ALGEWEEN NiEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. yROSSEM,s i ii n m? wjr" Vrij dag 20 April 1928. 68e Jaargang. Sam en zijn schat Mo, 8210 A i? T 3 P RIJ S varfiuudisg van lint Christendom tot da Wereidpdsdiensten. Aspirin- 8 a miHV£iFMSC§M£< ESS8TE Bt AD. fB ff t L t X TOS. BINNENLAND. Buiiengewoon handig ■I. ."v/.fe'n Tabietten B0B5Y Lichie baai 25c/. TABA 20 ZEEPAARD n u 15 192 4151 9 1925 138 3 1926 151.8 1927 154.1 '■mmspmseemMm wnttvmmtt&mkrmmiWMaMM iinin ant. Binnen Ter Neuzen f 1,40 per 3 maandeu Buiten Ter Neuzen fr. per post f 1,80 Voor het buitenland f 2,70 per 3 maandeu franco per post Abonnementen voor Hit '"lad vcrschijnf iederep Maaid-.n- Woensdag- cn Vrijdagavond. per het 3 maanden Bij vooruitbetalinq buitenland alleen bij vooruitbetaling. fr. per post f 6,60 per jaar I. Be beJkende Prof. Dr. Albert Schweit- sea, die thans een tournee maakt door ons uaderland. zag vier van zijn kleinere, niet tleo&ogische of wetenschappelijke werken Ike* Nederlandsch vertaald, waarvan wfl er hier vroeger twee reeds hebben beaproken, terwijl wij het derde, dat over iijn jeugd handelt, terzijde lieten, omdat ket ons niet van zoo groot belar.g soheen, odkwkoon wij daarmede niet willen worden #eacht dit boekje beslist onbelanqrijk te adhem. Thans is een vierde boek van Schweitzer in Hollandsch gewaad ver- seheaen hanclelend over het interessante •nderwerp, dat boven dit artikel als op- sefuift is geplaatst. Het is voorzien van wai taleiding van de hand van Prof. Dr. J. de Zwaan, hoogleeraar te Groningen, maarin deze professor een en ander over Sdkweitzer verhaalt, dat onzen lezers mee- •andeels reeds bekend is, en waarin voorts ^»ordt beweerd, dat het wel best zou feumuen zijn, dat juist dit boekje ons, Ne- derianders, lets bijizonders te zegqen heeft. tamers zoo merkt Prof. De Zwaan op, ligt phiiosophische religieusiteit niet zoo bit- winder in onze natuur. Wij, Nederlan- ckaM, (aldus de qenoemde inleider) zijn menschen, die de wexeld hanteeren op nasse zakelijke manier. Als koloniale, spsoote mogendheid brengt activiteit ons dpi besef van verantwoordelijkheid, en dsn te meer, aarmate wij beter Ghristenen af*. Zoo is de zaak, die in Schweitzers Jwigstvertaalde boekje behandeld word's: de verhouding van het Christendom tot de Wereldgodsdiensten, voor ons geen zaak <#»a oppervlakkig beianq. maar van een Jteteexenis, waaraan onze toekomst hangt. Schweitzer bespreekt in zijn boekje, dat •atstaan is uit toespraken, gehouden in Bebruari 1922 op uitnoodiging van het ritraie Bestuur der beiiy uaK Colleges de nabijheid van Birmingham) natuur- niet alle godsdiensten, en hij heeft deuubij ook opzettelijkhetMohammedanis- tae ter zijde gelaten en ook den godsdienst *aa Zarakhoestra, die aan jodendom en ©hcistendom wel zeer verwant is, maar in «b wereld geen rol meer speelt. Hij zegt •rgens, dat men het Ctuistendom niet met Islam behoeft te confronteeren. Deze ioen onitslond pas in de zevende eeuw na Christus, voorzeker tea deele door de in- necking van joodsche en Christelijke wteeen. Er zit in dit Mohammedanisme 9«en geestelijke originaliteit en het is ook geeu godsdienst, waarin diepe gedachten •ver God en wereld op den voorgrond h»den. De macht, die de Islam nog over ca in de wereld uitoefent, komt, naai Sebweitzers meening, daarvandaan, dat let een monothei'stische, en ook in zekeren An een „ethische" godsdienst is, die toch fcejjeilijkertijd al de instincten van de pri- iaritieve godsdienstigheid heeft vastgehou- tftea, en zich aldus aan de onbeschaafde en half beschaafde volkeren van Azie en Afrika kan voordoen als een vorm van mnnothelsme, die het best in hun ftraarn van pas komt. En als er eens en- g XeflMKUrKJVfiMH kele diepere, mystieke stroomingen zich voordoen, zooals hoofdzakelijk in het zoo- genaamde Soefisme, dan wordt zoo'n richting altijd weer onderdrukt. Welke wereldgodsdiensten zijn het dan. die Schweitzer bespreekt? In hoofdraak: het Boeddhisme (en Brahmanisme)de Chdneesche vroomheid, en het Hindoeis- me. Vooraf heeft Schweitzer duidelijk uit- eengezet, dat het Christendom niet uit de godsdienstigheid van den Grieksch-Oos- terschen geest is af te leiden, doch dat deze religie iets oorspronkelijks is, terug- gaande op de persoonlij.kheid van Jezus. Er is wel een verzoeking om Christendom en Grieksch-Oostersche mysteriegods- dienst altijid weer met elkander te vcrpin- den, en dat komt dan door Set feit, dat beiden pessimistisch zijn. Maar juist hier vertoont izich een verschijnsel, dat in zeke ren zin de hoofdgedachte vormt bij Schweitzers verder betoog, ook zooals wij het in deze beide artikelen zullen weer- geven. De Oostersch-Gricksche vroom heid is pessimistisch en meer niet. Voor haar is de eenige kwestie: hoe het geeste lijke element kan worden verlost uit deze materieele wereld. Maar het Christendom is niet zulk een consequente eenheid. Door het gesteente van het pessimisme loopen bii het Christendom ook optimistische aderen. Het Chrstendom is niet alleen de godsdenst der verlossing. maar ook de godsdienst van het Koninkrijk Gods. En juist daarom verwacht ons geloof ook een transformatie dezer wereld. De Grieksch- Oostersche ethiek leidt niet tot daden, het gaat er hier alleen maar om, dat de mensch !os en vrij worde van deze wereld. Maar bij Jezus en de apostelen vinden wij naaat het verlangen om vrij te worden van de INGEZONDEN MEDEDEELINGEN 1 Uit het Engelsch door P. G. WOOEHOUSE. Gaat u op reis? Vergeet dan niet mede te nemen. Hot ideale middel tegen hoof dpi jn, nervositeit, ver- moeidheid, misselijkheid en an- dere ongesteldheden, die door het reizen veroorzaakt worden. Men eische echter steeds de origineele verpakkingken- baar aan den oranje band en het Bayerkruls. Prijs 75 cts. Vervolg. Weer die snelle bios op Snert's gelaat. Voor Sam's afkeurende blikken scheen hij apeens bedeesd. „Nou, het is dan maar zoo. We hebben verkeering." „Wat?" „Een eerlijke vaste verkeering." .Verkeering." „Nou!" zeide de keer Todhunter. En opnieuw maakte een afschuwelijke grijns- iach zijn trekker nog leelijker dan Moe- ciei Natuur in haar meest sarcastische stemming ooit bedoeld had. Sam ging zitten. Deze buitengewone •akentenis had hem heelemaal van de wijs gebracht. „Heb jij verkeering?" „Nou!" „En je hebt het land aan vrouwen?l" „Nou ja, aan de meeste." Voor Sam deed zich weer een nieuw fczichtspunt voor. Zijn verwondering werd grooter. „Maar hoe kreeg je het zoo gauw voor •lltaar?" „Zoo gauw?" „Je kunt het meisje nooit meer dan een keer of zes gezien hebben.' En dan was er nog iets geheimzinniqs tn deze liefdesgeschiedenis, Hij keek den Weiger namaak ot losse tabietten. geluklcigen minnaar met onverholen aieuwsgierigheid aan. ,,En wat wekte dat gevoel op?" vxoeg hij. ,,Dat snap ik heelemaal niet.." ,,Het is een lief meisje," bracht Snert te berde. ,,Ik bedoel haar niet. Ik bedoel jcrn. Wat heb je nu over je, dat het ongeluk- kige misleide kind tot zooiets overijlds kon brengen Als ik een meisje was en jij zou me smeeken om het kleinste roze- knopje uit mijn haar, dan zou ik het je nog niet geven." „Maar..." „Neen," zeide Sam beslist. ..Daartegen valt niet te redeneeren. fe zou het van mij niet krijgen. Wat heeft ze toch in je gezien „Och, nou..." „Dat kan je uiterlijk toch niet zijn... dat kunnen we wel buiten beschouwing laten. Ook niet je gesprekken of je verstand, want dat heb je niet. Wat was het dan De heer Todhunter grijnsde schuchcer. „Nou ja, ik heb nu eenmaal iets ovei mij, Sam dat is het maar." ..lets „Nou!" „Wat voor iets ,,Zoo maar iets". „Heb je dat nu ook 7' ..Natuurlijk heb ik het nou niet," zeide Snert. „Je reserveert het voor bijzondere ge- legenheden, he Maar je hebt me nog niet uitgelegd, hoe dat allemaal zoo kwam." hie heer Todhunter kuchte. „Nou, het ging zoo, Sam: Ik zie haar in den tuin en ik zeg: Dag en zij zegt: Dag En dan komt ze bij de heg en ik kom bij de heg en ik zeg „Dag" en zij zegt ,JDag", en toen zoende ik haar." wereld tagelijk een vuiig begeeren om in deze wereld handelend op te treden. Zoo scboon 2egt Schweitzer het en wij weten, hoe hij dit zelf in voile toepassinq heeft gebracht: ..Reeds in deze onvol- maakte wereld worden menschen qeroe- I>en om met blijde toei/ijding werktuiqen van Gods liefde te ziju. en deze roepinq is een voorbereidend stadium van de zalig- heiid, die hen straks v/acht in de volmaak- te wereld van het Koninkrijk Gods". Zoo is dus het Christendom een menging van pessimisme en optimisme. In dit dualisme ligt de grootheid, de waarheid, de diepte er, de kracht van het Christelijk geloof. IBrahmanisme en Boeddhisme behandelt Schweitzer vrijwel gelijktijdig. In het Boeddhisme ziet hij slechts een bijzondere uitwerking van het Brahmaansche den- ken. Het begin van de Brahmaansche leer gaat tcrug tot onqeveer het jaar 1000 voor Chr. Zij komt or.geveer hierop neer: De geheele were'd, zooals ik die om mij zie en ervaar, is maar een onvolkomen ver- schijning van het reine zijn, waarvan de essentie is Brahma, de wereldqeest. Uit deze onvolmaakte wereld des lijdens ver lost nu de mensch zichzelf door kennis en daad. Hij moet geen mensch meer zijn, die om het leven geeft of in deze wereld belangstelt. De mensch moet zich verhef- fen tot absolute passiviteit en hij moet af- stand doen van alle begeerten. Hij moei niets meer in de wereld wenschen en niets meer van de wereld verwachten. Afster- ven aan de wereld en aan het eigen leven, dat is 's menschen geestelijke roeping. Boeddha ging alleen nog iets verder, en was nog iets consequenter. Hij was ook heelemaal niet van plan een nieuwen godsdienst te stichten, maar wilde alleen een monnikenorde vormen. waarin men de verlossing zou ervaren zonder Brahmaan sche dwalingen. Hoe ziet nu Schweitzer de verhouding van het Evangelie van Jezus tot deze beide godsdiensten? Hij zegr o.m.: Het Brah manisme en het Boeddhisme meenen, dat zij achter de schermen iiebben gezien, en dat zij de oplossing bezitten van de raad- selen van wereld en leven. Jezus daaren- tegen brengt ons tot nederigheid, hij wekt alleen in ons het verlangen om iets van het Koninkrijk Gods te benaderen. Overi- gens zegt niemand minder dan Paulus, dat ons kennen „ten deele" is. Men zou het verschil ook zoo kunnen toespitsen: De Brahmanen en Boeddhisten zeggen tot den mensch, dat hij als een af- gestorvene, voor wien niets in de natuur- lijJke wereld meer van eenig belang is, in deze wereld verder moet leven; terwijl Jezus' evangelie ons zegt, dat wij vrij moeten worden van de wereld, om dan als een actieve kracht Gods ons werk in deze wereld te doen. Brahmaan en Boeddhist brengen het niet verder dan tot een ethiek van woor- den; van het verstandelijk medelijden komen zij niet tot het medelijden van de daad. „Het intellectualisme van het Indi- sche denken", zegt Schweitzer, ,,verteert de ethiek, zooals de brandende zon een wolk opneemt, die anders regen had kun nen geven". Om dan noa maar niet eens dit verder uit te werken, hoe wij bij Brah manen en Boeddhisten geen verlossings- leer vinden voor alien, doch slechts voor priesters en monniken. Hun leer biedt al leen iets aan hen, die in de gelegenheid komen of zijn zich uit de wereld terug te Sam stond aan den grond genageld. „En had ze er niets tegen?" „Wat tegen Wat zou ze er nou tegen hebben Wis en waarachtig niet. Daar- door was het ijs meteen gebroken, en daarna werden we heel gezellig. En toen kwam van het een het ander snap je me nou Sam was onder den indruk van de on- rechtvaard'igheid der dingen. „Dat is al heel vreemd,zeide hij. „Wat is vreemd „Ik bedoel, ik kende iemand, een kerel die eeen meisje zoende, toen hij net aan haar was voorgesteld en toen werd ze woest." „Q", zeide Snert, onmiddellijk tot een conclusie komend, „maar dat was dan zeker een kerel met een gezicht als een chimpansee en bossen haar uit zijn ooren. Natuurlijk wordt je door zoo iemand niet graag gezoend." iSam ging naar boven, naar bed. Eer hii onder de dekens kroop, bekeek hij zich lang en ernstig in den spiegel. Hij keerde zijn hoofd op zijde, zoodat het licht in zijn ooren viel. En hij voelde zich vreemd be- dxuk,t. 3. Kay lag in bed te peinzen. Nu en dan ontsnapte haar een kirrend lachje. Ze voelde zich zoo wonderlijk gelukkig dien avond. De wereld was ineens zoo vroo- lijk en boeiend. En ze had een niet te onderdrukken lust om te zingen. Ze zou zeker niet lang gezongen heb ben, want ze dacht altijd aan anderen en al gauw zou ze het besef hebben gekregen, dat er vlak bij menschen waren. die tracht- ten in te slapen. Maar irderdaad kwam ze niet verder dan eenice maten, toen trekken; maar voor hem, die den akker ploegt of op een fabriek werkt, hebben zij geen boodschap dan deze: dat hij maar moet probeeren zoo gauw mogelijk zijn werk te laten schieten Dat Schweitzer met deze qualificatie aan de Brahmaansche en Boeddhistische vroomheid geen onrecht doet, blijkt wel duidelijk hieruit, dat hij evenzeer iets schoons en groots in deze godsdiensten weet te waardeeren. Hij merkt op, dat wij aan deze Indische godsdiensten een ding moeten toegeven, namelijk dit, dat zij de menschen opvoeden tot stillen inkeer. In de superioriteit, waarmede hun vertegen- woordigers op ons, Europeanen, neerzien, is niet alles alleen aanmatiging. Zij ken nen een gxoote, eigenaardige leemte in de hedendaagsche Christelijke vroomheid, en dat is dit, dat het Christendom voor ons al te zeer enkel daad is, en wij daar- door te weinig innerlijke menschen zijn of worden, die aan onszelf arbeiden. Ons, zegt Schweitzer volkomen terecht, ons ontbreekt te veel en te vaak de stilte. Zij ontbreekt ons niet alleen daarom, omdat zij in ons drukke leven, vol activiteit, moeilij'k te veroveren is, maar ook omdat wij haar beteekenis niet inzien en daarom ook geen moeite doen om haar te ver- krijgen. En deze stilte ontbreekt ons ook, omdat wij ons te gemak'kelijk er mede te- vreden stellen dan maar voort te leven als ongeconcentreerde menschen, die alleen maar trachten het goede te doen. In een volgend artikel hopen wij te vertellen, wat Schweitzer opmerkt met be- trekking tot de verhouding van het Chris tendom tot den godsdienst van China en het Hindoeisme. (Slo-t volgt.) „EERSTE KAMER.; Vergadering van Woensdag i, Vuortgezet worden de algemeece be- schouwii gen over de staatsbegrooiing. De heer Hermans (s. d.) bespreekt de ralatigheid <an de regeering om de armste bewoners van Maas ec Waal, die geen eigendummen bezaten en volgens de regeerir g niets verlnren bebber, te helpen. Minister De Geer z-gt de heerSmeenge overwegiDg van zjjn opmerkirigen betref- fende bet onderwqs aan schipperskinderen toe en deelt d-n heer Croles mede, dat de wedeibezetting van een leerstoel in het Friesch aan de Groningsche universiteit wordt overwogen. Hij ontkent, dat de door d n heer Hermans genoemd-n vergeten slachtotfers mogen genoemd worden. Spr. verded gt verder het algemeen poli- tiek beleid van het kabinet, dat geen zakeckabinet is, wel principuele viagen behandelen wil, doch slechls terzflde laat, wat de legenstellmg n-chts liriks be- treft. De quaestie van het evenredigkies recbt zal besproken worden met het Centraal stembureau. Spr. verdedigt verder het belastirgbe'eid ter beeordering van het kapitaalvorming en het economisch beleid wat betreft de werkverru ming, die ec iriomisch minder voordeelig is dan de heer Wibaut meerde. klonk een dof bonzen op den muur, een wrevelig bonzen. Snert Todhunter was dol op zijn Klaartje, maar dit wilde hij niet dulden. Drie stevige trappen gaf hij tegen den muur met schoen No. 46 Kay zong niet meer. Ze draaide het licht uit en bleef in het donker liggen sbaren met een norsch gezichtje. Stilte heerschte in San Rafael en in Mon Repos. En toen begon er ergens in het laatste een langgerekt, klagelijk ge- jank, als de kreet van een berggeest. Amy had heimwee. HOOFDSTUK XVII. De hond Amy aan den arbeid. De dag, die vdlgde op het dinertje bii Braddock in huis, was bij het ochtendkrie- ken in dichte, witte, vochtige nevelen ge- huld. Maar tegen ach,t uur was deze mist opgetrokken en omsluierde nog maar even de toppen der boomen of vlijde zich in het gras over de spinnewebben heen. En toen Kay Derrick een kwartiertje later in den tuin kwam, begon de Septemberzon al door de nevelen heen te breken en be- loofd een ijle klaarte in de lucht een won- dermooien dag. Het was een ochtend, die stemde tot te- vredenheid en zacht geluk, maar Kay was opgestaan met een wrevel tegen de heele wereld, die door het mooiste weer niet verzacht kon worden. Wat 's avonds ge- beurd was had een strijdlustig verzet in haar opgewekt en in dit opzicht had de nacht geen raad gebracht. Misschien kwam dat ook wel, doordat haar slaap, net zooals die van een ieder in de buurt, niet rustig en ongestoord had kunnen zijn. Van middernacht af tot twee uur in den ochtend hid de hond Amy een S INGEZONDEN MEDEDEELINGEN. per haif ons jim—mi ii h i i m »i [T Wat het gedififerentieerd tarief betrift. zal er vermoedeliik in deze vipijaiige pi-riode geen oDtweip komer, maar bet moment is te verwachten, waarop Nederlard id het belar g van den export het gedifferentieerd tarief met kan mhsen. Aangaande de diikverbeterirg ic Kcord- Brabant is overeenstemming omtrent de finarcieele zpde binnenkort waarschijnliik. Spr. veTdedigt cok bet di fecsiebeleid, dat gericht is op de neu'raliteitsbandbbving, waarin voorzien moet worden, met het cog op de mogelijkbeid, dat de VolkeDbord in haar tank om oorlog te voorkomen, f'aalt. De algtmeene betchouwiDgen •voidan gesloten. Bij hoofdstuk 11 (bonge colleges van staat) bepleit de heer WiVaut (s.-d.) eta vaete vergoeding san Eerste Kamerleden. |R 0 0 K E N Dfb E D E RITNDT7 Rookend Nederland veroorlooft zich de weelde jaarljjks eeD kapitaal van hoiderden millioenen gulder s de lucht in te blszen. Meemt men de totaalcjjfers van de waarde der afgegeven banderolles voor sigaren, doosjes sigaietten en zakj* s tabak tot maat- staf (er wordt intusschen heel wat verlocht beneden bar derollepiijs) dan heeft rookend Nederland blijkets door het depaitement van financien verstrekte opgavm, (opge- romen in het jorgste maar d chrift van het Centraal Bureau voor de, Statistiek) ver- rookt iD 1923 f 142 1 millioen, Het jaar 1927 geeft dus een horger to- taalcijfer dan een der voorafgaaiide een stjjging welke voor rtkening komt van het ve bruik van sigaren, maar voor het grootste deel voor die van siga^etti mockers (of z.jjn ook de rooks'e s scbuldig Nemen we aan, dat aBeen personen ouder dan 14 jaar rooken en tev< ns dat de mm levendiqe en natuurgetrouwe imitatie ge- geven van tien honden, die door gloeiende tangen uit elkaar gerukt worden. Om twee uur was Snert Todhunter van zijn leger- stede verrezen en nadat hij zich gewapend had met een schoen niaat No. 46, gelijk vermeld in het vorige hoofdstuk, ging hij met haar redeneeren. Dit had een korte verademing gegeven, maar om kwart voor drie werden er weer heele kudden honden aigemaakt op het terrein van Mon Repos. dat verkeerdelijk zoo genoemd werd. Om drie uur kwam Sam beneden; en omdat hij een jongmensch was, dat veel' van honden hield en hun inzichten be- greep, probeerde hij het met diplomatiek overieg. En dat werkte uitstekend. Amy deed zich te goed aan een schapeboutje en viel toen eindelijk in slaap en vrede en rust daalde neer op Burberry Road. Kay liep het tuinpad op en neer met onvriendeiijke gevoelens, die volstrekt niet verdwenen toen Sam eenige oogenbliicken later verscheen, gekleed in een flanellen broek en een trui. Sam, met den rug naar haar gekeerd en zijn gezicht naar de zon, deed eenige gymnastische oefeningen: en Kay, ofschoon ze het eiqenlijk niet wilde, kwam naar de heining toe om naar hem te kijken. Ze was boos op hem, want geen enkel meisje vindt het pleizierig dat haar zang veroordeeld wordt door bonzen op den muur; maar toch kon ze een zwak ge voel van bewonderinq niet geheel onder drukken, terwijl ze hem gadesloeg. Kay kwam „van buiten", en ze zag mannen graag sterk en zon-verbrand; en Sam, wat zijn moreele tekortkomingen ook mochten wezen, was een prachtkerel, physiek. Hij was sterk en gespierd en forsch. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1928 | | pagina 1