ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. No 8299. Vrijdag 16 November 1928. 68e Jaargang Eerste Blad. Heeren en knechten. a n d. A30NNEHENTSPRIJS: FIBIILITO*. De innemende Landlooper Binnen Ter Neuzen f 1,40 per 3 maanden Buiten Ter Neuzen fr. per post f 1,80 per 3 maanden Bij vooruitbetahngfr. per post f 6,60 per jaar Voor Belgie en Amerika f 2,25, overige landen /2.60 per 3 maanden fr. per post Abonnementen voor het buitenland alleen bq vooruitbetalmg. Dit blad verschijnt iederen Maandaq-, Woensdaq- en Vrijdaqavond. Herhaaldelijk kon men in de zuidelijke staten van Amerika, toen de slavernij daar nog heerschte, een bepaalde uitdrukking hooren gebruiken. De slavernij werd daar toen vergoelijkend ,,een huiselijke instelling" geno'emd. En er was geen en- kel argument van hen, die de uiteindelijke afschaffing van heel de slavernij beoog- den, dat zooveel placht uit te werken als die paar woorden zij toch waren het, die vooral veroorzaakten, dat de slavernij met nog grooter afkeer en walging werd be schouwd. Want zij, die naar deze rede- naties luisterden, wisten maar al te goed, en ook zij, die zoo spraken, konden niet geheel onwetend zijn op dat punt, wat soort van huiselijke zedelijkiheid, of doen wij misschien beter om te spreken van: onzedelijkheid gepaard ging met deze leerstelling, dat de neger werd er- kend als een stuk roerend goed van zijn meester, en dat hij zich dan ook dezelfde behandeling maar moest laten welgeval- len als aan zijn meesters andere ,,roeren- de goederen" te beurt viel. Alle banden die vader en kind, man en vrouw, broe- der en zuster aan elkander verbinden, ge- raakten in de wildste verwarring door praktijken, die dit leerstuk volkomen wet- tigde. En ook was het geen kwestie van kleur of ras, want het merkwaardige ver- schijnsel deed zich voor, dat de blanke door het bestaan van dezen onregelmati- gen en in den grond onzedelijken toestand in zijn huishouden erger werd verlaagd dan de zwarte. Voor de eer van zijn kleur en voor de waardigheid van zijn geslacht was het derhalve van het hoogste ge- wicht, er tot elken prijs van bevrijd te worden. Maar nu de zaak dan in 't reine is, en er voor ons geen reden meer bestaat om op barsche wijze te spreken over Ameri- kaansche planters en hun advocaten-van- kwade-zaken, is er tegelij.k 'n goede reden voor ons om eens na te gaan, wat dit voorwendsel (de huiselijke instelling) van de slavernij dan toch wel inhield. Immers een uitdrukking als de genoemde krijqt maar niet opeens zoo n gangbaarheid als er niet eenige grond voor is. De slaven- houders hebben herhaalde malen op het feit gewezen, dat er in de meeste Euro- peesche gezinnen dienstbaren zijn. En' dan vroegen zij, of niet alleen daarin het ver- schil bestond tussthen dienstbaren en sla ven, dat de eerstgenoemden een zeker loon ontvangen en zij, als het hun goed- dunkt, van meester kunnen veranderen. Men gaf dan in bedenking, dat dit voor- recht ook nog weer zijn daarmede gepaard gaande nade'elen had; dat de toegenegen- heid van den ,,huurling" vaak veel min der sterk was dan van den slaaf, die was opgegroeid, ja misschien geboren op het goed van zijn meester, en die dus in zeke- reu zin niet beter dan een kanarie wist dat hij in een kooi en juist in deze kooi behoorde. Het versohil tusschen dienstknechten en slaven werd veel meer door E. J. RATH. 53) Vervolg. Maar, toen de avond van het feest aan- brak, haalde Hilda het weer te voor- schijn, riep een der dienstboden om haar te happen en begon zich vastberaden te metamorphoseeren in een Oostersche ko- ningin. Er was een goede reden, die haar van plan had doen veranderen. Marian was 's middags bij de Harlans geweest en Minnie had haar kostuum laten zien, dat volgens Marian alles in luisterrijk- heid overtrof, dat ze nog ooit gezien had. Het was iets van het Fransche hof, voor zoover men uit Marian's beschrij- ving kon opmaken. Minnie brandt van nieuwsgierigheid te weten, wat Wade zal dragen", zei Ma rian. ,,Ze kleedt zich natuurlijk voor hem." ,,En wat doet hij aan?" vroeg Hilda onverschillig. ,,Dat wil hij ons niet vertellen. Dat is het juist. Voor zoover ik kan nagaan. is hij nergens geweest om een kostuum te bestellen en heeft hij er ook geen gestuurd gekregen. Hij heeft alleen gezegd, dat ik goed moest opletten. Ik denk, dat hij als ridder komt. Ik heb hem verteld wat Minnie draagt." Dit was de reden, dat de kleeren van de koningin van Scheba weer voor de.n dag werden gehaald en weldra Hilda's slanke gestalte tooiden. Als Minnie Har lan zich voor hem mooi maakte, had- den anderen het recht hetzelfde te doen. Hilda zou niet graag bekend hebben, dat ze met Minnie wilde wedijveren, hoewel als een gradueel verschil beschouwd dan als iets specifieks. En ook naar degeschie- denis werd verwezen: De Grieksche repu- blieken, al waren zij nog zoo democra- tisch, en al heerschte daar ook nog zoo'n zin voor gelijkheid zij gedoogden en erkenden toch de slavernij. Was de slaaf niet, evengoed als de zoon, een deel der Romeinsche familie Het zal dus bij de bespreking van ons onderwerp: heeren en knechten het doel- matigst zijn juist bij de Grieken te be- ginnen, te eer en te meer, omdat de scherpzinnigste en meest systematische van hunne schrijvers over maatschappe- lijke zedelijkheid ook dit onderwerp heeft behandeld, en ons door zijn onderzoek van deze dingen een soort hulp verleend, die wij elders nergens zoo zullen aan- treffen. Aristoteles dan in zijn Politica begint met de behandeling van de verhoudingen in de familie. Onder deze geeft hij ook op die van heer en knecht. Hij huldigt in den volsten zin des woords het gevoelen van de Grieken omtrent slavernij, onderstegnd dit met zijn eigen argumenten, en levert daarvoor het bewijs, hoe geheel zijn geest daarvan doordrongen was. Door het ver- standelijke bestond er bij den mensch een overwicht over het dier. Hij kan regeeren, en hij moet toonen, dat hij dit kan. Over- eenkomstig deze leer nu zouden zekere menschen instrumenten zijn of organen, waardoor andere menschen kunnen be- werkstelligen, wat hun goeddunkt. Er zou geen zuiver onderscheid bestaan tusschen ploeg en ploeger, tusschen kookgereed- scha'p en kok. Maar bestaat daarin dan werkelijk geen verschil naar Aristoteles schatting? Zeker wel. Want het dienst- bare is bij hem ook een deel van de familie, al leeft dit deel in nog zulk een onderworpen staat. Er bestaat een ver- houding tusschen meester en knecht, die zich e'erst veel later breeder zou ont- plooien. En omdat deze verhouding in den grond reeds bestond, ook al trad zij nog niet zoo sterk aan het lic'ht, durfde Aristoteles de slavernij handhaven, ja, hij dacht er zelfs geen oogenblik over na, of zij wel houdbaar kon zijn. De slaaf was aan zijn heer verbonden, en juist in dien band zag Aristoteles het bewijs van de rechtvaardigheid der in stelling. Onze lezers zullen misschien zeg- gen of denken, dat zij ..maling" hebben aan de philosophic, en dus ook beweren, dat Aristoteles kraohtens zijn theorie dien band slechts zag en vasthield. Maar dan hebben zij het toch bij het verkeerde eind, want in Aristoteles hebben wij niet slechts te zien iemand, die ons alleen de Griek sche toestanden zooals die in de maat- schappij heerschten, doet verstaan, maar ook iemand, die reeds voorspeld heeft, wat voor toestanden elke maatschappij zal moeten doorloopen. De Amerikaan dus, die beweerde, dat hij zijn verachting voor een lager ras toch niet zou over- winnen door het als zijns gelijke te gaan beschouwen, omdat hij dit nu eenmaal niet kon, daar het feit van een lager peil bij den slaaf machtiger invloed op hem heeft, dan eenige theorie, die Amerikaan kon zich voor deze bewering beroepen op het voorbeeld, dat ons de Grieksche stammen op dit punt geven. Maar zij, die zoo den ken of redeneeren, zullen dan ook tege- lijkertijd tot de ontdekking komen, dat het huiselijk leven de slavernij moet te niet doen of anders door haar vernietigd zal worden; een ontdekking, die hij met een overvloed van voorbeelden, uit eigen tijd en land gekozen zal kunnen staven. En dan de Romeinsche familie. Hier was ook de zoon als een diensfcbare; hij moest nog worden geemancipeerd voor en aleer hij zijn eigenlijke rechten als burger kon verkrijgen. Ook de slaaf behoorde in de familie, (het woordje familie komt zelf van famulus, slaaf, en beteekent dus eigenlijk: slavenstoet)Het was dus, strikt genomen, een echte huiselijke in stelling. En wat was er het gevolg van? Er zijn twee antwoorden te geven, die samenhangen met twee verschijnselen. Aan den eenen kant was daar dit, dat de slaaf vaak volkomen werd getyranni- seerd, aan den anderen kant bleek al spoe- dig, dat zoodoende het geheele huiselijke leven werd vernietigd. De klasse der vrij- gelatenen waren vaak de fijnstbeschaafde en rijkstbegaafde lieden naast de zonen, die diep wegzonken. Beriepen de verdedigers der slavernij zich op Griekenland en Rome, zij ont- kenden toch wel het allerliefst hun argu menten aan Palestina. Wij weten echter, dat juist bij Israel alles gegrond was op de familie. Alle latere wetgeving is alleen dan goed te begrijpen, als men daarin de familie als basis aanneemt. De eerste en voornaamste belofte, aan Abraham ge- geven, was, dat in hem alle geslachten des aardbodems gezegend zouden wor den. Alle slaven, in den oorlog gemaakt, en ook alle gekochte dienstknechten, moesten dus wel in den kring der ver- bondskinderen worden opgenomen. Ge heel als dieren werden zij nooit behan deld; zij waren familieleden. Meester en slaaf stonden zoodoende noodzakelijker- wijze in relatie tot elkander. Wij will en er dus nu op wijzen, dat hier alom een band bestond, die steviger was en welks invloed dieper ging dan bij de tegenwoordige verhouding van heer en knecht, waarbij men maar al te vaak kan hooren zeggen: „ik heb hem (haar) er voor betaald, en nu heeft hij (zij) niets meer van mij te vorderen Heer en knecht denken tegenwoordig helaas bei- den meestal zoo: de heer is niets meer schuldig, de knecht tot niets meer ver- plicht, zoodra de afrekening maar heeft plaats gehad. Mocht een dergelijke redenatie en over- tuiging geheel ingang vinden, waar is onze maatschappij dan aan toe? Echter zoeke men de oplossing van de moeilijk- heden, en de verhindering van de drei- gende gevaren niet hierin (zooals veelal gebeurt), dat men de woordjes heer en knecht eenvoudig verbant, het zou veel- eer beter zijn, indien men de dienstbaar- heid niet als iets verachtelijks of inhu- maans van zich afstiet, doch ze daaren- tegen hooger ging aanslaan. Niet door te beweren, dat ieder mensch recht heeft om te heerschen, doch veel meer door tot de overtuiging te komen, dat ieder mensch gebonden en geroepen is om te dienen, en op dit recht van dienstbaarheid aan- spraak kan maken als op een van zijn hoogste voorrechten alleen langs dien weg is de maatschappij te redden en te genezen. Is het dan ook niet merkwaardig, hoe de geheele soldaterij ,,dienst" wordt ge- noemd? Zijn de hoogsten in den lande niet de ministers, dat wil zeggen: de dienaren des konings? Noemt men predikanten niet: dienaren des goddelijken Woords? En is de duurste roeping niet voor alien: den naaste te dienen, al wordt dan on- middellijk daaraan toegevoegd: door de liefde? Verdwijnt de goede en eervolle verhouding van heeren en knechten, dan zal daarvoor de oneervolle van heeren en slaven weer in de plaats komen! Het be- sef, dat men elkander noodig heeft en de een van den ander afhankelijk is, werkt veredelend en verheffend. Bovendien verlieze niemand onzer uit het oog, dat elke positie, die wij in het leven innemen, er eene is van heerschen en dienen. Als voorbeeld zij hier tenslotte aange- haald, hoe bij het systeem van kolonien door sommigen de bewoners der overzee- sche gewesten wel eens werden of nog worden beschouwd als een .lager ras". Zonder leelijike woorden te gebruiken en zonder te schelden, probeert men toch maar al te vaak dergelijke menschen als dieren te behandelen, en zich hoog boven hen te stellen. Maar wie dat doet mag zich wel voor oogen stellen, dat deze menschen evengoed een dierlijke natuur in zich hebben als wij. Spreekt men der halve alleen tot hun dierlijke natuur, en mocht men zelfs willen aannemen, dat er niets dan zoo'n natuur in hen stak, dan ontwikkelde men ter zelfder tijd zoo'n natuur in zichzelven. Dan wordt de af- stand dus niet grooter, doch geringer! Dan kan men zidh tenslotte alleen maar beroepen op de macht, die het eigen land ten toon spreidt, om zijn positie en meer- derheid te handhaven. En die positie werd intusschen steeds zwakker. Slechte be handeling der inlanders deed of doet meer kwaad dan honderd flaters in de kolo- niale wetgeving. Want de zeden der menschen zijn van grooter invloed naar alle kanten-dan alle mogelijke beraadsla- gingen of commando's. Wle alleen door macht regeert, zal'spoedig het gezag ver- 1 liezen. Aan de vruc'hten wordt de boom gekend. Met andere woorden: uit ons ge- drag tegenover onze dienstbaren zal het 1 moeten blijken, of wij meesters kunnen zijn dan wel, of wij dalen moeten en ons- zelf vernederen zullen tot de dienaren onzer dienaren. TWEEDE KAMER. Vergadering van Woensdag. Minister de Geer verdedigt het beleid van het kabinet, dat belangrijke wetsont- wenpen tot stand bracht en geenszins een ,,vrijgevochten associatie is. Niettemin is de tegenwoordige toestand niet houd baar, daar het kabinet voor algemeene ontv/erpen niet kan rekenen op een con- stante meerderheid in het parlement. Spreker komt met klem op tegen de TNGEZONDEN MEDEDEELINGEN. voorstelling van dr. De Visser, als zou de bezuiniging bij defensie in verband staan- met eenzijdige ontwapening. Ook spreker vreest, dat dit jaar met veel zal komen van unificatie van de so- ciale wetgeving. Met unificatie moet ge- wacht worden, tot de ziektewet zal zijn tot stand gekomen. De gedachte aan internationale bestrij- ding van mond- en k'lauwzeer zal de re- geering gaarne steunen. De bewijzen. die de heer Braat aanvoerde voor de aohter- stelling van het platteland, waren niet ge- lukkig en worden door den minister stuk voor stuk tegengesproken. Het denkbeeld van den heer Buiten, om aan de aangeno- men salarisherziening iets toe te voegen. noemt spr. voor verwezenlijking niet vat- baar. De gezonde toestand van onze fi- nancien mag geen aanleiding zijn om ons te vrij te gaan bewegen. De exhorbitante overschotten van de jaren '25 tot '27 zullen niet meer voorko- men, aangezien de belangrijke maatrege- len voor de sluitendmaking van de be- grooting weder ongedaan zijn gemaakt. De overschotten werden aangewend voor vermindering van de nationale sc'huld. hetgeen beteekent kapitaalvorming door den staat. Spr. bestrijdt den heer van Gijn, die ook overschotten had willen zien aangewend voor belastingverlaging. RIIKSCOMMISSIE VAN OVERLEG VOOR DE WEGENVERBETERING. In de rijkscommissie van overleg voor de wegenverbetering, waarvan de instel ling door den Minister van Waterstaat binnenkort kan worden verwacht, zullen de volgende heeren zitting nemen: lid en voorzitter: Edo Bergsma, te En~ schede, voorzitter van den Algemeeneir TNGEZONDEN MEDEDEELIN GEN ze toch niet bang was voor een uitda- ing; de koningin van Scheba was wer- elijk mooi. Een zachte, warme avond, met een helderen sterrenhemel verhoogde het qe- not van het feest. Ze noemde het beschei- den een ,,feestje", maar iedereen in de buurt wist, dat het een groote gebeurtenis was, waarschijnlijk de grootste van den heelen zomer, tenzij het de Kilbourne s aanspoorde tot nog iets grooters tegen het eind van het seizoen, Verder was er niemand, die het zou kunnen overtreffen. Het leek prettiger, eenvoudiger, meer in stijl met het geheel, om maar te voet naar de Harlans te gaan. Bovendien was er geen chauffeur op Kilbourne Heights. De afstand was slechts een paar honderd meters en het pad liep door groene gras- velden onder hooge boomen, die Gothi- sche hagen vormden en langs den pronk- tuin, waar niemand ooit kwam. Dien avond stond Henry Kilbourne, die heelemaal in de stemming was, er op, dat men een omweg zou maken door den tuin zelf. Toen ze door den tuin liepen, waar de marmeren banken en beelden spookachtig wit waren in het maanlicht, leken ze een stoet van geesten uit het grijs verleden. Captain Kidd en Martha Washington drentelden langzaam voor- aan. De captain voelde zich niet heel be- hagelijk in zijn laarzen met bellen en zijn buis knelde hem onder zijn armen, maar hij stapte moedig voort, want hij vervul- de zijn rol met plezier. Martha Washing ton voelde zich ook niet geheel op haar gemak, maar ze zag er lief, moederlijk en statig uit en in den half-duisteren avond klemde ze zich vast aan den arm van Captain Kidd, gelijk vrouwen plachten te doen voordat ze geemancipeerd waren. D'Artagnan en Pierette volgden hen voldaan over hun uiterlijk, dat misschien niet origineel was. maar dan toch vol- maakt uitgevoerd. D'Artagnan draaide aan zijn aangeplakte snorretje, terwijl Pierette's slanke, witte beenen telkens luchtig een paar danspasjes uitvoerden op het gladde gras. De koningin, van Scheba liep alleen wat goed paste, want niemand kwam in aanmerking haar te vergezellen. Door achter te blijven, maakte ze de anderen tot een bonten, kleurigen hofstoet. Ze zag er statig uit, verheven en scheen in gepeins verzonken Ze had een sleep, dien ze voor alle zekerheid over den arm had genomen, want geen sleepdrager volgde haar. Zelfs deze kleine tekortko- ming, te wijten aan de omstandigheden, deed geen afbreuk aan haar geheimzinni- ge verschijning uit lang vervlogen tijden. Wade Rawlins had zich niet bij hen gevoegd. Niamand wist, wat er van hem geworden was, want hij verdween na het middageten en was nergens te vinden, toen Captain Kidd hem zocht; maar ze zouden hem ongetwijfeld wel zien op het bal. waar hij zeker als elegante, opvallen- de figuur zou verschijnen. De koningin van Scheba dacht voortdurend aan hem, terwijl ze naar het huis van de Harlans liep en telkens drong Minnie zich op aan haar gedachten, wat haar hevig ergerde. De luisterrijkheid van het feest viel hun op, toen ze door een opening in de heg traden, die de grens vormde tusschen het landgoed van de Harlans en Kilbourne Heights, Onder de boomen en in den tuin was alles verlicht en een bont gezel- schap vertoonde zich aan hun oog. De Harlans noemden het een bal in de schuur. Onder gewone omstandigheden zou het een wonderlijk en belachelijk iets geweest zijn voor dames en heeren uit de romantische perioden der geschiedenis, om zich een weg te banen naar een schuur, als waren ze boerenkinkels; maar er ziin schuren en schuren. De schuur van de Harlans was een groot baksteenen ge- bouw, in denzelfden stijl als het huis, met betegelde vloeren, electrisch licht en an dere heerlijkheden. Eigenlijk was het hee lemaal geen schuur; het was minstens een woonhuis. Maar ze noemden het een schuur, terwille van het huis. dat een k; zeroe of een paleis leek. Naar deze overdadige schuur begaven zich gekroonde hoofden, ridders, edel- vrouwen en pages. Er waren ook boeren en wilden en wonderlijke figuren uit my- then legenden en sprookjes. Sommigen wandelden, anderen liepen statig heen en weer of sprongen rond. Er was natuurlijk Jeanne d'Arceen van de meisjes Per kins en Marie Antoinette, voorgesteld door mevrouw Shinn en Pocahontas, wiens naam niemand kon onthouden, maar die logeerde bij de Harlans. Niet een belangrijke persoonlijkheid ontbrak; Er was een bonte kleurenmengeling; ge- lach klonk van alle kanten en het orkest speelde lustig in de schuur. D'Artagnan en Pierette ze was helaas niet de eenige Pierette voelden hun hart sneller kloppen en liepen snel vooruit, botsend tegen edellieden en ge- i kroonde hoofden ontwijkend met den overmoed der jeugd; maar de koningin van Scheba liep nog steeds alleen met op- geheven hoofd en ongenaakbare houding. Ze was geheel los van haar omgeving, de antiekste en mooiste van hen alien; maar haar koele blik dwaalide zoekend rond. zoodat ieder. die dacht, dat ze zich niets aantrok van het gezelschap, zich volkomen vergiste. Maar tusschen alien, die de schuur be- traden of op het grasveld er voor para- deerden. zag de koningin hem niet. Ze bekeek ongemerkt iedereen ridders, edellieden, vechtersbazen maar tever- geefs keek ze uit naar Wade Rawlins. Ze wiist, dat ze zijn groote gestalte dadelijk zou herkennen. Ze fronste even de wenkbrauwen, heel even maar, want een koningin mag haar gevoelens niet verraden. Toch voelde ze zich angstig en gejaagd. Als hij toen eens haar zin gedaan had en weg was geible- ven, om alle moeilijkheden te voorko- men! Het zou buitengewoon aardig van hem zijn, natuurlijk. Een bewijs, dat hij haar alle zorgen wilde sparen. maar te ge- lijker tijd zou het haar spijten. Sir Walter Raleigh trad op de konin-- gin toe, maakte een gevaarlijke buiging. wierp zijn kap voor haar voeten en vroeg haar ten dans. De koningin weiqerde te dansen, maar vergunde hem haar de schuur binnen te leiden. Weer zochten haar oogen snel, maar hij dien zij zocht, was hier niet. De menigte juichte haar toe, maakte plaats voor haar en Sir Wal ter begeleidde haar over den betegelden vloer naar een soort podium. Even dacht Hilda, dat zij op dien troon zou zetelen, maar toen zag ze, dat hij al bezet was, door een schoone vrouw. en gekleed. zooals Marian beschreven had, in Fransche hofkleedij van de acht- tiende eeuw. Zelfs Hilda was ervan over- tuigd. dat Minnie Harlan er nooit zoo bekoorlijk had uitgezien. De koningin van Scheba aarzelde en wachtte toen. Madame de Pompadour boog. De koningin beantwoordde haar groet met een nauw merkbaren hoofdknik. Zij zat niet op den troon. maar ze voelde dat ze haar koninklijke waardigheid had doen gelden. Kortom. Minnie had het eerst gegroet. Er klonk een geroep achter haar en Hilda keerde zich om, zooals paste bij haar waardigheid. Toen maakte ze een gebaar van schrik: de adem stokte haar in de keel. Een groote gestalte, in lompen gehuld. kwam schuifelend de schuur binnen en bleef haar staan aankijken, met een glim- lach op de lippen. (Wordt vervolgd.) EES" lancii1 jfi i Theqdorus Niemeiier Groningen

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1928 | | pagina 1