algemeen nieuws- eh advebtentieblad voor zeeuwsch-vlaanperen.
No. 8134.
Vrijdag 21 October 1927.
67e Jaargang.
Een nieuwe neus
Thomas Carlyle.
c Aspirin-
ABONNEMENTSPRIJS:
EERSTE BLAD.
FKXJILLKTON.
Tablcttcn.
INGEZONDEN MED EDEELINGEN.
CO U RANT
hinnpn Ter Neuzen f 1 40 per 3 maanden - Yoor Du,ten Ter Neuzen tr. per post f 1,80 per 3 maanden - Bij vooruitbetaling fr. per post f 6.60 per jaa,
TEelLd ^2 "o per I" aandeD .ra»co pe, poa, - AbonaemeMea »oor t buitealaad alleea bii vooruitbetalma
t Duiremanu j
nit blad verscHUnt lederen Maandag., Woew»«»«<- en VrHda^avond^
INGEZONDEN MEDEDEELINGBM
V.
Wdj sdhreven tot nu toe naqenoeq al
leen over Carlyle's leven en lotgevallen.
Het wordt wel hooq tijid, dat wij nu iets
vertelien van zijn werken. En dan staat
daairlbij voorop en bovenaan zijn boek:
De Sartor Kesartus, of zooals het ver-
taald wondt ,,De Gelapte Ikleermaker
Allen, die over de werken van l'homas
Carlyle helblbein qescihreven, zijn het er
aver eens, dla't dit werk zijn cieipste bock
is, of zooals iemand het neett uifcgie-
druikt: de Uuverture en de sleutel van al
zijn verdere geschritten.
Carlyle heeft er lamq over nagedacht,
in -weIken vorm hij zijn „bimnengedaich-
ten" aan de menschheid zou mededeelen.
Gesprekiken met zijn diepdenken.de moe-
der wezen hem oak hiierbij den weq. In
die gestprelkiken traclhtte 'hij altijd weer zijn
moe'aer er van te overtuiqen, dat hij den
sdlieden, puriteinschen qeest van het
ouderlijk fihuis niet verloochend1, maar
trouw bewaard had, en dat hij, door dien
qeest qeleid, de neqentiende eeuw nu
traohtte te vexstaan en te beoordeelen.
Hij wenscihte dezelfde oude waarheid te
vei'kondiqen, doclh slechts (naar hij meen-
de) in nieuwe vormen,. Oak al had hij
andtere kleeren aan, dan meande hij zich
toclh in a lies het kind zijner oprecht vrome
outders. Wij qeven hier enkele citaten om
te laten zien, hoe hij diie geoachte t'hans
vexder uitweifkte. „Niiet wat ik heb, maar
wat i'k ben, en dus wat ik doe, is mijn ko-
ndnikrijk. Door de schaal heen moet i'k
zien op de kern. Welnu, de omstand'iq-
heden, waaronder iema.:d leeft, zijn de
schaal. Zijn 'kleeren, beznttinqen, zijn huis
en zijn ert, dat zijn de kleeren van zijn
lichaam. En zijn lichaam zelf is het uiter-
lijke kleed van zijn ziel; door die kleeren
moeten wij heen kijken.Voorts acht
Carlyle ook alle versclhijnselen, die wij
met de zinnen kumnen waarnemen, slechts
kleeren; nieuwe of versdhoten, maar
waarin en waaronder zich tocih hooqere
qadachten openbaren. Het liclhaam is een
kleed van de ziel; de niatuur is het levende
k^_u van de qodheid; onize sociale, poli
ticise, godsdienstlige instellinqen, hij acht
ze alteinaal kleeren, die wij zoolanq moe
ten doorzien, tot ze dooixzichtiq worden,
en ons het gehekn openbaren, waaronder
de menschheid zich jurist deze en geen an-
dere kleeren heeft uitgekozen. Beschouw-
de men het mensdhidiom aldus, en wilde
men door de kleeren heen zden, dan kwam
misschien u.it dezen of qenen potentaat,
die zeer qevr^esd werd, een gebrekkig
org aan voor den dag, terwijl wellicht te
geiijkertijd zoude blijken, dat aclhter gind
scihen onaanziienlijiken ketellapoer een eer
waardi" geheimenis verbor^en was. Dit
zou heel iets anders zijn dan de opper
vlakkige, spoediq tevredene en zelfge
noegzame wijislheid van de toonaanqeven
de heexen dier diagen, en diepe vraaqstuk-
ken zouden dan blijiken nog op oplossing
te wachten.
Bij Carlyle was op lange en stille win
teravoniden op de boerderij het plan vbor
zijn boeik gerijipt. En nu kwam hij op de
gedachte om het leven en ,de denkbeelden
te giaan vertelien van een zekeren Profes
sor Diogenes Teufelsdrokh, natuurlijk een
verzonnen persoon, die echter in menig
oipzicht op Carlyle zelf geleek, en die
hoogleeraar was in allerlei wetensc'happen
te Weissnichtwo in Duitschland, deze
professor geeft dan bij de Firma Stil-
zwijgen en Co. een groat boek uit over
kleeren, over hun ontstaan en hun invloed,
en hij, Thomas Carlyle, wi'l nu in Enqe-
door
ARTHUR GASK.
Den geheelen dag druk bezig
en desavonds hoof dpijn,af matting
envermoeidheid.Men nemedanl-2
Zij brengen onmiddellijk ver-
lichting en herstellen het denk-
vermogen.
Men eische echter steeds dt origineele
verpakking ken-
baar aan den oranje
band en het Bayerkruis.
Prijs 75 cts,
Weiqer namaak of losse tabletten.
39
18) Vervolq.
Plotselinq kreeq ik een dol idee. Waar-
om zou ik niet wiadhten? Dokter Carmi-
chael zeide, dat mijn wonden in een daq
of veertien bijna onizidhtbaar zouden zijn
en dan kon ik veiliq uitqaan. Waarom
zou ik nu maar niet wachten? Wat weer-
hield mij? Toen beqonnen mijn knieen te
kni'kken en te beven. Mijn qeest werkte
met razende snelheid en de qedachten
sichoten als vonken. Tusschen mij en vol-
komen veil'iqheid was alleen het doode
lichaam zoo redeneerde ik alleen
maar die stille wiitte qestalte in de vesti
bule. Iik kon hem verbexqen o, i'k kon
hem 'beqraven daarqinds was reeds
het qraf qexeed. Het was het Noodlot,
het was zoo beschikt.
Ik qinq op de sofa zitten om wat kalmer
te worden, en koortsacihtiq beqon ik mij-
zelf af te vraqen, wat de wenscih van den
doode zou zijn.
v ,,Moed!" had hij mij toeqefluisterd met
zijn laatsten ademtoclht; en moed zou ik
land dit boek bekendmaken en qeeft er
tevens een recensie van. Anders waren
de waariheden,, die hij zijn lezers hier op-
dischte, misschien te zwaar te verteren en
te hard om aan te ho-oren "eweest, terwijl
hij nu met een kostelijlke ironie aan de zijde
van het publdek qinq staan en schijn'baax
den smaa'k zijner lezers deelde, en onder-
dlehand alle qeleqenheid had om zoo „bij-
zijn-neus-weq de oppervlakkiqheid van
de heerschende richtinq of richtinqen
zijner daqen te qeeselen. Van dit boek is
in 1880 een verdienstielijke vertalinq ver-
schenen bij Brouwe-r te Amsterdam van
de hand van Dr. J. W. J. A. Ziircher.
Het is al dad'elijk in de inleidinq. dat de
schrijver opmerkt, hoe er no- steeds qeen
kleeren-philosophie bestaat, ondanks al
onze wetenscihap, en hoe men heeft ver-
qeten, dat de mensch van nature een
naakt dier is. (Misschien zou Carlyle bij
de hedendaaqsdhe, in de mode-zijnde
naaktlooperij dit zinnetje wel wat anders
heibben gesteld De schrijver acht het
een leem'te, dlat het tot het opstellen eener
dusdaniqe kleerenphdlosophie noq niet is
gekomen, en hij acht dit alleen verklaar-
baax, dlewijl de Enqelsche eest wel wat
te pract'isch is om zich met bespieioelinqen
op te houden of nasporiingen in die rich
tinq te doen. Duitschland is echter ^e-
luikkiq) wijsgeeriqer en diepdenkender
aanqelegd
,,^^anneer men' zoo heet het dan
verd'er „onzen teqenwoordiqsn qevor-
dexden staat van beschavinq na^aat, en
ziet, hoe de Toorts der wetenschap nu
reeds langer dan vijfduizend jaar met meer
of minder qoed oevolq is qezwaaid en
rondged'raqen, hoe, in onzen tijicf vooral,
die Toorts niet alleen nog en misschien
zelfs feller brandt dan vroeqcr, maar ooik
ontelbare nachtlichtjes en zwavelstokken
aan haar zijn aan^estoken, die naar alle
zijden hun schemerlicht U'itspre'iden. zoo
dat ook niet het kleinste hoi. door de na
tuur of de kunst vervaandiad. onverlicht
kan blijven, wanneer men dat alles na-
gaat, dan m-oet het den denkenden geest
toch wel groote verwondering baren, dat
tot nu toe weinig oif niets fundamenteels
en evenmiin iets wijsgeerigs of geischied-
hebben, maar dan was er maar een weg
open.
Ik zou een aartslafaard zijn, als ik nu
vluchtte het zou zijn alles te niet doen
in een paniek. Alles, hier rondom, was
feitelijk mijn eigendom. Hij had mij tot
zijn erfiqenaam gemaakt. Ik moest dus blij
ven en de erfenis aanvaarden. Een beetje
moed, een beetje geduld en ik zou terug-
keeren in de wexeld, zooals hij dat ge-
wenschit had. Ik' moest geen ondankbare
idioot zijn. Ik moest mij zijn vriendschap
waaxdiiq toonen, zijn vriendschap, waar-
voor hij zooveel gewaagd had.
Binnen een paar minuten was ik heel
rustiq geworiden, en toen ik eenmaal een
besluit'genomen had, begon ik snel en sy-
stematisch mijn plannen uit te werken.
Om te beginnen sloot ik de honden op.
Ik vond het griezelig, 'dat ze alle drie vlak
bij de deux van de vestibule snuffelden.
Nooit te voren had ik ze daar qezien, en
ik vnoeg mij onrustig af met welke ge-
hieimzinnige kradhten van intui'tie ik nu
weer rekening zou moeten houden.
Toen de honden waren opgesloten. ging
ik weer in het huis terug en haalde een
laken uit de kamer van den doode, rolde
dit vast om het lichaam heen en bond het
aan beide einden stevig vast.
Ik wilde aan niets denken, terwijl ik dit
deed, en ooik niet toen ik het lijk in het
kundiqs is gesc'hreven over de kleeren."
Onze tlhe-orie der zwaartekradht is zoo
goed als volmaakt. Van de wording der
wereld zijn wij vrijwel op de hoogte. Het
is nu zoover, dat voor menig lid van een
koninklijlk genootschap van kunsten en
wetensdhappen de sdhepping der wereld
niet veel geheimzinniger is dan het be-
reiden van een pudlding, ja, veel eenvou-
diiger zelfs, daar er to«"h menschen zijn,
die, wat de laatstqenoemde zaak betreft,
nog wel eens knoeien en prutsen. Het
heele leven van den mensch en van zijn
gansche omqeving is voor ons opengelegd
en opqehelderd. Wij heibben een leer van
de' rente en een tlheorie van d'e waarde,
een iplhiilosophie van de taal, van de ge~
schiiadenis, van de pottenbakkerij, van de
geestesversclhijnselen en geestverschijnin-
gen, en van de aloolholhoudende dranken.
Elk celweefsel, elk vaatweefsel, elk spder-
weefsel heeft zijn eiqen geleerde Prof.
Van Dijlk sprak er zelfs van, hoe elke teen
zijn aparten specialiteit heeftHoe
komt het dan toclh, dat het eeniq werke-
lijke iweefsel tot nu toe d'oor de weten
scihap over het hoofid1 is gezien, namelijk
het weefsel onzer kleeren, dat weefsel,
waarbinnen zich 's menschen gansche ik
beweeg't? Geluikkig is het geleerde, on-
vermoeide, diepdenikende Duitschland te
hulip gekomen. Ja, laten de amdere volken
met hun geraas en hun waanzin alle ooren
verdooven, de Diuitscher staat vreed-
zaam op zijn wetenschappelijke wacht-
toren en hij zal het Heelal wel eens
eventjes verte'llen, hoe laat het is,
Zulk een dliepidenlkende is Professor
Teufelsdrdkh. Met een emstiq-qeleerd
gezicht vertelt Carlyle hem, dat het hem
toeqezonden boelk stellinqen bevat, die
door hem als juist zijn erikend, en ook
andere, die hij als onjuist verwiierp; in
ieder qeval is dit belanqrijike boeik niet
zonder uitwerlkinq gebleven op zijn ziens-
wijize. M'ocht dit Duitsdhe zaad ook op
Enqelscihen bodem qedijen!
In het tweede hoofdstuk worden de
moeilijkheden verhaald. die aan de uit-
qave van zoo'n boek verbonden waren,
terwijl het der.de hoofd'stuk ...herinnerin-
qen" qeeft aan den qeleerden en zonder-
linqen schrijver-professor. Hierin lezen
wij onder meer, hoe deze hooqleeraar qeen
colleqes had te qeven, hij was daar aan
de Uniiversiteit benoemd, en bevorderd
totDe bewond'erinq voor den
jonqe qeleerde was al aanstonds qroot
qeweest, zoodat men qemeend had, dat hij
professor zou kunnen worden in de
..Allerlei-iwetensdhap". Terwijl hij qeen
colleges gaf, had hij intusscihen te meer
gelegenlheid om zijn opmerkingen te
maken over alles, wat hij in de stad zag.
en dat was heel wat, want behalve den
haan op den toren was er daar ter plaatse
geen enkele tweevoeter, zoo hoo^ als hij.
En wat ziet hij nu gebeuren? Hij ziet
neer in een wespennest, een bijenikorf. hij
is getuige van hun was- en honing maken,
van hun giftbronnen en Van hun dood.
door zwaveldiamp veroorzaaikit. Hij ziet
aan dien levenden vloed van menschen
van allerlei stand en ouderdom, en hij
vraagt, of zij weten, vanwaar zij komen
en waar zij heengaan? Zij zijn slechts
verschijninqen, anidlers niet. Zij komen
uit de eeuwiigiheid en gaan naar de eeuwig-
heid. Zij zijn verschijninqen, anders niet.
Zoo, onder dezen half komiischen vorm
prediikt Carlyle zijn qroote qedach'e""
van den mensch ziet qij alleen maar het
buitenste, het kleed, datqene, wat in wer-
kelijiklheiid' niet is. Het komt er slechts
op aan daardoorheen te zien, en wat zult
qij dan wond'erlij.ke dinqen ontdekken!
iDan eindelijlk komt dus de bdhandelinq
van het onderwerp: de wereld in kleeren!
Daarin komt dan een beroemd hoofdstuk
over „Voorsc!hoten", en daarop qaat de
schrijver zich afvraqen, wat de mensch
qraf liet ziniken. Met den eersten sclhop
aarde sdhenen mijn hersens echter weder
te qaan werken en plotselinq herinnerde
ik mij den droom van mijn vriend.
Heftiq beqon ik te snikken en juist zoo
als hij qezien had, stroomden de tranen
lanqs mijn qetzicht, terwijl ik bij zijn open
qraf stond.
Welk een vriend had ik verloren en
welk een qoed mensch was hij qeweest.
Niet qoeid misschien volqens den maatstaf
van de wereld maar qoed in zijn vrien-
delijkheid en zijn roekeloozen moed,
waarmede hij in het uur des qevaars een
armen, onqelukkiqen vluchtelinq als ik,
had geholpen.
En hoe qebroiken was zijn leven ge-
weest Bens geeerd en qevleid, eens al
gemeen beminjd, met een gansche vrien-
denschaar. En fihans heimelijik en snel
begraven in een qraf, dat zelfs qeen naam
draqen zou, noq qeen uur, nadat hij den
laatsten adem had uitqeblazen, zonder
pracht of praal, en zonder rouwdraqenden
zelfs, belhalve een en dat was een qa-
leiiboef, die noq vijf jaar moest uitzitten.
Mijn snikken waren zijn eendqe lijikzanq.
II.
Ik was dien nacht banq en anqstiq en
za.t den heelen tijd met alle deuren op slot
in een hoekje qedoken. Het huis was vol
sc'haduwen en telkens hoorde ik sluipemde
L.cnTECjeuBioc
ROOKTA5AK
ROODE-STER
InccrooMM-
TMEODOQUS
rilEMEIjEQ
GROfNIMGEM
Er is heel wat veranderd in de jaren, die achter
ons liggen. En veel daarvan verjaagt de rust, welke
vroegere tijden kenmerkte.
Is het dan niet goed te weten, dat er onder al
hetgeen veranderde en nog dagelijks wisselt, een
ding is dat bleef en het karakter van het verleden in
het heden bewaart?
ROODE-STER-tabak vormt dit rustpunt temidden
van alles, wat komt en gaat. STER-TABAK was
goed, is goed en zal goed blijven.
Wie daarom waarlijk smakelijk wil rooken, kiest
ROODE-STER, die zichzelf gelijk bleef en dus
waarborg voor de toekomst biedt.
N.V. o.h. THEODORUS NIEMEIJER, Groningen en Rotterdam.
128
wel zou zijn zonder kleeren. ..Dertk u de
wereld zonder kleeren; onmiddellijk zou
de beschaafde maatschappij vol'komen
zijn opqelost. ,,Wat zou bijvoorbeeld
een koninq wel doen, als de knoopen eens
werkelijk losspror.qen en de wollen en
andere weefsels verdwenen? Hoe zou
iedereen zich ommiiddellijk in den naast-
bijzijnden hoek verstoppen. hun hooqe
staatstraqedie werd dan een belachelijke
hansiworsterij; de tafelen der wet, alsook
de qansche fabrie'k van de reqeerino: de
wetqevinq, de eiqendom, de politie en de
beschaafde krimoen, alles zou zich oplo'S-
sen in qelhuil en weeklachten'.
Op deze wijze deelt Teufelsdrcikh zijn
slaqsn uit, die, dat zal men moeten
toe'qeven wel zeldzaam raak zijn. Maar
boven alles erqert hij zich aan de ..Loqika-
brouwers, volqens hem; verklaaride vijan-
den van alle bewonderinq. die heden ten
daqe als nachtwachten en in even qrooten
qetale als deze om de wetenschap
pelijke scholen dwalen, en als de echte
qanzen uit de oudheid rondom hun
Kapiitool op het minste alarm of ook zon
der alarm kakelen. Ten opzichte van en
in verlband met d'eze Lcq; ka-brcuwers
zeqt hij, dat die mensch, die zich niet
voortidurend verwondert, al had hij in zijn
hoofid ook alle kennis, die verkreqen
wordt 'in laboratoria en observaitoria, toch
niets anders is dan een bril, waarachter
zich qeen ooq bevinid't, en verder alleen
tot iets nuttiqs dien en kan, als hij qebruikt
wondt dooir iemanid, die ooqen heeft om
te zien. Zij toch willen qeen mysticisme;
zij willen deze wereld doorqaan, voorqe-
lichit door wat zij „de waarheid" noemen
of door een handlamoie, d'at hij ,,advoca-
ten-loqica" noemt; zij willen alles ver-
klaren, zich en anderen van alles relken-
sclhap qeven, en, als dat niet kan, willen
zij er niet aan qelooven! Iemand, die noq
of weer qelooft aan het onidoorqrondbare,
aan het alles dbordrinqende Rijlk der
mysterien, dat overal zich bevindt: boven
ons hoofd en onder onze voeten en om
onze handen, zoo iemand noemen zij een
diwazen mysticus. En hij roept hun toe:
j ..Venlklaar mij alles, maar dan ook alles,
of siluiit u anders op in uw kamer met uw
dwaas qeikakel, of, noq beter: kakel niet
meer, en ween, niet omdat het rijk der
I verwondering en bewonderinn voorbij is,
en God's schoone wereld ontsiend zou zijn
en prozai'sch zou zijn qemaaikt. maar
omidat qij tot nu toe zoo'n kortzichtiq
pedant zijt qeweest!"
stappen in ide hal. Ik had elem matras qe-
bracht in de eetkamer en ik had Diana als
gezelschap bij mij qenomen. Het qroote
dlier was ook onrustiq en keek met qroote
droeviqe oogen telkens het vertrek rond.
Telkens stond zij op, als hoorde zij iets
en tot mijn onuitspriekelijtken anqst liep
ze altijld naar de deuir van de hal. Zij
spitiste waarschuwend haar ooren en
gromide nu en dan, alsof zij meende, dat
erqens iets verborqen was. Teqen mid-
dernadht echter qinq ze bij mij ligqen en
te zamen vielen we eindelijk in een on
rustiq,en sluimer tot het aanbreken van
den daq.
Toen het eenmaal lidht was, voelde ik
mij weer veel rustiq er en toen ik mijn
moed weer verqaard had, besloot ik den
toestand nu maar ineens meester te wor
den. Ik had veel te doen.
Ten eerste ik moest de dagelijksahe
lijist malken voor den man, die aan de tuin-
poort kwam. Er laqen verscheidene oude
lijsten van den dokter en i'k ondervond
niet de minste moeite om zijn handsc'hrift
behoorlijk na te bootsen. Inderdaad was
het zoo gemaiklkelijlk om dit te doen, dat de
magelijkheden, die zidh nu weer voor mij
opdeden, mijn hart ontstuimiq lieten
kloppen.
Ik wist alles van handteakeningien en
tien jaar lanq was het mijn levenswerk
qeweest om alle hamdtee'keningen der
cheques te vengelijiken en te oniderzoeken.
Ik wist precies, waarnaar men altijid in
het bijzonder moest kij'ken en hoe men
eiqenlijk automatiisch beoordeelde of
een handteekeninq echt was of niet.
Ik zeq, dat ik opgewonden werd, maar
niet bij de gedachte van een domme krui-
deniersbeistelling vervalschen. Ik idacht
aan het deposito van den dokter en aan
het groote aantal gelidswaardige papieren,
die hij, naar hij mij verteld had, bezat. Als
iik daar eens aan kon komen.
Bij het idee alleen stokte mijn adem, en
toen parelde het zweet in dikke druppels
op mijn voorhoofid. Snel maakte ik mij
meester van den sleutel uit den gordel van
den doode, en miaakte de deur van de
brandkast open om ademloos den irihoud
daarvan na te gaan.
Het eerst kwam mij zijn re'keninq-cou-
rant in handen, en ik zaq, d'at hij acht
honderd veertien pond te gocid had. Bijna
alles wat hij opgenomen had, had hij ge-
ind door cheques aan toonder. Dan was
er nog zijn deposito-tboak, waaruit bleek,
dat ihij zeven duizend pond had op korten
opzegigin'gstenmijn tegen vier procent. Dan
vond ik nog een heelen bundel Staats-
leeniing-aanideelen, alle aan toonder, zoo
als ik tot mijn vreugde opmerkte. Ik telde
alles even bij elkaar, tot.dat een klein zak-
boekje op een plank mijn aandacht trok.
Er stond op: ..Beleqgingen" en binnen en
kele oogenlblikken wist ik alles, wat ik we
ten wilde.
(Wordt vervolqd.)