ALGEMEEN NIEUWS- F.N ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. DeSlapende Boeddha Eerste Blad. A8SELBERGS Columbus. Heeren-Costuums fl. 3,50 Ho. 8916 VRIJDAG 18 NOVEMBER 1932 72e Jaargang. FEUILLETON ^n^^ok'MfeeXfva^fdTt feg^fek ii. Er was een bevel des Konings ver- schenen, dat de stad Palos als straf voor betoonde ongehoorzaamheid en gepleegd verzet, te zorgen had voor de levering en uitrusting van twee bewapende schepen. Voor levensmiddelen en wapens zou dan Sevilla zorgen, en de schepen zouden kant en klaar voor den koninklijken kapi- teln Christobal Colon ter beschikking moeten worden gesteld. Schepen en man- schappen zouden onvoorwaardelijk diens commando hebben te volgen, waar hij ze ook heen voerde, met uitzondering van de Portugeesche kolonies aan Afrika's kust, die zorgvuldig te vermijden waren. Deze bekendmaking werd den 23sten Mei aan- aeplakt, haast op de wijze van Luthers 95 stellingen te Wittenberg, en enkelen, die de kunst van lezen verstonden, traden dichterbij. Zeer kort daarop was deze tijding ook reeds als een loopend vuurtje de ,,wereld" door. BINNENLAND DRAISItlAvAN-VALKEriBUR EXTRA VERLAAGDE STOOMPRIJZEN Wintermantels fl. 3,- Winterjassen fl. 3,- Wollen Japonnen fl. 2,SO (Pels wordt extra berekend) BERGEN OP ZOOM Depot TER NEUZEN Fa WARRENS Co., NOORDSTRAAT 67 NEUZENSCHE CODRANT ABONNEMENTSPRIJS: Binnen Ter Neuzeo 1.40 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen fr per post 1,80 per 3 maanden By voor uitbetaling fr. per post 6,60 per jaar Voor Belgie en Amerika 2,25, overige landen 2,60 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor het buitenland alleen bij vooruitbetaling. ITttgeefster: Flrma P. J. VAN DE SANDE. GIRO 38150 TELEFOON No. 25. ADVERTENTIeNVan 1 tot 4 regels /0,80 Voor elken regel meer /0,2a Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend Handelsadvertentien btj regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst £6° dag voor de nltgave. DIT BEAD VERSCIIIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVONT). De nieuwe wereld bereikt. Verzet en vefbaz'ing hleven niet uit. Ervaren zeelui vreesden het allerergste: dat zij mee zouden moeten, en de bezitters van schepen zetten nog grootere oogen op. Niemand was om maar kort te gaan bereid, en dit werd de Regeering bericht. Zou die het plan nu maar laten rusten? 20 Juni kwam er een tweede en nog nadrukkelijker bevel: de meest ge- schikte schepen zouden eenvoudig in be- slaa genomen moeten worden, waar zij zien ook bevonden. Eindelijk was de eigenaar van de ,,Pinta", een schip van 150 ton, bereid zijn schip af te staan, vooral omdat de drie gebroeders Pinzon verklaarden, dat zij alle drie de tocht wil- den meemaken. Dan lag verder in de haven de Santa Maria", een schip dat zoo-pas uit Vlaanderen was gekomen, en al beviel dit tweede vaartuig Columbus maar matig, vooral omdat het een grooter diepgang had, zoo mocht hij niet al te kieskeurig zijn. Dit tweede schip werd dus z^n vlaggeschip. Nog werd een derde schip gezocht en dat was de „Ninja", cl.w.z. de ,,kleine", een scheepje van slechts 100 ton. Zoo beschikte Columbus dan over drie schepen, die voldoende zeewaardig schenen, en een bemanning van 120 per- sonen was eindelijk ook bijeen. Deze heele equipage was 3 Augustus 1492 aan boord, toen het nog donker was. Tegelijk begon au Columbus' dagboek, dat hij schijnt gehouden te hebben in navolging van Caesar's annalen. Jammer genoeg is dit dagboek zelf niet bewaard gebleven, *aar gelukkig hebben wij er nog tamelijk omvangrijke uittreksels van, die de bis- schop Lascasas, de verdienstelijke woord voerder en beschermer der Indianen, in zijn »s in 1877 gedrukte ..Geschiedenis van lie", daaruit heeft meegedeeld. De eerste bladzijde willen wij hier vertaald (en eenigszins verkort) weergeven en, reeds de aanhef was zoo merkwaardig en teekenend: ,,In den naam van onzen Heere Jezus Christus. Allerhoogste, allerchristelijkste, aller- doorluahtigste en grootmachtigste vorsten, Koning en Koningin van Spanje en van de eilanden der zee; mijn Heer en Vorstin Uwe Majesteiten hebben dit jaar den oorlog tegen de Mooren, die in Europa j heerschten, gelukkig beeindigd, en in de f roote stad Granada zag ik dit jaar op 2 anuari op de torens van uwe vesting Alhambra als teeken van uw overwinning de banier van uwe Majesteiten planten, en den overwonnen Koning wegtrekken. In diezelfde maand nog besloot Gij in Uwe hoedanigheid van Katholieke Chris- tenen, vrome vorsten en verbreiders van het heilige geloof, en als vijanden van Mahomeds secte en van alle afgoderij, om mij, Christobal Colon, naar de landen van Indie en den Grooten Khan te zen- den een naam, die in onze taal zoo- veel beteekent als Koning der Konin- gen", opdat ik die landen, volken en vorsten zou leeren kennen en om dan vast te stellen, hoe men zou hebben te handelen om hen tot ons heilig geloof te bekeeren" enz. enz. Men zal misschien geneigd zijn te vra- gen, waarom Columbus vanaf Palos eerst de kust van Afrika langs voer naar de Canarisohe eilanden, in plaats van on- middellijk naar het Westen koers te zet ten Als voorzichtig kapitein wou hij eerst de reisvaardigheid van zijn drie schepen beproeven en de bijeengeraapte bemanning wat meer aan elkaar doen wennen. Al spoedig begonnen de onge- lukjes hoe was Columbus er dan ook bijgekomen om juist op een Vrijdag uit te varen maar hoe graag Columbus ook de ,,Pinta" zou hebben vervangen, dit lukte niet, en zoo moest de tocht aan wel woraen gewaaga~met matenaai, uai met erg zeewaardig bleek. Nu kwam ook nog Portugeesche tegenwerking: een eskader van die natie bleek in de omgeving toe- zicht te houden, en het kostte heel wat moeite om hieraan te ontkomen. Wij zullen hier niet oververtellen, hoe dikwijls de bemanning en ook de aan- voerders en bevelvoerders meenden, dat zij de overzijde hadden bereikt. Vooral als er dan pelikanen over de schepen vlogen, of zeezwaluwen. meende men, dat land nu niet ver meer kon zijn. Er wer- den telkens valsche geruchten verspreid. Eens op 'n morgen werd er plotseling op de „Pinta" een moorddadig geschreeuw aangeheven. Daar stond de commandant met' zijn handen te telegrafeeren, dat hij land had gezien, en dat het doel dus be reikt was.' Zelfs Columbus knielde neer om allereerst God te danken. Een plech- tig ,,Te Deum laudamus" werd op het eene schip aangeheven, en de anderen stemden mede in. Maar al spoedig kwam de bittere ontgoocheling: het was een wolkenbank geweest (26 September). 3 October scheen de kritieke dag te zullen worden. Men had berekend, dat men thans 578 mijlen van Ferro verwij- derd was, en nog maar een paar dagen... dan zou het contract met de manschap- pen zijn afgeloopen. Weer vertoonden zich pelikanen en andere vogels, zelfs sprak men van meeuwen, maar een paar dagen later was dat alles weer weg. Juist in die dagen dreigde er oproer: de mannen wilden naar huis terug, maar Columbus wist nog eens hen te bedaren. 6 October kwam Pinzon met een drin- gend verzoek: of men niet wat meer in Zuid-Westelijke richting wilde stevenen. Had Columbus aan deze vraag geen ge- hoor verleend, dan zou hij werkelijk op het vasteland van Noord-Amerika, onge- door F. J. A. L. CORDENS. (Nadruk verboden.) weerde geen kans te zien om dien naam zon- der ongelukken uit te spreken, vroeg of hij het goed vond, dat wij hem kortheidshalve Djeeling noemden, een voorstel, waar hij, naar het mij voorkwam, niet dan schoorvoetend mee accoord ging. HOOFDSTUK X. 24) (Vervolg.) „Die onderstelling ltjkt me nog niet zoo kwaad", gaf ik hem toe. ,,Het zal dus zaak ■jjn am te onderzoeken of er in den rotswand hlertegenover ergens een opening te vinden is. Die zullen we voomamelrjk moeten zoeken ter plaatse waar het ravijn het smalst is. Ate dunkt, die opening moet wel zichtbaar rfym, als ze zoo groat is, dat zelfs een paard er door kan". We namen den terugweg aan en letten zeer nauwkeurig op iedere oneffenheid in de rots. Hier en daar, waar een dim laagje humus zich op de steen had vastgezet, groeiden struiken en wilde planten, en juist die plaatsen inspec- teerden wij met de meeste zorg; maar hoe wij ook keken, wij vonden niets. Teleurgesteld kiwamen wij weer aan ons punt van uitgang terug en wandelden in gedrukte stemming naar huis. „Willen wij onzen buurman eens een bezoek gaan brengen", stelde Alfred voor, „dat geeft wat afleiding; anders blrjven wij maar zitten piekeren over dingen, waar wy toch niet achter kunnen komen". Dat was een verstandig voorstel. Onze bediende verzekerde ons, dat wij Bengor wel thuis zouden treffen, en hij was gaame bereid ons te vergezellen en als tolk te dienen, want aonder zijn hulp zou ons onderhoud met den Hindoe, die zoo weinig Engelsch kende, spoe dig zijn afgeloopen. Onze bediende leek een heel vlugge, be- flchaafde jongen, Aminhbinda Dar Djeeling keette hij tot onzen schrik, en Alfred, die be- Bengor thuls. Toen wij de waranda van het huis van Bengor betraden, kwam een aardige bruine jongen van een jaar of veertien naar buiten schieten, die ons met een vriendelijk gezicht welkom heette en in een schaduwryk hoekje stoelen aanbood. Daarop holde hij weg. „Dat is de jongste zoon", zei Djeeling. Wij zetten ons neer in de gemakkelijke rieten stoelen en monsterden de voorgalery, die netjes in de verf was gezet en waarvan de vloer met een keurigen rieten looper was be dekt. Een oogenblik later kwam de jongen terug met zyn vader aan de hand. Bengor scheen buitengewoon verheugd, dat wij hem de eer deden van een bezoek en ver- welkomde ons met stralend gezicht en met een vloed van woorden, waaronder helaas geen enkel woord Engelsch. Maar toch begrepen we hem en reikten hem de hand, die hy har- teljjk schudde en eerbiedig aan zijn voorhoofd bracht. En een oogenblik later hadden wij hem heelemaal ingepalmd, doordat Alfred zoonlief bij zich wenkte en hem de hand druk- te, welk voorbeeld door my werd gevolgd; en daarbij keek de jongen ons zoo flink en zon- der de minste verlegenheid in de oogen en bracht onze hand aan zyn voorhoofd met een zoo natuurlijke bevalligheid, dat wy beiden hem glimlachend toeknikten, tot groot plezier van Bengor, die niet weinig trotsch scheen te zijn op zijn jongste. De man liep naar het einde van de galery en klapte in de handen. Daarop kwam een bediende, die nog een rieten stoel bracht voor Bengor en twee hooge kussens, een voor den zoon des huizes en een voor Djeeling. Daar zaten wij nu als gasten en goede vrienden bij den man, die eenige dagen ge- veer op Florida, zijn aangekomen. Nu is dan op 11 October de ,,Ninja" de eerste geweest, die de nieuwe wereld signaleerde. Een tak met wilde rozen was het eerste teeken, dat men werkelijk land naderde. Toen het nacht werd, stond Columbus zelf op het achterdek bij het stuur. De zee was weer rustig, de golven waren als ademloos. Een wolkensluier bedekte den hemel, er was geen enkele ster te zien, ook niet de maan, die in het laatste kwartier stond. Daar, opeens, zag men licht. En dus moest daar ook land zijn. Op 12 October lagen zij in stralend morgenlicht voor een lachende kust, op een Vrijdag Columbus was de eerste die voet aan wal zette; hij wierp zich ter aarde, kuste den bodem, en dankte God. Ook de kapi- teins, soldaten en matrozen bogen de knieen en bleven alien een oogenblik in stil gebed, dat slechts af en toe door- wapengekletter werd gestoord. Kort daarop liet Columbus in overeenstemming met zijn contract met de kroon van Spanje, hen de eed van trouw aan zich afleggen, want vanaf dit oogenblik was hij Groot-admiraal van den Atlantischen Oceaan, vice-koning en levenslang stad- ..Don", een titel, die toentertijd slechts verleend werd aan mannen, die zich ten aanzien van den Staat bizonder verdiens- telijk hadden gemaakt, waardoor hij met de hoogste Spaansche adel werd gelijk gesteld. De plechtigheid werd besloten met het zingen van het „Salve regina". Bij de nadering van de booten waren de" inboorlingen het naastbijzijnde bosch in gevlucht en nu stonden zij achter boomen en struiken verstopt en keken met verbaasde oogen naar de bokkespron- gen van deze groote, tweebeenige dieren. die uit den buik van die alle begrip te bovengaande schepen waren gekropen. Die moesten wel regelrecht uit den hemel zijn gekomen Zoo was men op San Salvador ge- arriveerd. „Zoover ik zie, zullen deze menschen hier gemakkelijker door goedheid dan door dwang te bekeeren zijn", schreef Columbus in zijn dagboek op 12 October 1492. Sommigen van hen maakte hij ge lukkig door hun roode mutsen cadeau te doen en glazen kralen, mitsgaders andere leden getracht had met zijn groat mes my den hals af te snijden en die het ook zeker zonder de minste wroeging zou hebben gedaan, als er niet een kleinigheid tusschen beide ge komen was. Als i em and ons dit eenige weken geleden voorspeld had, zouden wij hem voor gek verklaard hebben. En toch, hoe geleide- l'ijk was alles in zyn werk gegaan! Was dat nu de man met het wreede, bloed- dorstige gelaat, dat my een rilling op het lyjf had gejaagd? Neen, wreed of bloeddorstig sag hij er heelemaal niet uit; hij had nog zijn zelfden leelijken, breeden neus, aan den top een weinig afgeplat, maar zijn oogen keken goedig en tevreden, zelfs een -bee-tje glunder. Zyn breede borst en gespierde armen verrie- den een buitengewone lichaamskracht, maar hy was in zyn hart een man des vredes en ge- leek, zooals hij daar zat, op een welgestelden landman, wat hij dan ook werkelijk was. Misschien raadde Bengor mijn gedachten en ik verwachtte half en half, dat hij het gesprek zou brengen op den treinaanval en ons een compliment zou maken over onze vergevings- gezindheid ten opzichte van hem. Maar niets van dat alles. Hy vroeg of wij tevreden waren over ons verblyf in Ghinda- war en betreurde het, dat hij ons geen betere woning had kunnen aanbieden. Naderhand bewonderden wij de fijngevoelig- heid van dezen eenvoudigen Hindoe. Hoe had hy tegenover Alfred over den strijd aan de spoorlijn kunnen spreken zonder tevfens de herinnering wakker te roepen aan den moord op zyn vrienden en landslieden Maar wat Bengor niet deed, daar zorgde Alfred zelf voor. Nadat er honing en vruchten op tafel waren gezet en het gesprek nog over eenige onbeduidende zaken had geloopen, zei Kee ning: „Na al wat er gebeurd is, Bengor, mogen wij u danken voor de uitstekende wijze, waarop gij voor ons zorgt." De Hindoe raakte eenigszins in verlegenheid. „Dat vereischt geen dank," antwoordde hij, ,,gij zij-t de gasten van de begum en ons volk, en het doet mij genoegen, dat gij mij de eer aandoet van uw bezoek." Nogmaals had ik red-en om mij te verbazen over den fijnen tact van dezen man uit het 1 volk. Hoe uitstekend wist hij- alles te ver- vrijwel waardelooze zaken. Katoen, pape- gaaien en speren, gaven zij daarvoor in ruil. Zij liepen spiernaakt rond; jonge menschen zag hij haast niet. Heel zorg vuldig waakte Columbus er voor, dat dezen menschen geenerlei overlast werd aangedaan, en dat hun ook niets werd afgenomen. In deze zelfde maand werd ook Cuba ,,ontdekt" en... de tabak. Zij troffen namelijk inboorlingen aan, die ,,een half verbrand stuk hout" in de hand droegen, en dat bleken saamgerolde krui- den te zijn, die door mannen en vrouwen werden gerookt. Als men aan de men schen vroeg, of zij zichzelf niet benadeel- den door dit misbruik, luidde het ant- woord strijk-en-zet, dat zij het niet meer konden laten LEEUWARDEN 1UUW MNL TWEEDE KAMER. Vergadering van Woensdag. Voort-gezet worden de algemeene beschou- wingen over de rijksbegrooting. De heer Wijnkoop (c.p.) betoogt, dat de Kamer te weinig ruggegraat heeft getoond in de gedreigd hebbende kabinets-crisis. De Kroon hfceit zich uit eigen beweging tot den heer Oolyn gewend De voorzitter verzoekt de persoon van de Koningin buiten het debet te laten. De heer Wijnkoop gaat door met over de Kroon in dit verband te spreken. De voorzitter blijft hameren en ontneemt ten slotte den heer Wijnkoop het woord. Er volgen replieken. De heer Marchant (v.d.) verklaart, dat door de aangebrachte wijziging de bezwaren zijner fractie tegen het opcentenontwerp niet zijn weggenomen. De mededeelingen betreffende de gebeurtenissen op 20 September j.l. hebben spreiker niet bevredigd. Spr. ontvouwt ver- schi-llende moeilijkheden in de cumulatie- kwestie, welke trouwens niet van zoo groote invloed. is op de finanoien van den staat. De financieele toestand vereischt een stevige re geering steunend op de parlementaire verhou- dinjjen.^ toogt, dat de Wra)aasii.g^S£y£e®^A tueelen hier en in het buitenland alle hetzelf- de negatieve resultaat hebben. Spr. handhaaft zijn bezwaren inzake cumulatie. De heer Albarda (s.d.) ziet de plannen tot verdere inpoldering van de Zuiderzee met be- langstellin-g tegemoet en blijft aandringen op uitvoering van andere groote werken. Spr. blijft de houding van politie-organen jegens fascisten afkeuren, alsmede het standpunt van de regeering jegens de betooging op 8 November. ALGEMEENE BESOHOUWINGEN OVER DE RIJKSBEGROOTING. Rede van Minister Ruys de Beerenbrouck. Bij de voortzetting van de Algemeene Be- schouwingen over de Rijksbegrooting voor 1933 was het Dinsdag het woord aan den Minister van Binnenlandsohe Zaken, Jhr. Mr. Oh. J. M. Ruys de Beerenbrouck. Deze behandelde eerst enkele afzonderlijke punten. Zoo zeide hij toe voorbereidende maatregelen te 2aillen treffen voor 'n nieuwe departementale indeeling. Wat de woningvoorziening en woningbouw betreft achtte hy een gedwongen huurver- laging niet noodig; een huurcommissiewet is thans niet meer noodig en bovendien waren mij-den wat het gesprek zou kunnen brengen op gevaarlijk terrein. „Vertel me eens," vroeg ik op mijn beurt, ..herkende je aanstonds het teeken dat ik droeg?" ,,Zeer zeker, en ik stond verbaasd, dat het in uw bezit was. Dat was ook de reden, waar om het voor ons noodzakelyk was u naar de begum te brengen. Akbar wilde u eerst naar den nabab van Patloora voeren, maar wy waren daar tegen. De begum is goed, zeer goed, en ik heb reeds gehoord, dat gij een uit- stekenden indruk op haar hebt gemaakt. Zy zal u ook niet langer hier houden, dan noodig is, maar daar moet de raad over beslissen. In ieder geval zult gij hier beter zyn dan bij den nabab." ,,Dus zoolang de raad geen uitspraak heeft gedaan," merkte ik op, „zyn wij: toch niet vol- komen vry." Zeker wel, gy zyt vrij," herhaalde Bengor, „gij zijt de geeerde gasten van ons volk. Maar het is mogelijk dat uw vertrek niet aanstonds kan plaats hebben." ,,En waarom niet?" „De begum zelf heeft u de red en en mee gedeeld", antwoordde hij diplomatiek. Door dit antwoord liet ik me echter niet om den tuin leiden. Hier had ik een kleine kans om iets te weten te komen omtrent de geheime bedoelingen van de begum en haar raadsleden, en ik besloot me die kans niet te laten ontgaan. Goede vriend," zei ik, en ik bemerkte, dat dit woord hem aangenaam was, „ik eerbiedig de beweegredenen van uwe vorstin. Maar wij zijn geen kinderen. We begrypen zeer goed, dat er redenen kunnen bestaan, die zich ver- zetten tegen ons onmiddellyk vertrek, maar we begrijpen ook, dat ons alle redenen niet zyn meegedeeld, dat er nog iets anders is, iets geheimzinnigs, iets dat wij niet begrypen." Bengor dacht een oogenblik na. ,,Het is mo gelijk dat gij gelijk hebt," zei hij, ,,en er is niets op tegen, dat ik u iets meedeel, wat iedereen hier in Chindawar weet, en dat voor u, als vreemdelingen, misschien wel van be- lang is. Jaren geleden, hebben vreemdelingen ons een kostbaren schat ontroofd, en het is voor- daaraan vroeger ook schaduwzijden verbon- den. De lage marteriaalprijzen zullen tot woningbouw prikkelen in plaatsen waar de huren over 't algemeen hoog zijn. Loontoeslagen in land- en tuinbouw hebben wel iets aantrekkelyks, doch de bezwaren zijn veel grooter dan de oogenschijnlijke voor- deelen. Werkgevers die met opofferingen thans hun personeel in dienst houden, zullen dit niet meer doen als zij zien, dat andere werkgevers loontoeslagen krijgen. Als men dit aan land- en tuinbouw toestaat mag de Regeering die loontoeslagen aan de industrie niet onthouden. Gemeentelijk finandeel beheen. Wat de gemeente-tfinancien betreft is het oordeel der commissie-Welter, merkte de Minister op, dat deze commissie slechts alge meene richtlijnen en denkbeelden heeft aan- gegeven, de uitwerking overlatend aan meer deskundigen. Ten aanzien van de afkeuring van gemeentelijk financieel beheer, heeft de commissie wel wat gegeneraliseerd. Een be- slissing ten aanzien van het gemeentelijk be heer heeft de Regeering nog niet genomen. De Minister erkende, dat voor Eindhoven thans moeilijkheden bestaan wegens zijn by- zondere uitgaven voor politie, onderwijs en armenzorg. Rijksijdragen Gemecntelijke werk- loozen steunregeling. De Regeering overweegt echter een andere regeling van de Rijksbijdragen voor werk- loozensteun aan de Gemeenten. De commissie- De Vries heeft haar rapport ingediend dat thans bij de Regeering in overweging is. Binnenschippers. De Regeering zal, wat betreft den steun aan de binnenschippers, binnenkort aan de (Ingez. Med.j, speld, dat vreemdelingen ons dien zullen terugbrengen. Zelden komen er vreemden hier hoe zou dat ook? en nu zijn er on- der ons volk, die venwachten, dat aan u de voorspelling vervuld zal worden." ,,Maar wij bezitten geen schatten," viel Al fred hem in de reden. „Laat de begum onze bagage onderzoeken, dan kan zij zich over- tuigen, dat wij niets bij ons hebben." „Ik geiloof u„ als gij dat zegt," antwoordde Bengor, ,,maar de Raad moet beslissen, en misschien wdl hy uw vertrek uitstdlen tot de tijden in vervulling zijn gegaan." Dat was ons te raadselachtig. „Wie zyn er in dien Raad?" „Op de eerste plaats de opperpriester van den tempel." „0" zeiden wy beiden uit een mond. Maar we durfden geen van beiden een ongunstige opmerking maken aan het adres van dien hoogwaardigheidsbekleeder, en het gesprek stokte een oogenblik. Inmiddels begon het warmer te worden on- der de waranda en de zon veroverde voet voor voet de nog beschaduwde plek. De warmte zal ons spoedig bereiken," zei onze gastheer. ,,Zou ik de eer mogen hebben u in myn eenvoudige woning te verzoeken?" ,,Dat zal ons een waar genoegen zyn," ant woordde Alfred, „en ons tevens de gelegenheid bieden om de moeder van uw kinderen bulde te brengen voor den heerlyken maaltyd, dien zjj voor ons heeft klaar gemaakt." De moeder van uw kinderen dat was weer een zet van Alfred. Evenals ik wist hy ibedroefd weinig van de omgangsvormen der Hindoes, maar bij had wel eens gehoord, dat de Hindoes een buitengewonen eerbied koes- teren voor hun moeder. De moeder van den Hindoe is de eerste persoon in huis, en de echtgenoote komt pas op de tweede plaats. De spreekwijize van een Hindoe: Mag ik u de moeder van mijn kinderen voorstellen? een uitdrukking, waarbij op de eerste plaats hulde aan het moederschap wordt gebracht, had hij wel eens gehoord en hij bracht ze nu in toe- passing. (Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1932 | | pagina 1