68® Jaargang ALGEMEEN NIEUW8- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUW8CH-VLAANDEREN. kmnmiHTS?nus: SAM AN DEL TJES" vROSSEM'1 ■MBAK m Vrijdag 18 Mei 1928 Sam en zijn schat "bTnTe n land. ;SJo 8222 Hst voor en list tegen van list Farizeisms IH e r~ jij m EERSTE BLAD. FBUILLf TO*. Binnen Tcr Neuzen f 1 40 per 3 maaqde iiuiten Ter Ncuzen fr. per post f 1.80 per 3 maanden - Bij vooruitbetalmq fr. per post f 6.60 per jaar Voor he) buitenland f 2,70 per 3 maanden .ranco per post Abonnementen voor het buitenland alleen bii vooruitbetahng. Dit blad verschijnt iederen Maandaq-, Woensdaq- en Vrijdaqavond. Het voor en het teqen. Of laten wij de volqorde liever omkeeren, en in dit artikel ■wfizen op het teqen en het voor. Dan zijn wij het over het teqen betrek- kelijk qauw. ja zelfshaastt te spoediq, eens Na alles wat de Heiland der wereld in zijn felle rede teqen de Schriftqeleerden e* Farizeen heeft qezeqd, zal nauwelijks iemand meer althans onverdeeld het voor het Farizei'sme opnemen. Zij zijn nu ont- dekt, zij zijn aan de kaak qestelci, en hoe- zeer men zich misschien bij oppervlakkiqe beschouwinq zou kunnen of willen verba- zeo over het feit, dat men Jezus ter dooc heeft qebracht, wie Mattheiis 23 qoed qe- lezen heeft. zal het toch wel beqrijpen, dat vanaf dat ooqenblik de haat der Farizeen en Schriftqeleerden teqen Jezus zoo anqst- wekkende afmetinqen had aanqenomen, dat het eiqenlijk niet te beqrijpen zou zijn •eweest, indien zij na die rede niet hun al- feruiterste best hadden qedaan om hem uit den weq qeruimd te krijqen. Hoe vreeselijk ontdekkend toch is dat attes, wat ]ezus openlijk omtrent de Fari zeen daar. in die rede, heeft opqemerkt. Zij zijn op qeen enkel punt .qespaard. Hier heeft men nu niet, hier treft men nu met, wat men anders noqal eens qauw en qe- makkelijk doet: een opsommen van debet- e« creditzijde; hier wordt eiqenlijk op qeen etikel punt qewaardeerd hier wordt niet qezeqd, dat er bij deze lieden heel veel schaduw was, maar dat er toch deson- danks ook lichtzijden vielen waar te aemen hier lijkt het wel alles a.keurmq. De verhoudinq tusschen de Farizeen en Jezus was toch al niet bijzonder aanqe- naam. De Heiland heeft van het begin at de medewerking. of ook maar de goec keu- iinq van deze lieden niet kunnen verkni- •en. Zijn heele qedraq was anders dan en strijd met het hunne. Hier botsten levens- en wereldbeschouwing, hier tcwa- men ook met elkander in strijd de heele kijk op het wezen van den qodsdienst en op de beteekenis der openbarinq. Zoo moest dan van den aanvang af de tegenstelling tusschen Jezus' bedoelinqen en opvattinqen en die van de Schriftqe- lcerden en Farizeen wel sterk aan den dacj treden. Maar dit werd alles toch nog an ders en erqer naarmate Jezus' invloed sterker en dieper werd, en naarmate zijn volgelingen en de leerlinqen van de Schriftqeleerden op meer geteekende wijze witeenqingen. In Mattheiis 23 bereikt het conflict dan wel zijn hooqtepunt. In de voorafgaande koofdstukkeii zijn telkens Jezus' tegen standers aan het woord. en komen zij met liun vraqen en bedenkinqen, vooral met hun slim-qestelde strikvragen ,,om Hem in atjn rede te vangen" tot Jezus. Het is zeer de moeite waard om eens na te qaan op welk een schitterende en fijne wijze al deze vraqen door den Meester werden be- handeld, en hoe Hij de vraqen altijd zoo wist te wenden en te keeren, dat niet Hij m den strik kwam, maar dat eiqenlijk zij zelf de dupe werden. Het behoeft ons dan •ok absoluut niet te verwonderen, als dat geheele gedeelte over die strikvragen door den evangelist wordt besloten met de ver- zekerinq: ,,En niemand kon Hem een woord antwoorden, noch iemand durfde hem van dien daq aan iets meer vraqen puddingfabriekseo vw££v Al de vraqen van hen aan Hem toch wa- ren en vraqen van Hem aan hen omgezet. Vraqen was gevaarlijk qeworden, omdat zij zelf op al Jezus' vraqen het antwoord moesten schuldig blijven. Maar dan komt Jezus zelf als aanvaller aan het woord. Nu zij zwijqen, nu zij niets meer durven vraqen, omdat zij toch nooit een qoed antwoord kunnen geven, nu is het spreken aan Hem. En dan be- qint, dadelijk na het daareven door ons aanqehaalde woord uit 22 46, de felle rede teqen de Farizeen en Schriftqeleer den, die qezeten zijn op den stoel van Mozes. Het "zal niet noodig zijn die heele rede uit Mattheiis 23 hier af te laten druk- ken; ieder die er belanq in stelt kan ze in zijn eiqen bijbel naslaan en nalezen. Wel wdlen we er zeer in het kort dit van zeg- qen: Er bleef niet veel qoeds van deze tegenstanders over. Zij werden wel vree selijk aan de kaak qesteld, maar wij moe- ten dan ook zeqqen en erkennen, dat deze lieden veel meer als Jezus' tegenstanders zijn opqetreden en openbaar qeworden dan al die andere menschen, die Hem niet -wilden volqen. Wij noemen slechts en- kele punten: Er werd van hen heel duide- lijk aangetoond, hoe zij al hun werken deden om van de menschen gezien te worden, en een derqelijke mededee.inq be hoeft ons ook al weer niet te verbazen als wij maar even bedenken, hoe de Heiland reeds in de Bergrede het had opqemerkt, dat en op het punt van het aalmoezen- qeven, en op het punt van het bidden, en op het terrein van het vasten de qewone gang van zaken bij de officieel-godsdier.s tiqen zeer beslist moest worden afgekeurd. de heele verhoudinq tot God en tusschen de menschen was radicaal anders dan zoo- als zij zich die voorstelden: er was maar een Meester, en dat was Christus; er was maar een, dien zij Vader mochten noemen. hun Vader, die in de hemelen is. Al de qedraqinqen der Farizeen werden door Jezus vervolqens aan de kaak qe steld. De ware, dat is: slechte, motieven werden blootgelegd, hun fouten en uit zedelijk en uit sociaal en uit qodsdienstiq ooqpunt werden met de stukken aange toond. Tenslotte werd de naderende val van Jeruzalem zeer beslist aan hen gewe- ten. Kwam straks de qroote ellende en de definitieve val die zou niet zijn te wij- ten aan allerlei afval van de ongodsdien- stiqen, maar in laatste instantie zou de schuld voor dit alles teruggaan op deze blinde leidslieden. Zij toch waren het, die Jeruzalem de verkeerde leidinq hadden ge- qeven. Wij behandelen de door Jezus in Mat- theus 23 teqen de Farizeen en Schriftqe leerden ingebrachte bezwaren hier slechts zeer kort. Maar het weiniqe, dat wij hier aanvoerden, was, dunkt ons, rijkelijk ge- noeq om te bewijzen dat er wel niemand ooit is qeweest, die zoo sterk en scherp het onrechte en verkeerde en overdrevene van hun houdinq en qedraqinqen heeft aanqe- Uit het Engelsch door P. G. WODEHOUSE. 48) Vervolg. Natuurlijk waren er moeilijkheden. Het was qoed en wel, dat tante Isabella een flirtation aanbeval met iemand uit je krinq, maar wat te doen als die krinq geen geschikte sujetten bood. Op het •ogenbiik was het noqal een slechte tijd voor Burberry, wat aantrekkelijke, onder- aemende jonqe mannen betrof. De post- bode was niet zoo heel jonq meer en als hij nog eens een woordje losliet, dan was het altijd over zijn zoon in Canada. De loop- jonqen van den bakket daarentegen was nog maar een jochie en de knecht van den slager eveneens. Bovendien kon ze deze jongelieden wel den heelen daq toe- lachen, zonder dat Snert er iets van merk- le. Het was erg inqewikkeld en zij zat het proibleem nog te overwegen, toen een lanq gerekt qefluit haar qast aankondigde. De heer Todhunter was nog even wei- aig toeschietelijk als den vorigen daq. Hij was niet bepaald ijskoud, maar toch zeker aiet warm. Hij bleef er net zoo tusschen In. Zooiets als qebakken visch, die te lanq op den schotel liqt. Hij kuste Claire. Dat wil zeqqen tech- nisch was het een kus. Maar het was niet de kus van weleer. ,,Wat mankeert je zeide Claire ge- kwetst. Niets." toond als Jezus Christus. En wij moeten den Heiland in dit alles gelijk qeven. Er is niets bij of in, waarvan 1 wij ook maar een ooqenblik zouden moe ten verklaren, dat het niet, billijk of niet waar is qeweest. De vijandschap was hier wel volkomen, dit was een definitieve oor- loqsverklarinq, en straks volgt dan ook al heel spoediq het vonnis. Het tafellaken was qeheel doorgesneden. Maar als wij nu qeen ooqenblik aarzelen om het afkeu- rend oordeel van Jezus over deze leidslie den qeheel te onderschrijven, dan is er toch een vraaq, die verdient qedaan te worden, en die wij niet moqen achterhou- den of onderdrukken. Die vraaq is deze: Hoe zijn deze menschen. deze Schriftqe- leerden en Farizeen, dan toch qekomen aan zoo grooten invloed, en hoe heeft het dan toch kunnen qebeuren, dat er van hen, zoo'n zuigkracht uitqinq, en dat zij de schare zoo lanqen tijd onder den duim hebben kunnen houden? Nu kan men natuurlijk het betwijfelen, of de inv'oed dezer leidslieden in werke- lijkheid zoo proot was als dat scheen. Het zou natuurlijk mogeliik zijn qeweest, dat hun invloed qrooter en sterker scheen dan die in waarheid was. En wij weten uit de geschiedenis en misschien zelfs wel uit er- varing, dat personen, van wie iedereen dacht, dat hun zetel steviq stond en dat hun invloed sterk was, soms opeens ble- ken zwak te staan. Dan stortte zoo'n troon bij den eersten den besten stormloop in, en bleek de qrond in heviger mate doorwoeld dan men zoo aan den buitenkant had ver- moed. Maar ook al maq of mocht worden er- kend, dat de invloed der Farizeen en Schriftqeleerden misschien in wezen niet zoo qroot was, als aan d n buitenkant leek, dan blijft daar toch staan de vraaq: hoe hebben deze lieden zich zoo lanq kunnen handhaven? En daar is, naar wij meenen, dan een antwoord op te qeven, dat door ieder zal worden erkend in zijn juistheid, namelijk dit: Deze Schriftqeleerden en Farizeen hadden den schijn voor zich, hun buitenkant was werkelijk onberispelijk: en daarom is het ook zoo merkwaardig, dat die felle rede van Jezus teqen deze leids lieden (in Mattheiis 23) begint met een opmerking, waar wij misschien tot nu toe altijd ovcheen hebben gelezen; Jezus zeqt daar: ,,De Schriftqeleerden en de Fari zeen zijn qezeten op den stoel van Mozes, daarom, al wat zij u zeqqen. dat qij hou den zult, houdt dat en doet het!" En nu is het wel waar, dat op deze aansporinq on- middellijk nog iets volqt, en dat er al vlak na staat dat vreeselijke: ,,maar doet niet naar hunne werken. want zij zeqqen het en doen het niet," maar dat tweede, hoe vreeselijk waar het ook moqe zijn, neemt toch niet weq, dat Jezus beqonnen is met te zeqqen: al wat zij u zeqqen, dat qij houden zult, houdt dan en doet het! Met andere woorden: De Farizeen heb ben ook iets voor. Juist dat eene, wat zij voor hebben, is hun kracht en teqelijker- tijd maakt dit her. zoo gevaarlijk. Was deze zijde van de Farizeen niet zoo verba- zend aantrekkelijk, dan zou er zeker van hen niet zoo'n invloed zijn uitqeqaan. Wij zouden het voor de Farizeen kunnen samenvatten in dit eene: zij trachtten on berispelijk te zijn. Nog eens: zij letten alleen op den bui tenkant; het was hun alleen te doen om den schoonen schijn, maar intusschen was daar bij hen toch die schoone buitenkant: zij leken onberispelijk. De Farizeen deden, zoo zouden wij dit willen uitleqqen en als het ware vertalen de Farizeen deden hun uiterste best. Zij deden de din- gen zoo qoed mogelijk. En wij moqen zeker wel eens ernstig vraqen: Is dat bij ons nog zoo? Geldt dit ook van ons, maq dit ook van ons en met betrekkinq tot ons qezeqd worden, dat wij de dinqen zoo qoed mogelijk doen? Velen zitten toch maar al te spoediq bij de pakken neer. Oceaanvlieqers en Pool- onderzoekers konden ons in deze dinqen toch zeker wel iets, ja veel, leeren. Mij valt het altijd weer op: welk een taaie vol- hardinq deze menschen telkens weer aan den daq leqqen. Zij qeven het niet op, zij zijn als die mannen, waarvan de oude Verqilius het reeds zeide: zij zijn ,,iterum atqu'e iterum petentes", zij probeeren het nog eens en nog eens. Geven echter wij het niet al te spoediq op? Na een tweede, na een derde poqinq, zijn wij dan al niet qeneiqd om de poqinqen maar te staken? De Farizeen deden de dinqen toch maar zoo qoed mogelijk. En zoo behoorde het ook bij ons te zijn. Wij zijn veel te qauw INGEZONDEN MEDEDEELINGEN. INGEZONDEN MEDEDEELINGEN. 8S BOBBY Lichte baai 25c/. TAB A ii 20 n ZEEPAARD 15 ti Du/iengewoon handig a, er is wel wat!" ,,'Neen, er is niets awel." „Nietes." „Nou maar", zeide Claire, ,,wat is er dan Dit intelligente gesprek scheen de som- bere bui van den heer Todhunter te be- stendiqen. Hij verviel in een droeviq stil- zwijqen en Claire, met haar kin uitdaqend in de lucht, beqon thee te zetten. Maar thee verzachtte den qast niet. Hij at een koekje, proefde de qroote koek en dronk veel, maar hij bleef die sombere fi- quur, die Claire herinnerde aan den ouden graaf in „Vlammende Harten". Maar die oude qraaf had tenminste een behoorlijke reden om er uit te zien als iemand die de bitterheid des levens geproefd heeft en er liefst een einde aan maken zou, want hij had zijn eeniqe dochter het huis uitqejae^s en, ofschoon hij zich daarin verqiste, hij meende, dat ze in Amerika aan terinq ge- storven was. (Maar dat bleek een ander meisje te zijn.) Maar waarom Snert er uit moest zien als iemand, wiens beker slechts met gal gevuld is, was Claire een raad- sel en zij voelde zich zeer gegrield. Maar zij was nu eenmaal gastvrouw. (Een gastvrouw, meisjes, moet zich altijd weten te beheerschen, tante Isabella.) „Wil je qeen lekkere versche kropsla?" vroeq ze. Misschien dat dit hem een beetje opmonterde. „0 zeide Snert,, die een zwak voor kropsla had. „Ik zal er een in den tuin voor je pluk- ken." Hij bood niet aan om haar te vergezel- len en dat was al een slecht teeken. En met een zwaar hart nam Claire een mes I en liep het grindpaadje af. Zoo vervuld wanhopiq. Wij laten het niet eens tot die wanhoop komen. Wij staken onze poqin qen al spoediq. Of en dit is haast noq erqer: Wij maken er maar wat van, wij qooien er met de muts naar", en als dat dan niet lukt, of niet heelemaal lukt, stellen wij ons toch tevreden. Wij doen de dinqen veel te zelden, maar onze beste krachten, in het stoffelijke niet en in het qeestelijke evenmin. Wij zijn tevreden, als we maar onze uren vol ma ken. Wij werken zoo vaak niet om het werk, wij werken om de uren. De uren moeten om, de tijd moet worden doorqe- bracht, ja, zelfs vaak zoek-qebracht. Hoe dat werk er dan uit ziet, zoovelen in onze daqen deert dat heelemaal niet. En toch: hoe schromelijk verzuimen wij dan onze schoone roepinq Wat moest het ons een vreuqde, ja een eer zijn, om ons werk zoo qoed mogelijk te doen, om zooals dat heette in den tijd van de oude Gilden een ,,meesterwerk" er van te maken. Laten wij deze lichtzijde van het Farizei'sme vooral niet verqeten of veronachtzamen. Laten wij om ai de schaduw, die er kleeft aan de levenspraktijk van Schriftqeleerden en Farizeen, ons toch geregeld voor den qeest stellen het woord van Hem, die qe zeqd heeft: ,,A1 wat zij u zeqqen, dat qij houden zult, houdt dat en doet het." Of om het te zeqqen met een woord van een ex-Farizeer in optima forma (Paulus): Zijt dan onberispelijk TWEEDE KAMER Verqaderinq van Woensdaq. Bij de tweede stemming wordt het voor- stel-van der Waerden tot wederinstelling van het Kort verslaq, nadat de stemmen daarover qisteren met 3737 hadden ge- staakt, verworpen met 34 teqen 31 stem- men. Aan de orde komt de begrooting van het Zuiderzeefonds. De heer Drop (s.d.) critiseert de ge- brekkiqe loonregeling, de totaal onvoel- doende huisvestinq en het ontbreken van een centrale leidinq voor de recreatie der was ze van haar eiqen zorqen, dat ze niet eens over de heininq keek, totdat ze op eens een vreemd, klaqend geluid hoorde, dat van den kant van Mon Repos kwam. Ze stond stil, luisterde en keek eindelijk. De tuin van Mon Repos bood een vroo- lijk schouwspel. Sam sproeide een bloem- bed en niet ver van hem vandaan werd de hond Amy in een teil, waar zij tot aan haar knieen in stond, qebaad door een kleinen, glad qeschoren man, die een vreemde voor Claire was. Beiden hadden het zuur. Amy, zooals de gewoonte is van haar soort bij deze gele- qenheden, maakte den indruk of ze den dood nabij was en in het qeheel niet be- rustend. Haar bedroefde ooqen staarden wanhopiq naar de lucht, haar voorhoofd was qerimpeld in qroote smart en nu en dan uitte ze droeve kreten. Bij die gele- genheden schudde zij zich bovendien he- vig, en Chimp Twist want hij was het kreeq dan de voile laaq. Claire bleef staan, als vastqenaqeld. Zij had er qeen flauw idee van, dat het personeel in Mon Repos uitgebreid was en het scheen haar toe, dat Chimp uit den hemel was neerqedaald. Hier, te juis- ter plaatse, dagelijks in aanrakinq met Snert, was de qewenschte man. Zij glim- lachte verrukkelijk teqen Chimp. „Hallo", zeide ze. „Dag", zei Chimp. Hij sprak somber, want hij was somber. Er zou een qouden belooninq aan het eind van dit avontuur wachten, maar hij merkte al, dat de buit zuur verdiend zou worden. Gisteravond had Snert Todhunter zes shil ling van hem gewonnen bij het pokeren, en Cnimp was zuiniq van aard. Bovendien sliep Snert in de boven-achterkamer. en als hij er niet was, sloot hij de deur af. Nu scheen dit laatste feit qeen reden voor somberheid van den kant van Chimp, maar dat was toch de oorsprong van al zijn leed. Toen hij den heer en mevrouw Molloy inlichtte omtrent de plaats, waar Edward Finqlass zijn buit verborgen had, was Chimp Twist even bezijden de waar heid qeqaan dit was misschien ver- geeflijk, want een zakenman moet nu een maal voorzorqen nemen, maar in ieder qeval, de waarheid had hij geweld aange- daan. Den brief, dien hij eerst zorgvuldiq uit zijn hoofd had qeleerd en waarin de heer Finqlass omstandiq zijn ervarinqen met de Nieuw-Aziatische Bank meete- deelde, had hij onmiddellijk vernietiqd, want er stond in te lezen, dat ieder, die een breekijzer nam en de derde plank van af het raam openbrak in de boven-achter kamer een fortuin vinden zou. Chimp had niet voorzien, dat die kamer juist geoccu- peerd zou worden door een driftiqen kok, die zeker onaanqenaam zou worden, als hij menschen met een breekijzer op zijn vloer beziq vond. En daarom antwoordde de heer Twist Claire op somberen toon en wie zal hem dit kwalijk nemen j Claire werd niet ontmoediqd. Ze had Chimp nu eenmaal uitgekozen als flirt en zoo zou het qebeuren. ,,Krijgt het hondje een bad vroeq ze „Zij doen samen, qeloof ik", zeide Sam, die'aan het gesprek deelnam. Clara merkte, dat het inderdaad zoo was. ,,0, wat ben je nat riep ze uit. „|e zult kou vatten.. Wil ik u een lekker warm kopje thee qeven?" Chimps bedroefde trekken ontspanden zich met iets van dankbaarheid. ,,Graaq, dame", zeide hij. ,,Je wordt maar verwend' meende Sam. Hij drentelde den tuin door, zijn tuin- slanq achter zich aan sleepend, en Claire haastte zich teruq naar de keuken. „Waar is de iekkere kropsla vroeq Snert bevelend. ,,Die heb ik noq niet. Ik kom even een lekker kopje thee en een stukje cake ha- len voor dien jongen van hiernaast. Hij is doornat qeworden door het wasschen van die qroote hond." Het duurde even, eer ze terugkwam „Ik heb een beetje met dien jongen ge- praat. Hij vond de thee erg lekker." „Zoo", zeide Snert kortaf. „Zoo en waar is de sla Claire Het een kreet van schrik ho-oren. „Och, dat heb ik verqeten?" Snert stond op, met een vastberaden trek op zijn gelaat. „Laat maar", zeide hij. ..Laat maar. „Je qaat toch niet weq ,,Ja, ik qa weq i ,,Wat, nu al „Ja, nu al „Nu, als je dan niet anders kunt zeide Claire. „Ik vind dien mijnheer Twist een aardiqen man." „Een stommeling," zeide Snert grim- miq. ,,Een aardige manier van praten heeft hij. Zijn voornaam is Alexander. Noem jij j hem soms Lex j ,,Als je er op qesteld bent om te hooren. j hoe ik hem noem", zeide Snert met ijskou- j de hoffelijkheid, „dan moet je maar eens komen luisteren aan de keukendeur." ,,Je bent toch niet jaloersch, hcop ik riep Claire uit met qroote ronde ooqen. „Wie, ik zeide Snert vol bitterheid. (Wordt vervolgd.) NEUZENSCHE COURANT nn r i"rtt INGEZONDEN JVl E D E D E E LI M O E N. MET GRATIS GQENAD/NESA US PUDDING e EN H E E fi LtJ K NA CE R EC HT per half ons ZelfwerHend V/asrhmidde! moet alleen, dus zdnder toe= voeging van zeep", enz. ge? bruikt worden! Persil wordt in koud water opgelost, jnen doet de wasch in dit koude sop, en kockt ze daarna gedurende een kwartier slechts eenmaal. Dat is de juiste manier van wasschen Probeert het slechts een cnkelen keer cn Gij zult er nimmer meer van alwijkenl Vraagt gratis broclutre „De Reiniging der Wasch" bij de Ecnige Imp. E.Ostermann &Co. A dam. tabr Henkel G. Cie„ A.G. Dusseldorf

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1928 | | pagina 1