Bij den dood van Hindenburg Buitenland HET STANDBEELD VOOB PETER BENOIT TE HARELBEKE. Op de vraag of ten gevolge van, de door den lieer Zaalberg afgekeurde werkmethode en taakverdeelrng, bepaalde objected voor werk- verniiming, waarvoor de heer ZaaJiberg had gepleit, niet, dan wel andere, waar hij tegen was geweest, wel in aanmerking kwainen om te worden uitgevoerd, met behulp van bedra- gen uit de 60 millioen, werd beslist ontken- nend geantWoord. DE HERZIENING DEB STEUNREGELING. Nieuwe radiorede van den beer van Hoeven. Dinsdjgavond heft de referendanis van het department van Sociale Zaken, de heer W. F. van Hoeven, insp. voor de steunverleening, wederom een radiorede gehouden over de her- ziei mg dr steunregeling. In verband met com- mentaar, dat verschenen is naar aanleiding van i.i|h eerste rede, welke de heer van Hoe ven voor de radio heeft gehouden en waaruit bleek, dat men op sommige punten den spre- ker ruei. juist begrepen had, terwijl hem ook is geb eken, dat er gemeentebesturen zijn, die de voorschriften niet goed toepassen, meende de heer van Hoeven nog eens deze zaak te moeten belichten en eventueele misverstanden uit den weg te ruimen. In zijn vorige rede wees hij op het euvel, dat herhaaldelijk gevallen van verlagingen van steunuitkeeringen gepubliceerd worden, zonder de gegevens te vermelden, die voor een beoordeeling van het geval noodzakelijk zijn. Tot spr.'s voldoening heeft hij geconstateerd, dat men, behoudens in een enkel geval, zijn opmerking ten deze ter harte heeft genomen. De heer van Hoeven betoogde voorts, dat er inderdaad belangrijke verlagingen zijn, maar uit zijn vorige rede bleek ook duidelijk, dat niet immer steunverlaging heeft plaats gehad. Spr. handhaafde zpn bewering, dat van hen, die het het slechtst hadden, niets is afgeno- men en in verschillende gevallen zelfs verhoo- gingen plaats vonden. Uiteraard moet het aantal verlagingen be- langrijk grooter zijn dan het aantal gevallen, waarin men gelijk blijft, of iets meer krijgt. De opzet van de geheele herziening toch was bezuiniging en men kan bezwaarlijk verwach- ten, dat, als er bezuinigd moet worden, de uitkomst der herziening anders zou zijn. Met vrij groote zekerheid kan worden aan genomen," dat het tekort op de gemeentebe- erootingen voor werkloozenzorg dit jaar 2o milhoen gulden bedraagt, niettegenstaande er op alle mogelijke gebieden door de betrokken gemeenten drastisch is bezuinigd en de belas- tingen tot het uiterste zijn opgevoerd. De ge meenten, die noodlijdend zijn en die, welke dit iaar de kosten van werkloozenzorg in het ge- heel niet of slechts gedeeltelijk konden dekken, hebben reeds het uiterste punt van bezuimging en belastingverhooging bereikt; zrj kunnen daarom niet blijven doorgaan met bezumigen en opschroeven van de belastingen. Het aan tal gemeenten, dat de begrootimg met sluitend lean krijgen, zal daarbij eer toe- dan afnemen, daar de uitgaven niet noemenswaard vermin- deren en de inkomsten steeds meer achteruit zullen loopen. Daarbij kan geredelpk worden aangenomen, dat de kans groot is, dat het te kort van 25 millioen het volgende jaar nog grooter zou zpn als er geen maatregelen zou den worden genomen. Spr. illustreerde dit met erkele cijfers. Voor alle gemeenten in ons land tezamen wordt blijkens de gemeentebegrootin- gen voor 1934 op een uitgaaf voor werkloozen zorg gerekehd van 108 millioen. Van deze 108 millioen is 25 millioen niet gedekt. Dit tekort kan niet door bezuiniging op steunverleening worden weggewerkt. De vermindering, die door de plaats gehad hebbende herziening zal worden verkregen, is veel en veel minder dan 25 millioen, zoodat zonder twijfel dit jaar er een belangrijk tekort zal overblijven. Daama wijdde spr. eenige woorden aan de ins telling van het Werkloosheidssubsidiefonds en wees er daarbij op, dat de maatregel om alle gemeenten te doen bijdragen in de kosten van werkloozenzorg zelfs de moeilijkheden nog niet gelieel zal kunnen ondervangen en dek- kin°- van de werkloosheidslasten uit de ge- wone middelen slechts zal kunnen worden ver kregen, indien de bedoelde maatregel gepaard zou gaan met een daadwerkelijke versobering van de huishouding van die gemeenten, waar dat tot nu toe niet of niet voldoende plaats vond. Uit de mededee'ling der Regeenng blijkt voorts, dat het in 1934 ontstane tekort slechts geleidelijk zal kunnen worden weggeiwerkt en dat verwacht wordt, dat slechts door een aan tal ingrijpende maatregelen het zal gelukken de begrootingen voor 1935 sluitend te krijgen De heer van Hoeven gaf vervolgens een ovenzioht van de gevallen, waarin men met minder heeft gekregen en van die, waarin men een hoogere uitkeering ontvmg. In Am sterdam bedroeg de gemiddelde uitkeermg in de week voor de herziening 12,72 en na de herziening f 11,51. Een gemiddeld verschil van J 39 over de gevallen, waarin verlagmg heeft plaats gehad. Van de rond 24.000 onder- steunden in Amsterdam on'tvingen er 757 een hoogere uitkeering en veranderde van 1193 ondersteunden de uitkeering niet. In Rotter dam ontvingen 20.643 van de 26.5o3 onder steunden minder, 4420 bleven gelijk en 1490 kregen een verhooging. De verlaging alleen berekend over degenen, die minder kregen, bedroeg gemiddeld 1,38. De verhoogingen in Amsterdam en Rotter- dam liepen van 25 cent tot f 4,25 Vervolgens gaf de heer van Hoeven nog enkele cijfers be- treffende verschUlende andere gemeenten m ons land, waaraan hij toevoegde enkele uit- soraken van gemeentezijde. In de eerste plaats memoreerde hij hetgeen de Amhemsche wethouder Meyer heeft gezegd in den gemeen- teraad, toen hij uiteenzette, dat het zeer Je^ keerd zou zijn de oude steunregeling terug te verlangen. Voorts haalde hij aan een uitspraak betreffende de uitkeeringen in een platte- landsgemeente, n.l. Werken en Sleeuwpk waar de ambtenaar, die in die gemeente met de ul- voering de1- steunregeling is belast, van mee- ning was, dat de groote gezinnen in deze ge meente zeer bevoordeeld zijn geworden. Spr. wenschte nog eens nadrukkelijk vast te stellen, dat er niet van een algemeene verlaging kan worden gesproken, omdat een aantal arbeiders hun oude uitkeering heb ben behouden, anderen zelfs meer kregen dan vroeger, dat er naar gestreefd is de noodzakelijke vermindering van uitgaven te verkrijgen door vermindering van de uitkee ringen, die relatief het hoogst waren, van de uitkeeringen in de eerste plaats van de kleine gezinnen met hoogere loonen, voorts in het algemeen van de gezinnen met inkom sten van kinderen en voor zooveel de grootere gezinnen betreft, alleen van hen, die relatief de hoogste uitkeeringen hadden. De vermindering der steunuitkeeringen is dus niet botweg met een bepaald percentage over de geheele linie geschied, doch het be- schikbare bedrag is naar de behoeften meer gelijkmatig verdeeld. Vervolgens besprak de heer an Hoeven nog de nieuwe schalen der maximum-uitkee- rm°-en Uit de door hem verstrekte cijfers blijkt duidelijk, dat de verhooging van de maximum-uitkeering niet uitsluitend heeft plaats gehad voor de zeer groote gezinnen met zeer lage loonen, doch dat de groote gezinnen zelfs bij hoogere loonen verhooging van de maximum-uitkeering hebben ge kregen. Tenslotte vestigdfe spr. nog de aandacht op de vele moeilijkheden, waarop men bij een juiste toepassing der regeling het oog moet houden. Een daarvan is de aftrek van den huurtoeslag. Hierover zeide de heer Van Hoeven, dat de maxima der schalen zoowel voor gementen met als zonder huurtoeslag gelden. Deze gemeenten hebben dezelfde maximum-uitkeeringen. Men heeft thans niets anders te doen dan na te gaan of het berekende bedrag niet hooger is dan het be drag op de schaal van maximum-uitkeeringen aangegeven. Alleen als het bedrag van de schaal lager is dan het berekende bedrag, moet het bedrag van de schaal worden uitge- keerd. In alle andere gevallen het berekende bedrag. De schaal geeft derhalve de grens aan van de uitkeeringen, ccigeacht of huur toeslag wordt toegekend of niet. Men be- trekke dus noch van de bedragen der schaal noch van het absolute maximum iets af, als geen huurtoeslag of minder dan 2,50 huur toeslag wordt toegekend. Spr. besloot met den wensch uit te spreken, dat het nieuwe systeem voor de verdeeling der gelden bevrediging zal schenken. WANNEEB INVOERING VAN DE NIEUWE SPELLING? Men weet, dat op 10 Juli de ministerraad besloten heeft algemeene maatregelen van bestuur te bevorderen, waarbij zoo mogelijk, met ingang van 1 September a.s. de nieuwe schrijfwijze zal worden voorgeschreven voor het openbaar ondefwijs, het lager onderwijs daaronder ook begrepen, in de hoop en ver- wachting, dat het bijzonder onderwijs, waar- over op dit punt de regeering geen zeggen- schap heeft, het nieuwe spellingsysteem zal volgen. De wijzigingen zullen opgenomen en nader omschreven worden met de uitvoeringsbepa- lingen in de te verwachten Kon. besluiten. De Telegr. vemam, dat de ontwerpbesluiten thans toegezonden zijn om advies aan den Onderwijsraad en den Raad van State. Wan- neer de maatregelen afgekondigd kunnen wor den is thans nog niet te zeggen, wijl de ad- viezen nog niet ten departemente van Onder wijs ontvangen zijn. Met stelligheid is dan ook nog niet mede te deelen, dat het nieuwe spellingsysteem voor het openbaar onderwijs reeds op 1 Septem ber een feit zal zijn. In alle geval is er v66r 15 Augustus, den datum, waarop minister Marchant van verlof teruggekeerd zal zijn, geen beslissing in zake vaststelling der be- stuursmaatregelen te verwachten. In verschillende gemeenten geen invoering op de lagere scholen. Het R. Nwsbl. schrijft: Waar de Minister van Onderwijs met be- trekking tot de invoering van de nieuwe spel ling den gemeentebesturen vrijheid heeft ge- Iaten, met ingang van 1 September e.k., daar- toe al dan niet op de lagere scholen over te gaan, hebben wij ons tot burgemieesters van eenige gemeenten gewend, om hun te vragen, of invoering op de scholen in die gemeenten te wachten Was. Burgemeester Dotinga van Weesp deelde mede, dat hij er emstig bezwaar tegen had, in verband met de hooge kosten, welke die invoering met zich zou brengen. Waar reeds zulke zware offers van de gemeentekas in deze tijden worden gevraagd, achtte de bur gemeester het niet verantwoord, ongeveer f 3500 te besteden aan nieuwe boeken. Toen wij erop wezen, dat de Minister in zijn radio rede gezegd had, dat de kinderen de noodige veranderingen zelf maar in de boeken moes- ten aanbrengen, antwoordde burgemeester j Dotinga Mijn onderwijzers hebben mij altrjd ge- leerd, netjes te werken en dat wil ik den kin deren ook laten leeren. Als de kinderen in de boekjes moeten gaan veranderen, wordt dat natuurlijk knoeien en als de onderwijzer het doen'moet, kan het uiteraard ook niet an ders dan een slordig uitziend boekje worden. Bovendien leent het papier van de boekjes zich er niet voor, daarin met pen en inkt te schrijven. Neen, dat gaat niet. Er zouden dus nieuwe boekjes moeten komen, niet al leen taalboekjes, maar ook boekjes voor aard- rijkskunde en geschiedenis, want anders raken de kinderen door de tWeeerlei spelling toch nog in de war. Bovendien moeten wij voor het bijzonder onderwijs hetzelfde doen als voor het openbaar, dus mijn berekening van 3500 is nog heel sober. Uit de verdere mededeelingen van den bur gemeester konden wij opmaken, dat invoering van de nieuwe spelling op de openbare scho len per 1 September te Weesp als uitgesloten kan worden beschouwd. iNaar wij in een onderhoud met den burge meester van Weesperkarspel, den heer W. J. A. C. Bins vernamen, acht het gemeentebe- stuur het in die gemeente evenmin geWenscht, wijziging te brengen in het onderwijs op de openbare lagere scholen, wat de spelling der Nederlandsche taal betreft. Burgemeester G. Graaf Schimmelpenninok van Nederhorst den Berg had deze aangele- genheid met de wethouders nog niet bespro- ken. Persoonlijk was hij tegen invoering van de nieuwe spelling op de lagere scholen en ook dit hoofd der gemeente meende, dat elke uitgaafpost, welke niet strikt noodzakelijk was. in deze tijden vermeden moest worden. In een onderhoud met den burgemeester van Muiden, den heer J. L. de Raadt, verklaarde deze, er niet over te denken, tot invoering op de lagere scholen over te gaan. Ik zou trouWens ook niet we ten, waar ik 't geld vandaan zou moeten halen, aldus de burgemeester. Gedeputeerde Staten hebben ons laatst geschreven, dat'wij niet meer dan f 2 per leerling voor onderwijsk.osten op de begrooting mochten zetten. Hoe zouden we dan nieuwe boeken kunnen aanschaffen Zelfs als de invoering van de nieifwe spelling op de lagere scholen door den Minister werd gelast, zou het nog een onmogelijkheid zijn, eenvoudig, omdat er geen geld voor is. Donderdagmorgen om kwart over tien deel de het Duitsche Nieuwsbureau officieel mede, dat rijkspresident, generaal-veldmaarschalk von Hindenburg om 9 uur was overleden. Het laatste bulletin voor zijn dood. Donderdagochtend om 5 uur 44 hadden de geneesheeren prof. Sauerbruch, dr. Krauss, prof, von Rergmann, prof. Kauffmann en dr. Adam nog het volgende bulletin uitgegeven: ,,Onder toenemende algemeene zwakte is de rijkspresident in een diepe bewusteloosheid geraakt." Toen Hindenburg, die Donderdagmorgen in den ouderdom van 86 jaar is overleden, zich in 1932 voor de tweede maal bereid verklaar de, het hoogste staatsambt te aanvaarden, moet hij schrijft de N. R. Crt. dit met gemengde gevoelens hebben gedaan, want waarlijk, het negende decennium is in het menschelijk leven niet het aangewezen tijd- perk om een ambt met zoo zware verantwoor- delijkheid als het presidentschap, in onrustige tijden op de schouders te nemen. Slechts onbezweken plichtsbetrachting kan den 84-jarige toen hebhen be'wogen, nogmaals dit offer aan zijn land en volk te brengen. In een beschouwing, destijds in de bladen van de groepen die zijn candidatuur steunden, opge nomen, heeft Groener, de toenmalige rijks- minister van weerbaarheid en binnenlandsche zaken, gewezen op „de diepe tragiek in het leven van dezen leider." Generaal Groener, die na het ontslag van Ludendorf (Oct. 1918) aan het afbrokkelende Duitsche front de rechterhand van den maarschalk is geweest en hem kranig heeft bijgestaan in de leiding van den ordelijken terugtocht der troepeu naar het vaderland, schreef in dit verband: ,,(Het lot had Hindenburg beschikt, steeds de verantwoording op zich te nemen, wanneer het er om ging in uren van groot gevaar de laatste kansen op redding te zoeken. Op hem was de plicht gelegd zijn volk te dienen in een tijd, waarin het, na grooten, geestdrifti- gen opgang een verbitterden strijd had te voe- ren om de grenzen van zijn vaderland, om zijn bestaan en om de grondslagen voor een nieuwen opbouw. De overwinnaar van Tan- nenberg heeft nooit geaarzeld het aanzien van zijn naam in nieuwe verantwoordelijkheid op het spel te zetten. Hij heeft het volk dat hem als bevrijder van Oost-Pruischen toe- juichte ook in de uresn van de diepste nood nooit in den steek gelaten. Laten wij ons af- vragen hoe het mogelijk is dat Hindenburg bij zijn leven reeds de historische mythe om- geeft, dat zijn persoonlijkheid boven alles uit- steekt, terwijl vrienden hem verlaten en voor- malige tegenstanders zich aan zijn zijde scha- ren, dat hij ondanks alle ophitsing en manoeu vres van partijpolitiek de liefde van het Duit sche volk heeft behouden. „Het is omdat zijn roem onvergankelijk is, omdat hij, hoe hoog ook onderscheiden, altijd eenvoudig en bescheiden is gebleven. Zoo heeft de innerlijke kracht van zijn persoonlijk heid den hoeksteen voor het herstel van het rijk kunnen leggen. „Het Duitsche volk loopt heden ten dage het gevaar, wegens de politieke en oeconomi- sche kneveling zijner ontwikkeling en de on- draaglijke lasten, die elk te torsen heeft, tot wanhoop te vervallen. Het loopt gevaar zich aan wanhoopsstemming over te geven en den rechten *weg naar moeizaam herstel te ver laten. Daarom is Hindenburg nogmaals bereid bevonden zijn volk te dienen en te leiden, om dat hij weet dat slechts een sterke, onafhan- kelijke, vaste leiding het voor zwaren broe- derstrijd kan behoeden". Wij hebben aan dit betoog bijzondere aan dacht gewijd, omdat het zoo treffend juist de roerselen, die Hindenburg in zijn geheele leven hebben gedreven, schetst. Met e<§n woord zou men ze „vaderlandsliefde", die wel ieder mensch is aangeboren, maar in dezen groote de domineerende factor was, kunnen noemen. Zyn leven. Op 2 October 1847 heeft Paul Ludwig Hans von Beneckendorf und von Hindenburg, als zoon van een Pruisisch off icier, het levens- licht in Posen aanschouwd. In 1858 'werd hij toegelaten tot de cadettenschool te Wahlstatt in Silezie, waama hij zijn verdere opleiding aan de hoofdcadettenschool in Berlijn kreeg. Op 18-jarigen leeftijd trad hij als tweede luitenant in actieven dienst, en spoedig daar- op ontving hij den vuurdoop. In den veldslag van Konigsgratz bestormde hij met zijn esea- dron een Oostenrijksche batterij, die onder zwaar vuur stond. Als bataljons-adjudant nam hij deel aan den oorlog van 1870 tot '71. Na den Duitsch-Fraaschen oorlog volgde Hindenburg drie jaar het stafcollege de krijgsschool in Berlijn, w erd in 1877 benoemd 'bij den Generalen Staf en zag zich spoedig be- vorderd tot den rang van kapitein. In de daaropvolgende jaren bekleedde hij succes- sievelijk de rangen van compagniescomman- dant, bataljonschef en verschillende andere posten bij den generalen staf. In 1883 werd hij instructeur bij de hoogere krijgsschool in Berlijn. Later was hij bij den generalen staf onder graaf Schlieffen de geestelijke leerling en helper van dezen genialen strateeg. Tevens werkte hij eenige jaren bij het Pruisische departement van Oorlog, waar zfln talent voor organisatie tot ontwikkeling kwam. Van 1893 tot 1896 was hij commandant van het 91ste regiment infanterie (Oldenburg), werd vervolgens bevorderd tot generaal-majoor en ddende 4 jaren als chef van den generalen staf van het achtste legercorps te Coblenz, waarna hij nog gedurende drie jaren het com mando voerde over de 28ste divisie te Karls ruhe. In 1903 werd hij generaal met het com mando over het 4e legercorps te Maagdenburg. In 1911 "werd hij op 65-jarigen leeftijd gepen- sionneerd. Toen de wereldoorlog uitbrak leidda von Hindenburg een teruggetrokken leven in Han nover. In verband m.et de dreigende ontwik keling van de campagne in het Oosten tegen de Russen, werd hij op 22 Augustus 1914 weer voor den actieven dienst opgeroepen als com mandant van het 8e legercorps met als chef van den staf naast zich generaal-majoor Ludendorff. In zijn gedenkschriften heeft 'Hindenburg uitvoerig de samenwerking met dezen generaal besproken. De groote roem van Hindenburg als krijgs- man zal wel altijd de veldslag van Tannen- burg, die van 26 tot 31 Augustus 1914 duurde, blijven. Hindenburg slaagde er hier in een zeer moeilijke positie, die eerst slechts gele- genheid scheen te bieiden tot een hardnekkige verdediging om te zetten in een overwinning, Waarbij het Russische leger onder commando van Samsonof vrijwel totaal vernietigd werd. Hierdoor werd de weg gebaand voor een reeks buitengewone successen. Hindenburg werd tot maarschalk benoemd en verwierf zich in Februari 1915 nieuwe roem bij de campagne in Mazurie tegen den noordelijken vleugel van het Russische leger, waarbij tenslotte het lOe Russische legercorps vernietigd werd. In Augustus 1915 werd Hindenburg benoemd tot chef van den generalen staf inplaats van Fal- kenheim, terwijl Ludendorf als kwartiermees- ter-generaal naast hem bleef werken. Er volgden moeilijke tijden, doch eind 1917 had het er den schijn van, dat Duitschland aan de winnende hand was gekomen, temeer daar de duikbootoorlog zijn uit'werking deed gevoelen. In het voorjaar Van 1918 wilde Hindenburg den beslissenden slag slaan. Met een groot offensief aan beide kan ten van St Quentin wilde hij door het vijandelijk front heenbreken, het noordWaarts oprollen en naar de kust drijven. Het verwachte succes bleef echter uit. Hierdoor werd door de geallieer- den tgd gewonnen, hetgeen, toen Amerika Duitschland den oorlog verklaarde, tot de defi- nitieve nederlaag leidde der centralen. Als verslagen veldheer moest veldmaarschalk Hindenburg huiswaarts trekken. Na den oorlog leefde Hindenburg weer teruggetrokken. zonder deel te nemen aan het politieke leven, totdat na den dood van pre sident Ebert presidentsverkiezingen moesten worden gehouden. De anti-socialistische par- tijen in Duitschland vormden een coalitie en wisten Hindenburg over te halen zich candi- daat te stellen voor het presidentschap. 26 April 1925 Werd hij als zoodanig gekozen. Als president heeft Hindenburg zich met vol- strekte loyaliteit aan de grondwet gehouden. Persoonlijk heeft hij aan weinig politieken strijd deelgenomen. De eenvoud, waandigheid en trouw, Waarmede hij zijn presidentieele functie vervulde, had hem de achting van het geheele land verworven. Toen dan ook in 1932 de Nationaal-Socialisten Hitler candidaat ge- steld hadden voor het presidentschap, en de eerste verkiezingsronde, dank zij de enorme nationaal-socialistische propaganda een te ge- ringe meerderheid voor Hindenburg bracht, behaalde hij toch bij de tweede verkiezing een voldoende meerderheid op Hitler om wederom tot President van Duitschland te worden be noemd. Het is bekend, dat Hindenburg van den aanvang af tegenstander geweest is van het nationaal-socialisme. Hoe hij desondanks in het begin van het vorige jaar ertoe ge komen is het kabinet-Von Schleicher ten val j te brengen en Hitler tot rijkskanselier te be- noemen, zal door latere historic! moeten wor den uitgemaakt. Zijn overlijden in deze voor Duitschland Wel zeer donkere tijden, is wel een buitengewoon emstig feit, dat nog groote gevolgen met zich kan brengen, zoodat in waarheid getuigd kan worden dat Hindenburg een groot man is geweest, wiens leven in vele opzichten voor Duitschland van beslissende waarde is geweest en wiens dood nog onbe- kende, doch wellicht even beslissende conse- quenties te voorschijn kan roepen. Het was gisteren 2 Augustus schrijft de N. R. Crt. Op 28 Juni, den datum van den moord te Serajewo, zijn wij begonnen de ge- beurteoissen van 1914 te herdenken. Gisteren verjaarde de schrikkelijkste dier data. Op 2 Augustus 1914 werd het noodlot voorgoed ont- ketend. Die dag was het eigenlijke begin van den grooten oorlog. Indien voor Duitschland een dag voor nationalen rouw in aanmerking komt, dan is het deze dag, of de dag te voren, waarop de eerste oorlogsverklaring werd uit- gezonden. Toen stortte Duitschland zich, ter- wille van Weenen, in een avocituur, waaruit het zich tot op den huidigen dag nog niet heeft kunnen bevrijden. Niet de dag van de onder- teekening van het Verdrag van Versailles moest voor den Duitscher de somberste her- innering vormen. Die onderteekening was slechts gevolg; voorkwam wellicht nog erger ongeluk. Daarvan waren toen in Duitschland* alien overtuigd, ook de tegenstemmers in de Nationale Vergadering van Weimar, die de voorstemmers plechtig en in het openbaar be- loofden, him uit hun goedkeuring .nooit een yefjwijt te zullen maken, Het ergste van aires echter is de ontketening van het groote drama geiweest. Precies 20 jaar na die ontketening sterft Hindenburg. Woensdag, toen deze slag nog niet gevallen was, maar reeds onvermijdelijk scheen, hebben wij daarover ook hier het een en ander gezegd. Wij kunnen daarover nu dus zwijgen. Onze correspondent te Berlijn heeft er op gewezen, dat met den ouden maarschalk een tijdpcrk ten grave daalt. Het was een tijd- perk, dat Duitschland grootheid en leed heeft gebracht, en waarin Duitschland grootheid heeft getoond, ook in het ongeluk. Een nieuw tijdperk moet nu aanbreken. Anderhalf jaar bestaat reeds het Derde Rijk. Belooft het nieuwe grootheid? Wij zien het reeds ver- strikt in nijpende politieke en economische zorgen; wij hebben het reeds bloedige schok- ken zien ondergaan. In zijn buitenlandsche betrekkingen is een vereenzaming ingetreden, die anderhalf jaar geleden niet denkbaar scheen. Het heeft zich genoodizaakt gezien, iedere territoriale beknotting, die Duitschland te Versailles met het pistool op de borst is afgediwongen, uit eigen beweging te bekrach- tigen. Er ontbreekt niets meer in die reeks. Het is vrijgevig geiweest in belQften, maar tot nogtoe heeft het slechts genomen: vrijheid, tenslotte zelfs zelfvertrouwen. Vergeefs vraagt men nu nog naar een program. Zoo eindigt het heroieke tijdivak van Duitsch land, in een periode, die zich dezen naam bij voorbaat heeft toegekend, zonder er eenig ver- schijnsel van te vertoonen. Nu daalt de laatste heros, die grootheid heeft kunnen bewijzep, ten grave. Een wereld verzihkt; een nieuwe wereld is aan het opkomen. Maar welke wereld Het is bitter op dezen tweeden Augustus te moeten constateeren, dat het nieuwe verrijst boven een horizon, die de wereld door de ge- beurtenissen van 30 Juni gekleurd ziet. Het had ook nu anders gekund. Maar de berichten van dezen dag dwingen dit com- mentaar af. Wij hebben niet duirven voorspellen, wat er na den dood van Hindenburg zou gebeuren, al lag een vermoeden voor de hand. Immers, dit vermoeden uit te spreken ware een oordeel vooruit geweest. Het had in den trant van de nationaal-socialistische beweging gelegen, om Hitler nu door den volksiwil tot Hertog, tot Leider van alle Duitschers, te laten procla- meeren, d.w.z. hem door een referendum tot president te laten verkiezen. Onze correspon dent te Berlijn heeft Donderdagmorgen nog deze verwachting uitgesproken, erop wijzende, „dat actiiviteit tot het wezen van het natio naal-socialisme behoort, ja, er haast een levensvoorwaarde voor is." De juistheid van deze beschouwing was vele malen bewezen. Het nationaal-socialisme verwierp van het parlementairisme het parlement, maar niet de parlements- en andere verkiezingen. Daar- mede hield de beweging het vuur brandende. Iedere mogelijkheid tot een referendum werd aangegrepen. Zoo ooit een referendum begeer- lijk moest lijken, dan was het de volksstem- ming, die Hitler naar de waardigheid droeg, waar hij de ware gebieder van het Rijk zou zijn, volgens de oude en nieuwe wetten voor zeven jaren bevestigd in de absolute macht, zonder nog een, door hemzelf onaantastbaar genoemde persoonlijkheid boven zich. Wij nu hebben in stilte gevreesd, dat dit niet zou ge- schieden. Wij gingen er van uit: Als het waar is wat wij uit Duitschland vernemen, over snel stij- gende, en stouter zich uitende ontevredenheid, en nu ook over sterk gedaald aanzien van Hitler, dan moet een referendum een bedenke- lijke ondememing geworden zijn. Dan zal men het waarschijnlijk niet meer aandurven, niet natuurlijk uit vrees voor een verwerping van de verheffing van Hitler, maar om het bewijs van de afbrokkeling van zijn gezag, dat dan te verwachten is. Maar wij meenden niet het recht te hebben dit vermoeden uit te spreken. Het heeft nu echter bevestiging gevonden. Dat zegt alles. Zal men nu misschien achteraf nog de verheffing aan de goedkeuring van het volk onderwerpen? Het zou een vreemde procedure zijn. Want men bedenke: Die verheffing moest door het volk gebeuren, cm waarde te hebben. Zij ken niet op edn peil worden be- handeld met het uittreden van den Volken- bond, dat niet wachten kon, en dat een daad was van de uitvoerende macht, die ook elders eerst achteraf aan de beslissing van de volks- vertegenwoordigimg zou zijn onderworpen.. Het presidentschap van Hitler is nu, ook tegenoyer de wereld, een penibele aangelegen- heid geworden. Zijn wij weten tot onzen spijt geen beter woord zijn toonbaarheid heeft sedert 30 Juni verschrikkelijk geleden. Voor dien datum was hij de representatieve figuur van Duitschland, na Hindenburg, niet tegenstaande zijn verleden en alles wat er onder zijn beiwind gebeurd was. Zijn persoon scheen er niet door^aangetast. Dat is na 30 Juni anders geworden. Zelfs de Engelsche re geering, die koele beleefdheid zoo weet hoog te houden en het Duitschland van Hitler, ten deele om Hitler zelf, nog steeds had ontzien, zegt nu over de naburige en „bevriende" groote mogendheid onbegrijpelijke vrijmoedig- heden. Uit Italie zijn golveci van smaad over Duitschland en zijn leider gegaan. Alleen nog voor Hindenburg bleef men het hoofd buigen. Zijn waardigheid was de waardigheid van Duitschland. Hitler is nu voor de wereld de man, die haar op 30 Juni diep geschokt en diep teleurgesteld heeft. Een vorm van rehabili- tatie zou het hebben kunnen zijn, als het Duitsche volk hem, ondanks het gabeurde, geestdriftig en eenstemmig als opvolger van Hindenburg had aangewezen. Dat heeft hij blijkbaar niet meer durven afwachten. Hij had haast zich op den vrijgekomen zetel van Hin denburg te plaatsen. De buitenwereld zal aan dit veranderde decor nog zeer moeten wennen. 2 Augustus, deze datum lijkt fatale betee- kenis voor Duitschland te hebben, als begin- punt en als eindpunt. De gebeurtenissen van dezen dag hebben niet het onrustwekkende van die van 2 Augustus 1914. Zij zijn sym- bolen, geen vemietigende feiten als toen. Maar zij vervullen ons met diepen weemoed am Duitschland, het land dat aan de wereld, om hetgeen het de menschheid geschonken heeft aan voortbrengselen van geest en schoonheids- zin, om de bevrijding der gedachtewereld, die er gepredikt is, zooveel beter lot verdiend had. Moge dit alles als een nare droom voorbijgaan. Na Hindenburg's dood. De rjjksregeering heeft de volgende wet aangenomen en afgekondigd: Par. 1. De functie van rijkspresident wordt vereenigd met die van rijkskanselier. Dien- tengevolge gaan de tot dusver door den rijks president uitgeoefende functies over op den leider en rijkskanselier Adolf Hitler. Hp be- paalt zijn plaatsvervanger. Par. 2. Deze wet wordt van kracht vanaf het oogenblik van het overlijden van rijkspre sident Von Hindenburg. Om 9 uur 25 Om 9 uur 25 werden alle radio-uitzendingen onderbroken en alle zenders schakelden om op den Duitschland-zender en propaganda-minis ter Gobbels deelde het Duitsche volk het over lijden van rijkspresident Von Hindenburg mede. Hierop zwegen alle zenders. Na een half uur stilte kondigde Gobbels de nieuwe wet af volgens welke Hitler rijkspre sident en rijkskanselier wordt. Verder deelde hij mede, dat Von Hinden burg een staatsbegrafenis zal krijgen. De officieren van de rijksweer zullen 14 dagen rouw dragen. Ook het volk en de led en van de N.S.D.A.P. zullen 14 dagen rouwen. Hierna werd het lied ,,Ich hatt" einen Kame- raden" gespeeld. HITLER, RIJKSLEIDER EN RIJKSKANSELIER. De Leider wenscht, dat het volk zich uitspreekt. D.N.B. meldde gisteravond uit Berlijn: De Leider en rijkskanselier heeft aan den rijksminister van binnenlandsche zaken de vol gende mededeeling gezonden: Mijnheer de rijksminister van binnenland sche zaken! De tengevolge van het nationale ongeluk dat ons volk getroffen heeft noodzakelijk ge worden wettelijke regeling van de kwestie van het staatshoofd geeft mij aanleiding tot de volgende verordening: 1. De grootheid van den overledene heeft den titel Rijkspresident een karakteristieke beteekenis gegeven. 'Hij is volgens ons aller gevoelens in dat wat er ons mee gezegd werd, onverbrekelijk verbonden met den naam van den grooten doode. Ik verzoek daarom maat regelen te willen treffen, opdat men mij in het officieele zodwel als in het niet-officieele verkeer, zooals tot nu toe, slechts met leider en rijkskanselier aanspreekt. Deze regeling moet voor goed gelden. 2. Ik wil dat de door het rijkskabmet vast- gestelde en grondwettig geldige belasting van mijn persoon en daarmede van de functie van rijkskanselier met de functies van den vroege- ren rijkspresident de nadrukkelijke sane tie van het Duitsche volk ontvangt. Doordron- gen van de overtuiging, dat elke staatsmacht van het volk uitgaat en door het volk bij vrpe keuze bevestigd moet worden, verzoek ik U het besluit van het kabinet met de eventueel nog noodzakelijke aanvullingen zonder verwiji aan het Duitsche volk in vrije volksstemming voor te leggen. Berlijn, den 2den Augustus 1934. De RIJKSKANSELIER. De bijeenkomst van het rpkskabinet. Het D.N.B. meldde gisteravond uit Berlijn: De heden gehouden zitting van het rijks- kabinet stond volkomen in het teeken van rouw over het overlijden van rijkspresident von Hindenburg. De leider en rijkskanselier, Adolf Hitler, opende den kabinetsraad in diepen ernst, zicht- baar bewogen, met een korte rede, waarin hij er op wees, dat door den dood van den Rijks president het geheele Duitsche volk een zwaar verlies geleden heeft. De rijkskanselier herdacht den grooten doode met aangrijpende woorden, waarbij hp er den nadruk op legde, dat hp in den over ledene zijn vaderlijken vriend verloren heeft Wij mogen, zoo zeide hij, niet vergehen, dat zonder wijlen rpkspresident von Hindenburg de huidige rijksregeering niet tot stand zou zpn gekomen. Bij de woorden van den rijkskanselier had den de kabinetsleden zich van hun zetels ver- heven; zp hoorden in doodsche stilte de ver- klaring van Hitler aan. Dr. Goebbels bracht daarna het rijkskabinet den oproep van de rijksregeering aan het Duit sche volk naar aanleiding van het overlijden van den Rijkspresident ter ketinis, die zonder eenig debat aangenomen werd. Zondag werd te Harelbeke, bp gelegenheid van de honderdste verjaring der geboorte van Peter Benoit, een monument onthuld ter eere van den Vlaamschen componist. Het gansche dorp was bevlagd. De feesten 'werden inge- zet met een plechtige mis, tijdens welke ver schillende motetten van Peter Benoit werden uitgevoerd. In den namiddag werd een op- tocht van muziekmaatschappijen gehouden welke zich naar de plaats begaf waar he.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1934 | | pagina 6