ALGEMEED NIEUWS- C.N ADVERTENTIEBLAO VOOR ZEEUWSCH-VLAAfiDEREN.
ALLEST
UW HJP
TROOST
Berste Blad.
De Purperen Schaduw
No 8655
VRIJDAG 13 MAART 1931
71 e Jaargang.
Oude Christen-vervolgingen.
F XUILLKT0V.
8IWNENLAND.
i mm'minimi i (i -staa.:'.*w:«nw"fea
door
EDMUND SNELL.
voor AUTOS
MOTORS NIJVERHEID
SMHH
ENSCHE
\BONNEMENTSPRIJS: Binnen Ter Neuzen 1,40 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen
fr. per post 1,80 per 3 maanden Bij voor uitbetaling fr. per post f 6,60 per jaar
Voor Belgie en Amerika 2,25, overige lan den 2,60 per 3 maanden fr. per post
Abonnementen voor bet buitenland alleen bij voomitbetaling.
Ultgeefster: Firma P. J. VAN DE SANDE.
GIRO 38150 TELEFOON No. 25.
ADVERTENTIeN: Van 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken regel meer /0,2G.
Grootere letters en dichfi's worden naar plaatsruimte berekend.
Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen vermtnderd tarlef, hetwelk op aanvraag
verkriigbaar is. Intending van advertentien liefst 66n dag voor de uitgave.
nrr bi.au VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND.
I.
Bronnen en motieven.
Er is moeilijk een tijdvak uit de oude
geschiedenis te bedenken waaromtrent
z66veel wordt verhaald en altijd weer
over-verteld (en dus gefantaseerd),
terwijl er betrekkelijk zoo weinig zeker
heid bestaat als de belangwekkende
periode der eerste Christen-vervolgingen
Dit feit zal ons pas dan minder verbazen,
wanneer wij bedenken, uit welke bronnen
onze kennis van dien martelaarstrijd moet
worden geput.
Wat ae Heidensche schrijvers aangaat,
deze bewijzen ons op dit punt al heel
weinig diensten, omdat zij met een kleine
en onbeduidende uitzondering over deze
vervolgingen geheel zwijgen. De C'hriste-
nen waren bij hen al heel weinig in tel,
zoodat zij er als vanzelf toe kwamen om
bitter weinig aandacht aan hen te schen-
ken. Men krijgt op deze onkunde en
betrekkelijke onverschilligheid al een
aoeden kijk, als men even nagaat, hoe de
Romeinsche procuratoren Pilatus, Felin
en Festus zich tegenover Christus en de
eerste Christenen gedroegen. Er waren,
naar het inzien van deze menschen en
hun opvolgers en tijdgenooten heel wat
gewiehtige gebeurtenissen op het breede
tooneel van het groote Romeinsche
wereldrijk aan de orde, die zeker meer
vermelding-waard waren. De enkele
uitingen, die wij nog in hun werken aan-
treffen, hebben nu natuurlijk wel des te
grooter beteekenis voor ons, maar wij
mogen toch nooit vergeten, hoe glad en
glibberig dit terrein menigmaal is. De
echtheid der aangevoerde stukken staat
lang niet altijd vast. Daarnaast zijn van
het allerhoogste belang de Romeinsche
wetten, die in de processen tegen de Chris
tenen dienst deden, en op grond van wier
bepalingen zij dan ook niet zelden ter
dood werden veroordeeld.
Dan blijven dus over de Christelijke
bronnen. Maar wonder-boven-wonder
dragen ook die niet bijzonder veel bij tot
vermeerdering van onze kennis. Wat uit
de catacomben naar voren is gebracht
(waaraan wij gaarne later enkele afzon-
derlijke beschouwingen willen wijden),
geeft heel weinig zekerheid. En dan
hebben wij voorts niet anders dan kerke-
lijke geschiedschrijvers, benevens eenige
voortbrengselen der Christelijke letter-
knnde uit vroeger en later tijd. Boven-
aan staat de kerkgeschiedenis van Euse -
bius. Daarop volgt een tegen 313 waar-
schijnlijk door Lactantius geschreven werk
over ,,den dood der vervolgers waarm
de verschillende keizers worden gebrand-
merkt, die getracht hebben de Christelijke
gemeente te vervolgen en te vernietigen.
zijn er enkele kleinere geschriften,
qeme
Ook
r*
43) (Vervolg.)
Plotseling op een oogenblik, dat de at-
mosfeer zoo geladen scheen, dat April het
gevoel had om het uit te gillen, stond Iso
bel van tafel op. Ze nam een tijdschrift,
dat juffrouw Gould op een Moorsche ta
bouret had neergelegd, sloeg het op een
willekeurige plaats open, klapte het on-
middellijk weer dicht en ging door de
gang naar haar kamer.
Toen zij de deur hoorde dicht vallen,
keek April eens naar Westerman.
,,Wat hebt u in godsnaam gezegd
De planter glimlachte.
.,Zou u dat heel graag willen weten
Natuurlijk, anders zou ik het niet vra-
gen. Zegt u het mij nu
,,Het spijt me, maar dat gaat niet.'
Haar gezichtje betrok.
,,Ot maar u moet. Net iets voor een
man", bedacht ze overluid, ,,een storm in
den familiekring verwekken en dan
rustig naar zijn werk gaan en iemand de
kastanjes uit het vuur laten halen
,,Het is mijn familiekring niet, ziet u
,,Jawel. U bent hier in plaats van het
hoofd des huizes, in ieder geval, en u bent
het eenige wezen met een broek aan, naar
wien wij opkijken."
,,Of op wien wij neerkijken", opperde
de planter.
April gooide haar hoofd achterover.
..Spijkers op laag water zoeken, helpt
me niet verder. Vertelt u me nu alsjeblieft
eens, waarom Isobel in zulk een ellendig
humeur is. Ze was in zoo'n zonnige stem
ming, toen ze uit de slaapkamer kwam."
die betrekking hebben op bepaalde ver
volgingen of personen, maar men dient
bij elk dezer bronnen wel degelijk reke-
ning te houden met de kwestie van de
echtheid of onechtheid, terwijl de be-
trouwbaarheid van deze mededeelingen
niet zelden aan gegronden twijfel onder-
hevig geacht moet worden. Dit is zeer
zeker het geval met de uitgebreide marte-
laarsliteratuur van de Kerk. Deze ver-
zameling moge onschatbaar zijn voor de
kennis van allerlei Christelijke legenden.
het blijft intusschen een heel moeilijk
werk om hier de geschiedkundige waar-
heid te ontdekken en ,,van den boom der
historie weer te verwijderen al die slinger-
planten der dichtende verbeelding, die
daar zoo welig om heen zijn gegroeid
zooals iemand het eens teekenend heeft
uitgedrukt. Er was voor een stichtelijk
schrijver wel geen dankbaarder stof denk-
baar, vooral als men het met de historici-
teit nu niet zoo erg nauw nam. Menig
keer is alleen maar uit den mond van het
volk een verhaal over een of ander heilige
opgeteekend, dat door overlevering van
geslacht op geslacht reeds was gevormd
en vervormd. Soms liggen hier echter
ook authentieke procesacten voor ons
zij het dan ook in eenigszins gewijzigden
vorm. De staatsarchieven, die hierbij
doorslaande zekerheid zouden kunnen
geven, zijn helaas verdwenen, zoodat de
geschiedschrijver op dit punt meestentijds
zijn onwetendheid moet belijden.
Vraagt men nu naar de oorzaken dier
oude Christen-vervolgingen, hoe vele er
geweest zijn, en hoe groot het aantal der
bloedgetuigen is geweest, dan kunnen wij
het volgende mededeelen: Wat de oor
zaken betreft. Wij zouden kunnen her-
inneren aan het woord van den Heiland:
Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen
ook u vervolgen Toch komen wij met
zoo'n antwoord nog niet veel verder,
omdat wij ook graag willen weten, hoe
deze strijd is ontbrand. Een ding sta dan
al dadelijk voorop: Wij hebben hierbij niet
te doen met wat men gewoonlijk een
rodsdienstoorlog noemt. Bij de Heidenen
Kan men aan zooiets zeker niet denken,
omdat zij er geen oogenblik aan dachten
om voor hun eigen godsdienst op te
komen. Het geloof dezer lieden ging daar-
toe veel te veel buiten hun harten en ook
buiten het eigenlijke leven om; het was
daarvoor veel te weinig echte godsdienst.
Bovendien was juist in den keizertijd der
Romeinen op dit gebied bijzonder ver-
draagzaam, en het herbergzame Rome
nam gewillia binnen zijn muren elken
vreemden godsdienst op, zonder schijn of
schaduw van protest. Zelfs werden de
Joden bijna altijd met rust gelaten. Laten
wij de vervolging onder Diocletianus
buiten beschouwing, dan zijn het ook niet
de priesters geweest, die vervolgden, maar
veeleer de Keizers.
Er mogen dan wel eens godsdienstige
redenen zijn aangevoerd, er lag toch iets
anders op den onder- en achtergrond,
want het was inderdaad de Staatsmacht,
die handelend optrad. En ook al poogde
men de Christenen er toe te bewegen, dat
zij aan de goden offerden, men stelde
zich toch nooit ten doel om de volgelingen
van den Nazarener weer tot het Heiden-
dom te bekeeren. Neen, men wifde hen
alleen er toe brengen om zich weer aan
de staatswetten te onderwerpen.
Openlijk werden de Christenen beschul-
digd van menschenhaat, wereldverachting
en gebrek aan vaderlandsliefde. Het
eerste was natuurlijk groote onzin, maar
deze beschuldiging sproot voort uit en
hing ten nauwste samen met de tweede.
De Christenen stonden immers op zich-
zelf, zij zonderden zich af van de heidenen
en van allerlei maatschappelijke gebruiken
en festiviteiten. Zeker, zoo iets deden de
Joden ook wel, maar toch was er een
verscbil: de Joden hadden een godsdienst,
die in hoofdzaak nationale godsdienst
was, terwijl het Christendom optrad met
de roeping (of wil men: pretentie) van de
wereld te willen overwinnen. En dit
besef werd niet achteraf gehouden, doch
luide uitgesproken. Wel mogen wij niet
vergeten" dat het Christendom niet op
trad en dus ook niet wilde gelden als een
nieuwe godsdienst, doch meer als de pre-
diking van het Koninkrijk Gods. Dit nu
voelden de Romeinen aan, al was het nog
in duister besef, want voor den Romein
ging niets boven zijn eigen Rijk, en ook
al waren de Christenen gehoorzaam aan
de overheid, en al baden zij voor de
machten, die over hen gesteld waren, toch
was het duidelijk genoeg, dat zij het
Koninkrijk Gods veel hooger schatten
dan het Romeinsche Rijk. Zij verkon-
digden luide, dat al deze macht eens zou
vergaan. Daar kwam dan nog bij, dat
zij zich zooveel mogelijk aan de staats-
ambten onttrokken, omdat het waar-
nemen daarvan altijd gepaard ging met
het bijwonen van Heidensche ceremonien,
die zij verafschuwden. En dan zochten
deze Christenen een ander, een beter
vaderland!
Zoo zijn het de beste, edelste en
overigens zachtmoedigste Keizers ge
weest, die de Christenen hebben vervolgd.
Zij alien, geen enkele uitgezonderd, zagen
in het Christendom een macht, die grond-
slag en bestaan van het Romeinsche Rijk
werkelijk ernstig in gevaar bracht. Het
was dan ook zeer goed en juist gezien.
dat men de Christenen op de proef stelde
voor het beeld van den Keizer, en dat
men uit het al of niet offeren van enkele
wierookkorrels aan den genius of gebie-
der afleidde, of zij ter dood moesten
worden gebracht dan wel vrijspraak
zouden kunnen verwerven. De Keizer
toch was de verpersoonlijking van de
hoogste macht en de belichaming der
Staatsidee.
Wie dus enkel maar beleid Christen te
zijn, kon reeds worden geacht deel te
hebben aan een samenzwering tegen het
Rijk. Er werden ook wel schandelijke
dingen op rekening van de Christenen
gezet, maar ten deze bracht een nauw-
gezetter onderzoek nooit eenig deug-
delijk bewijs. Toch bleef men de Christe- j
nen dooden. Hun belijdenis van den 1
Christus was al misdaad genoeg.
Dat er bij de processen wel eens ver-
keerde praktijken werden aangewend.
moet worden toegegeven, maar erger en
ergerliiker waren de wreedheden, die bij
de voltrekking van de vonnissen plaats
hadden. Daar kwam dan nog bij, dat
overoude wetsbepalingen, die meeren-
deels reeds vergeten en die in elk geval
jaren-lang veronachtzaamd waren, nu
weer aan de praktijken nog een grooteren
schijn van recht kwamen geven.
Zoo was er een overouae bepaling, dat
niemand in Rome goden mocht hebben op
eigen hand. Geen godsdienst werd dan
ook als geoorloofd erkend, dan die door
den Senaat was gewettigd (een bepaling,
I waarvan ook wel eens een goed en nuttig
gebruik is gemaakt, om onredelijke cere
monien te verbieden). En voorts vielen
de Christenen onder de strenge be
palingen omtrent heiligschennis en qe-
kwetste majesteit. Zij toch vereerden
niet de goden van den Staat, en men kon
nu hun weigering om voor den Keizer
te offeren, wel als heiligschennis uit-
leggen. De majesteit van den Keizer was
immers in de plaats gekomen van de
majesteit van het Romeinsche volk. En
hiermee staat dan zeker in verband, dat
naast slaven en Joden soldaten de
ijverigste aanklagers van de Christenen
zijn geweest. Tenslotte kon dan ook
nog de wet op de verboden vereenigingen
op hen worden toegepast.
Men voelde daar komt dit alles dus
tenslotte op neer! dat het Christendom
het Romeinsche Rijk niet verdroeg en het
Romeinsche Rijk het Christendom al
evenmin.
Over de vervolgingen zelf nu een en
ander in een volgend artikel.
Bij
EERSTE KAMER.
Vergadering van Woensdag.
de voortgezette behandeling van de
begrooting van Arbeid, Handel en Nijverheid
bepleit de beer Serrarens (r.-k.) wijiziging van
de subsidieering van de tubercuiosebestrijding'
naar gelang van de beboefte, alsmede onder-
teekening van de conventies inzake jeugdige
personen en den 8-urigen werkdag.
De beer Wiibaut (s.d.) zou te Geneve willen
zien aangedrongen op intematiionale regeling
van prijsbepaling voor gemonopoliseerde arti-
kelen. Hij bepleit voorts verleening van bij-
dragen door het Rijk in arbeiderswonlng-
huren.
De heer Van Embden (v.-d.) wenscht stren-
FOTJRNITURES GENERALES
Borluutstraat 8, GENT. Tel. 12415.
(Nabjj 't Stadhuis)
(Ingez. Med.)
ctfsmstxsBamr.mimt iimii in iiiiissCTWBWiii"«f,"'SiWV
gere veiligheidscontrole en arbeidsinspectie.
De heer Gelderman (lib.) bepleit vermin-
dering van sociale lasten voor bedrijven, dae
in moeilijke situatie verkeeren.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Woensdag.
Bij de voortzetting van de behandeling van
het ontiwerp tot wijziging van de Nijverheids-
onderwijswet, zegt Minister Terpstra, dat er
drie redenen waren, welke leidden tot de in-
diening van het ontwerp; ten eerste, niet ge
heel bevoegde personen werkzaam te kunnen
laten; ten tweede, aan bet personeel beroeps-
instantie te geven; ten derde, bet stopartikel
op te heffen. Het stellen van objectieve vor-
men in de plaats van het stopartikel is niet
mogelijk, uit hoof.de van den eisch, dat het
nijverheidsondenwijjs een groot aanpassings-
vermogen moet hebben aan beboeften, die
niet steeds constant zijn. Tegen de ophef-
fing van bet stopartikel zonder meer heeft
spreker overwegend beziwaar, aangezien het
aantal aanvragen grooter wordt. De advi-
seering door den Onderwijsraad tast bet
karakter van dit college niet aan. De Onder
wijsraad beziet de zaak centraal, terwijl
Gedeputeerde Staten meer op het belang van
de provincie letten.
Spreker neemt over een amendement-
Suring, volgens hetwelk de Minister alleen
van de voordracht ter benoeming van een
directeur van een bijzondere nijverheidsscbool
1 kan af wij ken, als een voorgedragene niet
voldoet aan de eischen van benoembaarbeid.
De beer Gerhard (s.-d.) vraagt beroep open
te stellen voor vrouwelijk personeel onder
vijf-en-veertig jaar, dat wegens huwelijk ont-
slagen wordt.
De heer Oud (v.-d.) steunt het amendement-
i Gerhard, en betoogt de wenscbelrjikheid, dat
voor personeel van de nijverheidsscholen.
voor wat betreft de beroepsinstanties, de
ambtenarenwet geldt.
HET VOORSPEL VAN DE BEEGISCHE
OMWENTELJNG VAN 1830.
Het Maartnummer van „De Gids" bevat
(Ingez. Med.)
Westerman vouwde zijn servet onge-
woon zorgvuldig op.
,,Een verstandig vader verkondigde
hij, neemt alleen zijn kinderen in vertrou-
wen op geschikte oogenblikken en dit
is geen geschikt oogenblik'
„Ik ben uw kind niet. U hebt me eens
verteld, dat uw onderneming een kind
voor u was en dat is ook het eenige,
waar u iets om geeft.
Dat was zoo zeide Westerman.
April sneed een stuk gesmeerd geroos-
terd brood in kleine reepjes en boog zich
over haar bord om haar blozen te ver-
bergen.
„Och, het kan u toch niets schelen.'
Hii leunde achterover in zijn stoel.
,,Wel waar, April. Het kan mij wel
degelijk schelen, veel meer, dan jij denken
kunt. Ik heb vanmorgen iets gedaan, wat
ik ellendig vond iets, dat er op be
rekend is am alle dingen voor iedereen
qemakkelijker te maken en in de eerste
plaats voor jou. Als je straks mevrouw
Kennard ziet, zal ze je dadelijk v rag en, of
ik je iets verteld heb en je zult dan bhj
zijn, als je ronduit neen kunt zeggen.
Haar lip beefde.
,,Toen ik gisteravond naar buiten kwam
loopen, duwde u mij naar Isobel, alsof ik
een zak kolen was.
Heusch Nu, dat bedoelde ik met zoo
kwaad. Ik had geen oogenblik te verlie-
zen; ik moest den kerel achterna.
Ze pinkte met haar wimpers.
,,Dus er was een kerel."
Dat zei je en ik dacht toen, dat het
best mogelijk was
Ze schudde ongeduldig haar hootd.
Als u wilt, dat ik u vertrouw, mijnheer
Westerman, moet u beginnen met mij te
vertrouwen. Als dit iets is, wat ons heele-
maal betreft, dan begrijp ik niet, waarom
ik er niets van weten mag
Westerman hep naar het bureau en
nam zijn zonnehelm.
Omdat", hield hij vol, „het weten een
verantwoordelijkheid met zich brengt, die
te zwaar is voor zulke tengere schouders.
,,U probeert er om heen te praten.
,,Dat geef ik volmondig toe. Ik gebruik
iederen kunstgreep, dien ik bedenken kan,
om weerstana te bieden aan vrouwelijke
nieuwsgierigheid zonder de eenige vrouw
in de wereld, wier meening ik op hoogen
prijs stsl, t6 beleedigen. Dan heb ik^ toch
het recht om er om heen te praten
Ik kan u niet uitstaan verklaarde
April van achter haar kopje thee.
De lijnen op Westerman knap gezicht
werden harder.
„Ik hoop, dat dit niet waar is. Ik heb
een harde leerschool gehad, denk daaraan.
En ik neem alles letterlijk op."
Ze zette haar kopje zoo hard neer, dat
het schoteltje bijna brak. Er was iets zeer
beslists in haar kin en haar oogen keken
uitdagend.
,.De man, dien ik trouw, mijnheer Wes
terman", zeide ze ijskoud, ,,moet een
breederen blik op mijn sekse hebben. Ik
wil niet beschermd en aangehaald en als
een zuigeling behandeld worden. Ik wil
iemand, die bereid is om mij te laten dee-
len in zijn successen en teleurstellingen
werkelijk te laten deelen."
,,Ik geloof, dat ik het begrijp", zeide hij
rustig. ,,Heel waarschijnlijk zult u ergens
op deze wijde wereld dien man vinden.
Persoonlijk heb ik nooit bescherming ge-
zocht achter vrouwenrokken. Er zijn
zekere dingen, waarvoor ik erken, dat hulp
van een vrouw onbetaalbaar is, maar net
probleem, dat ik nu moet oplossen, be-
hoort daartoe niet. Misschien is het u vol-
doende, als ik u vertel, dat ik een va gezet
heb voor een monster met mijzelf als lok-
aas Goeden morgen, juffrouw Gould.
April sloot haar oogen.
Vaag hoorde ze hem de trap afgaan,
zijn vrooliiken roep tegen den paarde-
jongen en den hoefslag van den hit op het
door de zon verdroogde pad. Toen ze
weer opkeek, was de galerij leeg, even
leeg, als haar angstig jaaend hart.
Ze wenschte, dat ze dien grooten, on-
verscbilligen man haten kon, met zijn
ruwe manieren en zijn openhartigheid,
maar ze wist, dat hoe hij haar ook behan-
delde. dat gevoel tot de onmogelijkheden
behoorde. Heel diep in haar hart wist ze,
dat hij gelijk had. In hun uitersten nood
was hij de eenige, van wien ze alien afhin-
gen, hun toeverlaat, op wien ze alien
steunden.
Isobel. raadde ze, had hem belaagd met
al de verleidingskunsten, waarover ze be-
schikte, maar flirten was een tweede na-
tuur van mevrouw Kennard en het was
zeer waarschijnlijk, dat ze beproefd had
om zijn sluimerend gevoel te wekken, al
leen maar om er later om te lachen. De
demon, aan wiens inblazingen de weduwe
van den administrateur had gehoor ge-
qeven en het duveltje, dat April er toe ge-
dreven had om Westerman te brengen tot
op den rand van een aanzoek, om hem
dan opeens alle hoop te ontnemen, waren
niet van hetzelfde soort. Isobel beschikte
over den demon naar willekeur, terwij
April een prooi was van haar duveltje.
En met dikke tranen betreurde ze nu
alles wat ze in haar drift tegen hem ge
zegd had. Ze zou goud hebben gegeven
zeqa naa zuu ^uu v V
als ze hem nu zijn paard aan het hek zou
zien vastmaken en als ze hem met groote
passen op de voorgalerij zou zien toestap-
pen. om zijn excuses aan te bieden voor
zijn laatste woorden of om, onder voor-
wendsel, dat hij iets had laten liggen, nog
even met haar te kunnen praten.
Maar Westerman was er de man met
naar om zich te excuseeren, als hij niet ge-
loofde, dat er reden toe bestond, ook zou
hij zich niet vernederen om iets voor te
wenden, als zijn eigen belangen op het
spel stonden.
Van de galerij zag ze hem in de verte
wegrijden, even kaarsrecht, even onbewo-
I gen in den zadel, als dien eersten ochtend,
j toen hij Kennard voor zijn inspectie-tocht
was komen afhalen.
Opeens daalde het pad scherp en Wes
terman verdween achter den heuvelrug.
En toen ze hem niet meer zag scheen het
landschap opeens voor haar veranderd,
het teere groen van den jongen aanplant
scheen doffer, de aarde valer van kleur.
Opeens bedacht ze iets en een koude
rilling liep langs haar rug.
Hij zeide, dat hij dien ochtend iets had
gedaan om het voor iedereen makkelijker
te maken, dat hij een val had gezet voor
een monster met zich zelf als lokaas. Wat
kon hij bedoeld hebben Zij kon maar
een monster bedenken het afschuwelijk
spookbeeld, dat in Baniak Harap had rond
gewaard, sinds den dag, dat Kennards
houthakkers een boom geveld hadden.
Kon het mogelijk zijn, dat hij dit schepsel
tot in zijn leger had opgespoord en dat hij
het nu alleen te lijf wilde
Een val voor een monster Het was
een vreemde dramatische zinswendina
en Westerman was de laatste, die thea-
traal zou doen. Dat was het eenige korrel-
tje waarheid, dat hij haar had toegewor-
pen en de onzekerheid omtrent de ware
bedoeling daarvan maakte haar onrustig.
Wat moesten ze beginnen, als hem iets
overkwam Wat zou zij moeten doen, als
de wrekende God, die altijd in de duister-
nis toesloeg, den eenigen man uit de wrie-
melende massa aardelingen vermetigde.
die voor haar het leven beteekende
De aanblik van de verlaten, onordehjke
ontibijttafel maakte haar nog somberder;
de kopjes en borden, die wanordehjk door
elkaar geschoven waren, de bruine vlek
op het laken, waar thee was gemorst, Iso-
bels verfrommeld servet en overal, overal
kruimels.
(Wordt vervolgd