ALGEMEED NIEUWS- C.N ADVERTENTIEBLAO VOOR ZEEUWSCH-VLAAfiDEREN. ALLEST UW HJP TROOST Berste Blad. De Purperen Schaduw No 8655 VRIJDAG 13 MAART 1931 71 e Jaargang. Oude Christen-vervolgingen. F XUILLKT0V. 8IWNENLAND. i mm'minimi i (i -staa.:'.*w:«nw"fea door EDMUND SNELL. voor AUTOS MOTORS NIJVERHEID SMHH ENSCHE \BONNEMENTSPRIJS: Binnen Ter Neuzen 1,40 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen fr. per post 1,80 per 3 maanden Bij voor uitbetaling fr. per post f 6,60 per jaar Voor Belgie en Amerika 2,25, overige lan den 2,60 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor bet buitenland alleen bij voomitbetaling. Ultgeefster: Firma P. J. VAN DE SANDE. GIRO 38150 TELEFOON No. 25. ADVERTENTIeN: Van 1 tot 4 regels 0,80 Voor elken regel meer /0,2G. Grootere letters en dichfi's worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen vermtnderd tarlef, hetwelk op aanvraag verkriigbaar is. Intending van advertentien liefst 66n dag voor de uitgave. nrr bi.au VERSCHIJNT IEDEREN MAANDAG-, WOENSDAG- en VRIJDAGAVOND. I. Bronnen en motieven. Er is moeilijk een tijdvak uit de oude geschiedenis te bedenken waaromtrent z66veel wordt verhaald en altijd weer over-verteld (en dus gefantaseerd), terwijl er betrekkelijk zoo weinig zeker heid bestaat als de belangwekkende periode der eerste Christen-vervolgingen Dit feit zal ons pas dan minder verbazen, wanneer wij bedenken, uit welke bronnen onze kennis van dien martelaarstrijd moet worden geput. Wat ae Heidensche schrijvers aangaat, deze bewijzen ons op dit punt al heel weinig diensten, omdat zij met een kleine en onbeduidende uitzondering over deze vervolgingen geheel zwijgen. De C'hriste- nen waren bij hen al heel weinig in tel, zoodat zij er als vanzelf toe kwamen om bitter weinig aandacht aan hen te schen- ken. Men krijgt op deze onkunde en betrekkelijke onverschilligheid al een aoeden kijk, als men even nagaat, hoe de Romeinsche procuratoren Pilatus, Felin en Festus zich tegenover Christus en de eerste Christenen gedroegen. Er waren, naar het inzien van deze menschen en hun opvolgers en tijdgenooten heel wat gewiehtige gebeurtenissen op het breede tooneel van het groote Romeinsche wereldrijk aan de orde, die zeker meer vermelding-waard waren. De enkele uitingen, die wij nog in hun werken aan- treffen, hebben nu natuurlijk wel des te grooter beteekenis voor ons, maar wij mogen toch nooit vergeten, hoe glad en glibberig dit terrein menigmaal is. De echtheid der aangevoerde stukken staat lang niet altijd vast. Daarnaast zijn van het allerhoogste belang de Romeinsche wetten, die in de processen tegen de Chris tenen dienst deden, en op grond van wier bepalingen zij dan ook niet zelden ter dood werden veroordeeld. Dan blijven dus over de Christelijke bronnen. Maar wonder-boven-wonder dragen ook die niet bijzonder veel bij tot vermeerdering van onze kennis. Wat uit de catacomben naar voren is gebracht (waaraan wij gaarne later enkele afzon- derlijke beschouwingen willen wijden), geeft heel weinig zekerheid. En dan hebben wij voorts niet anders dan kerke- lijke geschiedschrijvers, benevens eenige voortbrengselen der Christelijke letter- knnde uit vroeger en later tijd. Boven- aan staat de kerkgeschiedenis van Euse - bius. Daarop volgt een tegen 313 waar- schijnlijk door Lactantius geschreven werk over ,,den dood der vervolgers waarm de verschillende keizers worden gebrand- merkt, die getracht hebben de Christelijke gemeente te vervolgen en te vernietigen. zijn er enkele kleinere geschriften, qeme Ook r* 43) (Vervolg.) Plotseling op een oogenblik, dat de at- mosfeer zoo geladen scheen, dat April het gevoel had om het uit te gillen, stond Iso bel van tafel op. Ze nam een tijdschrift, dat juffrouw Gould op een Moorsche ta bouret had neergelegd, sloeg het op een willekeurige plaats open, klapte het on- middellijk weer dicht en ging door de gang naar haar kamer. Toen zij de deur hoorde dicht vallen, keek April eens naar Westerman. ,,Wat hebt u in godsnaam gezegd De planter glimlachte. .,Zou u dat heel graag willen weten Natuurlijk, anders zou ik het niet vra- gen. Zegt u het mij nu ,,Het spijt me, maar dat gaat niet.' Haar gezichtje betrok. ,,Ot maar u moet. Net iets voor een man", bedacht ze overluid, ,,een storm in den familiekring verwekken en dan rustig naar zijn werk gaan en iemand de kastanjes uit het vuur laten halen ,,Het is mijn familiekring niet, ziet u ,,Jawel. U bent hier in plaats van het hoofd des huizes, in ieder geval, en u bent het eenige wezen met een broek aan, naar wien wij opkijken." ,,Of op wien wij neerkijken", opperde de planter. April gooide haar hoofd achterover. ..Spijkers op laag water zoeken, helpt me niet verder. Vertelt u me nu alsjeblieft eens, waarom Isobel in zulk een ellendig humeur is. Ze was in zoo'n zonnige stem ming, toen ze uit de slaapkamer kwam." die betrekking hebben op bepaalde ver volgingen of personen, maar men dient bij elk dezer bronnen wel degelijk reke- ning te houden met de kwestie van de echtheid of onechtheid, terwijl de be- trouwbaarheid van deze mededeelingen niet zelden aan gegronden twijfel onder- hevig geacht moet worden. Dit is zeer zeker het geval met de uitgebreide marte- laarsliteratuur van de Kerk. Deze ver- zameling moge onschatbaar zijn voor de kennis van allerlei Christelijke legenden. het blijft intusschen een heel moeilijk werk om hier de geschiedkundige waar- heid te ontdekken en ,,van den boom der historie weer te verwijderen al die slinger- planten der dichtende verbeelding, die daar zoo welig om heen zijn gegroeid zooals iemand het eens teekenend heeft uitgedrukt. Er was voor een stichtelijk schrijver wel geen dankbaarder stof denk- baar, vooral als men het met de historici- teit nu niet zoo erg nauw nam. Menig keer is alleen maar uit den mond van het volk een verhaal over een of ander heilige opgeteekend, dat door overlevering van geslacht op geslacht reeds was gevormd en vervormd. Soms liggen hier echter ook authentieke procesacten voor ons zij het dan ook in eenigszins gewijzigden vorm. De staatsarchieven, die hierbij doorslaande zekerheid zouden kunnen geven, zijn helaas verdwenen, zoodat de geschiedschrijver op dit punt meestentijds zijn onwetendheid moet belijden. Vraagt men nu naar de oorzaken dier oude Christen-vervolgingen, hoe vele er geweest zijn, en hoe groot het aantal der bloedgetuigen is geweest, dan kunnen wij het volgende mededeelen: Wat de oor zaken betreft. Wij zouden kunnen her- inneren aan het woord van den Heiland: Indien zij Mij vervolgd hebben, zij zullen ook u vervolgen Toch komen wij met zoo'n antwoord nog niet veel verder, omdat wij ook graag willen weten, hoe deze strijd is ontbrand. Een ding sta dan al dadelijk voorop: Wij hebben hierbij niet te doen met wat men gewoonlijk een rodsdienstoorlog noemt. Bij de Heidenen Kan men aan zooiets zeker niet denken, omdat zij er geen oogenblik aan dachten om voor hun eigen godsdienst op te komen. Het geloof dezer lieden ging daar- toe veel te veel buiten hun harten en ook buiten het eigenlijke leven om; het was daarvoor veel te weinig echte godsdienst. Bovendien was juist in den keizertijd der Romeinen op dit gebied bijzonder ver- draagzaam, en het herbergzame Rome nam gewillia binnen zijn muren elken vreemden godsdienst op, zonder schijn of schaduw van protest. Zelfs werden de Joden bijna altijd met rust gelaten. Laten wij de vervolging onder Diocletianus buiten beschouwing, dan zijn het ook niet de priesters geweest, die vervolgden, maar veeleer de Keizers. Er mogen dan wel eens godsdienstige redenen zijn aangevoerd, er lag toch iets anders op den onder- en achtergrond, want het was inderdaad de Staatsmacht, die handelend optrad. En ook al poogde men de Christenen er toe te bewegen, dat zij aan de goden offerden, men stelde zich toch nooit ten doel om de volgelingen van den Nazarener weer tot het Heiden- dom te bekeeren. Neen, men wifde hen alleen er toe brengen om zich weer aan de staatswetten te onderwerpen. Openlijk werden de Christenen beschul- digd van menschenhaat, wereldverachting en gebrek aan vaderlandsliefde. Het eerste was natuurlijk groote onzin, maar deze beschuldiging sproot voort uit en hing ten nauwste samen met de tweede. De Christenen stonden immers op zich- zelf, zij zonderden zich af van de heidenen en van allerlei maatschappelijke gebruiken en festiviteiten. Zeker, zoo iets deden de Joden ook wel, maar toch was er een verscbil: de Joden hadden een godsdienst, die in hoofdzaak nationale godsdienst was, terwijl het Christendom optrad met de roeping (of wil men: pretentie) van de wereld te willen overwinnen. En dit besef werd niet achteraf gehouden, doch luide uitgesproken. Wel mogen wij niet vergeten" dat het Christendom niet op trad en dus ook niet wilde gelden als een nieuwe godsdienst, doch meer als de pre- diking van het Koninkrijk Gods. Dit nu voelden de Romeinen aan, al was het nog in duister besef, want voor den Romein ging niets boven zijn eigen Rijk, en ook al waren de Christenen gehoorzaam aan de overheid, en al baden zij voor de machten, die over hen gesteld waren, toch was het duidelijk genoeg, dat zij het Koninkrijk Gods veel hooger schatten dan het Romeinsche Rijk. Zij verkon- digden luide, dat al deze macht eens zou vergaan. Daar kwam dan nog bij, dat zij zich zooveel mogelijk aan de staats- ambten onttrokken, omdat het waar- nemen daarvan altijd gepaard ging met het bijwonen van Heidensche ceremonien, die zij verafschuwden. En dan zochten deze Christenen een ander, een beter vaderland! Zoo zijn het de beste, edelste en overigens zachtmoedigste Keizers ge weest, die de Christenen hebben vervolgd. Zij alien, geen enkele uitgezonderd, zagen in het Christendom een macht, die grond- slag en bestaan van het Romeinsche Rijk werkelijk ernstig in gevaar bracht. Het was dan ook zeer goed en juist gezien. dat men de Christenen op de proef stelde voor het beeld van den Keizer, en dat men uit het al of niet offeren van enkele wierookkorrels aan den genius of gebie- der afleidde, of zij ter dood moesten worden gebracht dan wel vrijspraak zouden kunnen verwerven. De Keizer toch was de verpersoonlijking van de hoogste macht en de belichaming der Staatsidee. Wie dus enkel maar beleid Christen te zijn, kon reeds worden geacht deel te hebben aan een samenzwering tegen het Rijk. Er werden ook wel schandelijke dingen op rekening van de Christenen gezet, maar ten deze bracht een nauw- gezetter onderzoek nooit eenig deug- delijk bewijs. Toch bleef men de Christe- j nen dooden. Hun belijdenis van den 1 Christus was al misdaad genoeg. Dat er bij de processen wel eens ver- keerde praktijken werden aangewend. moet worden toegegeven, maar erger en ergerliiker waren de wreedheden, die bij de voltrekking van de vonnissen plaats hadden. Daar kwam dan nog bij, dat overoude wetsbepalingen, die meeren- deels reeds vergeten en die in elk geval jaren-lang veronachtzaamd waren, nu weer aan de praktijken nog een grooteren schijn van recht kwamen geven. Zoo was er een overouae bepaling, dat niemand in Rome goden mocht hebben op eigen hand. Geen godsdienst werd dan ook als geoorloofd erkend, dan die door den Senaat was gewettigd (een bepaling, I waarvan ook wel eens een goed en nuttig gebruik is gemaakt, om onredelijke cere monien te verbieden). En voorts vielen de Christenen onder de strenge be palingen omtrent heiligschennis en qe- kwetste majesteit. Zij toch vereerden niet de goden van den Staat, en men kon nu hun weigering om voor den Keizer te offeren, wel als heiligschennis uit- leggen. De majesteit van den Keizer was immers in de plaats gekomen van de majesteit van het Romeinsche volk. En hiermee staat dan zeker in verband, dat naast slaven en Joden soldaten de ijverigste aanklagers van de Christenen zijn geweest. Tenslotte kon dan ook nog de wet op de verboden vereenigingen op hen worden toegepast. Men voelde daar komt dit alles dus tenslotte op neer! dat het Christendom het Romeinsche Rijk niet verdroeg en het Romeinsche Rijk het Christendom al evenmin. Over de vervolgingen zelf nu een en ander in een volgend artikel. Bij EERSTE KAMER. Vergadering van Woensdag. de voortgezette behandeling van de begrooting van Arbeid, Handel en Nijverheid bepleit de beer Serrarens (r.-k.) wijiziging van de subsidieering van de tubercuiosebestrijding' naar gelang van de beboefte, alsmede onder- teekening van de conventies inzake jeugdige personen en den 8-urigen werkdag. De beer Wiibaut (s.d.) zou te Geneve willen zien aangedrongen op intematiionale regeling van prijsbepaling voor gemonopoliseerde arti- kelen. Hij bepleit voorts verleening van bij- dragen door het Rijk in arbeiderswonlng- huren. De heer Van Embden (v.-d.) wenscht stren- FOTJRNITURES GENERALES Borluutstraat 8, GENT. Tel. 12415. (Nabjj 't Stadhuis) (Ingez. Med.) ctfsmstxsBamr.mimt iimii in iiiiissCTWBWiii"«f,"'SiWV gere veiligheidscontrole en arbeidsinspectie. De heer Gelderman (lib.) bepleit vermin- dering van sociale lasten voor bedrijven, dae in moeilijke situatie verkeeren. TWEEDE KAMER. Vergadering van Woensdag. Bij de voortzetting van de behandeling van het ontiwerp tot wijziging van de Nijverheids- onderwijswet, zegt Minister Terpstra, dat er drie redenen waren, welke leidden tot de in- diening van het ontwerp; ten eerste, niet ge heel bevoegde personen werkzaam te kunnen laten; ten tweede, aan bet personeel beroeps- instantie te geven; ten derde, bet stopartikel op te heffen. Het stellen van objectieve vor- men in de plaats van het stopartikel is niet mogelijk, uit hoof.de van den eisch, dat het nijverheidsondenwijjs een groot aanpassings- vermogen moet hebben aan beboeften, die niet steeds constant zijn. Tegen de ophef- fing van bet stopartikel zonder meer heeft spreker overwegend beziwaar, aangezien het aantal aanvragen grooter wordt. De advi- seering door den Onderwijsraad tast bet karakter van dit college niet aan. De Onder wijsraad beziet de zaak centraal, terwijl Gedeputeerde Staten meer op het belang van de provincie letten. Spreker neemt over een amendement- Suring, volgens hetwelk de Minister alleen van de voordracht ter benoeming van een directeur van een bijzondere nijverheidsscbool 1 kan af wij ken, als een voorgedragene niet voldoet aan de eischen van benoembaarbeid. De beer Gerhard (s.-d.) vraagt beroep open te stellen voor vrouwelijk personeel onder vijf-en-veertig jaar, dat wegens huwelijk ont- slagen wordt. De heer Oud (v.-d.) steunt het amendement- i Gerhard, en betoogt de wenscbelrjikheid, dat voor personeel van de nijverheidsscholen. voor wat betreft de beroepsinstanties, de ambtenarenwet geldt. HET VOORSPEL VAN DE BEEGISCHE OMWENTELJNG VAN 1830. Het Maartnummer van „De Gids" bevat (Ingez. Med.) Westerman vouwde zijn servet onge- woon zorgvuldig op. ,,Een verstandig vader verkondigde hij, neemt alleen zijn kinderen in vertrou- wen op geschikte oogenblikken en dit is geen geschikt oogenblik' „Ik ben uw kind niet. U hebt me eens verteld, dat uw onderneming een kind voor u was en dat is ook het eenige, waar u iets om geeft. Dat was zoo zeide Westerman. April sneed een stuk gesmeerd geroos- terd brood in kleine reepjes en boog zich over haar bord om haar blozen te ver- bergen. „Och, het kan u toch niets schelen.' Hii leunde achterover in zijn stoel. ,,Wel waar, April. Het kan mij wel degelijk schelen, veel meer, dan jij denken kunt. Ik heb vanmorgen iets gedaan, wat ik ellendig vond iets, dat er op be rekend is am alle dingen voor iedereen qemakkelijker te maken en in de eerste plaats voor jou. Als je straks mevrouw Kennard ziet, zal ze je dadelijk v rag en, of ik je iets verteld heb en je zult dan bhj zijn, als je ronduit neen kunt zeggen. Haar lip beefde. ,,Toen ik gisteravond naar buiten kwam loopen, duwde u mij naar Isobel, alsof ik een zak kolen was. Heusch Nu, dat bedoelde ik met zoo kwaad. Ik had geen oogenblik te verlie- zen; ik moest den kerel achterna. Ze pinkte met haar wimpers. ,,Dus er was een kerel." Dat zei je en ik dacht toen, dat het best mogelijk was Ze schudde ongeduldig haar hootd. Als u wilt, dat ik u vertrouw, mijnheer Westerman, moet u beginnen met mij te vertrouwen. Als dit iets is, wat ons heele- maal betreft, dan begrijp ik niet, waarom ik er niets van weten mag Westerman hep naar het bureau en nam zijn zonnehelm. Omdat", hield hij vol, „het weten een verantwoordelijkheid met zich brengt, die te zwaar is voor zulke tengere schouders. ,,U probeert er om heen te praten. ,,Dat geef ik volmondig toe. Ik gebruik iederen kunstgreep, dien ik bedenken kan, om weerstana te bieden aan vrouwelijke nieuwsgierigheid zonder de eenige vrouw in de wereld, wier meening ik op hoogen prijs stsl, t6 beleedigen. Dan heb ik^ toch het recht om er om heen te praten Ik kan u niet uitstaan verklaarde April van achter haar kopje thee. De lijnen op Westerman knap gezicht werden harder. „Ik hoop, dat dit niet waar is. Ik heb een harde leerschool gehad, denk daaraan. En ik neem alles letterlijk op." Ze zette haar kopje zoo hard neer, dat het schoteltje bijna brak. Er was iets zeer beslists in haar kin en haar oogen keken uitdagend. ,.De man, dien ik trouw, mijnheer Wes terman", zeide ze ijskoud, ,,moet een breederen blik op mijn sekse hebben. Ik wil niet beschermd en aangehaald en als een zuigeling behandeld worden. Ik wil iemand, die bereid is om mij te laten dee- len in zijn successen en teleurstellingen werkelijk te laten deelen." ,,Ik geloof, dat ik het begrijp", zeide hij rustig. ,,Heel waarschijnlijk zult u ergens op deze wijde wereld dien man vinden. Persoonlijk heb ik nooit bescherming ge- zocht achter vrouwenrokken. Er zijn zekere dingen, waarvoor ik erken, dat hulp van een vrouw onbetaalbaar is, maar net probleem, dat ik nu moet oplossen, be- hoort daartoe niet. Misschien is het u vol- doende, als ik u vertel, dat ik een va gezet heb voor een monster met mijzelf als lok- aas Goeden morgen, juffrouw Gould. April sloot haar oogen. Vaag hoorde ze hem de trap afgaan, zijn vrooliiken roep tegen den paarde- jongen en den hoefslag van den hit op het door de zon verdroogde pad. Toen ze weer opkeek, was de galerij leeg, even leeg, als haar angstig jaaend hart. Ze wenschte, dat ze dien grooten, on- verscbilligen man haten kon, met zijn ruwe manieren en zijn openhartigheid, maar ze wist, dat hoe hij haar ook behan- delde. dat gevoel tot de onmogelijkheden behoorde. Heel diep in haar hart wist ze, dat hij gelijk had. In hun uitersten nood was hij de eenige, van wien ze alien afhin- gen, hun toeverlaat, op wien ze alien steunden. Isobel. raadde ze, had hem belaagd met al de verleidingskunsten, waarover ze be- schikte, maar flirten was een tweede na- tuur van mevrouw Kennard en het was zeer waarschijnlijk, dat ze beproefd had om zijn sluimerend gevoel te wekken, al leen maar om er later om te lachen. De demon, aan wiens inblazingen de weduwe van den administrateur had gehoor ge- qeven en het duveltje, dat April er toe ge- dreven had om Westerman te brengen tot op den rand van een aanzoek, om hem dan opeens alle hoop te ontnemen, waren niet van hetzelfde soort. Isobel beschikte over den demon naar willekeur, terwij April een prooi was van haar duveltje. En met dikke tranen betreurde ze nu alles wat ze in haar drift tegen hem ge zegd had. Ze zou goud hebben gegeven zeqa naa zuu ^uu v V als ze hem nu zijn paard aan het hek zou zien vastmaken en als ze hem met groote passen op de voorgalerij zou zien toestap- pen. om zijn excuses aan te bieden voor zijn laatste woorden of om, onder voor- wendsel, dat hij iets had laten liggen, nog even met haar te kunnen praten. Maar Westerman was er de man met naar om zich te excuseeren, als hij niet ge- loofde, dat er reden toe bestond, ook zou hij zich niet vernederen om iets voor te wenden, als zijn eigen belangen op het spel stonden. Van de galerij zag ze hem in de verte wegrijden, even kaarsrecht, even onbewo- I gen in den zadel, als dien eersten ochtend, j toen hij Kennard voor zijn inspectie-tocht was komen afhalen. Opeens daalde het pad scherp en Wes terman verdween achter den heuvelrug. En toen ze hem niet meer zag scheen het landschap opeens voor haar veranderd, het teere groen van den jongen aanplant scheen doffer, de aarde valer van kleur. Opeens bedacht ze iets en een koude rilling liep langs haar rug. Hij zeide, dat hij dien ochtend iets had gedaan om het voor iedereen makkelijker te maken, dat hij een val had gezet voor een monster met zich zelf als lokaas. Wat kon hij bedoeld hebben Zij kon maar een monster bedenken het afschuwelijk spookbeeld, dat in Baniak Harap had rond gewaard, sinds den dag, dat Kennards houthakkers een boom geveld hadden. Kon het mogelijk zijn, dat hij dit schepsel tot in zijn leger had opgespoord en dat hij het nu alleen te lijf wilde Een val voor een monster Het was een vreemde dramatische zinswendina en Westerman was de laatste, die thea- traal zou doen. Dat was het eenige korrel- tje waarheid, dat hij haar had toegewor- pen en de onzekerheid omtrent de ware bedoeling daarvan maakte haar onrustig. Wat moesten ze beginnen, als hem iets overkwam Wat zou zij moeten doen, als de wrekende God, die altijd in de duister- nis toesloeg, den eenigen man uit de wrie- melende massa aardelingen vermetigde. die voor haar het leven beteekende De aanblik van de verlaten, onordehjke ontibijttafel maakte haar nog somberder; de kopjes en borden, die wanordehjk door elkaar geschoven waren, de bruine vlek op het laken, waar thee was gemorst, Iso- bels verfrommeld servet en overal, overal kruimels. (Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1931 | | pagina 1