ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
No 8299.
Vrijdag 16 November 1928.
68e Jaargang
Eerste Blad.
Heeren en knechten.
a n d.
A30NNEHENTSPRIJS:
FIBIILITO*.
De innemende Landlooper
Binnen Ter Neuzen f 1,40 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen fr. per post f 1,80 per 3 maanden Bij vooruitbetahngfr. per post f 6,60 per jaar
Voor Belgie en Amerika f 2,25, overige landen /2.60 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor het buitenland alleen bq vooruitbetalmg.
Dit blad verschijnt iederen Maandaq-, Woensdaq- en Vrijdaqavond.
Herhaaldelijk kon men in de zuidelijke
staten van Amerika, toen de slavernij daar
nog heerschte, een bepaalde uitdrukking
hooren gebruiken. De slavernij werd
daar toen vergoelijkend ,,een huiselijke
instelling" geno'emd. En er was geen en-
kel argument van hen, die de uiteindelijke
afschaffing van heel de slavernij beoog-
den, dat zooveel placht uit te werken als
die paar woorden zij toch waren het, die
vooral veroorzaakten, dat de slavernij met
nog grooter afkeer en walging werd be
schouwd. Want zij, die naar deze rede-
naties luisterden, wisten maar al te goed,
en ook zij, die zoo spraken, konden niet
geheel onwetend zijn op dat punt, wat
soort van huiselijke zedelijkiheid, of
doen wij misschien beter om te spreken
van: onzedelijkheid gepaard ging met
deze leerstelling, dat de neger werd er-
kend als een stuk roerend goed van zijn
meester, en dat hij zich dan ook dezelfde
behandeling maar moest laten welgeval-
len als aan zijn meesters andere ,,roeren-
de goederen" te beurt viel. Alle banden
die vader en kind, man en vrouw, broe-
der en zuster aan elkander verbinden, ge-
raakten in de wildste verwarring door
praktijken, die dit leerstuk volkomen wet-
tigde. En ook was het geen kwestie van
kleur of ras, want het merkwaardige ver-
schijnsel deed zich voor, dat de blanke
door het bestaan van dezen onregelmati-
gen en in den grond onzedelijken toestand
in zijn huishouden erger werd verlaagd
dan de zwarte. Voor de eer van zijn kleur
en voor de waardigheid van zijn geslacht
was het derhalve van het hoogste ge-
wicht, er tot elken prijs van bevrijd te
worden.
Maar nu de zaak dan in 't reine is, en
er voor ons geen reden meer bestaat om
op barsche wijze te spreken over Ameri-
kaansche planters en hun advocaten-van-
kwade-zaken, is er tegelij.k 'n goede reden
voor ons om eens na te gaan, wat dit
voorwendsel (de huiselijke instelling) van
de slavernij dan toch wel inhield. Immers
een uitdrukking als de genoemde krijqt
maar niet opeens zoo n gangbaarheid als
er niet eenige grond voor is. De slaven-
houders hebben herhaalde malen op het
feit gewezen, dat er in de meeste Euro-
peesche gezinnen dienstbaren zijn. En' dan
vroegen zij, of niet alleen daarin het ver-
schil bestond tussthen dienstbaren en sla
ven, dat de eerstgenoemden een zeker
loon ontvangen en zij, als het hun goed-
dunkt, van meester kunnen veranderen.
Men gaf dan in bedenking, dat dit voor-
recht ook nog weer zijn daarmede gepaard
gaande nade'elen had; dat de toegenegen-
heid van den ,,huurling" vaak veel min
der sterk was dan van den slaaf, die was
opgegroeid, ja misschien geboren op het
goed van zijn meester, en die dus in zeke-
reu zin niet beter dan een kanarie wist
dat hij in een kooi en juist in deze
kooi behoorde. Het versohil tusschen
dienstknechten en slaven werd veel meer
door
E. J. RATH.
53) Vervolg.
Maar, toen de avond van het feest aan-
brak, haalde Hilda het weer te voor-
schijn, riep een der dienstboden om haar
te happen en begon zich vastberaden te
metamorphoseeren in een Oostersche ko-
ningin. Er was een goede reden, die haar
van plan had doen veranderen. Marian
was 's middags bij de Harlans geweest
en Minnie had haar kostuum laten zien,
dat volgens Marian alles in luisterrijk-
heid overtrof, dat ze nog ooit gezien
had. Het was iets van het Fransche hof,
voor zoover men uit Marian's beschrij-
ving kon opmaken.
Minnie brandt van nieuwsgierigheid
te weten, wat Wade zal dragen", zei Ma
rian. ,,Ze kleedt zich natuurlijk voor
hem."
,,En wat doet hij aan?" vroeg Hilda
onverschillig.
,,Dat wil hij ons niet vertellen. Dat is
het juist. Voor zoover ik kan nagaan. is
hij nergens geweest om een kostuum te
bestellen en heeft hij er ook geen gestuurd
gekregen. Hij heeft alleen gezegd, dat ik
goed moest opletten. Ik denk, dat hij als
ridder komt. Ik heb hem verteld wat
Minnie draagt."
Dit was de reden, dat de kleeren van
de koningin van Scheba weer voor de.n
dag werden gehaald en weldra Hilda's
slanke gestalte tooiden. Als Minnie Har
lan zich voor hem mooi maakte, had-
den anderen het recht hetzelfde te doen.
Hilda zou niet graag bekend hebben, dat
ze met Minnie wilde wedijveren, hoewel
als een gradueel verschil beschouwd dan
als iets specifieks. En ook naar degeschie-
denis werd verwezen: De Grieksche repu-
blieken, al waren zij nog zoo democra-
tisch, en al heerschte daar ook nog zoo'n
zin voor gelijkheid zij gedoogden en
erkenden toch de slavernij. Was de slaaf
niet, evengoed als de zoon, een deel der
Romeinsche familie
Het zal dus bij de bespreking van ons
onderwerp: heeren en knechten het doel-
matigst zijn juist bij de Grieken te be-
ginnen, te eer en te meer, omdat de
scherpzinnigste en meest systematische
van hunne schrijvers over maatschappe-
lijke zedelijkheid ook dit onderwerp heeft
behandeld, en ons door zijn onderzoek
van deze dingen een soort hulp verleend,
die wij elders nergens zoo zullen aan-
treffen.
Aristoteles dan in zijn Politica begint
met de behandeling van de verhoudingen
in de familie. Onder deze geeft hij ook op
die van heer en knecht. Hij huldigt in den
volsten zin des woords het gevoelen van
de Grieken omtrent slavernij, onderstegnd
dit met zijn eigen argumenten, en levert
daarvoor het bewijs, hoe geheel zijn geest
daarvan doordrongen was. Door het ver-
standelijke bestond er bij den mensch een
overwicht over het dier. Hij kan regeeren,
en hij moet toonen, dat hij dit kan. Over-
eenkomstig deze leer nu zouden zekere
menschen instrumenten zijn of organen,
waardoor andere menschen kunnen be-
werkstelligen, wat hun goeddunkt. Er zou
geen zuiver onderscheid bestaan tusschen
ploeg en ploeger, tusschen kookgereed-
scha'p en kok. Maar bestaat daarin dan
werkelijk geen verschil naar Aristoteles
schatting? Zeker wel. Want het dienst-
bare is bij hem ook een deel van de
familie, al leeft dit deel in nog zulk een
onderworpen staat. Er bestaat een ver-
houding tusschen meester en knecht, die
zich e'erst veel later breeder zou ont-
plooien. En omdat deze verhouding in
den grond reeds bestond, ook al trad zij
nog niet zoo sterk aan het lic'ht, durfde
Aristoteles de slavernij handhaven, ja, hij
dacht er zelfs geen oogenblik over na, of
zij wel houdbaar kon zijn.
De slaaf was aan zijn heer verbonden,
en juist in dien band zag Aristoteles het
bewijs van de rechtvaardigheid der in
stelling. Onze lezers zullen misschien zeg-
gen of denken, dat zij ..maling" hebben
aan de philosophic, en dus ook beweren,
dat Aristoteles kraohtens zijn theorie dien
band slechts zag en vasthield. Maar dan
hebben zij het toch bij het verkeerde eind,
want in Aristoteles hebben wij niet slechts
te zien iemand, die ons alleen de Griek
sche toestanden zooals die in de maat-
schappij heerschten, doet verstaan, maar
ook iemand, die reeds voorspeld heeft,
wat voor toestanden elke maatschappij
zal moeten doorloopen. De Amerikaan
dus, die beweerde, dat hij zijn verachting
voor een lager ras toch niet zou over-
winnen door het als zijns gelijke te gaan
beschouwen, omdat hij dit nu eenmaal niet
kon, daar het feit van een lager peil bij
den slaaf machtiger invloed op hem heeft,
dan eenige theorie, die Amerikaan kon
zich voor deze bewering beroepen op het
voorbeeld, dat ons de Grieksche stammen
op dit punt geven. Maar zij, die zoo den
ken of redeneeren, zullen dan ook tege-
lijkertijd tot de ontdekking komen, dat
het huiselijk leven de slavernij moet te
niet doen of anders door haar vernietigd
zal worden; een ontdekking, die hij met
een overvloed van voorbeelden, uit eigen
tijd en land gekozen zal kunnen staven.
En dan de Romeinsche familie. Hier
was ook de zoon als een diensfcbare; hij
moest nog worden geemancipeerd voor en
aleer hij zijn eigenlijke rechten als burger
kon verkrijgen. Ook de slaaf behoorde
in de familie, (het woordje familie komt
zelf van famulus, slaaf, en beteekent dus
eigenlijk: slavenstoet)Het was dus,
strikt genomen, een echte huiselijke in
stelling. En wat was er het gevolg van?
Er zijn twee antwoorden te geven, die
samenhangen met twee verschijnselen.
Aan den eenen kant was daar dit, dat de
slaaf vaak volkomen werd getyranni-
seerd, aan den anderen kant bleek al spoe-
dig, dat zoodoende het geheele huiselijke
leven werd vernietigd. De klasse der vrij-
gelatenen waren vaak de fijnstbeschaafde
en rijkstbegaafde lieden naast de zonen,
die diep wegzonken.
Beriepen de verdedigers der slavernij
zich op Griekenland en Rome, zij ont-
kenden toch wel het allerliefst hun argu
menten aan Palestina. Wij weten echter,
dat juist bij Israel alles gegrond was op
de familie. Alle latere wetgeving is alleen
dan goed te begrijpen, als men daarin de
familie als basis aanneemt. De eerste en
voornaamste belofte, aan Abraham ge-
geven, was, dat in hem alle geslachten
des aardbodems gezegend zouden wor
den. Alle slaven, in den oorlog gemaakt,
en ook alle gekochte dienstknechten,
moesten dus wel in den kring der ver-
bondskinderen worden opgenomen. Ge
heel als dieren werden zij nooit behan
deld; zij waren familieleden. Meester en
slaaf stonden zoodoende noodzakelijker-
wijze in relatie tot elkander.
Wij will en er dus nu op wijzen, dat
hier alom een band bestond, die steviger
was en welks invloed dieper ging dan bij
de tegenwoordige verhouding van heer
en knecht, waarbij men maar al te vaak
kan hooren zeggen: „ik heb hem (haar)
er voor betaald, en nu heeft hij (zij) niets
meer van mij te vorderen Heer en
knecht denken tegenwoordig helaas bei-
den meestal zoo: de heer is niets meer
schuldig, de knecht tot niets meer ver-
plicht, zoodra de afrekening maar heeft
plaats gehad.
Mocht een dergelijke redenatie en over-
tuiging geheel ingang vinden, waar is
onze maatschappij dan aan toe? Echter
zoeke men de oplossing van de moeilijk-
heden, en de verhindering van de drei-
gende gevaren niet hierin (zooals veelal
gebeurt), dat men de woordjes heer en
knecht eenvoudig verbant, het zou veel-
eer beter zijn, indien men de dienstbaar-
heid niet als iets verachtelijks of inhu-
maans van zich afstiet, doch ze daaren-
tegen hooger ging aanslaan. Niet door te
beweren, dat ieder mensch recht heeft om
te heerschen, doch veel meer door tot de
overtuiging te komen, dat ieder mensch
gebonden en geroepen is om te dienen,
en op dit recht van dienstbaarheid aan-
spraak kan maken als op een van zijn
hoogste voorrechten alleen langs dien
weg is de maatschappij te redden en te
genezen.
Is het dan ook niet merkwaardig, hoe
de geheele soldaterij ,,dienst" wordt ge-
noemd? Zijn de hoogsten in den lande niet
de ministers, dat wil zeggen: de dienaren
des konings? Noemt men predikanten
niet: dienaren des goddelijken Woords?
En is de duurste roeping niet voor alien:
den naaste te dienen, al wordt dan on-
middellijk daaraan toegevoegd: door de
liefde? Verdwijnt de goede en eervolle
verhouding van heeren en knechten, dan
zal daarvoor de oneervolle van heeren en
slaven weer in de plaats komen! Het be-
sef, dat men elkander noodig heeft en de
een van den ander afhankelijk is, werkt
veredelend en verheffend.
Bovendien verlieze niemand onzer uit
het oog, dat elke positie, die wij in het
leven innemen, er eene is van heerschen
en dienen.
Als voorbeeld zij hier tenslotte aange-
haald, hoe bij het systeem van kolonien
door sommigen de bewoners der overzee-
sche gewesten wel eens werden of nog
worden beschouwd als een .lager ras".
Zonder leelijike woorden te gebruiken en
zonder te schelden, probeert men toch
maar al te vaak dergelijke menschen als
dieren te behandelen, en zich hoog boven
hen te stellen. Maar wie dat doet mag
zich wel voor oogen stellen, dat deze
menschen evengoed een dierlijke natuur
in zich hebben als wij. Spreekt men der
halve alleen tot hun dierlijke natuur, en
mocht men zelfs willen aannemen, dat er
niets dan zoo'n natuur in hen stak, dan
ontwikkelde men ter zelfder tijd zoo'n
natuur in zichzelven. Dan wordt de af-
stand dus niet grooter, doch geringer!
Dan kan men zidh tenslotte alleen maar
beroepen op de macht, die het eigen land
ten toon spreidt, om zijn positie en meer-
derheid te handhaven. En die positie werd
intusschen steeds zwakker. Slechte be
handeling der inlanders deed of doet meer
kwaad dan honderd flaters in de kolo-
niale wetgeving. Want de zeden der
menschen zijn van grooter invloed naar
alle kanten-dan alle mogelijke beraadsla-
gingen of commando's. Wle alleen door
macht regeert, zal'spoedig het gezag ver-
1 liezen. Aan de vruc'hten wordt de boom
gekend. Met andere woorden: uit ons ge-
drag tegenover onze dienstbaren zal het
1 moeten blijken, of wij meesters kunnen
zijn dan wel, of wij dalen moeten en ons-
zelf vernederen zullen tot de dienaren
onzer dienaren.
TWEEDE KAMER.
Vergadering van Woensdag.
Minister de Geer verdedigt het beleid
van het kabinet, dat belangrijke wetsont-
wenpen tot stand bracht en geenszins een
,,vrijgevochten associatie is. Niettemin is
de tegenwoordige toestand niet houd
baar, daar het kabinet voor algemeene
ontv/erpen niet kan rekenen op een con-
stante meerderheid in het parlement.
Spreker komt met klem op tegen de
TNGEZONDEN MEDEDEELINGEN.
voorstelling van dr. De Visser, als zou de
bezuiniging bij defensie in verband staan-
met eenzijdige ontwapening.
Ook spreker vreest, dat dit jaar met
veel zal komen van unificatie van de so-
ciale wetgeving. Met unificatie moet ge-
wacht worden, tot de ziektewet zal zijn
tot stand gekomen.
De gedachte aan internationale bestrij-
ding van mond- en k'lauwzeer zal de re-
geering gaarne steunen. De bewijzen. die
de heer Braat aanvoerde voor de aohter-
stelling van het platteland, waren niet ge-
lukkig en worden door den minister stuk
voor stuk tegengesproken. Het denkbeeld
van den heer Buiten, om aan de aangeno-
men salarisherziening iets toe te voegen.
noemt spr. voor verwezenlijking niet vat-
baar. De gezonde toestand van onze fi-
nancien mag geen aanleiding zijn om ons
te vrij te gaan bewegen.
De exhorbitante overschotten van de
jaren '25 tot '27 zullen niet meer voorko-
men, aangezien de belangrijke maatrege-
len voor de sluitendmaking van de be-
grooting weder ongedaan zijn gemaakt.
De overschotten werden aangewend voor
vermindering van de nationale sc'huld.
hetgeen beteekent kapitaalvorming door
den staat. Spr. bestrijdt den heer van
Gijn, die ook overschotten had willen zien
aangewend voor belastingverlaging.
RIIKSCOMMISSIE VAN OVERLEG
VOOR DE
WEGENVERBETERING.
In de rijkscommissie van overleg voor
de wegenverbetering, waarvan de instel
ling door den Minister van Waterstaat
binnenkort kan worden verwacht, zullen
de volgende heeren zitting nemen:
lid en voorzitter: Edo Bergsma, te En~
schede, voorzitter van den Algemeeneir
TNGEZONDEN MEDEDEELIN GEN
ze
toch niet bang was voor een uitda-
ing; de koningin van Scheba was wer-
elijk mooi.
Een zachte, warme avond, met een
helderen sterrenhemel verhoogde het qe-
not van het feest. Ze noemde het beschei-
den een ,,feestje", maar iedereen in de
buurt wist, dat het een groote gebeurtenis
was, waarschijnlijk de grootste van den
heelen zomer, tenzij het de Kilbourne s
aanspoorde tot nog iets grooters tegen
het eind van het seizoen, Verder was er
niemand, die het zou kunnen overtreffen.
Het leek prettiger, eenvoudiger, meer
in stijl met het geheel, om maar te voet
naar de Harlans te gaan. Bovendien was
er geen chauffeur op Kilbourne Heights.
De afstand was slechts een paar honderd
meters en het pad liep door groene gras-
velden onder hooge boomen, die Gothi-
sche hagen vormden en langs den pronk-
tuin, waar niemand ooit kwam.
Dien avond stond Henry Kilbourne,
die heelemaal in de stemming was, er op,
dat men een omweg zou maken door den
tuin zelf. Toen ze door den tuin liepen,
waar de marmeren banken en beelden
spookachtig wit waren in het maanlicht,
leken ze een stoet van geesten uit het
grijs verleden. Captain Kidd en Martha
Washington drentelden langzaam voor-
aan. De captain voelde zich niet heel be-
hagelijk in zijn laarzen met bellen en zijn
buis knelde hem onder zijn armen, maar
hij stapte moedig voort, want hij vervul-
de zijn rol met plezier. Martha Washing
ton voelde zich ook niet geheel op haar
gemak, maar ze zag er lief, moederlijk en
statig uit en in den half-duisteren avond
klemde ze zich vast aan den arm van
Captain Kidd, gelijk vrouwen plachten te
doen voordat ze geemancipeerd waren.
D'Artagnan en Pierette volgden hen
voldaan over hun uiterlijk, dat misschien
niet origineel was. maar dan toch vol-
maakt uitgevoerd. D'Artagnan draaide
aan zijn aangeplakte snorretje, terwijl
Pierette's slanke, witte beenen telkens
luchtig een paar danspasjes uitvoerden op
het gladde gras.
De koningin, van Scheba liep alleen
wat goed paste, want niemand kwam in
aanmerking haar te vergezellen. Door
achter te blijven, maakte ze de anderen
tot een bonten, kleurigen hofstoet. Ze
zag er statig uit, verheven en scheen in
gepeins verzonken Ze had een sleep,
dien ze voor alle zekerheid over den arm
had genomen, want geen sleepdrager
volgde haar. Zelfs deze kleine tekortko-
ming, te wijten aan de omstandigheden,
deed geen afbreuk aan haar geheimzinni-
ge verschijning uit lang vervlogen tijden.
Wade Rawlins had zich niet bij hen
gevoegd. Niamand wist, wat er van hem
geworden was, want hij verdween na het
middageten en was nergens te vinden,
toen Captain Kidd hem zocht; maar ze
zouden hem ongetwijfeld wel zien op het
bal. waar hij zeker als elegante, opvallen-
de figuur zou verschijnen. De koningin
van Scheba dacht voortdurend aan hem,
terwijl ze naar het huis van de Harlans
liep en telkens drong Minnie zich op aan
haar gedachten, wat haar hevig ergerde.
De luisterrijkheid van het feest viel hun
op, toen ze door een opening in de heg
traden, die de grens vormde tusschen het
landgoed van de Harlans en Kilbourne
Heights, Onder de boomen en in den
tuin was alles verlicht en een bont gezel-
schap vertoonde zich aan hun oog.
De Harlans noemden het een bal in de
schuur. Onder gewone omstandigheden
zou het een wonderlijk en belachelijk iets
geweest zijn voor dames en heeren uit de
romantische perioden der geschiedenis,
om zich een weg te banen naar een
schuur, als waren ze boerenkinkels; maar
er ziin schuren en schuren. De schuur van
de Harlans was een groot baksteenen ge-
bouw, in denzelfden stijl als het huis, met
betegelde vloeren, electrisch licht en an
dere heerlijkheden. Eigenlijk was het hee
lemaal geen schuur; het was minstens een
woonhuis. Maar ze noemden het een
schuur, terwille van het huis. dat een k;
zeroe of een paleis leek.
Naar deze overdadige schuur begaven
zich gekroonde hoofden, ridders, edel-
vrouwen en pages. Er waren ook boeren
en wilden en wonderlijke figuren uit my-
then legenden en sprookjes. Sommigen
wandelden, anderen liepen statig heen en
weer of sprongen rond. Er was natuurlijk
Jeanne d'Arceen van de meisjes Per
kins en Marie Antoinette, voorgesteld
door mevrouw Shinn en Pocahontas,
wiens naam niemand kon onthouden,
maar die logeerde bij de Harlans. Niet
een belangrijke persoonlijkheid ontbrak;
Er was een bonte kleurenmengeling; ge-
lach klonk van alle kanten en het orkest
speelde lustig in de schuur.
D'Artagnan en Pierette ze was
helaas niet de eenige Pierette voelden
hun hart sneller kloppen en liepen snel
vooruit, botsend tegen edellieden en ge-
i kroonde hoofden ontwijkend met den
overmoed der jeugd; maar de koningin
van Scheba liep nog steeds alleen met op-
geheven hoofd en ongenaakbare houding.
Ze was geheel los van haar omgeving,
de antiekste en mooiste van hen alien;
maar haar koele blik dwaalide zoekend
rond. zoodat ieder. die dacht, dat ze zich
niets aantrok van het gezelschap, zich
volkomen vergiste.
Maar tusschen alien, die de schuur be-
traden of op het grasveld er voor para-
deerden. zag de koningin hem niet. Ze
bekeek ongemerkt iedereen ridders,
edellieden, vechtersbazen maar tever-
geefs keek ze uit naar Wade Rawlins. Ze
wiist, dat ze zijn groote gestalte dadelijk
zou herkennen.
Ze fronste even de wenkbrauwen, heel
even maar, want een koningin mag haar
gevoelens niet verraden. Toch voelde ze
zich angstig en gejaagd. Als hij toen eens
haar zin gedaan had en weg was geible-
ven, om alle moeilijkheden te voorko-
men! Het zou buitengewoon aardig van
hem zijn, natuurlijk. Een bewijs, dat hij
haar alle zorgen wilde sparen. maar te ge-
lijker tijd zou het haar spijten.
Sir Walter Raleigh trad op de konin--
gin toe, maakte een gevaarlijke buiging.
wierp zijn kap voor haar voeten en vroeg
haar ten dans. De koningin weiqerde te
dansen, maar vergunde hem haar de
schuur binnen te leiden. Weer zochten
haar oogen snel, maar hij dien zij zocht,
was hier niet. De menigte juichte haar
toe, maakte plaats voor haar en Sir Wal
ter begeleidde haar over den betegelden
vloer naar een soort podium.
Even dacht Hilda, dat zij op dien troon
zou zetelen, maar toen zag ze, dat hij
al bezet was, door een schoone vrouw.
en gekleed. zooals Marian beschreven
had, in Fransche hofkleedij van de acht-
tiende eeuw. Zelfs Hilda was ervan over-
tuigd. dat Minnie Harlan er nooit zoo
bekoorlijk had uitgezien.
De koningin van Scheba aarzelde en
wachtte toen. Madame de Pompadour
boog. De koningin beantwoordde haar
groet met een nauw merkbaren hoofdknik.
Zij zat niet op den troon. maar ze voelde
dat ze haar koninklijke waardigheid had
doen gelden. Kortom. Minnie had het
eerst gegroet.
Er klonk een geroep achter haar en
Hilda keerde zich om, zooals paste bij
haar waardigheid. Toen maakte ze een
gebaar van schrik: de adem stokte haar
in de keel.
Een groote gestalte, in lompen gehuld.
kwam schuifelend de schuur binnen en
bleef haar staan aankijken, met een glim-
lach op de lippen.
(Wordt vervolgd.)
EES"
lancii1 jfi i
Theqdorus Niemeiier
Groningen