68® Jaargang
ALGEMEEN NIEUW8- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUW8CH-VLAANDEREN.
kmnmiHTS?nus:
SAM AN DEL TJES"
vROSSEM'1
■MBAK
m
Vrijdag 18 Mei 1928
Sam en zijn schat
"bTnTe n land.
;SJo 8222
Hst voor en list tegen van list Farizeisms
IH
e r~ jij m
EERSTE BLAD.
FBUILLf TO*.
Binnen Tcr Neuzen f 1 40 per 3 maaqde iiuiten Ter Ncuzen fr. per post f 1.80 per 3 maanden - Bij vooruitbetalmq fr. per post f 6.60 per jaar
Voor he) buitenland f 2,70 per 3 maanden .ranco per post Abonnementen voor het buitenland alleen bii vooruitbetahng.
Dit blad verschijnt iederen Maandaq-, Woensdaq- en Vrijdaqavond.
Het voor en het teqen. Of laten wij de
volqorde liever omkeeren, en in dit artikel
■wfizen op het teqen en het voor.
Dan zijn wij het over het teqen betrek-
kelijk qauw. ja zelfshaastt te spoediq,
eens Na alles wat de Heiland der wereld
in zijn felle rede teqen de Schriftqeleerden
e* Farizeen heeft qezeqd, zal nauwelijks
iemand meer althans onverdeeld het voor
het Farizei'sme opnemen. Zij zijn nu ont-
dekt, zij zijn aan de kaak qestelci, en hoe-
zeer men zich misschien bij oppervlakkiqe
beschouwinq zou kunnen of willen verba-
zeo over het feit, dat men Jezus ter dooc
heeft qebracht, wie Mattheiis 23 qoed qe-
lezen heeft. zal het toch wel beqrijpen, dat
vanaf dat ooqenblik de haat der Farizeen
en Schriftqeleerden teqen Jezus zoo anqst-
wekkende afmetinqen had aanqenomen,
dat het eiqenlijk niet te beqrijpen zou zijn
•eweest, indien zij na die rede niet hun al-
feruiterste best hadden qedaan om hem uit
den weq qeruimd te krijqen.
Hoe vreeselijk ontdekkend toch is dat
attes, wat ]ezus openlijk omtrent de Fari
zeen daar. in die rede, heeft opqemerkt.
Zij zijn op qeen enkel punt .qespaard. Hier
heeft men nu niet, hier treft men nu met,
wat men anders noqal eens qauw en qe-
makkelijk doet: een opsommen van debet-
e« creditzijde; hier wordt eiqenlijk op qeen
etikel punt qewaardeerd hier wordt niet
qezeqd, dat er bij deze lieden heel veel
schaduw was, maar dat er toch deson-
danks ook lichtzijden vielen waar te
aemen hier lijkt het wel alles a.keurmq.
De verhoudinq tusschen de Farizeen en
Jezus was toch al niet bijzonder aanqe-
naam. De Heiland heeft van het begin at
de medewerking. of ook maar de goec keu-
iinq van deze lieden niet kunnen verkni-
•en. Zijn heele qedraq was anders dan en
strijd met het hunne. Hier botsten
levens- en wereldbeschouwing, hier tcwa-
men ook met elkander in strijd de heele
kijk op het wezen van den qodsdienst en
op de beteekenis der openbarinq.
Zoo moest dan van den aanvang af de
tegenstelling tusschen Jezus' bedoelinqen
en opvattinqen en die van de Schriftqe-
lcerden en Farizeen wel sterk aan den dacj
treden. Maar dit werd alles toch nog an
ders en erqer naarmate Jezus' invloed
sterker en dieper werd, en naarmate zijn
volgelingen en de leerlinqen van de
Schriftqeleerden op meer geteekende wijze
witeenqingen.
In Mattheiis 23 bereikt het conflict dan
wel zijn hooqtepunt. In de voorafgaande
koofdstukkeii zijn telkens Jezus' tegen
standers aan het woord. en komen zij met
liun vraqen en bedenkinqen, vooral met
hun slim-qestelde strikvragen ,,om Hem in
atjn rede te vangen" tot Jezus. Het is zeer
de moeite waard om eens na te qaan op
welk een schitterende en fijne wijze al
deze vraqen door den Meester werden be-
handeld, en hoe Hij de vraqen altijd zoo
wist te wenden en te keeren, dat niet Hij
m den strik kwam, maar dat eiqenlijk zij
zelf de dupe werden. Het behoeft ons dan
•ok absoluut niet te verwonderen, als dat
geheele gedeelte over die strikvragen door
den evangelist wordt besloten met de ver-
zekerinq: ,,En niemand kon Hem een
woord antwoorden, noch iemand durfde
hem van dien daq aan iets meer vraqen
puddingfabriekseo vw££v
Al de vraqen van hen aan Hem toch wa-
ren en vraqen van Hem aan hen omgezet.
Vraqen was gevaarlijk qeworden, omdat
zij zelf op al Jezus' vraqen het antwoord
moesten schuldig blijven.
Maar dan komt Jezus zelf als aanvaller
aan het woord. Nu zij zwijqen, nu zij
niets meer durven vraqen, omdat zij toch
nooit een qoed antwoord kunnen geven,
nu is het spreken aan Hem. En dan be-
qint, dadelijk na het daareven door ons
aanqehaalde woord uit 22 46, de felle
rede teqen de Farizeen en Schriftqeleer
den, die qezeten zijn op den stoel van
Mozes. Het "zal niet noodig zijn die heele
rede uit Mattheiis 23 hier af te laten druk-
ken; ieder die er belanq in stelt kan ze in
zijn eiqen bijbel naslaan en nalezen. Wel
wdlen we er zeer in het kort dit van zeg-
qen: Er bleef niet veel qoeds van deze
tegenstanders over. Zij werden wel vree
selijk aan de kaak qesteld, maar wij moe-
ten dan ook zeqqen en erkennen, dat deze
lieden veel meer als Jezus' tegenstanders
zijn opqetreden en openbaar qeworden
dan al die andere menschen, die Hem niet
-wilden volqen. Wij noemen slechts en-
kele punten: Er werd van hen heel duide-
lijk aangetoond, hoe zij al hun werken
deden om van de menschen gezien te
worden, en een derqelijke mededee.inq be
hoeft ons ook al weer niet te verbazen als
wij maar even bedenken, hoe de Heiland
reeds in de Bergrede het had opqemerkt,
dat en op het punt van het aalmoezen-
qeven, en op het punt van het bidden, en
op het terrein van het vasten de qewone
gang van zaken bij de officieel-godsdier.s
tiqen zeer beslist moest worden afgekeurd.
de heele verhoudinq tot God en tusschen
de menschen was radicaal anders dan zoo-
als zij zich die voorstelden: er was maar
een Meester, en dat was Christus; er was
maar een, dien zij Vader mochten noemen.
hun Vader, die in de hemelen is.
Al de qedraqinqen der Farizeen werden
door Jezus vervolqens aan de kaak qe
steld. De ware, dat is: slechte, motieven
werden blootgelegd, hun fouten en uit
zedelijk en uit sociaal en uit qodsdienstiq
ooqpunt werden met de stukken aange
toond. Tenslotte werd de naderende val
van Jeruzalem zeer beslist aan hen gewe-
ten. Kwam straks de qroote ellende en de
definitieve val die zou niet zijn te wij-
ten aan allerlei afval van de ongodsdien-
stiqen, maar in laatste instantie zou de
schuld voor dit alles teruggaan op deze
blinde leidslieden. Zij toch waren het, die
Jeruzalem de verkeerde leidinq hadden ge-
qeven.
Wij behandelen de door Jezus in Mat-
theus 23 teqen de Farizeen en Schriftqe
leerden ingebrachte bezwaren hier slechts
zeer kort. Maar het weiniqe, dat wij hier
aanvoerden, was, dunkt ons, rijkelijk ge-
noeq om te bewijzen dat er wel niemand
ooit is qeweest, die zoo sterk en scherp het
onrechte en verkeerde en overdrevene van
hun houdinq en qedraqinqen heeft aanqe-
Uit het Engelsch
door
P. G. WODEHOUSE.
48) Vervolg.
Natuurlijk waren er moeilijkheden. Het
was qoed en wel, dat tante Isabella een
flirtation aanbeval met iemand uit je
krinq, maar wat te doen als die krinq
geen geschikte sujetten bood. Op het
•ogenbiik was het noqal een slechte tijd
voor Burberry, wat aantrekkelijke, onder-
aemende jonqe mannen betrof. De post-
bode was niet zoo heel jonq meer en als hij
nog eens een woordje losliet, dan was het
altijd over zijn zoon in Canada. De loop-
jonqen van den bakket daarentegen was
nog maar een jochie en de knecht van
den slager eveneens. Bovendien kon ze
deze jongelieden wel den heelen daq toe-
lachen, zonder dat Snert er iets van merk-
le. Het was erg inqewikkeld en zij zat het
proibleem nog te overwegen, toen een lanq
gerekt qefluit haar qast aankondigde.
De heer Todhunter was nog even wei-
aig toeschietelijk als den vorigen daq. Hij
was niet bepaald ijskoud, maar toch zeker
aiet warm. Hij bleef er net zoo tusschen
In. Zooiets als qebakken visch, die te lanq
op den schotel liqt.
Hij kuste Claire. Dat wil zeqqen tech-
nisch was het een kus. Maar het was niet
de kus van weleer.
,,Wat mankeert je zeide Claire ge-
kwetst.
Niets."
toond als Jezus Christus.
En wij moeten den Heiland in dit alles
gelijk qeven. Er is niets bij of in, waarvan 1
wij ook maar een ooqenblik zouden moe
ten verklaren, dat het niet, billijk of niet
waar is qeweest. De vijandschap was hier
wel volkomen, dit was een definitieve oor-
loqsverklarinq, en straks volgt dan ook al
heel spoediq het vonnis. Het tafellaken
was qeheel doorgesneden. Maar als wij
nu qeen ooqenblik aarzelen om het afkeu-
rend oordeel van Jezus over deze leidslie
den qeheel te onderschrijven, dan is er
toch een vraaq, die verdient qedaan te
worden, en die wij niet moqen achterhou-
den of onderdrukken. Die vraaq is deze:
Hoe zijn deze menschen. deze Schriftqe-
leerden en Farizeen, dan toch qekomen
aan zoo grooten invloed, en hoe heeft het
dan toch kunnen qebeuren, dat er van hen,
zoo'n zuigkracht uitqinq, en dat zij de
schare zoo lanqen tijd onder den duim
hebben kunnen houden?
Nu kan men natuurlijk het betwijfelen,
of de inv'oed dezer leidslieden in werke-
lijkheid zoo proot was als dat scheen. Het
zou natuurlijk mogeliik zijn qeweest, dat
hun invloed qrooter en sterker scheen dan
die in waarheid was. En wij weten uit de
geschiedenis en misschien zelfs wel uit er-
varing, dat personen, van wie iedereen
dacht, dat hun zetel steviq stond en dat
hun invloed sterk was, soms opeens ble-
ken zwak te staan. Dan stortte zoo'n troon
bij den eersten den besten stormloop in, en
bleek de qrond in heviger mate doorwoeld
dan men zoo aan den buitenkant had ver-
moed.
Maar ook al maq of mocht worden er-
kend, dat de invloed der Farizeen en
Schriftqeleerden misschien in wezen niet
zoo qroot was, als aan d n buitenkant leek,
dan blijft daar toch staan de vraaq: hoe
hebben deze lieden zich zoo lanq kunnen
handhaven? En daar is, naar wij meenen,
dan een antwoord op te qeven, dat door
ieder zal worden erkend in zijn juistheid,
namelijk dit: Deze Schriftqeleerden en
Farizeen hadden den schijn voor zich, hun
buitenkant was werkelijk onberispelijk: en
daarom is het ook zoo merkwaardig, dat
die felle rede van Jezus teqen deze leids
lieden (in Mattheiis 23) begint met een
opmerking, waar wij misschien tot nu toe
altijd ovcheen hebben gelezen; Jezus zeqt
daar: ,,De Schriftqeleerden en de Fari
zeen zijn qezeten op den stoel van Mozes,
daarom, al wat zij u zeqqen. dat qij hou
den zult, houdt dat en doet het!" En nu is
het wel waar, dat op deze aansporinq on-
middellijk nog iets volqt, en dat er al vlak
na staat dat vreeselijke: ,,maar doet niet
naar hunne werken. want zij zeqqen het
en doen het niet," maar dat tweede, hoe
vreeselijk waar het ook moqe zijn,
neemt toch niet weq, dat Jezus beqonnen
is met te zeqqen: al wat zij u zeqqen, dat
qij houden zult, houdt dan en doet het!
Met andere woorden: De Farizeen heb
ben ook iets voor. Juist dat eene, wat zij
voor hebben, is hun kracht en teqelijker-
tijd maakt dit her. zoo gevaarlijk. Was
deze zijde van de Farizeen niet zoo verba-
zend aantrekkelijk, dan zou er zeker van
hen niet zoo'n invloed zijn uitqeqaan. Wij
zouden het voor de Farizeen kunnen
samenvatten in dit eene: zij trachtten on
berispelijk te zijn.
Nog eens: zij letten alleen op den bui
tenkant; het was hun alleen te doen om
den schoonen schijn, maar intusschen was
daar bij hen toch die schoone buitenkant:
zij leken onberispelijk. De Farizeen deden,
zoo zouden wij dit willen uitleqqen en
als het ware vertalen de Farizeen
deden hun uiterste best. Zij deden de din-
gen zoo qoed mogelijk. En wij moqen
zeker wel eens ernstig vraqen: Is dat bij
ons nog zoo? Geldt dit ook van ons, maq
dit ook van ons en met betrekkinq tot ons
qezeqd worden, dat wij de dinqen zoo
qoed mogelijk doen?
Velen zitten toch maar al te spoediq bij
de pakken neer. Oceaanvlieqers en Pool-
onderzoekers konden ons in deze dinqen
toch zeker wel iets, ja veel, leeren. Mij
valt het altijd weer op: welk een taaie vol-
hardinq deze menschen telkens weer aan
den daq leqqen. Zij qeven het niet op,
zij zijn als die mannen, waarvan de oude
Verqilius het reeds zeide: zij zijn ,,iterum
atqu'e iterum petentes", zij probeeren het
nog eens en nog eens. Geven echter wij
het niet al te spoediq op? Na een tweede,
na een derde poqinq, zijn wij dan al niet
qeneiqd om de poqinqen maar te staken?
De Farizeen deden de dinqen toch maar
zoo qoed mogelijk. En zoo behoorde het
ook bij ons te zijn. Wij zijn veel te qauw
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN.
8S
BOBBY Lichte baai 25c/.
TAB A ii 20 n
ZEEPAARD 15 ti
Du/iengewoon handig
a, er is wel wat!"
,,'Neen, er is niets
awel."
„Nietes."
„Nou maar", zeide Claire, ,,wat is er
dan
Dit intelligente gesprek scheen de som-
bere bui van den heer Todhunter te be-
stendiqen. Hij verviel in een droeviq stil-
zwijqen en Claire, met haar kin uitdaqend
in de lucht, beqon thee te zetten.
Maar thee verzachtte den qast niet. Hij
at een koekje, proefde de qroote koek en
dronk veel, maar hij bleef die sombere fi-
quur, die Claire herinnerde aan den ouden
graaf in „Vlammende Harten". Maar die
oude qraaf had tenminste een behoorlijke
reden om er uit te zien als iemand die de
bitterheid des levens geproefd heeft en er
liefst een einde aan maken zou, want hij
had zijn eeniqe dochter het huis uitqejae^s
en, ofschoon hij zich daarin verqiste, hij
meende, dat ze in Amerika aan terinq ge-
storven was. (Maar dat bleek een ander
meisje te zijn.) Maar waarom Snert er uit
moest zien als iemand, wiens beker slechts
met gal gevuld is, was Claire een raad-
sel en zij voelde zich zeer gegrield.
Maar zij was nu eenmaal gastvrouw.
(Een gastvrouw, meisjes, moet zich altijd
weten te beheerschen, tante Isabella.)
„Wil je qeen lekkere versche kropsla?"
vroeq ze. Misschien dat dit hem een beetje
opmonterde.
„0 zeide Snert,, die een zwak voor
kropsla had.
„Ik zal er een in den tuin voor je pluk-
ken."
Hij bood niet aan om haar te vergezel-
len en dat was al een slecht teeken. En
met een zwaar hart nam Claire een mes
I en liep het grindpaadje af. Zoo vervuld
wanhopiq. Wij laten het niet eens tot die
wanhoop komen. Wij staken onze poqin
qen al spoediq.
Of en dit is haast noq erqer: Wij
maken er maar wat van, wij qooien er met
de muts naar", en als dat dan niet lukt,
of niet heelemaal lukt, stellen wij ons
toch tevreden.
Wij doen de dinqen veel te zelden, maar
onze beste krachten, in het stoffelijke niet
en in het qeestelijke evenmin. Wij zijn
tevreden, als we maar onze uren vol ma
ken. Wij werken zoo vaak niet om het
werk, wij werken om de uren. De uren
moeten om, de tijd moet worden doorqe-
bracht, ja, zelfs vaak zoek-qebracht. Hoe
dat werk er dan uit ziet, zoovelen in onze
daqen deert dat heelemaal niet. En toch:
hoe schromelijk verzuimen wij dan onze
schoone roepinq Wat moest het ons een
vreuqde, ja een eer zijn, om ons werk zoo
qoed mogelijk te doen, om zooals dat
heette in den tijd van de oude Gilden
een ,,meesterwerk" er van te maken. Laten
wij deze lichtzijde van het Farizei'sme
vooral niet verqeten of veronachtzamen.
Laten wij om ai de schaduw, die er kleeft
aan de levenspraktijk van Schriftqeleerden
en Farizeen, ons toch geregeld voor den
qeest stellen het woord van Hem, die qe
zeqd heeft: ,,A1 wat zij u zeqqen, dat qij
houden zult, houdt dat en doet het." Of
om het te zeqqen met een woord van een
ex-Farizeer in optima forma (Paulus):
Zijt dan onberispelijk
TWEEDE KAMER
Verqaderinq van Woensdaq.
Bij de tweede stemming wordt het voor-
stel-van der Waerden tot wederinstelling
van het Kort verslaq, nadat de stemmen
daarover qisteren met 3737 hadden ge-
staakt, verworpen met 34 teqen 31 stem-
men.
Aan de orde komt de begrooting van het
Zuiderzeefonds.
De heer Drop (s.d.) critiseert de ge-
brekkiqe loonregeling, de totaal onvoel-
doende huisvestinq en het ontbreken van
een centrale leidinq voor de recreatie der
was ze van haar eiqen zorqen, dat ze niet
eens over de heininq keek, totdat ze op
eens een vreemd, klaqend geluid hoorde,
dat van den kant van Mon Repos kwam.
Ze stond stil, luisterde en keek eindelijk.
De tuin van Mon Repos bood een vroo-
lijk schouwspel. Sam sproeide een bloem-
bed en niet ver van hem vandaan werd de
hond Amy in een teil, waar zij tot aan
haar knieen in stond, qebaad door een
kleinen, glad qeschoren man, die een
vreemde voor Claire was.
Beiden hadden het zuur. Amy, zooals de
gewoonte is van haar soort bij deze gele-
qenheden, maakte den indruk of ze den
dood nabij was en in het qeheel niet be-
rustend. Haar bedroefde ooqen staarden
wanhopiq naar de lucht, haar voorhoofd
was qerimpeld in qroote smart en nu en
dan uitte ze droeve kreten. Bij die gele-
genheden schudde zij zich bovendien he-
vig, en Chimp Twist want hij was het
kreeq dan de voile laaq.
Claire bleef staan, als vastqenaqeld.
Zij had er qeen flauw idee van, dat het
personeel in Mon Repos uitgebreid was
en het scheen haar toe, dat Chimp uit
den hemel was neerqedaald. Hier, te juis-
ter plaatse, dagelijks in aanrakinq met
Snert, was de qewenschte man. Zij glim-
lachte verrukkelijk teqen Chimp.
„Hallo", zeide ze.
„Dag", zei Chimp.
Hij sprak somber, want hij was somber.
Er zou een qouden belooninq aan het eind
van dit avontuur wachten, maar hij merkte
al, dat de buit zuur verdiend zou worden.
Gisteravond had Snert Todhunter zes shil
ling van hem gewonnen bij het pokeren, en
Cnimp was zuiniq van aard. Bovendien
sliep Snert in de boven-achterkamer. en
als hij er niet was, sloot hij de deur af.
Nu scheen dit laatste feit qeen reden
voor somberheid van den kant van Chimp,
maar dat was toch de oorsprong van al
zijn leed. Toen hij den heer en mevrouw
Molloy inlichtte omtrent de plaats, waar
Edward Finqlass zijn buit verborgen had,
was Chimp Twist even bezijden de waar
heid qeqaan dit was misschien ver-
geeflijk, want een zakenman moet nu een
maal voorzorqen nemen, maar in ieder
qeval, de waarheid had hij geweld aange-
daan. Den brief, dien hij eerst zorgvuldiq
uit zijn hoofd had qeleerd en waarin de
heer Finqlass omstandiq zijn ervarinqen
met de Nieuw-Aziatische Bank meete-
deelde, had hij onmiddellijk vernietiqd,
want er stond in te lezen, dat ieder, die
een breekijzer nam en de derde plank van
af het raam openbrak in de boven-achter
kamer een fortuin vinden zou. Chimp had
niet voorzien, dat die kamer juist geoccu-
peerd zou worden door een driftiqen kok,
die zeker onaanqenaam zou worden, als
hij menschen met een breekijzer op zijn
vloer beziq vond. En daarom antwoordde
de heer Twist Claire op somberen toon en
wie zal hem dit kwalijk nemen
j Claire werd niet ontmoediqd. Ze had
Chimp nu eenmaal uitgekozen als flirt en
zoo zou het qebeuren.
,,Krijgt het hondje een bad vroeq ze
„Zij doen samen, qeloof ik", zeide Sam,
die'aan het gesprek deelnam.
Clara merkte, dat het inderdaad zoo
was.
,,0, wat ben je nat riep ze uit. „|e
zult kou vatten.. Wil ik u een lekker warm
kopje thee qeven?"
Chimps bedroefde trekken ontspanden
zich met iets van dankbaarheid.
,,Graaq, dame", zeide hij.
,,Je wordt maar verwend' meende Sam.
Hij drentelde den tuin door, zijn tuin-
slanq achter zich aan sleepend, en Claire
haastte zich teruq naar de keuken.
„Waar is de iekkere kropsla vroeq
Snert bevelend.
,,Die heb ik noq niet. Ik kom even een
lekker kopje thee en een stukje cake ha-
len voor dien jongen van hiernaast. Hij
is doornat qeworden door het wasschen
van die qroote hond."
Het duurde even, eer ze terugkwam
„Ik heb een beetje met dien jongen ge-
praat. Hij vond de thee erg lekker."
„Zoo", zeide Snert kortaf. „Zoo en
waar is de sla
Claire Het een kreet van schrik ho-oren.
„Och, dat heb ik verqeten?"
Snert stond op, met een vastberaden
trek op zijn gelaat.
„Laat maar", zeide hij. ..Laat maar.
„Je qaat toch niet weq
,,Ja, ik qa weq
i ,,Wat, nu al
„Ja, nu al
„Nu, als je dan niet anders kunt zeide
Claire. „Ik vind dien mijnheer Twist een
aardiqen man."
„Een stommeling," zeide Snert grim-
miq.
,,Een aardige manier van praten heeft
hij. Zijn voornaam is Alexander. Noem jij
j hem soms Lex
j ,,Als je er op qesteld bent om te hooren.
j hoe ik hem noem", zeide Snert met ijskou-
j de hoffelijkheid, „dan moet je maar eens
komen luisteren aan de keukendeur."
,,Je bent toch niet jaloersch, hcop ik
riep Claire uit met qroote ronde ooqen.
„Wie, ik zeide Snert vol bitterheid.
(Wordt vervolgd.)
NEUZENSCHE COURANT
nn r i"rtt
INGEZONDEN JVl E D E D E E LI M O E N.
MET GRATIS GQENAD/NESA US PUDDING
e EN H E E fi LtJ K NA CE R EC HT
per half ons
ZelfwerHend V/asrhmidde!
moet alleen, dus zdnder toe=
voeging van zeep", enz. ge?
bruikt worden!
Persil wordt in koud water
opgelost, jnen doet de wasch
in dit koude sop, en kockt ze
daarna gedurende een kwartier
slechts eenmaal. Dat is de juiste
manier van wasschen Probeert
het slechts een cnkelen keer
cn Gij zult er nimmer meer
van alwijkenl Vraagt
gratis broclutre „De Reiniging
der Wasch" bij de Ecnige Imp.
E.Ostermann &Co. A dam. tabr
Henkel G. Cie„ A.G. Dusseldorf