ALGEMEEN NIEUWS- F.N ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
DeSlapende Boeddha
Eerste Blad.
A8SELBERGS
Columbus.
Heeren-Costuums fl. 3,50
Ho. 8916
VRIJDAG 18 NOVEMBER 1932
72e Jaargang.
FEUILLETON
^n^^ok'MfeeXfva^fdTt feg^fek
ii.
Er was een bevel des Konings ver-
schenen, dat de stad Palos als straf voor
betoonde ongehoorzaamheid en gepleegd
verzet, te zorgen had voor de levering en
uitrusting van twee bewapende schepen.
Voor levensmiddelen en wapens zou dan
Sevilla zorgen, en de schepen zouden
kant en klaar voor den koninklijken kapi-
teln Christobal Colon ter beschikking
moeten worden gesteld. Schepen en man-
schappen zouden onvoorwaardelijk diens
commando hebben te volgen, waar hij ze
ook heen voerde, met uitzondering van de
Portugeesche kolonies aan Afrika's kust,
die zorgvuldig te vermijden waren. Deze
bekendmaking werd den 23sten Mei aan-
aeplakt, haast op de wijze van Luthers
95 stellingen te Wittenberg, en enkelen,
die de kunst van lezen verstonden, traden
dichterbij. Zeer kort daarop was deze
tijding ook reeds als een loopend vuurtje
de ,,wereld" door.
BINNENLAND
DRAISItlAvAN-VALKEriBUR
EXTRA VERLAAGDE
STOOMPRIJZEN
Wintermantels fl. 3,-
Winterjassen fl. 3,-
Wollen Japonnen fl. 2,SO
(Pels wordt extra berekend)
BERGEN OP ZOOM
Depot TER NEUZEN
Fa WARRENS Co.,
NOORDSTRAAT 67
NEUZENSCHE CODRANT
ABONNEMENTSPRIJS: Binnen Ter Neuzeo 1.40 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen
fr per post 1,80 per 3 maanden By voor uitbetaling fr. per post 6,60 per jaar
Voor Belgie en Amerika 2,25, overige landen 2,60 per 3 maanden fr. per post
Abonnementen voor het buitenland alleen bij vooruitbetaling.
ITttgeefster: Flrma P. J. VAN DE SANDE.
GIRO 38150 TELEFOON No. 25.
ADVERTENTIeNVan 1 tot 4 regels /0,80 Voor elken regel meer /0,2a
Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend
Handelsadvertentien btj regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag
verkrijgbaar is. Inzending van advertentien liefst £6° dag voor de nltgave.
DIT BEAD VERSCIIIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVONT).
De nieuwe wereld bereikt.
Verzet en vefbaz'ing hleven niet uit.
Ervaren zeelui vreesden het allerergste:
dat zij mee zouden moeten, en de bezitters
van schepen zetten nog grootere oogen
op. Niemand was om maar kort te
gaan bereid, en dit werd de Regeering
bericht. Zou die het plan nu maar laten
rusten? 20 Juni kwam er een tweede en
nog nadrukkelijker bevel: de meest ge-
schikte schepen zouden eenvoudig in be-
slaa genomen moeten worden, waar zij
zien ook bevonden. Eindelijk was de
eigenaar van de ,,Pinta", een schip van
150 ton, bereid zijn schip af te staan,
vooral omdat de drie gebroeders Pinzon
verklaarden, dat zij alle drie de tocht wil-
den meemaken. Dan lag verder in de
haven de Santa Maria", een schip dat
zoo-pas uit Vlaanderen was gekomen, en
al beviel dit tweede vaartuig Columbus
maar matig, vooral omdat het een grooter
diepgang had, zoo mocht hij niet al te
kieskeurig zijn. Dit tweede schip werd dus
z^n vlaggeschip. Nog werd een derde
schip gezocht en dat was de „Ninja",
cl.w.z. de ,,kleine", een scheepje van
slechts 100 ton.
Zoo beschikte Columbus dan over drie
schepen, die voldoende zeewaardig
schenen, en een bemanning van 120 per-
sonen was eindelijk ook bijeen. Deze heele
equipage was 3 Augustus 1492 aan boord,
toen het nog donker was. Tegelijk begon
au Columbus' dagboek, dat hij schijnt
gehouden te hebben in navolging van
Caesar's annalen. Jammer genoeg is dit
dagboek zelf niet bewaard gebleven,
*aar gelukkig hebben wij er nog tamelijk
omvangrijke uittreksels van, die de bis-
schop Lascasas, de verdienstelijke woord
voerder en beschermer der Indianen, in zijn
»s in 1877 gedrukte ..Geschiedenis van
lie", daaruit heeft meegedeeld. De
eerste bladzijde willen wij hier vertaald
(en eenigszins verkort) weergeven en,
reeds de aanhef was zoo merkwaardig en
teekenend:
,,In den naam van onzen Heere Jezus
Christus.
Allerhoogste, allerchristelijkste, aller-
doorluahtigste en grootmachtigste vorsten,
Koning en Koningin van Spanje en van de
eilanden der zee; mijn Heer en Vorstin
Uwe Majesteiten hebben dit jaar den
oorlog tegen de Mooren, die in Europa j
heerschten, gelukkig beeindigd, en in de
f roote stad Granada zag ik dit jaar op 2
anuari op de torens van uwe vesting
Alhambra als teeken van uw overwinning
de banier van uwe Majesteiten planten,
en den overwonnen Koning wegtrekken.
In diezelfde maand nog besloot Gij in
Uwe hoedanigheid van Katholieke Chris-
tenen, vrome vorsten en verbreiders van
het heilige geloof, en als vijanden van
Mahomeds secte en van alle afgoderij,
om mij, Christobal Colon, naar de landen
van Indie en den Grooten Khan te zen-
den een naam, die in onze taal zoo-
veel beteekent als Koning der Konin-
gen", opdat ik die landen, volken en
vorsten zou leeren kennen en om dan
vast te stellen, hoe men zou hebben te
handelen om hen tot ons heilig geloof te
bekeeren" enz. enz.
Men zal misschien geneigd zijn te vra-
gen, waarom Columbus vanaf Palos eerst
de kust van Afrika langs voer naar de
Canarisohe eilanden, in plaats van on-
middellijk naar het Westen koers te zet
ten Als voorzichtig kapitein wou hij
eerst de reisvaardigheid van zijn drie
schepen beproeven en de bijeengeraapte
bemanning wat meer aan elkaar doen
wennen. Al spoedig begonnen de onge-
lukjes hoe was Columbus er dan ook
bijgekomen om juist op een Vrijdag uit te
varen maar hoe graag Columbus
ook de ,,Pinta" zou hebben vervangen, dit
lukte niet, en zoo moest de tocht aan wel
woraen gewaaga~met matenaai, uai met
erg zeewaardig bleek. Nu kwam ook nog
Portugeesche tegenwerking: een eskader
van die natie bleek in de omgeving toe-
zicht te houden, en het kostte heel wat
moeite om hieraan te ontkomen.
Wij zullen hier niet oververtellen, hoe
dikwijls de bemanning en ook de aan-
voerders en bevelvoerders meenden, dat
zij de overzijde hadden bereikt. Vooral
als er dan pelikanen over de schepen
vlogen, of zeezwaluwen. meende men, dat
land nu niet ver meer kon zijn. Er wer-
den telkens valsche geruchten verspreid.
Eens op 'n morgen werd er plotseling op
de „Pinta" een moorddadig geschreeuw
aangeheven. Daar stond de commandant
met' zijn handen te telegrafeeren, dat hij
land had gezien, en dat het doel dus be
reikt was.' Zelfs Columbus knielde neer
om allereerst God te danken. Een plech-
tig ,,Te Deum laudamus" werd op het
eene schip aangeheven, en de anderen
stemden mede in. Maar al spoedig kwam
de bittere ontgoocheling: het was een
wolkenbank geweest (26 September).
3 October scheen de kritieke dag te
zullen worden. Men had berekend, dat
men thans 578 mijlen van Ferro verwij-
derd was, en nog maar een paar dagen...
dan zou het contract met de manschap-
pen zijn afgeloopen. Weer vertoonden
zich pelikanen en andere vogels, zelfs
sprak men van meeuwen, maar een paar
dagen later was dat alles weer weg.
Juist in die dagen dreigde er oproer: de
mannen wilden naar huis terug, maar
Columbus wist nog eens hen te bedaren.
6 October kwam Pinzon met een drin-
gend verzoek: of men niet wat meer in
Zuid-Westelijke richting wilde stevenen.
Had Columbus aan deze vraag geen ge-
hoor verleend, dan zou hij werkelijk op
het vasteland van Noord-Amerika, onge-
door
F. J. A. L. CORDENS.
(Nadruk verboden.)
weerde geen kans te zien om dien naam zon-
der ongelukken uit te spreken, vroeg of hij het
goed vond, dat wij hem kortheidshalve
Djeeling noemden, een voorstel, waar hij, naar
het mij voorkwam, niet dan schoorvoetend
mee accoord ging.
HOOFDSTUK X.
24)
(Vervolg.)
„Die onderstelling ltjkt me nog niet zoo
kwaad", gaf ik hem toe. ,,Het zal dus zaak
■jjn am te onderzoeken of er in den rotswand
hlertegenover ergens een opening te vinden is.
Die zullen we voomamelrjk moeten zoeken
ter plaatse waar het ravijn het smalst is.
Ate dunkt, die opening moet wel zichtbaar
rfym, als ze zoo groat is, dat zelfs een paard
er door kan".
We namen den terugweg aan en letten zeer
nauwkeurig op iedere oneffenheid in de rots.
Hier en daar, waar een dim laagje humus zich
op de steen had vastgezet, groeiden struiken
en wilde planten, en juist die plaatsen inspec-
teerden wij met de meeste zorg; maar hoe wij
ook keken, wij vonden niets. Teleurgesteld
kiwamen wij weer aan ons punt van uitgang
terug en wandelden in gedrukte stemming
naar huis.
„Willen wij onzen buurman eens een bezoek
gaan brengen", stelde Alfred voor, „dat geeft
wat afleiding; anders blrjven wij maar zitten
piekeren over dingen, waar wy toch niet
achter kunnen komen".
Dat was een verstandig voorstel. Onze
bediende verzekerde ons, dat wij Bengor wel
thuis zouden treffen, en hij was gaame bereid
ons te vergezellen en als tolk te dienen, want
aonder zijn hulp zou ons onderhoud met den
Hindoe, die zoo weinig Engelsch kende, spoe
dig zijn afgeloopen.
Onze bediende leek een heel vlugge, be-
flchaafde jongen, Aminhbinda Dar Djeeling
keette hij tot onzen schrik, en Alfred, die be-
Bengor thuls.
Toen wij de waranda van het huis van
Bengor betraden, kwam een aardige bruine
jongen van een jaar of veertien naar buiten
schieten, die ons met een vriendelijk gezicht
welkom heette en in een schaduwryk hoekje
stoelen aanbood. Daarop holde hij weg.
„Dat is de jongste zoon", zei Djeeling. Wij
zetten ons neer in de gemakkelijke rieten
stoelen en monsterden de voorgalery, die
netjes in de verf was gezet en waarvan de
vloer met een keurigen rieten looper was be
dekt.
Een oogenblik later kwam de jongen terug
met zyn vader aan de hand.
Bengor scheen buitengewoon verheugd, dat
wij hem de eer deden van een bezoek en ver-
welkomde ons met stralend gezicht en met
een vloed van woorden, waaronder helaas geen
enkel woord Engelsch. Maar toch begrepen
we hem en reikten hem de hand, die hy har-
teljjk schudde en eerbiedig aan zijn voorhoofd
bracht. En een oogenblik later hadden wij
hem heelemaal ingepalmd, doordat Alfred
zoonlief bij zich wenkte en hem de hand druk-
te, welk voorbeeld door my werd gevolgd; en
daarbij keek de jongen ons zoo flink en zon-
der de minste verlegenheid in de oogen en
bracht onze hand aan zyn voorhoofd met een
zoo natuurlijke bevalligheid, dat wy beiden
hem glimlachend toeknikten, tot groot plezier
van Bengor, die niet weinig trotsch scheen te
zijn op zijn jongste.
De man liep naar het einde van de galery
en klapte in de handen. Daarop kwam een
bediende, die nog een rieten stoel bracht voor
Bengor en twee hooge kussens, een voor den
zoon des huizes en een voor Djeeling.
Daar zaten wij nu als gasten en goede
vrienden bij den man, die eenige dagen ge-
veer op Florida, zijn aangekomen.
Nu is dan op 11 October de ,,Ninja"
de eerste geweest, die de nieuwe wereld
signaleerde. Een tak met wilde rozen was
het eerste teeken, dat men werkelijk land
naderde. Toen het nacht werd, stond
Columbus zelf op het achterdek bij het
stuur. De zee was weer rustig, de golven
waren als ademloos. Een wolkensluier
bedekte den hemel, er was geen enkele
ster te zien, ook niet de maan, die in het
laatste kwartier stond. Daar, opeens, zag
men licht. En dus moest daar ook land
zijn. Op 12 October lagen zij in stralend
morgenlicht voor een lachende kust, op
een Vrijdag
Columbus was de eerste die voet aan
wal zette; hij wierp zich ter aarde, kuste
den bodem, en dankte God. Ook de kapi-
teins, soldaten en matrozen bogen de
knieen en bleven alien een oogenblik in
stil gebed, dat slechts af en toe door-
wapengekletter werd gestoord. Kort
daarop liet Columbus in overeenstemming
met zijn contract met de kroon van
Spanje, hen de eed van trouw aan zich
afleggen, want vanaf dit oogenblik was hij
Groot-admiraal van den Atlantischen
Oceaan, vice-koning en levenslang stad-
..Don", een titel, die toentertijd slechts
verleend werd aan mannen, die zich ten
aanzien van den Staat bizonder verdiens-
telijk hadden gemaakt, waardoor hij met
de hoogste Spaansche adel werd gelijk
gesteld. De plechtigheid werd besloten
met het zingen van het „Salve regina".
Bij de nadering van de booten waren
de" inboorlingen het naastbijzijnde bosch
in gevlucht en nu stonden zij achter
boomen en struiken verstopt en keken
met verbaasde oogen naar de bokkespron-
gen van deze groote, tweebeenige dieren.
die uit den buik van die alle begrip te
bovengaande schepen waren gekropen.
Die moesten wel regelrecht uit den hemel
zijn gekomen
Zoo was men op San Salvador ge-
arriveerd.
„Zoover ik zie, zullen deze menschen
hier gemakkelijker door goedheid dan
door dwang te bekeeren zijn", schreef
Columbus in zijn dagboek op 12 October
1492. Sommigen van hen maakte hij ge
lukkig door hun roode mutsen cadeau te
doen en glazen kralen, mitsgaders andere
leden getracht had met zijn groat mes my den
hals af te snijden en die het ook zeker zonder
de minste wroeging zou hebben gedaan, als
er niet een kleinigheid tusschen beide ge
komen was. Als i em and ons dit eenige weken
geleden voorspeld had, zouden wij hem voor
gek verklaard hebben. En toch, hoe geleide-
l'ijk was alles in zyn werk gegaan!
Was dat nu de man met het wreede, bloed-
dorstige gelaat, dat my een rilling op het lyjf
had gejaagd? Neen, wreed of bloeddorstig
sag hij er heelemaal niet uit; hij had nog zijn
zelfden leelijken, breeden neus, aan den top
een weinig afgeplat, maar zijn oogen keken
goedig en tevreden, zelfs een -bee-tje glunder.
Zyn breede borst en gespierde armen verrie-
den een buitengewone lichaamskracht, maar
hy was in zyn hart een man des vredes en ge-
leek, zooals hij daar zat, op een welgestelden
landman, wat hij dan ook werkelijk was.
Misschien raadde Bengor mijn gedachten en
ik verwachtte half en half, dat hij het gesprek
zou brengen op den treinaanval en ons een
compliment zou maken over onze vergevings-
gezindheid ten opzichte van hem.
Maar niets van dat alles. Hy vroeg of wij
tevreden waren over ons verblyf in Ghinda-
war en betreurde het, dat hij ons geen betere
woning had kunnen aanbieden.
Naderhand bewonderden wij de fijngevoelig-
heid van dezen eenvoudigen Hindoe. Hoe had
hy tegenover Alfred over den strijd aan de
spoorlijn kunnen spreken zonder tevfens de
herinnering wakker te roepen aan den moord
op zyn vrienden en landslieden Maar wat
Bengor niet deed, daar zorgde Alfred zelf
voor. Nadat er honing en vruchten op tafel
waren gezet en het gesprek nog over eenige
onbeduidende zaken had geloopen, zei Kee
ning: „Na al wat er gebeurd is, Bengor,
mogen wij u danken voor de uitstekende wijze,
waarop gij voor ons zorgt."
De Hindoe raakte eenigszins in verlegenheid.
„Dat vereischt geen dank," antwoordde hij,
,,gij zij-t de gasten van de begum en ons volk,
en het doet mij genoegen, dat gij mij de eer
aandoet van uw bezoek."
Nogmaals had ik red-en om mij te verbazen
over den fijnen tact van dezen man uit het
1 volk. Hoe uitstekend wist hij- alles te ver-
vrijwel waardelooze zaken. Katoen, pape-
gaaien en speren, gaven zij daarvoor in
ruil. Zij liepen spiernaakt rond; jonge
menschen zag hij haast niet. Heel zorg
vuldig waakte Columbus er voor, dat
dezen menschen geenerlei overlast werd
aangedaan, en dat hun ook niets werd
afgenomen. In deze zelfde maand werd
ook Cuba ,,ontdekt" en... de tabak. Zij
troffen namelijk inboorlingen aan, die
,,een half verbrand stuk hout" in de hand
droegen, en dat bleken saamgerolde krui-
den te zijn, die door mannen en vrouwen
werden gerookt. Als men aan de men
schen vroeg, of zij zichzelf niet benadeel-
den door dit misbruik, luidde het ant-
woord strijk-en-zet, dat zij het niet meer
konden laten
LEEUWARDEN
1UUW MNL
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Woensdag.
Voort-gezet worden de algemeene beschou-
wingen over de rijksbegrooting.
De heer Wijnkoop (c.p.) betoogt, dat de
Kamer te weinig ruggegraat heeft getoond in
de gedreigd hebbende kabinets-crisis. De Kroon
hfceit zich uit eigen beweging tot den heer
Oolyn gewend
De voorzitter verzoekt de persoon van de
Koningin buiten het debet te laten.
De heer Wijnkoop gaat door met over de
Kroon in dit verband te spreken.
De voorzitter blijft hameren en ontneemt
ten slotte den heer Wijnkoop het woord.
Er volgen replieken.
De heer Marchant (v.d.) verklaart, dat door
de aangebrachte wijziging de bezwaren zijner
fractie tegen het opcentenontwerp niet zijn
weggenomen. De mededeelingen betreffende
de gebeurtenissen op 20 September j.l. hebben
spreiker niet bevredigd. Spr. ontvouwt ver-
schi-llende moeilijkheden in de cumulatie-
kwestie, welke trouwens niet van zoo groote
invloed. is op de finanoien van den staat. De
financieele toestand vereischt een stevige re
geering steunend op de parlementaire verhou-
dinjjen.^
toogt, dat de Wra)aasii.g^S£y£e®^A
tueelen hier en in het buitenland alle hetzelf-
de negatieve resultaat hebben. Spr. handhaaft
zijn bezwaren inzake cumulatie.
De heer Albarda (s.d.) ziet de plannen tot
verdere inpoldering van de Zuiderzee met be-
langstellin-g tegemoet en blijft aandringen op
uitvoering van andere groote werken. Spr.
blijft de houding van politie-organen jegens
fascisten afkeuren, alsmede het standpunt
van de regeering jegens de betooging op 8
November.
ALGEMEENE BESOHOUWINGEN OVER
DE RIJKSBEGROOTING.
Rede van Minister Ruys de Beerenbrouck.
Bij de voortzetting van de Algemeene Be-
schouwingen over de Rijksbegrooting voor
1933 was het Dinsdag het woord aan den
Minister van Binnenlandsohe Zaken, Jhr. Mr.
Oh. J. M. Ruys de Beerenbrouck.
Deze behandelde eerst enkele afzonderlijke
punten. Zoo zeide hij toe voorbereidende
maatregelen te 2aillen treffen voor 'n nieuwe
departementale indeeling.
Wat de woningvoorziening en woningbouw
betreft achtte hy een gedwongen huurver-
laging niet noodig; een huurcommissiewet is
thans niet meer noodig en bovendien waren
mij-den wat het gesprek zou kunnen brengen
op gevaarlijk terrein.
„Vertel me eens," vroeg ik op mijn beurt,
..herkende je aanstonds het teeken dat ik
droeg?"
,,Zeer zeker, en ik stond verbaasd, dat het
in uw bezit was. Dat was ook de reden, waar
om het voor ons noodzakelyk was u naar de
begum te brengen. Akbar wilde u eerst naar
den nabab van Patloora voeren, maar wy
waren daar tegen. De begum is goed, zeer
goed, en ik heb reeds gehoord, dat gij een uit-
stekenden indruk op haar hebt gemaakt. Zy
zal u ook niet langer hier houden, dan noodig
is, maar daar moet de raad over beslissen. In
ieder geval zult gij hier beter zyn dan bij den
nabab."
,,Dus zoolang de raad geen uitspraak heeft
gedaan," merkte ik op, „zyn wij: toch niet vol-
komen vry."
Zeker wel, gy zyt vrij," herhaalde Bengor,
„gij zijt de geeerde gasten van ons volk. Maar
het is mogelijk dat uw vertrek niet aanstonds
kan plaats hebben."
,,En waarom niet?"
„De begum zelf heeft u de red en en mee
gedeeld", antwoordde hij diplomatiek.
Door dit antwoord liet ik me echter niet
om den tuin leiden. Hier had ik een kleine
kans om iets te weten te komen omtrent de
geheime bedoelingen van de begum en haar
raadsleden, en ik besloot me die kans niet te
laten ontgaan.
Goede vriend," zei ik, en ik bemerkte, dat
dit woord hem aangenaam was, „ik eerbiedig
de beweegredenen van uwe vorstin. Maar wij
zijn geen kinderen. We begrypen zeer goed,
dat er redenen kunnen bestaan, die zich ver-
zetten tegen ons onmiddellyk vertrek, maar
we begrijpen ook, dat ons alle redenen niet
zyn meegedeeld, dat er nog iets anders is, iets
geheimzinnigs, iets dat wij niet begrypen."
Bengor dacht een oogenblik na. ,,Het is mo
gelijk dat gij gelijk hebt," zei hij, ,,en er is
niets op tegen, dat ik u iets meedeel, wat
iedereen hier in Chindawar weet, en dat voor
u, als vreemdelingen, misschien wel van be-
lang is.
Jaren geleden, hebben vreemdelingen ons
een kostbaren schat ontroofd, en het is voor-
daaraan vroeger ook schaduwzijden verbon-
den. De lage marteriaalprijzen zullen tot
woningbouw prikkelen in plaatsen waar de
huren over 't algemeen hoog zijn.
Loontoeslagen in land- en tuinbouw hebben
wel iets aantrekkelyks, doch de bezwaren
zijn veel grooter dan de oogenschijnlijke voor-
deelen. Werkgevers die met opofferingen
thans hun personeel in dienst houden, zullen
dit niet meer doen als zij zien, dat andere
werkgevers loontoeslagen krijgen. Als men
dit aan land- en tuinbouw toestaat mag de
Regeering die loontoeslagen aan de industrie
niet onthouden.
Gemeentelijk finandeel beheen.
Wat de gemeente-tfinancien betreft is het
oordeel der commissie-Welter, merkte de
Minister op, dat deze commissie slechts alge
meene richtlijnen en denkbeelden heeft aan-
gegeven, de uitwerking overlatend aan meer
deskundigen. Ten aanzien van de afkeuring
van gemeentelijk financieel beheer, heeft de
commissie wel wat gegeneraliseerd. Een be-
slissing ten aanzien van het gemeentelijk be
heer heeft de Regeering nog niet genomen.
De Minister erkende, dat voor Eindhoven
thans moeilijkheden bestaan wegens zijn by-
zondere uitgaven voor politie, onderwijs en
armenzorg.
Rijksijdragen Gemecntelijke werk-
loozen steunregeling.
De Regeering overweegt echter een andere
regeling van de Rijksbijdragen voor werk-
loozensteun aan de Gemeenten. De commissie-
De Vries heeft haar rapport ingediend dat
thans bij de Regeering in overweging is.
Binnenschippers.
De Regeering zal, wat betreft den steun
aan de binnenschippers, binnenkort aan de
(Ingez. Med.j,
speld, dat vreemdelingen ons dien zullen
terugbrengen. Zelden komen er vreemden
hier hoe zou dat ook? en nu zijn er on-
der ons volk, die venwachten, dat aan u de
voorspelling vervuld zal worden."
,,Maar wij bezitten geen schatten," viel Al
fred hem in de reden. „Laat de begum onze
bagage onderzoeken, dan kan zij zich over-
tuigen, dat wij niets bij ons hebben."
„Ik geiloof u„ als gij dat zegt," antwoordde
Bengor, ,,maar de Raad moet beslissen, en
misschien wdl hy uw vertrek uitstdlen tot de
tijden in vervulling zijn gegaan."
Dat was ons te raadselachtig.
„Wie zyn er in dien Raad?"
„Op de eerste plaats de opperpriester van
den tempel."
„0" zeiden wy beiden uit een mond. Maar
we durfden geen van beiden een ongunstige
opmerking maken aan het adres van dien
hoogwaardigheidsbekleeder, en het gesprek
stokte een oogenblik.
Inmiddels begon het warmer te worden on-
der de waranda en de zon veroverde voet voor
voet de nog beschaduwde plek.
De warmte zal ons spoedig bereiken," zei
onze gastheer. ,,Zou ik de eer mogen hebben
u in myn eenvoudige woning te verzoeken?"
,,Dat zal ons een waar genoegen zyn," ant
woordde Alfred, „en ons tevens de gelegenheid
bieden om de moeder van uw kinderen bulde
te brengen voor den heerlyken maaltyd, dien
zjj voor ons heeft klaar gemaakt."
De moeder van uw kinderen dat was
weer een zet van Alfred. Evenals ik wist hy
ibedroefd weinig van de omgangsvormen der
Hindoes, maar bij had wel eens gehoord, dat
de Hindoes een buitengewonen eerbied koes-
teren voor hun moeder. De moeder van den
Hindoe is de eerste persoon in huis, en de
echtgenoote komt pas op de tweede plaats.
De spreekwijize van een Hindoe: Mag ik u de
moeder van mijn kinderen voorstellen? een
uitdrukking, waarbij op de eerste plaats hulde
aan het moederschap wordt gebracht, had hij
wel eens gehoord en hij bracht ze nu in toe-
passing.
(Wordt vervolgd.