon emstig feit, dat nog groote
gevolgen met zich kan brengen, zoodat in
waarheid getuigd kan worden dat Hindenburg
een groot man is geweest, wiens leven in vele
opzichten voor Duitschland van beslissende
waarde is geweest en wiens dood nog onbe-
kende, doch wellicht even beslissende conse-
quenties te voorschijn kan roepen.
Het was gisteren 2 Augustus schrijft de
N. R. Crt. Op 28 Juni, den datum van den
moord te Serajewo, zijn wij begonnen de ge-
beurteoissen van 1914 te herdenken. Gisteren
verjaarde de schrikkelijkste dier data. Op 2
Augustus 1914 werd het noodlot voorgoed ont-
ketend. Die dag was het eigenlijke begin van
den grooten oorlog. Indien voor Duitschland
een dag voor nationalen rouw in aanmerking
komt, dan is het deze dag, of de dag te voren,
waarop de eerste oorlogsverklaring werd uit-
gezonden. Toen stortte Duitschland zich, ter-
wille van Weenen, in een avocituur, waaruit
het zich tot op den huidigen dag nog niet heeft
kunnen bevrijden. Niet de dag van de onder-
teekening van het Verdrag van Versailles
moest voor den Duitscher de somberste her-
innering vormen. Die onderteekening was
slechts gevolg; voorkwam wellicht nog erger
ongeluk. Daarvan waren toen in Duitschland*
alien overtuigd, ook de tegenstemmers in de
Nationale Vergadering van Weimar, die de
voorstemmers plechtig en in het openbaar be-
loofden, him uit hun goedkeuring .nooit een
yefjwijt te zullen maken, Het ergste van
aires echter is de ontketening van het groote
drama geiweest.
Precies 20 jaar na die ontketening sterft
Hindenburg. Woensdag, toen deze slag nog
niet gevallen was, maar reeds onvermijdelijk
scheen, hebben wij daarover ook hier het een
en ander gezegd. Wij kunnen daarover nu dus
zwijgen. Onze correspondent te Berlijn heeft
er op gewezen, dat met den ouden maarschalk
een tijdpcrk ten grave daalt. Het was een tijd-
perk, dat Duitschland grootheid en leed heeft
gebracht, en waarin Duitschland grootheid
heeft getoond, ook in het ongeluk. Een nieuw
tijdperk moet nu aanbreken. Anderhalf jaar
bestaat reeds het Derde Rijk. Belooft het
nieuwe grootheid? Wij zien het reeds ver-
strikt in nijpende politieke en economische
zorgen; wij hebben het reeds bloedige schok-
ken zien ondergaan. In zijn buitenlandsche
betrekkingen is een vereenzaming ingetreden,
die anderhalf jaar geleden niet denkbaar
scheen. Het heeft zich genoodizaakt gezien,
iedere territoriale beknotting, die Duitschland
te Versailles met het pistool op de borst is
afgediwongen, uit eigen beweging te bekrach-
tigen. Er ontbreekt niets meer in die reeks.
Het is vrijgevig geiweest in belQften, maar tot
nogtoe heeft het slechts genomen: vrijheid,
tenslotte zelfs zelfvertrouwen. Vergeefs vraagt
men nu nog naar een program.
Zoo eindigt het heroieke tijdivak van Duitsch
land, in een periode, die zich dezen naam bij
voorbaat heeft toegekend, zonder er eenig ver-
schijnsel van te vertoonen. Nu daalt de laatste
heros, die grootheid heeft kunnen bewijzep,
ten grave. Een wereld verzihkt; een nieuwe
wereld is aan het opkomen. Maar welke
wereld
Het is bitter op dezen tweeden Augustus te
moeten constateeren, dat het nieuwe verrijst
boven een horizon, die de wereld door de ge-
beurtenissen van 30 Juni gekleurd ziet. Het
had ook nu anders gekund. Maar de
berichten van dezen dag dwingen dit com-
mentaar af.
Wij hebben niet duirven voorspellen, wat er
na den dood van Hindenburg zou gebeuren, al
lag een vermoeden voor de hand. Immers, dit
vermoeden uit te spreken ware een oordeel
vooruit geweest. Het had in den trant van de
nationaal-socialistische beweging gelegen, om
Hitler nu door den volksiwil tot Hertog, tot
Leider van alle Duitschers, te laten procla-
meeren, d.w.z. hem door een referendum tot
president te laten verkiezen. Onze correspon
dent te Berlijn heeft Donderdagmorgen nog
deze verwachting uitgesproken, erop wijzende,
„dat actiiviteit tot het wezen van het natio
naal-socialisme behoort, ja, er haast een
levensvoorwaarde voor is." De juistheid van
deze beschouwing was vele malen bewezen.
Het nationaal-socialisme verwierp van het
parlementairisme het parlement, maar niet de
parlements- en andere verkiezingen. Daar-
mede hield de beweging het vuur brandende.
Iedere mogelijkheid tot een referendum werd
aangegrepen. Zoo ooit een referendum begeer-
lijk moest lijken, dan was het de volksstem-
ming, die Hitler naar de waardigheid droeg,
waar hij de ware gebieder van het Rijk zou
zijn, volgens de oude en nieuwe wetten voor
zeven jaren bevestigd in de absolute macht,
zonder nog een, door hemzelf onaantastbaar
genoemde persoonlijkheid boven zich. Wij nu
hebben in stilte gevreesd, dat dit niet zou ge-
schieden.
Wij gingen er van uit: Als het waar is wat
wij uit Duitschland vernemen, over snel stij-
gende, en stouter zich uitende ontevredenheid,
en nu ook over sterk gedaald aanzien van
Hitler, dan moet een referendum een bedenke-
lijke ondememing geworden zijn. Dan zal men
het waarschijnlijk niet meer aandurven, niet
natuurlijk uit vrees voor een verwerping van
de verheffing van Hitler, maar om het bewijs
van de afbrokkeling van zijn gezag, dat dan
te verwachten is. Maar wij meenden niet het
recht te hebben dit vermoeden uit te spreken.
Het heeft nu echter bevestiging gevonden. Dat
zegt alles. Zal men nu misschien achteraf nog
de verheffing aan de goedkeuring van het volk
onderwerpen? Het zou een vreemde procedure
zijn. Want men bedenke: Die verheffing
moest door het volk gebeuren, cm waarde te
hebben. Zij ken niet op edn peil worden be-
handeld met het uittreden van den Volken-
bond, dat niet wachten kon, en dat een daad
was van de uitvoerende macht, die ook elders
eerst achteraf aan de beslissing van de volks-
vertegenwoordigimg zou zijn onderworpen..
Het presidentschap van Hitler is nu, ook
tegenoyer de wereld, een penibele aangelegen-
heid geworden. Zijn wij weten tot onzen
spijt geen beter woord zijn toonbaarheid
heeft sedert 30 Juni verschrikkelijk geleden.
Voor dien datum was hij de representatieve
figuur van Duitschland, na Hindenburg, niet
tegenstaande zijn verleden en alles wat er
onder zijn beiwind gebeurd was. Zijn persoon
scheen er niet door^aangetast. Dat is na 30
Juni anders geworden. Zelfs de Engelsche re
geering, die koele beleefdheid zoo weet hoog
te houden en het Duitschland van Hitler, ten
deele om Hitler zelf, nog steeds had ontzien,
zegt nu over de naburige en „bevriende"
groote mogendheid onbegrijpelijke vrijmoedig-
heden. Uit Italie zijn golveci van smaad over
Duitschland en zijn leider gegaan. Alleen nog
voor Hindenburg bleef men het hoofd buigen.
Zijn waardigheid was de waardigheid van
Duitschland. Hitler is nu voor de wereld de
man, die haar op 30 Juni diep geschokt en diep
teleurgesteld heeft. Een vorm van rehabili-
tatie zou het hebben kunnen zijn, als het
Duitsche volk hem, ondanks het gabeurde,
geestdriftig en eenstemmig als opvolger van
Hindenburg had aangewezen. Dat heeft hij
blijkbaar niet meer durven afwachten. Hij had
haast zich op den vrijgekomen zetel van Hin
denburg te plaatsen. De buitenwereld zal aan
dit veranderde decor nog zeer moeten wennen.
2 Augustus, deze datum lijkt fatale betee-
kenis voor Duitschland te hebben, als begin-
punt en als eindpunt. De gebeurtenissen van
dezen dag hebben niet het onrustwekkende
van die van 2 Augustus 1914. Zij zijn sym-
bolen, geen vemietigende feiten als toen. Maar
zij vervullen ons met diepen weemoed am
Duitschland, het land dat aan de wereld, om
hetgeen het de menschheid geschonken heeft
aan voortbrengselen van geest en schoonheids-
zin, om de bevrijding der gedachtewereld, die
er gepredikt is, zooveel beter lot verdiend had.
Moge dit alles als een nare droom voorbijgaan.
Na Hindenburg's dood.
De rjjksregeering heeft de volgende wet
aangenomen en afgekondigd:
Par. 1. De functie van rijkspresident wordt
vereenigd met die van rijkskanselier. Dien-
tengevolge gaan de tot dusver door den rijks
president uitgeoefende functies over op den
leider en rijkskanselier Adolf Hitler. Hp be-
paalt zijn plaatsvervanger.
Par. 2. Deze wet wordt van kracht vanaf
het oogenblik van het overlijden van rijkspre
sident Von Hindenburg.
Om 9 uur 25
Om 9 uur 25 werden alle radio-uitzendingen
onderbroken en alle zenders schakelden om op
den Duitschland-zender en propaganda-minis
ter Gobbels deelde het Duitsche volk het over
lijden van rijkspresident Von Hindenburg
mede.
Hierop zwegen alle zenders.
Na een half uur stilte kondigde Gobbels de
nieuwe wet af volgens welke Hitler rijkspre
sident en rijkskanselier wordt.
Verder deelde hij mede, dat Von Hinden
burg een staatsbegrafenis zal krijgen.
De officieren van de rijksweer zullen 14
dagen rouw dragen. Ook het volk en de led en
van de N.S.D.A.P. zullen 14 dagen rouwen.
Hierna werd het lied ,,Ich hatt" einen Kame-
raden" gespeeld.
HITLER, RIJKSLEIDER EN
RIJKSKANSELIER.
De Leider wenscht, dat het
volk zich uitspreekt.
D.N.B. meldde gisteravond uit Berlijn:
De Leider en rijkskanselier heeft aan den
rijksminister van binnenlandsche zaken de vol
gende mededeeling gezonden:
Mijnheer de rijksminister van binnenland
sche zaken!
De tengevolge van het nationale ongeluk
dat ons volk getroffen heeft noodzakelijk ge
worden wettelijke regeling van de kwestie van
het staatshoofd geeft mij aanleiding tot de
volgende verordening:
1. De grootheid van den overledene heeft
den titel Rijkspresident een karakteristieke
beteekenis gegeven. 'Hij is volgens ons aller
gevoelens in dat wat er ons mee gezegd werd,
onverbrekelijk verbonden met den naam van
den grooten doode. Ik verzoek daarom maat
regelen te willen treffen, opdat men mij in
het officieele zodwel als in het niet-officieele
verkeer, zooals tot nu toe, slechts met leider
en rijkskanselier aanspreekt. Deze regeling
moet voor goed gelden.
2. Ik wil dat de door het rijkskabmet vast-
gestelde en grondwettig geldige belasting van
mijn persoon en daarmede van de functie van
rijkskanselier met de functies van den vroege-
ren rijkspresident de nadrukkelijke sane tie
van het Duitsche volk ontvangt. Doordron-
gen van de overtuiging, dat elke staatsmacht
van het volk uitgaat en door het volk bij vrpe
keuze bevestigd moet worden, verzoek ik U
het besluit van het kabinet met de eventueel
nog noodzakelijke aanvullingen zonder verwiji
aan het Duitsche volk in vrije volksstemming
voor te leggen.
Berlijn, den 2den Augustus 1934.
De RIJKSKANSELIER.
De bijeenkomst van het rpkskabinet.
Het D.N.B. meldde gisteravond uit Berlijn:
De heden gehouden zitting van het rijks-
kabinet stond volkomen in het teeken van
rouw over het overlijden van rijkspresident von
Hindenburg.
De leider en rijkskanselier, Adolf Hitler,
opende den kabinetsraad in diepen ernst, zicht-
baar bewogen, met een korte rede, waarin hij
er op wees, dat door den dood van den Rijks
president het geheele Duitsche volk een zwaar
verlies geleden heeft.
De rijkskanselier herdacht den grooten
doode met aangrijpende woorden, waarbij hp
er den nadruk op legde, dat hp in den over
ledene zijn vaderlijken vriend verloren heeft
Wij mogen, zoo zeide hij, niet vergehen, dat
zonder wijlen rpkspresident von Hindenburg
de huidige rijksregeering niet tot stand zou
zpn gekomen.
Bij de woorden van den rijkskanselier had
den de kabinetsleden zich van hun zetels ver-
heven; zp hoorden in doodsche stilte de ver-
klaring van Hitler aan.
Dr. Goebbels bracht daarna het rijkskabinet
den oproep van de rijksregeering aan het Duit
sche volk naar aanleiding van het overlijden
van den Rijkspresident ter ketinis, die zonder
eenig debat aangenomen werd.
Zondag werd te Harelbeke, bp gelegenheid
van de honderdste verjaring der geboorte van
Peter Benoit, een monument onthuld ter eere
van den Vlaamschen componist. Het gansche
dorp was bevlagd. De feesten 'werden inge-
zet met een plechtige mis, tijdens welke ver
schillende motetten van Peter Benoit werden
uitgevoerd. In den namiddag werd een op-
tocht van muziekmaatschappijen gehouden
welke zich naar de plaats begaf waar he.