ALGEMEEN NIEUWS- F.N APVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAAHDEREN. EEN DAG RIDDER Kettingen Eerste Blad, Godsaienst en vrees. No. 8747 VRIJDAG 16 OCTOBER 1931 71 e Jaargang. fSPILLKTOH. BINBKNLAND. voor AUTOS en MOTORS 1 K. R. G. BROWNE. 11) ..RENOLD" - ..COVENTRY" - ..BRILLANT" 1 A-van-VALKlMBuRG S-- V' L.EEUWAPDEM- IN DUITSCHLAND MEEGEBRACHTE BET ALJN GSMEDDELEN. A ■■■■■MOMttHiMM! jBSitHBSWSSWBK; <H5S«63HK1MKi 3E Kfo, ABONNEM GNTSPRfJS: Binnen Ter Neuzen /1,40 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen fr. per post /1,80 per 3 maanden Bij voor uitbetaling fr. per post /6,60 per jaar Voor Belgle en Amerika /2,25, overige lan den /2,60 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor bet bnitenland alleen bij vooruitbetaling. Uitgeefster: Fiima P. J. VAN DE SANDE. GIRO 38150 TELEFOON No. 25. ADVERTENTIeN: Van 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken regel meer f 0,20. Grootere letters en cliches worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief, hetwelk op aanvraag verkrrjgbaar is. Inzending van advertentien liefst e6n dag voor de uitgave. DIT BLAD VERSCHIJNT IEDEREN MAA NDAG-, WOENSDAG- en VKIJDAGA VOND. iwr»s»* -musti MMNHMBHBaBMHM behoudt zijn eigen levensgebied, zijn eigen belangensfeer, en daarin treedt nu (van buiten af) de goddelijke Macht- hebber op, echt in de positie van den Meerdere, en ook al heeft de mensch zijn eigen wil, daarnaast en daartegenover openbaart zich toch de goddelijke wil als de meerdere. Zoo is er dus strijd, zoo is spanning, en iets van die spanning er De Romeinen hadden een spreekwoord, waarin verteld werd, dat het in de eerste plaats de vrees was geweest, die de goden had geschapen. Heelemaal onwaar of on- juist was dat woord zeker niet, maar toch is het in zijn overdrijving niet te aan- vaarden. Vrees zonder meer maakt niets en schept niets. Nu zijn velen op het voetspoor van de oude Romeinen voort- gegaan en niemand minder dan Hegel heeft verklaard, dat de vrees toch in elk geval het begin van den godsdienst moet zijn geweest. Als dit juist is, dan zou daarmede gezegd zijn, dat men altijd voor den God, met wien men in relatie treedt, vreest, hoe men zich Hem overigens ook voorstelt. Want als men vreest voor hon- ger of gebrek, voor eenzaamheid of drei- gende gevaren, voor ziekte of dood, dan is dat iets anders. Dan zoekt men bij God bescherming, maar op een andere wijze; de vreesgevoelens zijn dan al aan- wezig voordat men zich van de godsdien stige verhouding bewust wordt. In zoo'n geval is het religieuse gevoel geen vrees, neen, dan is het hoop op bescherming en op redding, in zekeren zin dus een geval van veiligheid althans een hoop op veiligheid op beveiliging, die men deel- achtig zal worden. De vrees is dan niet centraal, de vrees heeft den godsdienst niet bewerkt, maar hoogstens is de vrees aanleiding geworden tot een uiting van religieuse gevoelens. Wie spreekt of schrijft over het be- langrijke vraagstuk van de verhouding van den godsdienst en de vrees, die be- doelt, dat de vrees voor het Hoogere of voor den Hoogere den godsdienst zou verwekt hebben, en dat is ondenkbaar, want vrees stoot altijd af, vrees brengt nooit een behoorlijke verhouding tot stand. Toch moet er op gewezen worden, dat er vrees aanwezig is tegenover allerlei openbaring van de goddelijke macht, ook al is dat dan niet centraal het geval. In de gevoelens, die in de religie bewust worden, komt in talrijke gevallen vrees voor; soms zelfs vrees van groote span ning, soms ook vrees, die als een scherpe smart wordt ervaren. In het Nederland- sche woord „godsvrucht" evenals in het Duitsch ,,Gottesfurcht" is sprake van vreeze, zoo ook in de bekende uitdrukking van de vreeze des Heeren". Ook in den eerbeid, dien den mensch voor God ge- voelt, bevindt zich een element van vrees, dat naar gelang van de omstandigheden meer of minder duidelijk tot den mensch in zijn bewustzijn spreekt. God en mensch zijn in de religieuse verhouding verbonden dat voelt de mensch in zijn godsdienst, maar daar- om en daarmede zijn God en mensch nog niet een geworden. Er blijft altijd een zekere spanning heerschen; de mensch treedt altijd weer op de verhouding tot God, vooral als wij ons die trachten in te denken en voor te stellen. Deze spanning wordt nu in ons gevoel doorleefd min of meer met angst; zij kan ook in het laatste geval overgaan in hoop, maar dat gebeurt alleen, als de spanning reeds wera opge- heven tot een vertrouwende zelfovergave. Wij zouden kunnen zeggen: zoo lang als de spanning duurt, zoo lang is er min of meer angst. Wat is het verschil tusschen angst en vrees? Wij zouden het zoo kunnen zeg gen: angst heeft nog geen bepaald voor- werp; angst is meer onbepaald; vrees daarentegen heeft wel een bepaald voor- werp. Angst kan nog elk oogenblik over- slaan in liefde, zooals gebeurt zoodra men tot zelfovergave is gekomen. Bovendien is er en blijft er ook altijd in den godsdienst iets zeer geheimzinnigs. In de godsdienstige verhouding is wel de geheele mensch betrokken, maar intus- schen openbaart God zich dan nooit nog geheel; er wordt altijd maar iets van Gods Wezen en Macht openbaar, er ont- sluit zich voor den mensch wel een hoo gere wereld, en den mensch wordt een blik daarin vergund, maar wij blijven altijd God slechts kennen als Mysterie. Wie nu Mysterie zegt, die zegt iets als vrees: er blijft ontroering. Is echter eenmaal de verhouding tot God volkomen geworden zooals zij zijn kan en moet, dan wijkt alle vrees, en ont- staat er een vertrouwelijke omgang, die alle vrees buitensluit. De mogelijkheid van de vrees blijft echter, en deze vrees treedt aanstonds weer op, zoodra als de verhouding ook maar even gestoord is. Hoe steviger de verhouding, hoe minder vrees dus; maar ook: bij de minste of ge- ringste storing treedt de vrees weer op. Wordt de verhouding tot God gestoord. j bijvoorbeeld doordat de mensch zichzelf gaat handhaven, of doordat hij met te weinig vertrouwen zich overgeeft, of doordat hij te veel aan zichzelf denkt en zich op zichzelf richt, dan treedt tenge- volge van dat alles onmiddellijk de vrees weer op tegenover den machtigen en ook steeds zoo geheimzinnigen God, en dan blijft die vrees voortduren, zoolang als de storing duurde, maar ook nog daarna, om- dat men nu weet bij ervaringdat de mogelijkheid van herhaalde stoornis maar al te zeer aanwezig is. Wij hebben tot nu toe met opzet alleen van storing" gesproken, ook al zijn wij ons maar al te zeer bewust, dat hierbij en hiervoor door de meeste godsdienstige menschen bijna altijd een ander woord wordt gebruikt. Wij willen dat woordje storing" nog even zoo laten staan; het kan zijn nut hebben juist die uitdrukking hier te blijven bezigen, omdat op deze wijze aanstonds wordt te kennen gegeven, door Vervolg.) ,,0, dus eigenlijk een soort van familie- stukzei Peter. ,,Eigenaardig dat de familie geen protest aangeteekend heeft". Het feit zelt kon hem geen zier schelen, maar hij was een welopgevoed jong- mensch en al voelde hij op zijn zachtst uitgedrukt, weinig sympathie voor zijn gastheer en al was hij tegen zijn wil, om zoo te zeggen, bij zijn haren naar deze schilderijen-tentoonstelling gesleept, toch voelde hij het als zijn plicht, zijn duren beleefdheidsplicht, om een zekere be- langstelling in de exemplaren tegen den wand te toonen. Te meer, daar Miss Craig, sinds het oogenblik dat ze dit hei- ligdom betreden hadden, nog geen mond had opengedaan en Toby, de onopge- voede bok van een Toby, liep te gapen, alsof de atmosfeer in het zaaltje slaap- verwekkende eigenschappen had. Hij heeft geen familie", gaf Sir Wal ter ten antwoord. ,,Tenminste geen familie, die als zoodanig iets te zeggen heeft. Fairwater heeft zijn geld op alle mogelijke manieren opgemaaktte zwaar geleefd en zoo. Hij was, bijvoor beeld, eh... lichtelijk aangeschoten, toen hij erin toestemde om mij dit schilderij te verkoopen. Anders", voeade Sir Walter er met een ondoorgrondelijk ge- dat er een verhouding reeds bestond, en dat ook verbetering, herstelling van de relatie nog zeer wel tot de mogelijkheden en wenscnelijkheden behoort. Nu is het wel heel merkwaardig, dat er geconstateerd is, dat de vreeservaring bij de menschen sterker wordt naarmate hun godsdienst een meer egoisten vorm aan- neemt. Was de godsdienst (wat wij in- tusschen met klem ontkennen) naar haar wezen en oorsprong louter en alleen een soort streven naar zelfbehoud, en dus niets dan: zelfzucht, dan zou de vrees eerst recht het centraal gevoel van den godsdienst zijn. Maar laten wij dan nu ook maar het woordje „zonde" noemen, dat wij tot nu toe nog opzettelijk verzwegen. De zonde is wel iets heel raadselachtigs. Er is aan de zonde hetzelfde raadselachtige wat ook is aan heel den godsdienst. In den godsdienst hebben wij de verhouding tot den nooit geheel kenbaren God, in de zonde hebben wij precies het omgekeerde: namelijk: de verbroken verhouding. En niet alleen van een enkele daad of ver- keerdheid is de mensch zich bewust, neen hij voelt zijn foutieve levensmanier, waar in hij geboren is, -het begrip dus van erfzonae. Dit besef van erfzonde gaat in het gevoelsleven met een eigenaardige uitbreiding van de vrees gepaard, die de geheele verhouding tot God kan be- palen, ja haar maken kan als een verkeer met een Rechter. Zoo komt er een be- stendig zondebesef, een altijd weer en meer voelen van een groot tekort. Zoo komt er .vreeze Gods' Maar nog op een ander en hooger soort vrees in den godsdienst willen wij tenslotte wijzen. In een van de diepste en mooiste Psalmen (Ps. 130) lezen wij het merkwaardige woord: Bij U is ver geving, opdat Gij gevreesd wordt". Dit lijkt misschien op het eerste, en ook nog wel op het tweede gezicht onzin. Ver geving en dan toch nog vrees? Wij kennen misschien het Gezangvers: ,,Jezus leeft, wie nu nog vreest, zou en Hem en God onteeren". En dan zou er nu bij de vergeving en nog wel na de voile ver geving, nog van vrees sprake kunnen zijn? Nog wel van vrees, die gevolg was, on middellijk gevolg van de vergeving, die men genoten heeft? Toch is hier een zeer teere waarheid uitgedrukt. Deze vrees is zeer wel mogelijk en bestaanbaar. Dan is de vrees echter omgezet en geheiligd. Dan is de angst uit de vrees weggenomen. Men heeft vergeving, men is daar zeker van, men twijfelt daar zelfs geen oogen blik aan. Maar toch... ja, nu juist door die vergeving vreest men. Men is bang, dat men zal uitvallen uit Gods gunst. Men is bevreesa, dat er weer of nog eens wat tusschen" zal komen. Die vergeving is er, maar men zou er God en zichzelf toch niet graag aan wagen, dat het nog eens noodig was. En zoo vreest men nu. Vrees dus, die op de vergeving volgt, die van die vergeving het gevolg is. Deze vrees, dit soort vrees, is onlosmakelijk aan den godsdienst verbonden. Alle andere vrees mag volkomen verdwenen en over- wonnen zijn, deze vrees blijft en regelt ons leven voortaan in alle stilte en een- voud. zicht aan toe, ,,had ik er allicht meer voor moeten betalen". ,,Als u 't mij vraagt", mengde Toby zich verontwaardigd in het gesprek, „vind ik dat een methode met een luchtje eraan. Iemand afzetten, die boven zijn thee- water is! Niet bepaald je manier". Die drie zinnen gaven zoo volmaakt Peter's gevoelen weer, dat het hem moei- te kostte om niet: hoera! hoera! te roepen. Maar Sir Walter fronste laatdunkend zijn wenkbrauwen en gaf met een vernieti- gend air van superioriteit ten antwoord: ,,Als ik over het een of andere ethische vraagstuk je opinie wensch te weten, jon- menseh, vraag ik je wel erom. Er is hier geen sprake van afzetten, zooals jij het blieft te betitelen. Een koop is een koop, en als het jongmensch op dat oogenblik niet in staat was te beseffen wat hij deed, dat kan ik niet helpen. Dan moet hij maar beter op zichzelf leeren passen". Op dat oogenblik kwam er aan het zwijgen van Miss Craig een einde. „Maar als zijn familie nu aanbood om het terug te koopen", opperde ze, „zou u dan weigeren?" „Zeker", gaf Sir Walter kortaf ten antwoord. „Zonder een oogenblik te aar- zelen. Om u de waarheid te zeggen, heeft de zaakwaarnemer van de Fairwaters zich al met een dergelijk aanbod tot me ge- wend, maar ik vind, dat ik daar niet op in moet gaan. Zooals ik zooeven al ge zegd heb: een koop is een koop! Fair- water wou het geld hebben ik wou het schilderij hebben. We zijn nu allebei tevreden ik in elk geval en daarmee is, volgens mij, de zaak afgeloopen". „0!" zei het meisje op een toon, die Peter's aandacht trok. Hij keerde zich om en keek haar scherp aan. Ze stond hun gastheer met een eigenaardige uitdruk king in haar oogen aan te staren; haar uiterlijk was eveneens veranderd; ze zag bleeker dan eerst en haar oogen schitter- den onnatuurlijk, alsof ze koorts had. Terwijl hij haar stond te bestudeeren drong het tot hem door, dat haar geheele manier van doen al 'n poos lang eigenaar- dig, anders dan eerst, geweest was. Sinds hun komst op de Ola Hall, om precies te zijn. Van het oogenblik af, waarop ze met Lady Bellerby kennis had gemaakt, had ze zich op den achtergrona gehou- den, was ze, voor haar doen, merkwaar dig gereserveerd geweest. Het was hem al eerder opgevallen, maar hij had het aan verlegenheid of aan den niet bepaald opvroolijkenden invloed, die er van Sir Walter uitging, toegeschreven en er ver- der niet over gedacht. Maar nu begon hij zich af te vragen of er voor haar hou- dinq geen andere reden kon zijn. ,,En nu dames en heeren", ging Sir Walter met zijn gezwollen stem voort, „heeft u alles gezien, wat ik u kan laten zien. En daarom stel ik voor, om nu naar mijn vrouw terug te gaan. Ze wacht ons waarschijnlijk in de zitkamer". Die voorspelling kwam uit. Lady Bellerby zat in de zitkamer, een groot, rustig vertrek, dat met drie ramen op het gazon met het bordes uitkeek. Maar ze was niet alleen. Op het oogenblik, dat Sir Walter met zijn volgelingen binnenkwam, zat ze druk en geanimeerd te praten met iemand, dien Peter kende en bij het zien van wien Peters wenkbrauwen een centi meter de hoogte in gingen. Een kleine, eenigszins gezette man; een man, die naar TWEEDE KAMER. Vergadering van Woensdag. Het interpellatieverzoek van den heer Wijn- koop inzake de verhouding van Nederland tot Frankrijk wordt op voorstel van den voorzit- ter, die van oordeel is, dat deze zaak bij de begrooting van buitenlandsche zaken aan de orde kan komen, zonder hoofdelijke stemming afgewezen, met aanteekening, dat de heer Wijnkoop tegen afwijzing is. Voortgezet wordt de behandeling van het wetsontwerp inzake de uitkeeringen aan mo- bilisatiesiachtofferis. De heer Joekes (v.-d.) acht een beroep op de tijdsomstandigheden geen voldoende motief om het rapport van de commissie niet uit te voeren. Er moet een basis voor de uitkeering worden gevonden, welke bij volledige invali- diteit f 700 per jaar zal moeten bedragen. Die basis dient in de wet vastgelegd te worden en mag niet worden overgelaten aan maat- regelen van bestuur. Mej. Westerman (lib.) vraagt, of het de- partementale onderzoek aanvankelijk zoo slecht was, dat er thans nog tweeduizend slachtoffers zouden bijkomen. De heer Wijnkoop (comm.) hoopt, dat de betrokkenen hun actie krachtig zullen voort- zetten. Vergadering van Donderdag. De beraadslaging over het wetsontwerp be- treffende een uitkeering aan mobilisatie- slachtoffers wordt voortgezet. Uitvoerig werden be.proken de amende- menten van de heeren Ter Laan, Schaepman, Tilanus en Van Dijk. Minister Deckers wenscht den heer Schaep man tegemoet te komen door te verklaren, dat hij in een algemeenen maatregel van be stuur een imperatieve bepaling betreffende de uitkeering zal opnemen. De amendementen van de heeren Tilanus en van Dijk (het aan- nemelijk maken, dat invaliditeit het gevolg is van mobilisatiedienst) zullen, naar de mi nister meent, tot moeilijkheden leiden, om dat destjjds de keuring gebaseerd was op de oude Pensioenwat. De aanmeldingstermijn kan, zooals de heer ter Laan wil, niet ver- vallen. Dit zou op groote schaal mobilisatie- slachtoffers kweeken. Ook tegen verruiming van den termijn bestaan dergelijke bezwaren. De heer Tilanus (c.h.) repliceert en brengt op de aanwijzing van den minister eenige wijzigingen in zijn amendement aan. De heer Schaepman (r.k.) trekt zijn amendement (im- peratief stellen van uitkeering) in. EEN KOSTBAAR GESCIIENK. De erven van wijlen den staatsman S. van Houten hebben aan het Groningsche Museum ten geschenke gegeven een kostbare collectie schilderijen en aquarellen, in hoofdzaak van meesters der Haagsche school die in het bezit van mr. van Houten zijn geweest, bestaande uit 17 schilderijen en 5 aquarellen, o.m. van Bosboom, Haverman, H. W. en Taco Mesdagh, W. Maris, mevr. Mesdaghvan Houten, Soevert en Pecquereau. De oudste dochter van wijlen den heer Van Houten, mej. van HENRI VAN DE CALSEYDE Borluutstraat 8 - GENT. Tel. 124.15. (dicht bij: het Stadhuis.) (Ingez. Meid.) zijn uiterlijk te oordeelen alles kon zijn: van een slager-in-ruste af tot een boeren- politicus toe. „0, Walter, zei Lady Bellerby, toen ons viertal achter elkaar, telkens een tegelijk, binnenkwam, ,,hier heb je nog een liefhebber van schilderijen. Deze meneer heet Mr. Gibbs en hij is hier ge komen speicaal om je schilderijen te zien. Wees asjeblieft beleefd en vriendelijk tegen hem, want hij heeft een kaartje voor vanavond gekocht Mr. Gibbs stond op en maakte een be- leefde buiging. „Ik hoop, dat u me dit onceremonieel binnendringen niet kwalijk neemt, Sir", begon hij beleefd. ,,Maar ik logeer voor een paar dagen in Sandhaven en ik had al zoo veel van uw collectie gehoord, dat ik dacht: misschien dat ik, als vurige be- wonderaar van schilderijen van Oude Meesters „Zeker! Zeker! Met het meeste ge- noegen natuurlijk stemde Sir Walter geestdriftig toe. En die geestdrift was niet geveinsd, want hij was de soort ver- zamelaar, die liever niet zou verzamelen dan zijn verzameling onder een korenmaat te moeten zetten. En ofschoon hij onder gewone omstandigheden, wat zijn hou- ding tegenover zijn medemenschen betrof, zijn snobbistisch uiterlijk alle eer aan- deed, stond hij elk uur van den dag en van den nacht klaar om zijn schilderijen te laten zien aan degenen, die ze wilden komen bewonderen. „Buitengewoon vriendelijk van u", zei Mr. Gibbs dankbaar. „Buitengewoon vriendelijk". Zijn blik gleed van Sir Walter weg, taxeerde Miss Craig, in 't voorbijglijden en botste tegen het gezicht (Ingez. Meu.) Houten, heeft een album toegevoegd dat aan het echtpaar Van Houten bij hun zilveren hu- welrjksfeest door de leden van de Teeken- maatschappij is aangeboden en aquarellen bevat van vele meesters der Haagsche school. Deze schenking is een groote aanwinst voor het Groningsch museum. Hierdoor is ook de wensch van den overledene vervuld, de ver zameling bijeen te houden. De Duitsche regeering heeft ter uitvoering van de deviezenregeling van 3 dezer het be- drag van de zonder toestemming uit te voe ren betalingsmiddelen en papieren van waarde beperkt tot een maximum van 200 R.M. Moei- ljjkheden, welke voor personen, die voor tijde- lijk verblijf in Duitschland daarheen reizen of door Duitschland reizen, uit deze beper- king van den uitvoer zouden kunnen ontstaan brj de uitreis uit Duitschland, kunnen hierdoor worden vermeden, dat deze personen bij het binnenkomen in Duitschland zich door de douane- autoriteiten aan de grens een bewijs laten geven betreffende het bedrag van de door hen meegebrachte betalingsmiddelen en papieren van waarde. Zij zijn dan gerechtigd, deze betalingsmiddelen en papieren van waar de bij hun terugkeer uit Duitschland binnen vier weken zonder bijzondere toestemming weer uit te voeren. De Duitsche regeering heeft de douane-autoriteiten aan de grens aangeschreven, op verzoek zulke bewijzen af te geven. UITGAVEN VOOR DE WERKLOOZEN- ZORG OVER 1930. De overheid droeg ruim 23 j/) millioen bij. Naar aanleiding van een vroeger door het Tweede-Kamerlid Dr. Vos gedane vraag, heeft de Minister van Binnenlandsohe Zaken en Landbouw thans aan de Kamer eenige ge- gevens verstrekt over de uitgaven voor werk- loozenzorg in het jaar 1930. De bijdragen aan werkloozenkassen be- droegen f 3.010.000 van het Rijk en 2.800.000 van de gemeenten. Voor wachtgeldregeliing werd door het Rijk betaald 21.500 en door de gemeenten f 34.000; voor kosten voor verplaatsing van arbeidskrachten resp. f 13.800 en 12.200. Door de gemeenten werd 9.227.522,58 be taald aan kosten voor steunverleening, terwijl het Rijk betaalde f 4.006.110, wegens kosten van wenkverschaffing en steunverleening. Tenslotte werd voor werkverschaffing betaald door de gemeenten 4.169.165,85 en door de provincies 177.843,52. Totaal kwam dus voor rekening van de overheid f 23.772.141,95. Ter verduideJijking wordt nog opgemerkt, dat een groot deel der werkverschaffing heeft bestaan uit werken, welke door derden waterschappen, particulieren e. a.) werden uitgevoerd. Het deel der uitgaven, hetwelk ten laste van derden kwam (kosten van kunstwerken, aankoop van gronden, een deel van de arbeidsloonen, kosten van toezicht, enz.) is in bavenstaande clijfers niet opge- nomen. Hetgeen door de tegen werkloosheid ver- zekerde arbeiders ten behoeve van de werk loozenkassen is betaald, is evenmin in boven- staande cijfers verwerkt. van Peter op, die zich bescheidenlijk wat op den achtergrond gehouden had. Hij schrok, zijn strooperige glimlach ver- dween en een seconde keek hij of hij zich absoluut uit het veld geslagen voelde. Maar het volgende oogenblik had hij zich alweer hersteld en deed hij met een glim lach van welkom een stap naar Peter toe. „Dat is een gelukkig toeval", zei hij op- gewekt. „Ik heb overal naar u gezocht, moet u weten. Moest u even spreken over dat villatje. Ik ben juist uit Well- bridge terug, waar ik van dien post- directeur te hooren heb gekregen, dat hij hetzelfde villatje een uur te voren aan een dame verhuur had. Mijn schuld na tuurlijk niet, maar ik heb me toch wel wat ongerust over u gemaakt". ,,Hoeft niet", stelde Peter hem gerust. ,,Miss Craig hier is de dame in quaestie en ik geloof niet, dat zij zich benadeeld voelt. En ik ben ergens anders ingetrok- kendat wil zeggen, dat ben ik van plan en daarom ,,Dat is dan in orde", zei Mr. Gibbs verlicht. „Ik was bang, dat Hier werd hij door een stentorstem in de rede gevallen. Als rechtgeaard lid van de Tweede Kamer was Sir Walter niet van plan, om zijn gasten een gesprek te laten voeren, waaraan hij niet kon deelnemen. Als er gepraat moest worden, deed hij dat het liefst en het beste! zelf. En die man Gibbs moest niet denken, dat hij een andermans huis kon binnendringen en dan de praterij, die daar aan den gang was, monopoliseeren. Als hij dat dacht, zou hij, Sir Walter Bellerby, hem wel- eens even ontnuchteren. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1931 | | pagina 1