Ter if e azensche Courant
Woensdag 2 Maart 1927. No. 8036.
X WmHUDE!BLAD.
OlnU TAN sSB®
GEMEENTERAAD VAN
TER NEUZEN.
Vergadering van Donderdag 17 Februari 1927,
des namiddags 2 uur.
Voorzitter de heer J. Huizinga, burge
meester.
Tegewwoordig de leden: J. J. de Jager, D.
van Aken, D. Scheele, P. van Oadsand, L. J.
Geelhoedt, R. Scheele, C. A. Verlinde, E. L.
Freriks, H. J. Colsen, N. A. Hamelink, L. J.
van Driel, B. N. van Dijke en J. van Riet.
(2. Vervolg.)
Vervolg van letter m.
De heer D. SCHEELE wijst er op, dat de
voorzitter het uitsprak: de gemeenteraden be-
grijpen de zaak met. Hij vindt, dat wat sterk
uitgedruikt. Hij beschouiwt de leden der com
missie als degelijke menschen en hij neemt
hare cijfers eras tig, maar nu moet men het
den raad niet euvel duMen, dat die niet dade-
lijk daarop ingaat, wanmeer men let op de
cooperatieve vlasfabriek nabij Dinteloord. De
leden dier cooperatde zijn verplicht jaarlijks
een zeker quantum aan die fabriek te leveren,
zoodat die geen gebrek behoefde te hebben aan
grondstoffen, maar nu blijkt, dat ze voordee-
liger het aan de fabriek gelevende vlas kun-
nen verkOopen, dan het daar zelf bewerken.
Hij wijst ook voorts op de combinatie van land-
bouwers die aan 't Zwaanitje een fabriek heb
ben gesticht, en die het ook niet n. den vol-
houden. Voorts wijist hij naar Axel. Daar
staan venschillenide fabrieken stil. Als nu het
particulier initiatief het niet kan, zal de ge-
meenite het dan wel kunnen
Daarom zegt spreker we durven niet!
De VOORZITTER stemt toe, dat al die fa
brieken stil staan, omdat ze met verlies zou
den moeten werken. Volgens de berekening zou
er nu tegenover Belgie op 3 baien vlas een ver
lies izijn van 40. Dit is niet alleen het gevolg
van het loon en andere omstandigheden, doch
ook de stroomprijs voor kracht maakt daarvan
een beduidend bestanddeel. De stroomprijs is
hier 25 cent, terwijl in Belgie die centrale van
Langerbrugge electrische stroom voor kracht
levert voor 5 cent. Dan heeft men de huisin-
dustrie, waar man, vrouw en kind aan het vlas
werken. Nu dient er een vorm te worden ge-
'zocht voor het verleenen van een tegemoetko-
mi rug aan onze menschen, waardoor de nadee-
liger positie waarin zij tegenover de Belgen
staan wordt opgeheven. Hij wijst er op, dat
Belgie zijn vlasindustrie by tijiden ook nog
bevorderd heeft, o.m. door het uitloven eener
premie voor het aankoopen van Belgisch vlas
voor de Belgische garenfabrieken.
Er zijn 3 stroomingen, om dat doel te be-
reifcen: 1°, exploitable door de gemeente; 2°.
bijslag op het loon der arbeidens3°. het toe-
kennen eener suibsidie aan de commissie, die
dat dan zelf ter hand neemt. Nu was het niet
gemakkelijk, om die 3 stroomingen bij elkaar
te krijgen.
De heer COLSEN kan ook wel begrijpen, dat
de gemeenteraden huiverig zijn, hierop in te
gaan, al wil men ook nog zoo graag menschen
te werk stellen. Hij vraagt, of het niet beter
zou zijn toeslag op't loon te geven om vlas te
laten boken? Daar kan zooveel risico niet aan
zitten.
De VOORZITTER antwoordt, dat men daar
op wel toeslag kan geven, maar dat men dan
feitelijk suibsidie verleent aan den landbouwer.
Wordt het gegeven voor vlasbewerken, dan
geeft men 'het feitelijk aan den vlasser.
Een radicaal middel zou zijn verbod van uit-
voer van ongebookt vlas. Het boken zou dan
in ores land geschieden en dan bleef ook het
zaad hier. Het is wel jammer, dat door het
uitvoeren van vlas duizenden en tienduizenden
guldens aan werkloon het land uitgaan. Hij
ontmoet hier misschien hen die voelen voor het
internationalisme, maarhet hemd is tooh
nader dan den rok. Hij zal nu maar eindigen,
want begrijpt, dat de raad er maar liever niet
op ingaat.
De heer VAN AKEN deelt mede, dat hij
behoorde tot de minderheid, in burgemeester
en wethouders, die den voorzitter in de gele-
genheid wilde stellen dit onderwerp hier toch
ter sprake te brengen, al durft hij ook aan-
neming van het rapport niet aanbevelen, we-
gems de daaraan verbonden risico. Hij zou der
commissie willen aanbevelen haar werk voort
te zetten want ook hij is overtuigd, dat er
toch iets voor de werkloozen zal moeten ge-
daan worden.
Na enkele opmertkinigen wordt met alge-
meene stemmen goedgevonden, dat deze kwes-
tie ter beslissing wordt aangehouden tot na
de maand September a.s.
3. Retributie voor rioolaansluitingen.
De VOORZITTER brengt in stemming het
voorstel van den heer Van Riet, om voor alle
aansluitingen op een gemeenteriool een retri
butie te heffen van 1, wiaarover in de vorige
vergadering de stemmen staakten.
Dit voorstel wordt aangenomen met 7 tegen
6 stemimen.
Voor stemmen de heeren De Jager, Van
Aken, D. Scheele, Van Cadsand, Freriks, Van
Dijke en Van Riet; tegen stemmen de heeren
Geelhoedt, R. Scheele, Verlinde, Colsen, Ha
melink en Van Driel.
De heer D. SCHEELE: Dat is nu zuiver
rechts tegen links!
De heer COLSEN: Dat heeft met rechts of
links niets te maken!
4. Vaststelling voorschot op de gemeente-
lijke vergoeding overeenkomstig de
L. O. wet.
Burgemeester en wethouders, gezien de in-
gekomen verzoeken der in de gemeente Ter
Neuzen gevestigde bijzondere scholen, om een
voorschot op de gemeentelijike vergoeding be-
doeld bij artdkel 101, der Lager Onderwijswet
1920;
gelet op artikel 103, derde lid der Lager
Onderwijswet 1920;
stellen voor te besluiten:
aan de navolgende schoolbesturen te ver-
strekken de voorschotten achter ieders naam
vermeld
Vereen. voor Chr. onderwijis aan de Jozina-
straat L. 0. 1567;
Vereen. voor Ghr. onderwijs aan de Grenu-
laan U. L. O. 673;
Vereen. voor Chr. onderwijs te Driewegen
749;
Vereen. voor Chr. onderwijs te Sluiskil /413;
Vereen. voor Chr. volksonderwijis aan den
Schoolweg /1565;
R. K. Kerkbestuur der panochie St. Willi- i
brord L. 0. 1191
R. K. Kerkbestuur der parochie St. Willi-
brord U. L. 0. f 802;
Stichting R. K. Verpleging en Opvoeding te
Sluiskil 1084;
en zulks onder voorwaarde, dat de betaal-
baarstelling van het voorschot zal geschieden,
voor zooveel noodig, in vier gelijke termijnen
en wel op 16 Maart, 16 Jund, 16 September en
16 December 1927.
5. Wijziging reglement van het burgerlijk
armbestuur.
Burgemeester en wethouders geven aan den
raad het volgende te kenmen
Nu in verband met het overlijden van den
heer A. J. Tazelaar gebleken is, dat het Regle
ment voor het burgerlijk armbestuur geene
juiste bepalingen inhoudt, hoe tijdelijk in de
vacature van secretaris-penningmeester moet
worden voorzien en in dit artikel tevens nog de
verouderde bepaiing voorfcoimt, dat de jaar-
wedde van den, secretaris en den penning»-
meester voor ieder zal bedragen 100, komt
het arts gjewenBchit voor, dienaangaande eene
nieuwe redactie vast te stellen. Wat de jaar-
wedde van den secretaris-penningmeester be-
treft, zal na de goedkeuring dezer wijziging
een voorstel gedaan worden. Wat de betrek-
kingen van secretaris en penningmeester be-
treft hebben wij de practijik gevolgd en de be-
trekkingen gecombineerd.
Daarnaast wenschen wij in het reglement
eene bepaiing op te nemen betreffende de
door den secretaris-penningmeester te stellen
zekerhedd.
Waar verder de redactie van artikel 6 ons
niet juist voor koimt willen wij hiervan tevens
gebruik maken, ook dit artikel aan eene her-
ziening te omlerwerpen.
Wij stellen U dan ook voor in het reglement
voor het burgerlijk armbestuur de navolgende
wijzigingen aan te brengen:
Artikel 5 te lezen als volgt:
„Het burgerlijk armbestuur benoemt uit zijn
midden een voorzitter, van wienis benoeming
„mededeeling geschiedt aan burgemeester en
„wetlhouders. Het college wordt bijgestaan
,,door een secretaris-penndngmeester, die door
„den- gemeenteraad wordt benoemd, geschorst
„en ontslagen. Voor de benoeming van een
„secretaris-penningmeester wordt door burge-
„mieester en wethouders eene aanbeveling in-
„gediend bij den gemeenteraad van zoo moge-
„lijik drie personen, waarover tevoren het bur-
,,gerlijk armbestuur moet worden gehoord.
„Zijne jaarwedde wordt door den gemeenteraad
„vastgesteld.
„Wanneer de secretaris-penningmeester
„komt te overlijden, of zijn dienst tijdelijk niet
„kan waamemen, wegens ziekte of anderszins,
„wordt een der leden van het burgerlijk arm-
„bestuur daartoe door dat college zelf aan te
„wijzen, met de waarneming belast."
Artikel 5a nieuw:
„Alvorens zijne hetrekking te aanvaarden zal
„de secretaris-penmingmeester zekerheid moe-
„ten stellen tot een bedrag van duizend gulden
1000). Hij aanvaardt zijne betrekking niet,
„alvorens de zekerheid te hebben gesteld."
Artikel 6 te lezen als volgt:
„Het burgerlijk armbestuur is bevoegd eer,
„huishoudelijk reglememt en eene instructie
„voor den, secretaris-penningmeester vast te
„stellen, zuliks onder goedkeuring van burge-
„meester en wethouders."
Deze wijzigingen treden in werking met in-
gang van den dag, volgenidte op dien waarop
zij znllen zijn goedgekeurd door gedeputeerde
staten.
Dit voorstel wordt aan,genomen met alge-
meene stemmen.
6. Verordening op het geven van voor het
publiek toegankelijke lichtbeelden-ver-
tooningen.
Bij de behandeling van de gemeente-begroo-
ting aldus geven burgemeester en wethou
ders te kennen voor het jaar 1927 hebben
wij toegezegd de noodige aandacht te zullen
wijden aan de keuring van films, wanmeer de
Biscoopwet in werking zou zijn getreden.
Nu dit nog steeds niet is geschied en het niet
te verwachten is, dat dit spoedig zal plaats
hebben, achten wij het gewenscht reeds nu de
noodige maatregelen te nemen.
Wij stellen U daarom voor, vast te stellen
de navolgende:
VERORDENING op het geven van voor
publiek toegankelijke Lichtbeelden-
vertooningen in de gemeente Ter
Neuzen.
Artikel 1.
Door burgemeester em wethouders wordt be
noemd eene commissie van 5 leden, welke oom
missie den burgemeester desgevraagtd, hetzij
uit eigem beweging, van advies dient in alle
aangelegonheden, betrekking hebbende op het
voor het publiek vertoonen van bios coop films.
De benoeming ter voorziening in eenie vacature,
geschiedt binnen eene maand, nadat de vaca
ture is ontstaan.
Deze commissie draagt den naam van „Lieht-
beelden commissie". Wanmeer in de volgende
artikels wordt gesprokem van „de commissie''
wordt daarmede bedoeld ,,de lichtbeelden-
commissde"..
Artikel 2.
De onjdbmemers, bastuurders of beheerders
van eene inrichting of lokaal alwaar liohtbeel-
denvertooningen warden gegeven, zijn verplicht
de commissie in staat te stellen op de wijze
welke de commissie zal goedvinden, voor de
vertooning de lichtbeelden of films te beoor-
deelem.
Artikel 3.
Het is den omlernemers, besituurders of be
heerders van eene inrichting of lokaal alwaar
1 ichtbeeldenjvertooningen worden gegeiven, ver
bod en tot de van hunnentwege te geven ver-
tooninigen, kiinderen beneden den leeftijd van
zestien jaar toe te laten.
Artikel 4.
Het in het vorig artikel bedioelde verbod
geldt niet voor kandervoorstellingen, mits de
lichtbeelden of films ten dienste dezer voor-
stellingen de schriftelijke goedkeuring hebben
verworven van den burgemeester, des'ge-
wemischt na ingewonnen advies van de comimis-
sie en bij de inganigen van de inrichting of het
lokaal, alwaar de voorstelldngen worden ge
geven, op de toegiamgsfoiljetten duidelijk is
vermeld, dat het eeme kindervoorstelling geldt.
Artikel 5.
Aan de leden deir commissie, moeten de on-
(lernemens, bestuurders of beheerders van eene
inrichting of lokaal alwaar lichtbeeldenver-
toonirugen worden gegeven, gedurende de voor-
stellingen vrijen en onbelemmerden toegang
verschaffert, telkens en zoo vaak de leden der
commissie zulks wenschen.
Artikel 6.
Telkem jare voor 1 Maart, dient de commissie
het verslag van hare hanidelamgen over het af-
geloopen jaar bij den burgemeester in.
Artikel 7.
Overt reding van db bepalingen in de artike-
len 2, 3, 4, en 5 dezer verordening wordt ge- 1
straft met heehtenis van ten hoogste zes dagen j
of geldboete van ten bcoigste vijf en twintig
gulden.
De heer FRERIKS wensc'ht zijn voldoening
uit te spreken, dat burgemeester en wethou
ders deze verordening zoo spoedig nadat hij de
wensehelijkheid daarvan heeft uitgesproken,
hebben ingediend.
De heer OOLSEN geeft te kennen, dat hij bij
de artikelsgewij ze bebandeling verschillende
wenschen wil ketnlhaar maken. Hij adht het b.v.
niet juist, dat de leden der keuringscommissie
door burgemeester en wethouders zullen wor
den benoemd, die behoort volgens hem de raad
die de verordening vaststelt, aan zich te hou-
den,. De mogelijkheid bestaat, dat een uiterst
rechtsch college van burgemeester en wethou
ders een commissie zou benoemen naar zijn
geest, of ook omigekeerd, en daardoor de be-
doeling der keuring niet tot zijn recht zou
komen.
De heer GEELHOEDT is van meening, dat
de raad er niet aan zal kunnen ontkomen een
verordening voor deze materie vast te stellen,
maar zou toch liever gewacht hebben op de in-
wenkmgtreding d'er Bioscoopwet, die toch ied'er
oogenblik te wachten is. Hij ziet niet in, waar-
om hiermede nu zoo'n haast moet gemaakt wor
den; hij gelooft niet, dat de exploitatde der
bioscopen alhier tot bijzondere klachten, aan-
leiding geeft. Overigens bestaat er reeds een
soort keuring, hetgeen bleek bij de vertooning
van de Potemikinfiim, toen de hurgemeestei
zelf had ingegrepen met betrekking tot den
leeftijd der bezoekers. De mogelijkheid is niet
uitgesloten, dat de verordening, als de wet in
werking treedt, weer zou moeten gewijzigd
worden en daarom zou hij1 daarop maar liever
wachten.
De heer D. SCHEELE merkt op, dat er mis
schien voor het denfcbeeld van den heer Geel
hoedt iets te zeggen ware geweest, maar dat
neemt niet weg, dat er in sommige gemeenten
reeds zulke verordeningen bestaan en die dan
dus in die gemeenten ook zullen moeten wor
den iherzien, Dat is dus een kleinigheid.
Toen de vertooning van de Potemikinfiim
hier besproken is, heeft die heer Van Aken ge-
zegd, dat hij zoo spoedig mogelijk met een
voorstel tot invoering van zoodanige verorde
ning zou komen, en door den heer Freriks is
daar bij de behandeling der begrooting reeds
naar gevraagd. Dat we de Potemkinfilm hiei
hebben gehad, is wel de aanleiding tot de indie-
ning dezer verordening, Die filmgeschiedenis,
heeft in het algemeen de heeren exploitanten
natuurlijk gedrongen, wat meer waakzaam te
worden.-
Met betrekking tot bet destijds gevoerd de-
bat, deelt spreker mede, dat de voorstelling die
de voorzitter hier destijds van, de woorden van
den heer Colijn heeft gegeven, als gevende die
het antirevolutionair standpunt weer, zijn in-
middels door dozen tegengesproken, die kun
nen het antirevolutionair standpunt niet zijn,
die woorden zijn in een verkeerd verband ge-
bruikt en doelden op de verhouding van den
staat tot het kerkgenootschap en het kerkelijke
leven.
Spreker voor zich, zou liever zian, dat er
geen, bioscopen waren. Hij ziet daarin voor ons
volk een gevaar, dat door de vertooningen van
sommige films onwillekeurig gevoelens van re-
volutie worden gewelkt, terwijl hij evenmin
aanbevelienswaard aoht vertooningen van on-
zedelijke verhoudingen, van roof en moord.
lets anders ware het, als men daar alleen kreeg
vertooningen van het redelijke leven, die het
volk zouden opvoeden. En n,u zal het wel niet
mogelijk zijn allies te keeren, maar de raad
kan toch doen wat mogelijk is om het kwade
zooveel mogelijk weg te houden en uit die over-
weging juicht hij het voorstel toe.
Wat de bemerking van den heer Colsen be-
treft, daartegen valt aan te voeren, dat een
benoeming der commissie door den raad ook
zijn groote gevaren heeft. Een rechtsche of
linksche meerderheid van den raad 'kan dan
ook van zijn positie gebruik maken om een-
eemizijdige commissie te benoemen. Hij stelt
zich voor, dat de gemeenteraad personen uit
alle partijen zou aaniwijzen, om hunne krach-
ten aan deze zaak te geven, maar dat moet
men ook weer niet te hoog aanslaan, Toen de
hoogere burgerschool nog een gemeentelijke
instelling was, werd1 d'aarvoor door den raad
een commissie van toezicht benoemd. Het ge-
val deed zich voor, dat een lid daarvan behoor
de tot de voorstandens der bijzondere school,
en, dat eene lid werd destijds bij izijn aftreden
door de linksche meerderheid nog gewipt. Dat
zou zich dus strakjes ook weer kunnen voor-
doen, zoowel van de zijde van rechts als van
links. Hij is echter van meening, dat het maar
't best was, dat burgemeester en wethouders
die commissie in elkaar zetten, dat is voor dit
oogeniblik wel de meest verkieslijkste weg.
De heer VAN CADSAND verklaart, hier te
staan voor de behandelimg eener verordening,
waar hij in principe tegen is. Hij zag liever
dat er geen bioscopen waren. Die bedrijven
zijn er nu eenmaal en het gebeurt op particu
lier terrein, zoodat hij zich genioodzaakt ge-
voelt, zooveel mogelijk het kwade te weren,
en tegen te houden wat tegengehouden kan
worden.
De heer HAMELINK vraagt, of burgemees
ter en wethouders bij het dndienen hunner ver
ordening niet hebben overdacht, wat toch de
oorzaak kan zjjn van het lang uitblijven dei
invoering van de hiosooopwet. Zou dat niet
een gevolg zijn van de moeilijkhedten waarvooi
men zich bij de uitvoering gesteld ziet Het is
ten slotte een zaak die diep ingrijpt, en hij acht
(lit geen materie, die men op een druilerigen
namiddag kan afhandelen. Het gaat toch ten
slotte niet op, om voor menschen op leeftijd te
gaan beslissen wat voor hen al of niet goed is
om te gaan bezien? Dat zullen die menschen
toch zelf willen beoordeelen? Het gaat toch te
ver om aan oudere menschen het recht te ont-
zeggen iets te zien, dat ze wenschen te zien?
Dat zal ook wel de reden zijn, dat de invoe
ring der wet zoolang op zich Laat wachten, en
hij gelooft, dat ook voonstanders van de keu
ring die moeilijWheden niet zullen ontkennen.
Voorts wijst hij er op, dat de mensdhen die
de films zouden moeten keuren, zeer dun ge-
ziaaid zijn, want deize behooren zoo hoog te
staan, dat ze bun oordeel uitspreken op alge-
meene gronden.
Het gaat toch niet aan om bij zulke beoordee-
lingen zijn eigen meening te laten dominee-
ren? En dat is juist het moeilijke, die keur-
meesters behooren menschen te zijn van naam
op opvoedlkundig gebied. Zal men het noodige
aanta! dier menschen hier kunnen vinden Hij
gelooft, dat vooral voor een gemeente als Ter
Neuzen zoodanige commissie zeer moeilijk zal
zijn samen te stellen.
Hij kan zich indenken het standpunt van de
heeren D. Scheele en Van Gadsand die de
bioscopen liever gesloten zouden zien. Maar
de anderen, die de films aan keuring wenschen
te onderwerpen, wijist hij op de daaraan ver
bonden moeilijkheden, am de menschen te vin
den, die zullen kunnen keuren, rekening hou-
dende met de opvatting van de verschillende
g roe pen. De film is nog niet het toppunt van
volmaaktheid, maar er wordt toch gestreefd
naar verbetering.
Waarom kan men zich niet neerleggen bij de
bestaande bepalingen? De burgemeester bezit
de bevoegdheid op te treden tegen filmvertoo-
ningen die de goede orde bedreigen. Hij meent,
dat dit in goede banden is.
Spreker is geen enbhousiast voorstander van
de bioscoop, hij komt er zeldzaam, maar hij
veronderstelt, dat de heeren die zich zoo be-
slist uitspreken over het verderfelijke van de
bioscoop,, zooals de heeren D. Scheele en Van
Cadsand, daar stamgasten zijn en dat ze nog
al eens een kaartje koopen, die zullen daar al
heel wat gezien 'hebben,want anders komt het
hem voor, dat men niet het recht heeft zoo'n
veroordeeling uiit te spreken.
Er zijn hier voor eenigen tijd reusachtige
boomen opgezet over de vertooning van de
Potemkinfilm, maar toen de heeren in de ge-
legenheid werden gesteld die film eens zelf te
aanschouwen, zijn ze weggebleven. Ik heb die
film gezien en ook verschillende menschen ge-
sproken, behoorende tot de partij der heeren
die daar hier zoo over gefulmineerd hebben,
maar die waren het ook eens met de algemeer.e
opinie van hen die ze zagen: moeten ze nu
daar zoo'n drukte over maken?
De heer D. SCHEELE: Dat waren er dan
niet van de beste soort!
De heer HAMELINK: Zijn dan alleen zij
van de goede soort die ook voor een ander alles
afkeuren waaraan ze zelf geen behoefte heb
ben? Maar er zijn er toch ook, die eerst eens
willen zien, eer ze een oordeel uitspreken.
Ik ben van meening, dat het veroordeelen
zander kennis genomen te hebben van de fai-
ten streng te veroordeelen valt. Er worden
hier van dtezelfde zijden heele boomen opgezet
over org voor goede orde en maken voor de
zedelijkheid, in verband met de bioscoop, maar
er zijn andere omstandigheden, die veel meer
dan de bioscoop kan doen, oorzaak zijn van
verruwing en onzedelijkheid, namelijk de sleCh-
te maatschappelijfce toestanden en wanneer
sprekers fractie hier vecht voor verbetering
in dat opzicht, om het leven der minstbedeel-
den op beter peil te brengen, bijvoorbeeld door
goede woningen, dan vindt hij hier in den regel
juist de vertegenwoordigers dier partijen tegen
zicih, die nu zoo roepen over het bioscoop-
bwaad.
De sleohte, bekrompen woningen, geven op
reusachtige schaal aanleiding tot afstomping
van het zedelijkheidsgevoel. Door zijn werk-
kring komt spreker herhaaldelijfc in aanraking
met menschen die wonen in krotten, waar de
ruimte zoo bekrompen is, dat er ook voor het
slap en geen gelegenheid is voor het echtpaar
en de kinderen afzonderlijfc, althans zeker in
vele gevallen niet voor afscheiding van de ver
schillende sexen. Dat werkt op het zedelijk
heidsgevoel veel verderfelijker dan misschien
de slechtSte film. Daar moest van hooger hand
tegen worden gewaakt.
Er is nu aan den raad een concept voorge-
legd, waarvan de bepalingen,. naar spreker
meent, practisch niet uitvoerbaar zullen zijn,
noch voor de commissie, noch voor de exploi
tanten. De laatsten zullen dan voor de com
missie de films eerst moeten laten afdraaien.
Er worden 2 maal 's weeks in 2 bioscopen ver
tooningen gegeven die ongeveer 3 uur duren.
Dat wordt dus 2 2 3 12 uur per week
dat ze daarvoor moeten diisponibel zijn. En dan
is de film er eenmaal, als de exploitant dan de
kosten gemaakt heeft om die te laten komen,
zal de commissie, ook al komt er eens iets In
voor, dat zij niet goed acht, het afdraaien voor
het publiek nog niet zoo gauw tegemhouden.
Indien men een verordening vaststelt, moet
het geen papieren maatregel worden, het moet
practisch uitvoerbaar zijn, anders zou het al
leen dienen, dat de heeren er zich op konden
beroepen ook eens iets te hebben gedaan. Ze
kunnen zich dan daarachter verschuilen.
De heer DE JAGER merkt op, dat de heer
Hamelmk wijst op verschiUende misstanden,
die helaas ,iog bestaan. Maar al zien spreker
en zijn medestanders er nog geen kans toe, die
weg te nemen of op te lossen, dan wil dit nog
met zeggen, dat ze die goedkeuren. Wannee*'
die voorkoimen, dan zullen zij ze ook afkeuren.
De kwestie is, dat door vertooning van ver
schillende films bij de toeschouwers een zeke-
ren hartstocht ontwiikkeld wordt, die verderfe-
lijk werkt. Spreker is niet naar de Potemikin-
fdm komen, kijken, ihij had dien avond geen
tijd, maar meent daarom toch zijn oordeel te
mogen uitspreken, aangezien over die film door
deskumdigen met kennis is geoordeeld. Er loopt
nu nog een film, „De tocht des dbods", die is
zoo revolutionair mogelijk.
Hij deelt de meening van den heer Hame
lmk, 'dat de verordening een papieren maat
regel zal blijken niet, en acht deze in de prac
tijik zeer wel toe te passen, zander dat de ex
ploitanten daarvoor iedere keer 3 uren proef-
draaien. Wanneer de exploitanten eenmaa,
weten, dat er een keuringscommissie is, zullen
zij zich wel bedenkem films te laten komen
waarvan zij kunnen verwachten, dat er bezwa
ren tegen zullen bestaan. Er bestaan op ver
schillende plaatsen reeds keuringscommissies
die goed werken. Of de wet nog aohterwege
wordt ge laten met het oog op moeilijkheden,
die word'en ondervonden weet spreker niet,
maar hij ziet niet in, dat het uitvoeren der hiei
aanhangige verordening moeilijk zijn zal.
De heer D. SCHEELE voegt ihieraan, naar
aanleiding der woorden van den heer Hamelink
toe, dat, al bestaan er in ander opzicht in het
dagelijksch leven rotte toestanden, dat daa.r-
om niet wil zeggen, dat wij die op ander ter
rein dan ook maar moeten laten verrotten. De
heer Hamelink zou wenschen, dat wij, alvo-
rens te oordeelen, alien eens zouden aan
kijiken, Maar wij kunnen toch ook op andere
wijize wel te weten komen hoe het er uit ziet.
Spreker meent dit omtrent de Potemkinfilm t
kunnen doen op grond der woorden van den
heer Beumer, die het er in de Tweede Kamer
over heeft gehad. Hij zeide er van: „Ik zal
„met zeggen: gaat dat zien, maar als men, die
gezien heeft weet men hoe bloederig, ho--
„verruwend ze is!"
De heer Van den Tempel vroeg: Heeft u
haar dan gezien Waarop de heer Beumer
vervolgde: „Inderdlaad, ik heb het mijn plicht
„geac'ht dezelve te gaan zien. En ik kan u wel
„zeggen, mijn heer de voorzitter, ik ben er niet
„revo.lutianair door gewordem, maar ik heb wel
„den indruk gekregen, dat op licht ontvlaim-
,ybare gemoederen die film een zeer verd'erfe-
,,1'jken invloed kon udtoefenen, en nu ik haar
,,van aesthetische zijde beoordeel, voor welke
,,wijze van bekijken de heer Schaper mij door
"Zijn vragen de oogen heeft geopend, moet ik
"Zeggen: Zij is nog veel erger dan ik bij de
"Vertooning begrepen iheb."
De heer VAN AKEN wil ook zijn blijdschap
uiten, dat we zoover gekomen zijn, dat de ver
ordening in bespreking is gekomen. De wet is
er nog niet an hij ziet niet in, dat het uitvoeren
dei verordening tot moeilijkheden aanleiding
zou kunnen geven. Het zal wel moeilijk zijn
am een wet te maken, die voor het geheele land
geldt, dioch hier in de gemeente kent de raad
zijn eigen behoeften, en kan ook het best be
oordeelen hoe het moet worden ingericht, en
dat de films voor verschillende leeftijdenbe
hooren te worden gekeiurd. Spreker weet het
niet uit eigen ervaring, maar hij hoort er toch
af en toe genoeg van, van publiek, dat de
bioscoop bezoekt, dat het hier noodig is, de
Finders te beschermen, en dat er afbeeldingen
worden ten, toon gesteld, die voor de jeugd
schadelijk zjjn. Als dat waar is, dan ligt het
op den weg van den raad daar tegen op te tre
den, en kan men dat niet vry laten.
Hij wil toegeyen, dat het niet altijd mogelijk
zal zijn, een juist oordeel te geven, maar ver-
trouwt, dat er wel voldoende personen zullen
te vinden zijn, die zich er -mede uillen willen
belasten om na te gaan of de hier komende
films voor vertooning igeschikt zijn of die daar
voor geschikt te doen maken.
De heer VAN RIET merkt op, dat de nood-
zakelijkheid van filimikeuring niet alleen wordt
ingezien door de rechtsche menschen, maar
dat er ook liberale gemeenten zijn, waar men
een dergelijke verordening vaststelt. In de-
zelfde liberale gemeente, die hij op't oog heeft,
werd ook door den burgemeester en, de lieht-
beeldencammisisie de Potemkinfilm voor ver
tooning afgekeurd, tenzij er eenige stukken
uitgenomen werden. Daaruit blijkt, dat toch
ook die liberale heeren in die film iets zagen
dat niet in orde was. Dat is dus niet alleen een
standpunt van rechtsche menschen.
De rechtsche menschen zijn over het alge
meen niet de filmbezoeikens, maar zij spreken
toch menschen op wier oordeel ze prijs stellen,
en wanneer die dan zeggen dat er dingen ver-
toond warden, die ze hun kinderen niet onder
het oog zouden willen brengen, dan moet hij
de indiening van dergelijke verordening toe-
juichen en verwaCht hij, dat deze ook de stem-
men der linksche leden zal erlangen en het nu
weer niet rechts tegen links zal zijn. Hij hoopt
ook, dat de commissie de verordening niet als
een papieren ding zal beschouwen, maar daar
aan uitvoering zal geven overeenkomstig de
bedoeling der voorstellers. Het vloekverbod
is toah ook geen papieren verordening, die is
toch ook vastgesteld, am te kunnen ingrijpen
als het zich voordoet?
De heer VAN DIJKE staat niet tegenovei
de bioscoop als de heeren D. Scheele en Van
Cadsand. Hij is daarvan niet zoo afkeerig, en
heeft er wel eens films zien afdraaien, die rnooi
aanschouwelijik onderwijs gaven, mooie natuur-
filrns. Maar al worden er mooie dingen ver-
toond, men kan met de beste dingen ook kwaad
doen, men kan met een broodmes ook een
moord doen. Hij gelooft niet, dat de voorge-
stelde keuring zoo'n groot bezwaar zal zijn.
De commissie kan kennis nemen van de groote
strooibiljetten, die er van de films bestaan en
er zich daardoor een denkbeeld van vormen,
Daar blijkt ook uit, of ze voor elders reeds zijn
goed- of afgekeurd. Het ging in den laatsten
tijd van kwaad tot erger. Ter gelegenheid van
de kermis kon men in 'n doorgang van een der
bioscopen al een doodkist te kijk zien staan.
Hij dacht in verband daarmede: vrienden, 'het
wordt tijd dat we ingrijpen. Hij heeft er nog
niet zooveel van gezien, maar er hebben toch
al veel bevoegde menschen geschreven over het
bioscoopgevaar. En al zou het eenige moeilijk
heden met zich brengen, laat ons dan toch
zegt spreker doen wat we kunnen.
De heer HAMELINK wijst er op, dat door
den heer D. Scheele een argument in het debat
is gebraCht ter verdediging zijner stelling dat
filimikeuring noodig is, op grond van een be-
oordeeling der Potemkimifilm door den anti-re-
volutionairen heer Beumer. Hij noeimt dezen 'n
bevoegd deskundige. Maar juist uit dat argu
ment blijkt de moeilykheid om deze materie te
regelen, want tevenover dezen antirevolutiomai-
ren deskundige staat de toch zeker even be
voegde anti-revolutionair de heer De Vlugt, als
burgemeester van Amsterdam wel iemand met
ervaring bovendien, die in de Potemkinfilm
voor zijn brave Amsterdammers heelemaal
geen bezwaar ziet. Uit dit voorbeeld blijkt
overtuigend, dat de beoondeeling vrijwel berust
op een persoonlijke opvatting en spreker her-
haalt, dat het moeilijk zal zijn een commissie te
vormen wier leden besChikken over den hier-
voor noodigen rudmen blik en onpartijdigheid.
Zoodra de Bioscoopwet in werking treedt,
worden "de films ter keuring in handen eener
commissie 'gesteld. En is het nu zoo'n bezwaar
voor Ter Neuzen om daarop te wachten?
Eind April worden de bioscopen alhier toch
stop gezet tot September. Inmiddels zal de wet
er dan toch wel al zijn. Kan nu niet tot dien
tijd op den algemeenen keuringsdienst gewacht
worden? De heer Van Aken meent, dat de
rijikswet niet zoo goed hierin zal kunnen Voor
zien, dan bij een plaatselijke regeling, daar de
plaatselijke besturen de behoeften hunner
plaats kennen. Hij vraagt in verband hier
mede of dan de eischen van goede orde en
zedelijkheid voor de eene plaats in ons land
anders zijn dan voor een andere. Hij meent,
dat het niet toelaattoaar is een dergelijke cen-
suur in handen te geven van enkele menschen.
Door den heer Van Riet is aangehaald, dat
enkele liberalen ook voor keuring van films
zijn en tegen de vertooning van de Potemkin
film. Misschien zijn er ook wel rechtsche hee
ren die tegen dergelijke keuring zijn en geen
bezwaar zagen in de vertooning der Poteim-
kinfilm, dat zegt dus inlets. Hij blijft er bij,
de groote moeilijldhedd in te zien zoo'n commis
sie saam te stellen en hij acht die bovendien
ook niet noodig. De meeste films die hier ko
men zijn reeds gekeurd. Indien er dan b.v. een
film komt die elders is gekeurd op ,,niet toe-
gankelijk beneden de 18 jaar" laat men dat dan
ook alhier doen. Als men dat hier zoo toepast.
is een belangrijik bezwaar weggenomen, Hij
stelt daarom voor de verordening niet in be
handeling te nemen.
Hij wijst ook nog op de bepalingen betref
fende het verbod van het beizoeken der bioscoop
voor personen beneden de 16 jaar. De raad zou
hierdoor naar zijn meening ingrijpen in de
rechten der ouders. Het opvoeden der kinde
ren is toch de taak der ouders Hij wil toe-
geven, dat het wel eens kan voorkomen, dat er
films verioond worden die personen beneden
dien leeftijd beter niet zien, maar, zooals
boven gezegd, daar kan voor worden gewaakt,
en als het dan gewone films betreft, g: at het
tever, am dat bezoek voor kinderen zonder
meer te verbieden, want er kunnen, toch ouders
zijn, die hun kinderen liever naar de bioscoop
zenden, dan dat ze over straat gaan loopen,
waar ze aan straat-gevaar bloct staan. Men
zou dam misschien een kwaad aan den eenen
kant wegnemen, doch dat door een erger
kwaad vervangen, want mem zal zich toch niet
wijis willen maken, dat die jeuigdige personei?
dan naar huiis zullen gaan? Dit dient wel ter
deeg overwogen,
De heer GEELHOEDT merkt op, dat, het
geen de heer Van Dijke zooeven zeide van de
tentoongestelde doodkist, geen reclame voor
een bioscoop, doch voor een varietegezelschap
was. Hij keurt het op zichzelf niet af, dat er
een keuring in het leven zou worden geroepen,
maar meent, dat een commissie van 5 ledsn
belt toch'nog al druk zal hebben. Hij wijst op
Den Haag, waar de commissie uit 75 leden h»-
staat. Daar zijn 15 bioscopen. Hij zou ook
liever wachten tot de Bioscoopwet is inge-
voerd.
De heer COLSEN wil toegeiven, dat het
moeilijk zou gaan om al die films te keuren. in
dien de exploitanten daarvoor al die finis
zouden moeten afdraaien. Er worden echter
boekjes uitgegeven, b.v. door de Moasfo'K
waarin de tiitels worden gemeld van film's die
gezien kunnen worden. De comm'ssle kan rich
dus op die wijze al van veel titels op de hoogte
stellen en behoeft die dan niet meer t° bezien.
Spreker zou geen beperkirg van leeftijd wen
schen. Hij meent, dat, hetgeen waard is em
door personen boven 16 of 18jarigen leeftijd
gezien te worden, ook door kinderen moet kun
nen worden gezien. Daarin behoort geen ver-
sohil te zijn. Hij acht da v^dkee-d T-odra
men gaat puhliceeren dat een film niet toegan-