ALGEMEEN NIEUWS- EN APVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
No. 7938
Woensdag 14 Juli 1926.
66e Jaargang.
Een vervolging in Thibet.
A B 0 N N E M E N T S P RIJ S
B I N N E N L A N D.
FEUILLETON.
npn Ter Neuzen f 1 40 per 3 maanden - Voor buiten Ter Neuzen fr. per post f 1,80 per 3 maanden - Bij vooruitbetaling fr. per post /fl.60 per jaar
Het Nederlandsch— Belgisch
Verdrag.
Verschenen is bet verslag der afdeelingeu
ran de Tweede Kamer van het hernieuwde
afdeelingsonderzcek, naar aanleiding van
ie Meraotie v'an Antwoord van den Minister
van Buitenlandsche Zaken.
Het is ten zeer uitvoerig stun, waarin
weliswaar hulde wordt georacht aan de
taleitvolle wijze waarop de Minister het
Yerdrag heeft verdedigd, maar waaruit toch
voldoende blijkt, dat het de leden, zoodra
zij zich ontrekken aan den suggestieven
inhond van het betoog, niet bevredigd,
daar het dan toch skchts woorden zijn,
aangezien ook het aanvullend prutrcool
zakelijk zoo goed als niets wegneemt van
de aanvankelijke bezwaren.
De Belgische desiderata kunnen moeilijk
met meer warmte, met meer talent, maar
ook met meer eenzijdigheid ter conference
door de Belgische deFgatie zjjn voorgestaan
dan zij in de Memorie van Antwoord van
Minister Van Karnebeek worden verdedigd
door de Nederlandsche regeering. De een
zijdigheid van het tractaat valt moeilijk te
ontkennen.
Waren vele leden van oordeel, dat het
tractaat ook na de bij het protocol van
18 Mei 1926 tot stand gekomen aanvullingen
onaannnemelijk is met het org op de over-
dreven economische concessies, die daarbij
aan Belgie werden gedaan, er waren even-
eens vele leden, die meer het zwaartepunt
in de politieke verhoudicgen zagen en die
een verwerping van het onderhav ge wets-
ontwe-p zouden betreuren, omdat zij voor-
zagen, dat daardoor in Belgie een atmosfeer
zou worden geschapen, waarin het moeilijk
zou zijn tot een uieuwe, voor be.de larden
bevredigende overeenkamst te geraken.
Daarom werd algemeen de hoop uitgespro-
ken, dat de r-geering om het verdrag voor
de Stateu-Generaal aancemeljjk te maken,
met de Belgische regeering opnieuw in
onderhandelingen ^al treden om te streven
naar wegreming van de nog groote en voor
talrjjke ltden der Kamer onoverkomelijke
bezwaren.
Dit zou kunnen geschieden door een nader
protocool, maar beter nog door een ge-
wijzigd tractaat, omdat men dan niet meer
de bewoordingen van het eene stuk met
het andere zal behoeven te vergelijken.
Verscheidene leden wareD van oordeel,
dat een nieuw Schelde-regiem onnoodigis,
omdat Nederland steeds getoond heeft van
zijn gezag geen misbruik te wil'en maken.
Do bevaarbaarheid van da Schelda.
Verscheidene leden waren bevreesd, dat
de algemeene eischen betreftende de be
vaarbaarheid van de Schelde, zooals deze
in ariikel IV 2 van het traetaat zijn
gesteld, ver strekkende gevo'gen kunnen
hebben. Zij erkenden, dat het h'er een
leveosbelang voor Belgie geldt en wenschten
dan ook geen verzet tegen het beginsel
aan te teekenen, maar zij waren desniet-
temin van oordeel, dat deze bepaling te
absoluut is geformuleerd.
Dat een vaarwater te alien tijde moet
beantwoorden aan de eischen, welke zoowel
door den vooruitgang van den scheepsbouw
a!s door de toenemende behoeften van de
scheepvaart worden gesteld, is een bepal ng,
die ook in een nationale wetgedng i.iet
op haar plaats zou zijn.
De Schelde kan als iedere stroom ver-
zanden, zoodat het onmogelijk wordt aan
de gestelde verplichting te voldoen. Deze
leden achtten het ge aarlijk, dat Nederland
zonder beperking bij tractaat dergelijke
vergaande verplichtingen op zich neemt,
zoo ang niet door overlegging van rap-
po t n en adviezen van bevoegde deskun
digen aan de Kamer aar.nemelijk is gemaakt,
dat nakoming daarvan gedurende afzienbaren
tijd mogelijk mag worden geacht. Zij
drongen dan ook aan op overlegging van
de ter zake uitgebrachte adviezen van den
Rijkswaterstaat en van den Provincialen
Waters taat van Zeeland. Daarnevens
wenschten zij instelling van een commissie
van deskundigen, welke over omvang en
uitvoeringsmogelijkheid van het borenbe
doeide hoofdbeginsel Regeering en Volks-
vertegenwoordiging van advies zal dienen.
Het vasileggen van dit hoofdbeginsel
achtten vele leden des te bedenkelijker,
omdat de commissie van beheer en de
scheidsrechfers, die hun besluiten o. m.
daarop hebben te gronden, ermede rekening
zullen moeten houden, dat de t elangen van
de scheepvaart boven de andere belangen
gaan, welke op den waterweg betrekking
hebben. Hierdoor wordt de veiligheid van
de oevers in gevaar gebracht, wantdegeul
loopt hier en daar vlak order den wal.
Aangezien de vaargeul voor veiplaatsing
door natuurlijke oorzaken vatbaav is, zou
op grond van bovenstaande beginselen
kunnen worden beslo'en tot het weggraven
van dp ken en het opofferen van een ganschen
polder.
Het is mogelijk, dat een dergelijke
maatregel tenslolte zou blijken aan de
bevaarbaarheid der rivier niet ten gcede
te komen, maar dit is geen waarborg, dat
hjj ni,et zal worden geeiscbt. De vraag
rijst, of in deze bezwaren vo'.doerde is
voorzien door de bepaling sub II, alinea
2, van het protocol van 18 Mei 1926, nl.
dat het intusschen wel te vers'aan is, dat
de besluiten, door de commissie of door de
scheidsrechters te nemen, andere recht
matige be'angen, waarvan de miskenning
een gevaar zou opleveren voor de aanwo-
nenden, als daar zijn de veiligheid van het
oevergebied van den Waterweg en de wa-
terloozing van de op de Schelde afwate-
rende landstreken, niet uit het oog mogen
verliezen, met dien verstande, dat alle be
slissingpn, die deze belangen in gevaar
zouden kunnen brengen, rekening zullen
moeten houden met de te nemen maat-
regelen en dat gevaar te keeren.
De h'er aan het woord zjjnde leden
achtten deze bepaling niet overmatig dui-
deljjk. Een rechtmatig belang is zeker
om een dijk te behouden en ook om den
in den polder ge'egen grond niet te ver
liezen. Zoodra dus gedacbt wordt aan
weggraving van ten dijk, ze het met het
-^iveder aan'eggen van eejn dijksgedeelte.
maar toch zoo dat het poldergebied wordt
ingekrompen. is er gevaar voor rechtina'ige
belangen. Men zou dus denken, dat een
dergelijke maatregel door de bovenvermelde
bepaling zou worden verboden. Dit is
echter niet het geval, want aan het slot
dier bepaling staat, dat alle beslissingen,
die deze belangen in gevaar zou Jen kunnen
brengen, rekening zullen moeten houden
met de te nemtn maatregelen om dit ge
vaar te keeren.
Daar worden dus beslissingen veronder-
steld, die de rechtmatige belangen in gevaar
zullen brengen en daarbij is dus weer een
maatregel noodig m het gevaar te keeren.
Slaat dit op gedee.^elpke weggraving van
een dijk en aanleg op een andere plaats
Maar dan wordt toch land opgeofferd. Dan
komen rechtmatige belangen in gevaar en
dit gevaar kan men niet keeren. Waarom
wordtniet verklaard. dat er geen verplichting
kan bestaan om in het belang van de
scheepvaart dijken te verleggen of woidt
niet bepaa d, dat de voorgenomen werken
de veiligheid van de langs de oevers ge-
legen landen niet mogen vetminderen
Met het oog op het groote belang, dat
hierbij is betrokken, drongen deze leden
alsnog op een dergHijke b^palir g aan. De
voorgestelde bepaling achtten zij geheel
onvoldoende. Wordt het weggraven vaD
dijken toegestaan, dan komt men op het
gebied van kanalisatie ter wij I het alleen
behoort te gaan om he. behoud van een
natuurlijken waterweg.
Andere 'eden achtten juist deze bepaling
niet zoo gevaar ijk. Bovendien zal de
sclnep«aart allicht niet worden gebaatdoov
een verbreeding van het vaarwater. Zoo de
vaargeul al te zeer den oever mocht naderen,
zal de scheepvaart meer voordeel hebben
van batgerwerk dicht bij den dijk dan van
het weggraven van den dijk en daarbij be-
hooren dan maatregelen te worden genomen
om het gevaar voor den dijk te keeren.
Algemeen achtte men het wenschelijk,
dat de bij het tractaat behoorer.de kaart
in drie bladen van het vaarwater in de
Schelde, welke thans op de griffie ter inzage
is gelegd, ook voor het publiek verkrijgbaar
zal worden gesteld. opdat daaromtrent
openbare voorlichtirg van deskundigen kan
worden verkregen.
De regeling van de rechtspositie van de
op de Schelde varende handelssrhepen
achtten vele leden volmaakt on bevredigend.
De regelii g van de loodsgelden kon ver
scheidene leden evenmin bevredigen.
Geen der leden achtte de totstandkomiug
van het kanaal AntwerpenMoerdijk wen
schelijk, al verschillen zjj in de waardee-
ring van de bezwa en, die zij daartegen
koesterden.
Sommige leden bleven, ook na de kennis-
neming van de Memorie van Antwoord,
bezwaren koesteren tegen den aanleg van
het Rijn—MaasScheldekanaal.
Sommige ledeE achtten het weinig aan-
nemelijk, dat door het graven van e0n
kanaal NeeroeterenMaas^rachtBelgisch
Limburg zou worden ortsloten als achter-
land voor or ze zeehavens Veeleer zal
Zuid L'mburg ichterland worden van Ant
werpen.
De spoorwegtarieven naar en van
Ter Neuzen.
Algemeen betreurde men het, dat noch
in het tractaat, noch in het protocol een
voorziening is getroffen betreffende de
spoorweg'arieven naar en van Ter Neuzen.
Men zag niet voorbij, dat blijkens het
medegedeelde in de memorie van antwoord
Belgie rich ber, id verklaard heeftTerNeuzen,
wat de spoorwegtarieven betreft, te her-
Naar het Engelsch van
OTTWELL BINNS.
HOOFDSTUK I.
In de opium-kit.
Met de handen in zijn broekzakken en
de vingers van zijn rechterhand om het
geldstuik geklemd, het laatste bolwerk
miniatuur-bolwerk tusschen hem en
absolute, onvervalschte, niet langer te
verbloemen armoede, slenterde Nick
Sherrington de schuinafloopende, nauwe
straat door. De bizar-gebouwde huizen
met hun overhangende verdiepingen aan
weerszijden van hem accentueerden het
naargeestige van de snel vallende sche-
mering-atmosfeer en de vele uithangbor-
den met hun pittoreske Chineesche letters
veroorzaakten nacht voordat de dag daar-
buiten ten einde was. Maar ondanks het
bedriegelijk koele van het schemerlicht
was het nog verlammend-heet, hetgeen in
combinatie met de vele geuren en geurtjes
van die dachtbevolkte buurt niet bepaald
opwekkend werkte. Op dat oogenblik
echter was Sherrington zich noch de hitte
noch den walgelijken stank om zich heen
.bewust.
Al zijn gedachten waren bii den halven
dollar in zijn rechterhand. het eldstuk,
glibberig van het zweet, dat aan den
eenen kant zijn berooiden toestand scheen
te onderstreepen, maar dat aan den ande-
ren kant een buitenigewoon waardevol be-
zdt was. Want, beteekende het eenerzijds
een, of met behulp van de grootst moge-
lijlke zuiinigheid twee maaltijden, ander-
zij'ds vertegenwoordigde het de laatste
kans om Fortuna een glimlach at te dwin-
gen.
Bij die overpeinzing begonnen zijn
oogen te schitteren, maar toen, wijs door
ondervinding, schakelde hij die mogelijk-
heid met een geringschattend glimlachen
uit. Toch werkte de giedachte onbewust
door, want voor een nauwe kronkelende
straat, welke bijna rechthoekig op de
straat, welke hij tot dusver gevolgd had,
uitkwam, bleef hij staan en keek onder-
zoekend rond. In de zijstraat, of eigenlijk
was het niet veel meer dan een steeg, was
het reeds volslagen donker, het zachte
schijnsel van een paar lanjtarens accen-
tueerde de duisternis niet alleen, maar
schiep door een voortdurend verschich-
tigen van schaduw en lichtplekken een
geheimzinnige atmosfeer, goed in over-
eenstemming met de soort straat zelve.
Want juiist deze straat stond in een spe-
ciaal slechten reuk. Er bevond zich geen
huis of het was een opium-kit of een
speelhol, een feit dat Sherrington niet be
paald verontrustte, want een inrichting
behoorend tot deze categorie, was het doel
van zijn avondwandeling.
In den geweldig-drukken, internationa-
len handel, in Shanghai met de jaren ont-
staan, beteekende die halve dollar
wanneer hij het luttele bedrag in zijn zak
tenminste op wettelijk geoorloofde manier
zou willen vermeerderen niets, minder
dan niets. Maar als fan-tan-inzet ver-
stellen in den toestand van voor den corlog
en met Antwerpen gelijk te maken, zulks
indien men het wel begrijpt, wannt er het
tractaat zal zjjn geratificeerd, maar aan
deze bereidverklaring kan slechts betrekke
lijke waarde wordt n toegekend. Ter Neuzen
wordt daardoor ove-geleverd aan de wel-
wi lendheid van Be'gie.
Er is geen enkele zekt rheid, of f n, zoo ja,
wannetr Belgie die tarieven zal invoeren
en evenmin of ze eerlang net weer zullen
worden opgeheven dan wel in ten voor
Ter Niuzen ongunstigen zin zullen worden
gewijzigd. Op dien grondslag kan de haven
van Ter Neuzen niet leven. Daarom moet
een afdoende regeling voor deze aange-
legenheid worden getr- ffen, die in een
pio'ocol dient te worden netrgelegd.
Somm'ge leden betieurden, dat de Wie-
lirgen-kwestie is blijven rusten. Sommige
leden achtten het in verband hiermede on-
verklaaibaar, dat de beloodsirg van de
Wielingen geheel aan de Belgen is over-
gelaten.
Dat art. XIV van het tractaat van 1839
zal vervallen en daarmede het verbod om
Antwerpen tot oorlogsbaven te maken, zal
verdwijnen, was voor vele leden rtden tot
ern-tige bezorgdheid.
Sommige leden drongen aan op de mede-
onderteekening d' r Tweede Memorie van
Antwoord door de mil isters van binren-
landsche zaken en landbouw. vac justitie,
van waterstaat, van oorlog, van marine,
van arbeid en van financien, als bewijs,
dat die ministers de bepalingen van het
tractaat met hun verantwoordelijkheid dek-
ken.
HET ONDERZOEK NAAR DEN
LOODSSCHOENER.
De mijnenvegers, welke de vorige week
een onderzoek hebben ingesteld naar het
lot van den loodsschoener „Terschelling
II" zijn weer, na drie dagen gezocht te
hebben, naar Nieuwediep teruggekeerd.
Men heeft niets gcvonden, dat eenige aan-
wijzing geeft in zake de ramp.
IN HET PADANGSCHE.
Te Padang Pamdjang is Zondag weer
een hevige aardschok gevoeld.
Uit Fort de Kock wordt voorts gemeld,
dat van een trein bij Piladang ten gevolge
van een baanverzakking, acht wag ens
ontspoord en omgevallen zijn. Twee in
landers zijn gedood, een werd zwaar en
drie zijn licht gewond.
DE UITSPRAAK VAN DE
MAATSCHAPPIJ VAN NIJVERHEID
EN HANDEL.
Maandag .heeft te Utrecht de aange-
kondigde vergadering dezer ..Maatschap-
pij" plaats gehad, speciaal belegd ter
besprekiing van het verdrag met Belgie.
De kwestie werd ingeleid door twee
voorstanders: oud-Minister Bongaerts en
prof. v. Eijsinga, en door twee tegenstan-
der.s: prof. Colenbrander en prof. Mores-
co. Van deze redevoeringen zij in 't bij-
zonder gewezen op die van prof. Colen
brander wegens de scherpe kritiek op
Minister Van Karnebeek.
Aan de discussdes namen deel de hee-
ren R. Nierstrasz, Mussert. Joekes, Mr.
E. Fokker, J. Schulthuis en Voorst Vader.
Namens de afd. Amsterdam werd een
motie ingediend aan het hoofdbestuur op-
dragend de Staten-Generaal te verzoeken
het tractaat niet goed te keuren.
Op voorstel van Deventer werd dit slot
veranderd in een verzoek aan den Minis
ter van Buitenl. Zaken om zich met zijn
Belgischen ambtgenoot in verbinding te
stellen tot verdere gedachtenwisseling.
Aldus werd de motie m. a. st. aange-
nomen.
tegenwoordigde hij een kans op t zij dan
tijdelijken, overvloed. In het allerergste
geval, wanneer hij het geldstuk verloor,
beteekende het honger, vier uur eerder
dan strikt noodzakelijk was en dat was
een klein euvel vergeleken bij hetgeen
hem zonder fan-tan te wachten stond.
Met het onsmakelijk-warme geldstuk
in de hand stond hij nog steeds wat suffig
en in zijn hart nog miet vast besloten voor
de kronkelige dwarsstraat te mediteeren,
toen helder-opklinkende voetstappen
leeren hakken op het hobbelige plaveisel
hem deden opschrikken. Hij keerde
zich om op hetzelfde oogenblik gingen
twee mannen langs hem heen, de een in
alle opzichten hij droeg het gebruike-
lij'ke wiit-linnen pak, dat hem in de grau-
we schemering lets van een geestverschij-
ning gaf de blanke, Europeaan of Ame-
rikaan; de andere in uiterlijk zoowel als in
kleeding op end' op de Chinees. Zonder
hem een blik waardig te keuren gingen
ze de nauwe zijstraat, waarvoor hij stond
in en juist toen hij aan de overpeinzing
begon, dat dit nu weer een van de zoo-
veel gevallen was: een tourist, die zijn
passie voor bezienswaardigheden met een
quantum minder aangename onidervindin-
gen zou moeten betalen, werd zijn aan-
dac.ht voor de tweede maal ge.trokken, nu
door een gestalte, die behoedzaam langs
hem heen sloop, en die iets, waaraan
hij geen oogenblik twijfeilde, houding en
bewegingen verrieden het .duiidelijk ge-
noeg de twee onbezorgd voortstappen-
de mannen, den Europeaan en den Chi
nees, achtervolgde.
Sherrington verga.t zijn eigen moeilijk-
heden, zijn eigen benarde positie. In een
OVER DEN GEEST DES TIJDS.
Er wordt den laatsten tijd opvallend
druk geschermd met het woord ,,persoon-
lijkheid". En zooals het in den regel ge-
schiedt met woorden, die in breeden kring
opgang doen, is het slagwoord geworden.
Het begrip, waarvan het oorspronkelijk
de vertolking was, en dus ook zou moe
ten blijven, vervaagt. Ieder heeft het
woord op de lippen, maar ook ieder hecht
er een eigen beteekenis aan. Hierdoor
worden wij gemaand tot voorzichtigheid
bij onze beoordeeling van het gebruik van
zoo'n slagwoord in de gemeenschap.
Heeft de opgang, die het woord per-
soonlijkheid gemaakt heeft. eenige betee
kenis, en zoo ja, welke?
Het is niet gemakkelijk in een kort be-
stek op deze vraag een afgerond antwoord
te geven, maar wel kan, met een enkel
woord gezegd worden waarom de maat-
schappelijke strooming, die wij kunnen
samenvatten in het woord ,,persoonlijk-
heidsverheerlijiking" niet aan onze aan-
dacht mag ontsnappen.
In de eerste plaats zij dan opgemerkt,
dat de strooming geenszins een bijzonde-
re karaktertrek is van onzen tijd. Eeuwig
is de strijd in den mensch tusschen den
wil zich zelf te zijn en den wil onder te
gaan of juister misschien: op te gaan in
de massa. Elke tijd geeft aan dien strijd
zijn eigen vorm. In het einde der acht-
tiende eeuw leidt de botsing tot de over-
winning van het individualisme, dat de
heerschappij opeischt over het politieke,
het economische, het godsdienstige en het
aesthetische leven. In de v£ertiger jaren
treedt en kentering in. Het zoover mo
gelijk doorgevoerde individualisme heeft
geleid tot verzwakking van den enkeling,
over wden boosanrdige gemeenschaps-
machten een wreede tyrannie'voeren. In
het economische leven bij voorbeeld zijn
in het begin van de vorige eeuw verhou-
ddngen ontstaan, waardoor den enkeling
de vrijheid, waarvoor een vorig geslacht
gestreden had, ontnomen werd. Doch
ziet, reeds in de zeventiger jaren begint
de tegenstroomdng, de reactie, verzet aan-
teekenende tegen de uniformiseering van
het leven. Rauw, tartend en qrof klinkt
de kreet van Max Stinner, .die met zijn
,,Der Einzige und sein Eigentum" het col-
lectivisme veroordeeld, het anarchisme
verheerliikt. Idealistischer klinkt de stem
van Friedrich Nietzsche, die niet de orde
in het maatschappelijk leven, den dwang
over den enkeling verwerpt, maar de qe-
lijkmakino. de onderdrukking van het bii-
zondere verafschuwt en beschouwt als
menschonteerend.
Nietzsche staat aan het begin van de
periode, waarin wij thans leven. De en
keling komt weer op voor zijn onver-
vreemdbaar recht: zich zelf te zijn. En
deze worsteling van het ik gaat geheel
om buiten den ..partijstrijd". of liever: de
partijstrijd is er van doortrokken,
Z.ie hoe de heerschers in het collectivis-
tisch georganiseerde Rusland ge.dwongen
worden tot het doen van concessies aan
den ik-wil van den enkeling! In West-
Europa zal de worsteling, alien organisa-
tie-eischen ten spijt. uitgestreden worden
alleen wij kunnen niet voorspellen hoe het
verloop van dien strijd zal zijn. Toch is,
opwelling van nieuwsgierigh.eid begon hij
den achtervolger te achtervolgen. Dit
bleek een gemakkelijker taak dan hij ge-
dacht had. Wel was het in de straat on-
gelooflijk donker, maar de klinkende voet
stappen voor hem uit waren aanwijzingen
genoeg en ten overvloede zag hij, telkens
wianneer het trio onder een van de uit-
hangbordlantaarns doorging eerst de lich-
te vlek van het wit-linnen pak en dan.
onduidelijk. de gebogen donkere silhouet
van den man achter hen.
Deze zonderlinge optocht ging voort tot
de beide eerste mannen een huis bereikt
hadden met zulke gewaagd-ver overge-
bouwde verdiepingen, dat de steeg daar
tot een 'n-afgeronden-v-vorm-eromheen-
zwenken genoodzaakt geweest was. Daar.
in het zacht-gele schijnsel van de stereo-
tiepe uithang-bord-lantaren, maakten ze
halt.
De man achter hen volgde hun voor
beeld; tegen een der huizen gedrukt bleef
hij staan afwachten en op geen twintiq
pas achter hem bleef Sherrington, een en
al belangstelling voor de komende dinqen,
eveneens staan. Hij behoefde niet lang te
wachten. De metgezel van den blanke
deed een pas naar de deur en klopte op
een eigenaardige manier aan. Na even
wachten werd de deur opengedaan en zag
Sherrington den mageren hoekigen kop
van een ouden Chinees, die op een ma
nier, alsof hij de menschen die binnenge-
laten wilden worden. eerst eens extra
goed wilde opnemen. zijn hoofd om de
deur naar buiten stak. Het resultaat van
deze keuring was blijkbaar bevrediqend
want bijna onmiddellijk werd het hoofd
weer teruggetrokken en tegelijk daarmee,
alsof hoofd en vleugeldeur een waren,
klapten de beide vleugels open en was de
nauwe tunnel, in doorsnede bijna drie-
hoekig, tusschen de huizen een zangerig
klagen van inlandsche strijkinstrumenten.
Op een uitnoodigend gebaar van den por-
tier of den Chinees, die als zoodanig
dienst deed, gingen de beide bezoekers
naar binnen; het volgende oogenblik was
de deur weer dicht en lag de steeg ex weer
even verlaten als voorheen.
Sherrington deed voorzichtig een paar
stappen achteruit; toen, veilig in de don
kere slagschaduw van een der huizen
wachtte hij, op zijn qui vive, af. Maar er
verliep een minuut zestig lange tellen
daarna een tweede minuut en er ge-
beurde niets. Toen echter, zoo nauwkeu-
rig op de minuut af alsof de man met
Sherrington meegeteld had, gleed de ge-
daante uit de schaduw aan den overkant
der straat te voorschijn en sloop, zonder
zijn behoedzame houding te laten varen,
naar de deur met de zacht-gele lantaren.
Sherrington hoorde zijn klop-klop-klop,
door de absolute stilte in de steeg vier-
voudig versterkt: hij boog zich iets voor-
over en zag de herhaling van de ceremo-
nie, het voorzichtig openen van de deur
en het critisch bekijken van dengeen, die
daarbuiten stond, dat aan her binnenlaten
van de beide eerste bezoekers voorafae-
gaan was. Dezen keer was het keuren zoo
mogelijk nog korter: geen vijf tellen nr
het verschijnen van het hoofd van d
Chinees was de deur weer gesloten.
(Wordt vervclgd.)
iig