ALGEMEEN KIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANOEREN OM DE KONINGIN Bismarcks geloof. No. 9175 VRIJDAG 27 JULI 1934 74® Jaargang Feuilleton Binnenland EERSTE BLAD J I Mil—11 TER NEUZENSCHE COURANT ABONNEMENTSPRIJSBinnec Ter Neuzen 1,25 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen fr. per post f 1,55 per 3 maanden Btj vooruitbetaling fr. per post 5,60 per jaar Voor Belgie en Amerika 2,overige landen 2,35 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor het buitenland alleen bo vooruitbetaling. UitgeefsteTFlrma P. J. VAN DE SANDE ■GIRO 38150 TELEFOON No. 25. (CToTE ADVERTENTIeN: Van 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken regel meer f 0,20 KLEINE .ADVERTENTIeNper 5 regels 50 cent bij vooruitbetaling. Grootere letters en clichd's worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadve rten tien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag verkrijgbaar is. Inzending van advertentiSn liefst een dag voor de uitgave. D1T BLAD VEBSCHIJNT IEDEBEN MAANDAG-, WOENSDAG- EN VRIJDAG A V OND. Dit is een onderwerp, waarover een rijkdom van literatuur bestaat, wat zeker mag gelden als een bewijs, dat velen deze zaak van uitnemend 'groot belang hebben geacht. Otto Baumgarten heeft bijvoor- beeld twee geschriften gegeven, die hier- over afzonderlijk en opzettelijk handelen. het eene getiteld: Bismarcks geloof (1915), en het tweede, verschenen in de serie ,,Klassieiken der religie getiteld: ..Bismarcks godsdienst' Christian Rogge heeft een monografie gewijd aan Bis marcks bekeering. Ernst Miisebeck schreef over Bismarcks aodsdienstige ont- wikkeling (1902) en Bberhard Vischer (•1905) over ,,het Christendom van Bis marck", terwijl Otto Schiffers (1906) handelde over Bismarck als Christen, een boekje, waarvan in 1915 reeds een vierde druk verscheen. Zoo zouden wij nog we! tien titels kunnen noemen. Maar het laat- ste, wat over dit onderwerp is aeschreven, is een boekje van Arnold Oskar Meijer over Bismarcks geloof", nieuwe gege- vens, die geput zijn uit zijn familiearchief. Wij willen uit dat boekje hier een en ander oververtellen, en er dan aanstonds de aan- dacht op vestigen, dat de merkwaardigste getuigenissen hier zijn saamgebracht (en eenigszins geranasdhikt) uit ,,dagboek- jes". die Bismarcks trouw raadpleegde en las, waar hij dan ook allerlei uitroep- teekens of streepjes bij plaatste, en die hij niet zelden voorzag van allerlei aanteeke- ningen en opmerkingen. of ook wel van notifies omtrent belangrijke gebeurtenissen van den dag, belangrijk dan natuurlijk niet uit ons oogpunt en naar onze meening, maar interessant naar Bismarcks opinie A. O. Meyer heeft er ook veel aandaoht aan geschonken en daarvan de treffendste bewijzen bijgebracht, zoo trouw en intens als Bismarck, die todh ontzaglijk bezet was met de grootste zorgen voor de aller- belangrijkste wereldgebeurtenissen, bleel meeleven het leven van den buitenman. Telkens maakt hij aanteekeningen naast de mooiste teksten en vroomste gedichten. die alleen op dat buitenleven betrekking hebben, men vindt (wij geven hier slechts een paar voorbeelden) aangeteekend. dat de roqge er slecht voorstaat, of de haver beter aat het warm is of guur, dat de zon schijnt en het tegelijk ook regent dat er regen is ,,toto die (hulden das), dat alles wit is van de sneeuw, of dat het een hel- dere maannacht is, dat de sneeuwklokjes boven den grond komen. of over appe!- bloesems. In't jaar 1885 teekent Bismarck aan hoe bizonder lang de lrnde bloeit. 10 Tuli sohrijft hij: de linden bloeien, en op den 18den: de linden bloeien nog, ja zelts bij 3 Augustus lezen wij dezelfde notitie. De Amerikaan Bancroft had toch we a root gelijk, toen hij beridhtte, dat hi] nooi iernand met meer enthousiasme over het buitenleven had hooren spreken. Naast deze vele aanteekeningen over het buitenleven, geeft de Rijkskanselier hier en daar notifies over de gebeurtenis sen van den dag. Naast de sneeuwklokjes van 3 Maart 1887 wordt pas in de tweede plaats gememoreerd de plechtige opening van den Rijksdag. Een jaar later wordt er heel kort en teer vermeld (en dit zien we in het door ons geraadpleegde boekje op een facsimile ook werkelijk genoteerd): ,,Imperator obnt", d.w.z. ,,de Keizer is heengegaan (gestorven) Een blaadje verder lezen wij dan: ,,vinken. sneeuw- clokjes, de Fransdhe gezant, Friedberg met 'testament, de Groothertog van Wei mar, in 't paleis bij het lijk van Z. M., een vreedzaam, schoon gelaat; de kroonprins (W.bij ons aan tafel". Men ziet het: allerlei wordt kort genoteerd, maar de vinken en sneeuwklokjes staan voorop! Te midden van en naast al deze aan teekeningen vinden wij nu door de jaren heen ook opmerkingen, die ons een blik doen slaan in Bismarcks geloofsleven. Den eenen tijd zijn die aanteekeningen veel menigvuldiger en duidelijker dan den anderen tijd. Maar wat bizonder opvalt, is dit, dat bij en onder alles een sterk Godsbetrouwen zijn deel was. Bismarck heeft, als alle geloovigen van alle landen en tijden verbazend veel te danken gehad aan mooie verzen, die hij kende of las, en die vaak op het onverwachtst zijn eigen gevoelen vertolkten of corrigeerden. Hij heeft nooit de minste behoefte gevoeld om zijn godsdienstige overtuiging dogmatisch te beliiden of vast te leggen, en ook nim- mer, (zooals o.a. Max Lenz meent) een periode van besliste orthodoxie doorge- maakt; ook is hij nooit een man geweest, die in de letter geloofde, en het recht van kritiek en twijfel vindiceerde hij met klem voor ziohzelf. Maar daarnaast en daar- tegenover was hij toch een beslist ge- loovige; het beroemdste woord van Bis marck is misschien wel dit, waar hij sprak. dat men er altijd goed op moet letten, of men den Heere God door de wereld- geschiedenis ziet sohrijden, want dan moet men zorgen er bij te zijn, en den zoom van Zijn mantel vastgrijpen, om door Hem te worden meegenomen derwaarts, waar Hij ons hebben wil". Dit sterke woord van Bismarck is wel heel zeker echt. Bismarck heeft ten alien tijde de betee kenis van het gebed volgehouden. Het laatste, wat zijn schoondochter van hem hoorde, toen hij al stervende was, en zij zich in een aangrenzend vertrek bevond, was een ernstig gebed voor ziohzelf. voor de zijnen en voor zijn land. De brieven aan zijn jonge vrouw leggen op haast elke bladzijde getuigenis af van een als-van- zelf-sprekend-geachten gebedsomgang met onzen zorgenden Vader, die in de hemeien is. En bij het gebed ging het hem meer om eigen loutering dan om vervulling van begeerten. Deze man gaf ook niet spoedig zijn verwachting voor menschen op. Een van zijn levenSbeschrijvers zegt het zoo tee'ke- nend: dan stond deze rijkskanselier daar. en hij maakte gesticulaties, die wel heel duidelijk waren, terwijl hij opmerkte, dat men zooals Jezus in een van zijn ge- lijkenissen had gezegd om den boom moest graven en "geduld met hem hebben, en dat men dus maar niet aanstonds moest wegbreken of uitroeien en in t vuur werpen. Kerkgaan heet Bismarck veel en trouw gedaan tot op dien tijd, dat de zorgen voor het staatsbelang zoo goed als al zijn tijd in beslag namen. Hij bleef tot het einde van zijn leven toe bizonder gesteld op het deelnemen aan het H. Avondmaal, maar in't openbaar nam hij daar later niet meer aan deel, want-zei-hij hij vond het zoo afschuwelijk om dan al-maar te wor den aangegaapt als een wild dier in een diergaarde. En waar hij ook heel sterk op stond, dat was Zondagsrust, niet zoo- zeer omdat dit een gebod is, maar omdat hij er den rijken zegen van verstond en erkende. Alleen wou hij niet, dat men de menschen daartoe dwong als in Enge- land. Hij wou er iedereen vrij in laten, hoe hij zich tot het toekomstig leven wilde voorbereiden. Maar Zondags moest er nergens worden gewerkt, vooral omdat de menschheid deze verkwikking niet kan ontberen. Eigenaardig: zoo n diepen indruk ais op dezen man maakten de eenvoudige dagteksten, die hij vond in wat wij hier in Nederland een ..bijbelschen almanak zouden noemen. Hoe werd hij b.v. ge- sterkt door het woord: .,Den weg, dien gij gaat, zal Ik met u zijn", en toen er 7 MeT 1866 een verijdelde aanslag op zijn leven was gepleegd door een student, die Blind heeite, schreef hij naast den dag- tekst uit Deut. 33 28 .Israel zal zeker wonen" den naam van den man, die de aanslag had gepleegd! Beslist en beslissend Waren de over- wnnsngen, die Bismarck in 1866 behaalde maar iemand, die hem op den laten avond van den 7den Augustus ontmoette. getuigt dat er niets aan of in hem was, dat den triumfator verried, hij Jag er veeleer bleek en ontroerd uit, en wordt er dan zoo beslist aan toegevoegd het was zijn vroomheid, die hem voor overmoed be waarde. Dat behoort juist tot zijn groot heid als staatsman. Zijn zoo bewonderd maat weten houden op het toppunt van zijn triomfen was niet slechts verstande- lijke en verstandige berekening, maar het was tegelijkertijd ootmoed voor God. Hier is dan een zekere eenheid van mensch en politicus: politiek en godsdienst zijn daar op het nieuwst met elkander verbonden. 29 Nov. 1867 zet hij heel duidelijk een streep bij de bede uit Ps. 86: Wend U tot mijn ziel, genadig, Sterk Uw knecht, en geef weldadig Ondersteuning aan den zoon Uwer dienstmaagd, van Uw troon! Teksten als I Petr. 2 19: „Dat is genade, indien iemand om des gewetens wille smaadheid verdraagt. leidende ten onrechte" maakten terecht diepen mdruk op hem, en waren echte Godswoorden voor hem. Staan wij reeds op den drem- pel van den vreeselijken Fransch-Duit- schen oorlog in 70, dan streept Bismarck heel nadrukkelijk aan het woord: ..Zalio zijn de vreedzamen (in het Duitsch staat er „tot den vrede bereid zijnden want zij zullen Gods kinderen genaamd wor den." En zoo zouden wij nit dien en late- ren tijd nog zoo heel veel kunnen noemen. In geen enkele periode heeft Bismarck sterker behoefte gevoeld aan Gods ver- troostingen, bemoedigingen en terechtwij- zingen als in de jaren 70- 71. Zoo streep- te hij aan een woord van Luther (27 Sept. 1870) ,,Hoe reohtvaardig, heilig, onschul- dig en goddelijk uw zaak ook zij, toch is het hoognoodig, dat gij in vreeze en oot moed handelt en wandelt, en ten alien tijde Gods oordeel vreest. Het is dan ook van versdhillende zijden bevestigd. dat de vredesvoorwaarden, die hij Frankrijk oplegde, heel wat billijker waren dan men na zoo'n overwinning had kun nen en mogen verwachten. Allerlei woorden uit den bijbel, die zeker niet in de allereerste plaats voor machthebbers en politici bedoeld waren, paste Bismarck toch vrijmoedig op zich- zelf toe, zoo b.v. I Petr. 5 2, 3, 4: ..Weidt de kudde Gods, die onder u is, hebbende opzicht daarover, niet uit bedwang, maar gewilliglijk, noch om vuil gewin, maar met een volwaardig gemoed; noch als heerschappij voerende over het erfdeel des Heeren, maar als voorbeelden der kudde geworden zijnde. En als de overste Her der verschenen zal zijn, zoo zult gij de onverwelkelijke kroon der heerlijkheid be- halen." Toen Bismarck in 1874 vrij lang en ernstig ziek lag, heeft hij dag aan dag allerlei verzen en teksten aangestreept, en juist toen allerlei dingen, die heelemaal geen politiek bijsmaakje hadden, versjes als dit: Wien zou ik vragen nu om raad Tot u, o Heiland, in deez' staat vol droefheid keer ik mg, gij weet wat mrjne ziel het best begeert. Nog een bijzonderheid. Juist in die tij den, toen Bismarck bezia was met allerlei social en arbeid, schijnt hij het minste be hoefte te hebben gehad aan voorlichting A. O. Meijer meent, en hij zal daaraan wel geen groot ongelijk hebben: de rijks kanselier was in die dagen als van uur tot uur met de dingen van het koninkrijk Gods toch reeds bezig. Wij eindigen met een treffende mede- deeling van Bismarcks koetsier. uit 1888 in den herfst. Zij reden in het Piistower gebergte, toen Bismarck halt liet houden, zeggende, dat hij eens even naar al het qewas wou gaan zien. Maar het duurde lanq, dat hij wegbleef. Toen er al 20 mi- nuten om waren, ging de koetsier eens kijken. Daar vond hij ziin heer gekmeld liqqen bij een eeuwenouden stam, de ge- vouwen handen naar boven uitgestrekt en met het voorhoofd tegen den boom ge- drukt. De knecht ging heel stilletjes weg, en na een poos kwam Bismarck terug. nij had in de eenzaamheid een strijd gestre- den en stellig zal het ,,Uw wil geschiede zijn overwinning toen zijn geworden. door VICTOR BRIDGES. (Nadruk verboden.) 35) Vervolg. Werkelijk!" zei hij langzaam. „Dat is bui- tengewoon belangwekkend. Ik meende dat go alien waart uitgeroeid". Senor Congosta glimlachte. „U zal het mij wel willen vergeven als ik zeg, dat een gron- dige kennis van Continentale aangelegen- heden niet tot uw overigens uitstekende En- gelsche eigenschappen behoort. Onze partrj is op het oogenblik sterker dan zij ooit geduren- de de laatste vijftien jaar is geweest." Maar hoe staat het met de regeenng? zei Tony. „Zij zal u toch evenmin genoegen zijn als Pedro en zijn aanhangers?" De regeering!" Senor Congosta herhaaltle het woord met de diepste verachting. „Ik wil openhartig tegenover u zijn, sir Antony. De republikeinsche regeering is ten doode opge- schreven. Te lang reeds heeft die troep ver- raders op mijn ongelukkig vaderland gepara- siteerd. Er is slechts een vonkje noodig om den vlam te doen uitslaan en dan Met een kwaai van zijn arm gaf hij te kennen, wat het lot van den President van Livadia en zijn mi nisters zou zijn. „Dat begrijp ik", zei Tony langzaam. ,.Dus heeft u wel wat origineel bezoek betrekking op staatsaangelegenheden?" Senor Congosta strekte zijn handen uit ,Het heeft geen nut verder iets geheim te houden. Ik geloof, dat u het met mij eens zult zijn, kolonel Saltero, dat het het beste is, als wij dezen heer de geheele waarheid blootleg- gen." De kolonel bromde knorrig, dat het zfjn ge- woonte niet was, om toe te stemmen, dat de geheele waarheid zoo maar aan iedereen werd verteld, doch hoe dit antwoord ook mocht ge- noemd worden, het scheen voor zijn metgeizel voldhende te zijn. Reeds sedert eenigen tijd", begon deze, ,,waohten de Loyalisten van Livadia slechts op een voor hen gunstige gelegenheid. De repu- bliek is rot rot tot in den kern. Zij moet, als een bedorven vrucht weldra vallen" hij wachtte even „dan zal de gelegenheid, waarvoor wij klaar staan, gekomen zijn. ,,En waarvoor", voegde Tony er aan toe. „Markies Da Freitas ook volkomen klaar is." De oogen van Congosta glinsterden. „Zoo", zei hij zacht. „Kent u hem?" „Niet buitengewoon", zei Tony, „maar loch wel goed genoeg om te weten, dat hij er wel bij zal zijn, als er iets te halen. valt." Congosta knikte bevestigend. Er was een boosaardige uitdrukking op zijn gelaat ver schenen, die hem bijna een even onheilspel- lend aanzien gaf als de kolonel. „Mat Da Freitas", zei hij zacht, „zullen wij moeten afrekenen. Met Da Freitas en nog iemand. Een maand geleden was alles ge- regeld. Wij wisten, dat de overweldiger hier in Engeland intrigeerde en plannen smeedde voor het herstel van zijn koningschap. Wij wisten, dat hij btj het leger en de vloot vele vrienden zou hebben. als de revolutie zou uit- breken. Maar wij Waren voorbereid. Op het oogenblik dat de onlusten begonnen, waren wij voornemens onzen slag te slaan en goed ook." Hij zweeg. „Wat wilde u dan gaan doen?" vroeg Tony belangstellend. ,,Wij zouden ons van het paleis meester gemaakt hebben, voor de huurlingen en ver- raders van Da Freitas gereed zouden zijn en de dochter van Francisco tot wettig erfge- naam van den troon geproclameerd hebben." Wederom ontstond er een korte pauze. „Het was een goed plan," zei Tony, „maar ik maak uit uw woorden op, dat er ergens een kink in den kabel is gekomen. „Wij werden verraden", zei Congosta ver- drietig. „Wij begingen de fout, een lafaard en een dwaas ons vertrouwen te schenken. Het is de prijs, welke iemand steeds voor zoo'n fout betaalt" „Wie was die man?" wroeg Tony onschul- dig. „Het was de zwager van den koning So'unt de Sd. Hij werd volgens laatste wils- beschikking van Wijlen Zijne Majesteit voogd over Prinses Isabella. Steeds had hij voor- gewend, met ons samen te werken en nu een maand geleden is hij in het geheim naar En geland gegaan en verraadde al onze plannen aan Da Freitas." Kolonel Saltero ontwikkelde een vulkaan- achtig gebrom, alsof slechts de eenvoudige herinnering aan het incident reeds te veel voor zijn gevoelens was. ,,Wij mogen dankbaar zijn", vervolgde Con gosta bitter, „dat de Prinses nog in leven is. Da Freitas is niet kieskeurig wanneer zijn belangen in gevaar komen. Als het met zijn plannen gestrookt had 'Hij maakte een gebaar, dat aan duidelijkheid niets te wenschen overliet. „Het blijkt, dat hij heeft geloofd, dat het plan van Count de Se even practisch en misschien nog zekerder voor hem was. Waar- om zou Pedro de Prinses niet trouwen? Als dan de revolutie zou komen, was er maar den pretendent voor den troon van Livadia en al onze plannen zouden in duigen liggen." „iHet schijnt mij toe", zei Tony peinzend, „dat die Count de Se is, wat wij hier in En geland een ,,hondsvot" noemen. Maar het is me met dat al toch niet volkomen duidelijk, wat hij er mede voor had. Het zou toch voorzeker veel beter voor hem geweest zijn als Isabella volgens haar eigen rechten ko- ningin was geworden." ,,Hij was bang", zei Congosta boos. „Hij is een lafaard en hij Was bang dat er gevochten moest worden en <3at het plan kon mislukken. Hij heeft geen moed voor zulke dingen. Het kwam hem beter voor om onder bescherming van Da Freitas te leven." ,,«Hij zal niet lang leven", snauwde de kolo nel dreigend. ST ATI EKIST VOOR DE PRINS. De N.V. Koperpletterij en Metaalhandel „De Vliit" te Apeldoom, heeft in opdracht het ver- vaardigen van een rood koperen statiekist voor het stoffelijk overschot van wijlen Prms Hendrik. De koperen platen hebben een dikte van 3 mm en de kist weegt 175 kg. De kist is naar den Haag verzonden voor het aanbrengen van omamenten. Zoodra wij vemamen, vjat cr gebeurd Was" vervolgde Congosta, „hielden wij een bijeenkomst te Portriga en er werd besloten, dat de kolonel en ik naar Engeland zouden gaan. Wij hebben vrienden en agenten hier en het was niet moeilijk te vinden waar Count de Se woonde. Ik huurde voor een week een kamer te Richmond en keek en wachtte in de hoop de Prinses te kunnen spreken. Ik was er van overtuigd, dat zij totaal onkundig was van hetgeen er zich in Livadia afspeelde en dat zij misschien in de meening verkeerde, dat de vrienden van haar vader alien dood waren of machteloos. Den eersten dag ontdekte ik reeds dat zij daar was, maar er bestond geen kans haar te spreken, want zij Werd steeds vergezeld door een oude heks van een Fran- qaise, die haar nooit alleen liet en haar be- waakte als een kat een muis. Eindelijk op een avond ging zij alleen uit. Eerst was ik op mijn hoede. Ik vreesde, dat Da Freitas vemomen had, dat ik te Richmond was en dat het zijn bedoeling kon zijn mij in een val te lokken. Eerst toen zij naar het station ging en zich in de wachtkamer verborg, begon ik te vermoeden, dat zij op de vlucht Was ge gaan. Ik sprak haar toen niet aan, want ik wilde haar niet doen schrikken. Ik wist dat zij naar het Waterloostation ging, want ik had haar het kaartje hooren nemen. Terwijl ik daar de aankomst van den trein afwachtte, zond ik een telegram aan Salterno, om mij daar te ontmoeten; ik ging toen met denzelf- den trein als de prinses naar Londen." Hij rustte even, om adem te halen, want hij had met buitengewone radheid van tong ge- sproken. „Ik geloof, dat ik van de rest van de ge- schiedenis een vrij goed beeld in mijn geheu- gen heb bewaard", zei Tony. Htj liet zich van de tafel glijden en ging voor hen staan. ,,Ik moet u beiden mijn verontschuldiging aanbieden", voegde hij er aan toe. „Ik vrees, dat in onzen ijver om de Prinses te hulp te komen, Bugg en ik onnoodig een weinig te hard te werk gegaan zijn." Congosta stond op en maakte een diepe buiging. „Sir Antony ConWay", sprak hij. „U Barst uw hoofd? Houdl U gerust Uw hoed maar op, En staak dat hoofd-afwisschen Neem maar op tijd een "Akkertje" 't Zal U finaal verfrisschen I Neem 'n "AKKERTJE" (Ingez. Med.) EERSTE KAMER. Vergadering van Donderdag. Aan de onde is de wijziging van de land- bouw-crisiswet. De heer Ruyter vraagt zicih af of een basis- prijs van 30 ct. voor de margarine wel vol- doende is. Hij meent dat niet toegestaan mag worden dat de margarinefabriek inderdaad gaat strijken met een deel van het geld dat door het volk wordt opgebracht. Spreker becnitiseerde het bestuur van de akkerbouw- centrale. Spreker klaagt over achterstellingen der ibinnenlanidsche reuzel bij de Amerikaansche. Minister Steenberghe wijst erop, dat bij het nemen van beslissingen allerlei belangen moeten gelden, niet het belang van een groep. De kwestie der statuten van de akkerbouw- centrale ziet de heer Ruyter te somber. Om trent de verhouding tusschen ziiivel en margarine kan thans nog geen beslissing worden genomen. Deze kwestie moet rustig bekeken worden. Het ontwerp wordt zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Aan de orde is het wetsontwerp tot wijzi ging der Winkelsluitingswet. De heer Van Citters ontwikkelt principieele bezwaren. Ook verwacht hij moeilijkheden met be trekking tot het verplaatsen van den strijd naar de gemeenteraden. De heer Jansen ziet in het ontwerp geen principieele wijziging. De opdracht aan de gemeenteraden kan spr. edhter niet bewon- deren. Hij vreest, dat een kleine meenderhedd maatregelen achterwege zou laten, die een groote minderheid noodzakelgk acht. Den termrjn van 2 maanden waar binnen de raad moet beslissen acht spr. tekort. De heer Van Sasse van IJsselt dringt aan op het geven van richtlijnen aan de gemeente- besturen. Voor dit is geschied gaat de minis ter niet over tot afkondigen. De heer De Zeeuw dringt eveneens aan op vertraging der afkondiging. De heer Savomin Lohman zegt dat een deel zijner fractie tegen stemt omdat het ontwerp verzwakking brengt van de Zondags rust. Minister Steenberghe gaat op de princi pieele bezwaren niet in. De termijn van 2 maanden is gehouden omdat deze ma at regel voldoende is. Het ontwerp wordt met 35 tegen 5 stem- men goedgekeurd. Tegen stemden a.r., chr- hist.. de Vos van Steenwijk en Van der Hoe- ven. Hiema worden nog eenige wetsontwer- pen zonder beraadslaging of stemming goed gekeurd. De vergadering wordt hierop ge- sloten. Begin September zal zij weer bijeen- komen. NATION A AL CRISIS-COMITe. Het Nationaal Crisis-Comite heeft van kantoor H. J. Vooren, hetwelk belangeloos de accountants-controle uitoefemt, de volgende verklaring ontvangen Bliikens de administratie van het Nationale Crisis-Comite, die tot en met 31 Mei 1934 door ons gecontroleerd en accoord bevonden handelde, zooals ik onder die omstandigheden van een Engelsch edelman zou verwacht heb ben. Noch kolonel Saltero noch ik dragen u, om de ongelegenheid waarin u ons bracht. een kwaad hart toe". De kolonel, die een man van minder open- hartige manieren was, bromde weer, maar Tony gaf dit gebrek aan enthousiasme geen kans om aan de beschaafde speech van Con gosta afbreuk te doen. ,,Mijnheer", sprak hij, ,,u is openhartig tegenover mij geweest en dat wil ook ik tegen over u zijn. Toen ik de Prinses te hulp kWam, had ik niet het flauwste vermoeden, wie zij was. Ik handelde onder den indruk van het oogenblik, zooals ik veronderstel dat iedereen zou gedaan hebben. Uit dankbaarheid voor dezen kleinen dienst, bewees de Prinses mij de eer mij haar vertrouwen te schenken. Toen ik vernam, dat men haar tot een huwelijk wilde dWingen, waarvan zij den grootst moge- lijken afkaer had, besloot ik natuurlijk, dat te verhinderen. Ik heb er mijn eigen redenen voor, Pedro niet te beschouwen als een pas- senden echtgenoot voor haar; afgescheiden nog van het feit dat zij een onoverkomelijken tegenzin voor hem koestert. Indien het uw gemoed eenigszins kan verlichten, Wil ik u wel verzekeren, dat zij absoluut veilig voor hem is, zoolang zij mij de eer wil aandoen, mijn hulp te aanvaarden." Nu was het de beurt van den kolonel om te antwoorden. ,,Dat is alles goed en wel", zei hij. ,,Wij zijn u zeer verplicht voor hetgeen u gedaan heeft, maar de zaak kan zoo niet blijven. Wij moe ten met de Prinses spreken. Zij moet ver- wittigd worden van de hooge waardigheid, welke haar in de toekomst wacht." „Op dit punt, kolonel", zei Tony beleefd, ,,ben ik het niet met u eens. De Prinses heeft zich onder mijn bescherming gesteld en het zou van mijn kant een ernstig plichtverzuim zijn, haar aan te moedigen zich in een aanval op de republiek te mengen. Ik beschouw zoo iets voor een meisje van haar leeftijd een zeer onpassend bedrijf." (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1934 | | pagina 1