en waar de gemeente aver dien grond geen zeg- genschap heeft, stellen wij U voor, de ge- wenschte verbetering van dit gedeelte weg niet te doen uitvoeren voor rekenmg van de ge- mocTitc De beer COLSEN geeft te kennen, dat deze menischen te helpen zijn met wat sintels. Hij meent, dat het hier toch een zelfde toestand betreft als te Driewegen. Men begrijpt toch wel, dat er van grond koopen van den weg door die menschen niets komt. Laat men toch die menschen een padje geven. Tot schande voor de gemeente is er al eens over gesproken om ten behoove van het maken van een padje voor die menschen met een schaal rond te gaan. Het lijkt nergens op, het is gelijk aan een varkensbocht. De VOORZITTER betoogt, dat ook hier van gemeentewege niets aan kan gedaan worden, aangezien zij geen eigenares van den weg is. Mogelijfk zou in de toekamst bij verbetering van de zooeven besproken wegen ook hier ver betering kunnen worden aangebracht. Het voorstel van burgemeester en wethou- ders wordt aangenomen met algemeene stem- men. (Wordt vervolgd.) GEMEENTERAAD VAN HOEK. Vergadering van Dinsdag 2 Februari 1926, des voormiddags 9 ure. Voorzitter de heer A. Wolfert, Burgemeester. Tegenwoordig de leden: J. A. Meertens, A. Meertens, J. van 't Hoff, M. de Feijter, H. Pladdet, D. J. Jansen en J. D. de Feijter. Waar het thans de eerste vergadering van dit jaar is, opent de voorzitter dezelve met het uitspreken van de beste wensdhen voor de leden en hunne betrekkingen en voor de ge meente en hoopt in prettige samenwerking ook dit jaar de belangen van de gemeente te mogen behartigen. De notulen der vorige vergadering worden ■zonder hoofdelijke stemming onveranderd vaatgesteld. Ingekomen stukken. Proces-verbaal van door Burg, en Weth. bij den gemeente-ontvarrger gehouden kasopname, waarbij alles in orde werd bevonden. Idem van kasopname bij den boekhouder van het Gem. Electrisch Bedrijf. Brief van Ged. Staten van Zeeland, houden- de mededeeling, dat de wijzigingen in de ge meente begrooting voor 1925 worden goedge- keurd. Idem, houdende goedkeuring van de begroo ting voor 1926, zoodat in overeenstemming met het in de vorige vergadering genonjen be sluit, het kleedingsgeld voor den gemeente- ▼eldwachter met f 50 is verminderd. Idem- houdende goedkeuring van de begroo ting voor 1926 voor het Gem. Electr. Bedrijf. Voorstel van den heer M. de Feijter om den aftrek voor noodzakelijk Ievensonderhoud voor geihuwden te brengen van 700 op 800 gulden. De VOORZITTER: Wie van de heeren wenscht over dit punt het woord? De heer A. MEERTENS: Ik hoor geen mensch, dan is het gauw afgeloopen, dan kun nen we er dadelijk over gaan stemmen. De heer PLADDET: Ik voor mij ben er van overtuigd, dat een aftrek van 700 het mini mum is en ik geloof ook, dat menschen, die een inkomen hebben van 1000 en daar be neden, het zeer goed kunnen gebruiken, maar nu zou ik eens willen vragen, is het nu zoo'n bezwaar, om die paar gulden belasting op een jaar op te brengen. Zouden met die paar gul den die de menschen nu moeten opbrengen zouden ze daarmede zijn gered, als ze die niet moesten betalen. Is daarmede de armoede van -de deur te krijgen? Men moet niet vergeten, dat bij de rechten die men heeft, er ook plich ten te vervullen zijn. De heer A. MEERTENS: Ik zou er den heer Pladdet op willen wijzen, dat die belasting van een inkomen van f 700 niet afkan, en dat hoe meer men daarvan haalt, hoe minder er van overblijft. U spreekt daar over rechten en pliehten, maar een wenkman heeft in deze maatschappij geen rechten, die worden alleen pliehten toegekend, als dat anders was, dan aou de verhouding tusschen werkgever en werknemer heel anders zijn. Iedere cent, die van zoon inkomen wordt afgenomen is te veel, zelfs een noodzakelijke aftrek van f 800 is te weinig, en daarom zal ik het voorstel van De Feijter gaarne steunen. De heer J. A. MEERTENS: Ik heb bij ver- geiijking van onze gemeente met andere plat- telandsgemeenten gezien, dat onze gemeente ten opziehte van den aftrek voor Ievensonder houd bovenaan staat, dus ben ik van meening, dat we niet lager behoeven te gaan. Bovendien als we van onderen af moeten gaan verlagen, moeten we alle klasse n verlagen en dat kan niet, dat weet de heer A. Meertens evengoed als ik, dat we dan geld te kort komen. De heer A. MEERTENS: Ik wil collega Meertens even opmerken, dat we met die eer ste Mase vanaf /700 te berekenen, nog geen f 300 verdienen. Het noodzakelijtk le>vensonderhoud werd vroe- ger op voorstel van den heer Gudran op f 800 gebracht, naar aanleiding van eene circulaire van den Minister, omdat dan de aftrek voor de gemeente hetzelfde was als voor de Rijksbelas- tingen, hetgeen eene vergemakkelijking in de administratae der ontvangers teweegbracht. Als we nu zien, dat er in de eerste klasse 1,80 en in de tweede klasse f 3,66 wordt be taald, hoe zou het dan mogelijk zijn, dat we dan hierdoor zooveel geld zouden te kort komen. In elk geval nooit geen 500. De VOORZITTER: Neen 350. De heer A. MEERTENS: Zie je wel, en wat bezwaar is er dan voor de betere klassen aan verbonden, om dat kleine beetje, dat we daarop te kort komen zelf te betalen. Ik weet wel de belasting is hoog, maar wat voor praat is dat van den heer Pladdet om in dien vorm over rechten en pliehten te spreken, dus dan zou je als je twee gulden belasting betaald wel rech ten hebben, en betaal je die niet, nou dan heb je geen rechten. Ik kan voor zooiets geen woonden vinden, om mezelf uit te drukken. De heer J. A. MEERTENS: Ik snap niet, dat jij -als wethouder zoo kunt spreken, daar je evengoed als ik weet, dat de gemeente er niet rooskleurig voorstaat, hoe kun je het dan nog verdedigen om de belastingen te doen vermin- deren, waar moet dan het geld vandaan komen De heer A. MEERTENS: Dan moeit het per centage maar naar boven gebracht worden. De VOORZITTER: Als dit voorstel zou wor den aangenomen, dan zou het vermenigvuldi- gingscijfer zeer vermoedelijk op 1,3 moeten worden gesteld. De heer A. MEERTENS: Het is voor iemand die geen werkman is niet moeilijk. Als het Zaterdag is dan zeggen wij ik heb zooveel, dat kunnen de werkmenschen niet zeggen. Daarom is er ook geen bezwaar dat zij, die zeker zijn van hun hoogere mkomens iets meer betalen voor hen die het niet kunnen missen. Ik voor mij geef er niet om daarvoor f 10, desnoods f 20 meer te betalen. Het is van die klasse ab- soluut niet te halen. De heer M. DE FEIJTER: Als ik zie wat er voor den watersnood is gegeven, en dat is goed, ik heb ook naar mijn vermogen daaraan bijgedragen, dan vraag ik hoe komt het, dat nu daarvoor geen geld is, is het dan zoo'n bezwaar voor de meergegoeden, om voor de minderen hier in onze eigen gemeente eens een paar centen meer te betalen! De heer PLADDET: Als dit voorstel wordt aangenomen wat voor mij persoonJijk nu niet zoozeer een bezwaar is, ofscboon ik niet kan aannemen, dat die 1,50 belasting zoo erg is, zouden Ged. Staten dat wel goedkeuren? De VOORZITTER: Dat zal later dan blijken. De heer PLADDET: Het heeft destijds mijn aandacht getrokken, dat de raad van Koewacht destijds besloot het noodzakelijk levensonder- houd te verhoogen tot 800 en dat Ged. Staten het daarop brachten op 650, dan waren we er nog mee achteruit. De VOORZITTER: In elk geval moet een zoodanig besluit ter goedkeuring worden voor- gelegd. De heer M. DE FEIJTER: Maar hangen we dan heelemaal aan de goedkeuring van Ged. Staten af De VOORZITTER: Dan moet er weder eene Koninklijke goedkeuring worden gevraagd. De heer M. DE FEIJTER: Er zijn in deze gemeente toch al zooveel menschen wier inko men beneden de f700 blijft, dan is er toch geen bezwaar voor d^ beter bedeelden, om voor die enkele menschen die er dan nog overschieten, dat kleine beetje te betalen. De VOORZITTER: De menschen met groo- tere gezinnen vallen haast alle buiten de belas ting door den kinderaftrek van 50 per kind. Ik zal het voorstel van den heer De Feijter in stemming brengen. Het voorstel wordt verworpen met 5 tegen 2 stemmen, die van de heeren M. de Feijter en A. Meertens. Verzoek van eenige leden der Werkloozen kas, om bij eventueele werklooshedd uit de ge- meentekas extra steun te mogen ontvangen, nadat zij aan die kas zijn uitgetrokken, op den oet zooals die in andere gemeenten wordt ge geven. De VOORZITTER: Is er iemand, die hier over het woord verlangt? De heer A. MEERTENS: Mynheer de Vooi- zitter Als vertegenwoordiger van den werknemer, wil ik ook als te voren mijn standpunt tegen over de vraag van de werkloozen om extra steun uit de gemeentekas naar voren brengen. Ik hoop, dat de Voorzitter, zoowel als de leden van den raad, het mij niet kwalijk zullen nemen, en dat mij het voile recht worde ge geven hen te steunen zooveel in mijn vermogen is. Ik wil hier bijvoegen, dat het mijn lust en leven is, om alles te doen, wat ik voor hen doen kan. Aan wie ligt nu de schuld, dat het zoover gekomen is, dat de stoere arbeider, zooals we hem alien kennen, en hem hebben zien groot worden, hier met dit verzoek is gekom^p? In de eerste plaats niet aan den werknemer. Ik voor mij wijt dit in hoofdzaak aan den grooten wereldoorlog, dat is voorzoover ik er verstand van heb de voomaamste factor, men kan dat in de nieuwsbladen lezen. De tweede groote factor is gelegen in het veelvuldige gebruik der machinale krachten in alle bedrijven. Stelt thans U alien in Uw gedaohten eens in de plaats van den werknemer, moeten jullie dan niet bekennen, dat de tegenwoordige toestand absoluut onhoudbaar is? Ik ben er ten voile van overtuigd, dat U alien zult moeten zeggen, dat dit zoo niet kan blijven, Wij kunnen hen niet alle aan het werk houden, maar waar wij de gezegenden der aarde zijn, moeten wij van die zegeningen een beetje afdragen aan de min der gezegenden. Slaat men nu een blik in de maatschappij dan zal men moeten zeggen, dat het lastig is om als en tot werkman te zijn ge- boren, en toch, de menschen zijn hier fiiet las- tig, als men hun maar aan werk helpt, dan zijn zij opgeruimd en tevreden. Nu kan men mij wel tegenwerpen: „tevreden? wat zou het!" Maar dan zeg ik: ja, de groote massa is tevre den, als hij maar werk heeft, en zijn brood ver- dient, want daar gaat het toch ten slotte bij een ieder om. En wanneer men als werknemer maar 6 a 7 maanden in een jaar meer kan wer- ken, is het absoluut onmogelijk, om voor het huisgezin den kost te verdienen. En daarom hoop ik mijnheer de Voorzitter, dat de geheele raad zoowel links als rechts zijn stem voor deze uitkeering zal willen geven. Ik wil hier een voorstel doen om 2000 uit de gemeentekas te geven en in handen te stel- len van den heer Van Petegem, als secretaris- penningmeester der werkloozenkas, en dien dan te belasten met het uitbetalen daarvan aan de uitgetrokken leden der werkloozenkas. En mochten er in de gemeente nog menschen zijn, die door omstandigheden geen lid dier kas kunnen zijn, dat die dan ook uit dat bedrag worden geholpen, wellicht zullen zij die dan nog geen lid zijn, tot de overtuiging komen, dat zij dat dienen te zijn, want dat zij anders de kans beloopen, om vergeten te worden. Tot hiertoe. Ik zal nu hooren, hoe de andere heeren hierover denken. De heer M. DE FEIJTER: Ik sluit mij ge- heel aan bij hetgeen aangaande dit punt door den heer Meertens is gezegd. Zie eens wat er in andere gemeenten wordt gedaan. De finan- cieele toestand van onze gemeente is wel niet gunstig, maar er kan toch wel eens iets worden gedaan. In Ter Neuzen trekken ze eerst ge- durende 6 weken uit de werkloozenkas f 12 per week. Zijn die om, en ze hebben nog geen werk, dan trekken ze 24 weken lang f 10, en daarna vallen ze weer in een andere regeling. De VOORZITTER: U moet de gemeente Ter Neuzen niet vergelijken bij deze gemeente, want Ter Neuzen is veel kapitaalkrachtiger. De heer PLADDET: Door wethouder Meer tens werd daar voorgesteld, om f 2000 in han den van Petegenj te stellen ter uitbetaling aan de werkloozen, maar ik geloof niet, dat bet noodig is dat geld zoodoende beschikbaar te stellen en te zeggen verdeel die nu maar onder de werkloozen in deze gemeente Dan zou ik het liever anders zien. Er zijn in onze ge meente verschillende werkzaamheden, die zou den kunnen worden uitgevoerd. Kijk naar den tramweg, met het riool, dat daarlangs ligt. De weg van B. de Kraker tot aan J. van Hoeve is veel te smal, waarlangs nog een diepe sloot ligt, waar de wagens bij ver uitwiilren in weg zakken. De weg in dei\ Kanaalpolder naar Philippine ligt zeer slecht, en ik adit het nogal erg, om alle eventueele kpsten van verbetering daarvan te verhalen op de ingelanden van dien polder. Als we dan toch dat geld zouden uit- geven, laat ons dat dan doen in den vorm van werkverschaffing, en de menschen zullen het liever verdienen, dan dat zij er voor naar iemand moeten om het als ondersteuning te ontvangen. De heer M. DE FEIJTER: Als ze er voor kunnen werken zullen ze dat liever doen. De heer J. D. DE FEIJTERKunnen ze dan niet langer trekken uit de werkloozenkas, daar is toch geld genoeg in De VOORZITTER: Neen, dat kan niet. Er is wel een aardig kasceld van ruim f 10 0-00, maar ze zijn bij de uitkeering aan het regle- ment gehouden en nu is er wel aan den Minis ter gevraagd, om een week langer te mogen uitkeeren, doch daarop is nog geen besluit ge komen, en het is ook niet zeker, dat de Minis ter dat zal toestaan. Ik denk, dat de Mim'stor liever de contributie naar beneden zal willen zien gaan orodnt dan ook de bijdragen voor Rijk en gemeente verminderen. De heer J. D. DE FEIJTER: En misschier zal al% het weer meeloopt, de werkloosheid ook wel iets verminderen. De VOORZITTER: lets wel, maar voor de measten zal er in den landbouw geen werk zijn voor Mei. De heer PLADDET: Zou het dan niet doen- lijk zijn om de zooeven door mij genoemde wer ken te doen uitvoeren? Misschien zouden de ingelanden van den Kanaalpolder dat wel wil len toestaan, als de gemeente het betaalt, en de andere werken kunnen we zelf laten doen. De VOORZITTER: We zouden eens hoogte- pedl bij den polder kunnen nemen, maar voor die wegverbreeding zou er onteigening moeten plaats vinden, dat is niet uitvoerbaar. De heer PLADDET: Het gezag over de langs den weg loopende slooten berust toch wel bij de polderbesturen, daar zou dan ten slotte toch wel iets mee kunnen gebeuren, en we be- waren er de menschen mede voor armoe. De VOORZITTER: De polderbesturen wei- geren in den regel gelden te geven voor wegs- verbetering, als ze er zelf niet over moeten, daarom was het aan te bevelen, dat het onder- houdt enz. van de wegen in een beheer was gelegd. De heer PLADDET: Maar als de gemeente het betaalt kunnen zij er toch geen bezwaar tegen hebben! De VOORZITTER: Als dat gebeurde, dan geloof ik niet, dat ze dat zouden afwijzen, maar als we zoo iets gingen doen, dan zouden we dat met alle polderwegen moeten doen. De heer PLADDET: De Kanaalpolder is een verbindingsweg, die weg is toch te dien op ziehte niet te vergelijken met b.v. het straatje doer den Willemskerkepolder. De VOORZITTER: Neen maar b.v. de bestu- re van den Goesschenpolder en den Loven- p der zouden wel om eene bijdrage komen. De heer PLADDET: Het is een moeiiijke kwestie, maar anders als de polderbesturen een beetje wilden meewerken, dan zou er eits kun nen gedaan worden. De heer A. MEERTENS: Ik hoor daar de heer Pladdet spreken over medewerking van de zijde der polderbesturen, maar als de heer Pladdet die besturen afmeet naar zijn eigen hooding bij het vorige voorstel, inzake het ievensonderhoud, dan is er van geenerlei mede werking sprake. U wilt zelf geen steun geven aan den werkman aan dat grauwe goed, je kun nen niet beter doen dan slaat ze eenvoudig kapot net als de jonge katten. De VOORZITTER: Meertens U gaat te ver, men moet niet vergeten, dat de calamiteuzen polders zeer veel moeten opbrengen en de bin- nenpolders haast niets betalen. De heer M. DE FEIJTER: We zullen de pol ders daarlaten, maar de gemeente kon toch zeker op de een of andere manier werk ver- schaffen, het wordt gevraagd voor de uitge trokken leden en niet eens voor alle, want ge zinnen, waar er twee of drie lid zijn zouden dan ten onrecihte bevoordeeid worden boven ande- ren. Een in elk gezin zou voldoende zijn. De heer JANSEN: Maar wanneer er later van die uitgetrokken leden zijn, die ondersteu ning noodig hebben dan kunnen die menschen toch ondersteuning krijgen bij de diaconie of het armbestuur! Die zijn er toch voor om in geval van nood te geven. De VOORZITTER: Dat zijn twee lichamen die van elkaar zijn gescheiden, het armbestuur bedee-lt alien in den hoogsten nood. De heer J. D. DE FEIJTER: Dan zou ik er ook voor zijn, als die nood er dan is, om de on dersteuning door middel van het Armbestuur te geven. De heer A. MEERTENS: Dat moet zoo niet. Het armbestuur is voor oude menschen, niet voor de jongeren. De heer JANSEN: Ik heb toch ook wel eens jonge menschen daar om ondersteuning gezien, en ze worden toch nooit geweigerd. De heer A. MEERTENS: Zoodoende maak je de vemedering te groot. Ik had van jullie als christenmensehen toch beslist andere ver- wachtingen, maar als ik alles zoo eens naga, dan blijft er van jullie godsdienst weinig meer over. Men moet trachten, de menschen naar 1 boven te werken, maar niet te vernederen, en dan zou ik toch in de eerste plaats van jullie verwachten, maar als dat de vruchten zijn van den godsdienst, dan zijn alle woorden die Ds. Raams en zoovele andere domine's spreken overbodig, dan kunnen ze den godsdienst wel opruimen. De heer J. A. MEERTENS: Je bent de plank mis. Wanneer de geheele natie christelijk was en tot een of ander genootschap zou behooren, dan waren er geen armbesturen noodig, maar door de afzakking en het onkerkelijk worden van een groot deel der menschen is het arm- bstuur ontstaan. Er worden bij de verschillen de diaconien groote sommen uitgegeven voor ondersteuning, als die weg waren, dan zou je eens wat zien! De heer A. MEERTENS Lees de rubriek waarin te lezen valt, dat er van 1830 tot 1840 onder een christelijke regeering ten tijde van Groen van Prinsterer het volk aan armoe ten prooi was, Eerst toen Thorbecke is opgestaan is de toestand verbeterd. Zoo moeten we er weer een krijgen anders zijn we reddeloos ver- loren. Ik wil iemands christelijke beginselen respecteeren, maar dan moet ik ook daden zien, maar jullie doen net als de hoenders je krab- belen altijd maar terug. Ik heb hier nog het een en ander opgeteekend, want ik ben in elk geval hier om te praten. Mijnheer de Voorzitter! Na het gesprakene van enkele leden van den raad, zie ik mij weder genoodzaakt, nog 'n lans te breken. Het spjjt mij ten zeerste zooiets te moeten doen. Wat is er nu ellendiger, dan werkman te zijn. Man kan mij tegenwerpen werkman zijn is toch niet ellendig, in den waren zin des woords niet, maar dan moet men werk hij werk hebben, en een loon verdienen in overeenstemming met den Ievensstandaard, maar elk zal er toch wel met mij van overtuigd zijn, dat er bij een dagloon van 2 niets is over te houden maar wel een te kort is. Maar daar gaat het nu hier niet over, hier komen de werk loozen met de vraag om steun uit de gemeente kas. Dr. Kuijper heeft eens gezegd, ze kunnen niet wachten, geen dag en geen nacht, en daar stem ik hier volledig mee in. Hetgeen ik hier al jaren heb voorspeld, is nu werkelijkheid ge- worden. Wellicht zijn er onder ons, die denken, dat doen zij graag, neen mijne heeren, het is de nood die dwingt, er dient wat gedaan te wor den, zoo kan het niet langer, wil toch den werknemer niet tot het uiterste drijven, geef hun werk, zoodat zij te eten hebben, dan zijn zij gerust, zij willen arbeiden, niet aan een ander afhangen, maar hun eigen brood verdienen, dat is bun leus. Er zal gezegd worden er is geen geld, of er is geen bron voor, en de belastingen zijn al zoodanig hoog. Met dit laatste stem ik volkomen in, maar toch wil ik nog een enkele bron aanwijzen, en dat is de opcenten op de personeele belasting brengen van 50 op 80 en van de vermogensbelasting op 100, daar kan m.i. nog wel wat uitgehaald worden. Want iedere werkgever in onze gemeente is toch wel overtuigd, dat het zoo niet langer kan, de meeste menschen werken ten slotte maar 6 maanden op een jaar. Willen de werkgevers voort blijven gaan, met alles in hun bedrijf machinaal af te werken, dan moeten ten slotte toch de beurzen geopend worden, want men kan met de menschen toch niet gaan leven als met de jonge katten. De Allerhoogste gaf hun het leven, en de aardbodem moet hen voeden en kleeden, en hij, die het geluk heeft, daarover het gezag te voeren, die is verplicht, om te zor- gen, dat er voor elk levend wezen gezorgd wordt. Want eik heeft er ten slotte Tokening mede te houden, dat hij maar rentmeester is, en dat hij ten slotte hier alles moet laten, naakt uit het stof ter wereld gekomen, en naakt alzoo weder te keeren, want Hij zegt: ,,stof zij't gij, en tot stof zult gij wederkeeren." Ik hoop in dezen, dat de heeren, die altijd een christelijk standpunt innemen, dat nu hier eens in daden zullen omzetten. En de vrijzinnigen kunnen nu aantoonen, dat het hun ernst is, met de begin selen, die zij zoowel als ik voorstaan. Ziet mijne heeren, zoo las ik op mijn gemak in den bijbel, in Heibr. 13 vers 16: „En vergeet de weldadigheid en de mededeelzaamheid niet, want aan zoo eene offerande heeft God een welbehagen." Jacobus 1 26: „Indien iemand onder u denkt, dat hij godsdienstig is en hij zijne tong niet in toom houdt, maar zijn hart verleddt, deze godsdienst is ijdel.'' Ik zal hier niet alles wat in de Heilige Schrift staat, hier woordelijik naar voren brengen, maar mij bepalen, tot het opgeven van enkele verzen, die kunnen alien dan thuis eens op het gemak naziea: Jacobus 2 vers 2 tot en met 8, en dan vender: vers 15 tot en met vers 22, en tot slot dezer vergadering Jacobus 5: „Wel- aan, nu gij rijken weent en huilt over uwe ellenddgheden die over u komen. Uw rijkdom is verrot en uwe kleeren zijn. van de motten gegeten geworden. Uw goud en zilver is ver- roest en hun roest zal u zijn tot eene getuige- nis en zal uw vleesch als een vuur verteren; gij hebt schatten vergaderd in de laatste dagen. Zie het loon der werklieden, die Uwe landen gemaaid hebben, hetwelk van u verkort is roept en het geschred dergenen die geoogst hebben is gekomen tot in de ooren des Heeren Zebaoth." En zoo staat dat boek vol van voorbeelden, en werkelijkheden die men dagelijks zelf ziet en ondervindt. Aldus hier is de tijd om te oogsten en te helpen zooveel in ons vermogen is, men mag niet terug schrikken voor enkele honderden guldens. Heeft de gemeente niet getoond met de ramp te Borculo en omstreken en nu weder met den watersnood, goedgeefsch te zijn? Voor deze twee rampen is door de Hoekscihe ingezetenen bijeengebracht ruim f 2000, zou men dan voor de ingezetenen niets kunnen doen? Dat zou te betreuren zijn, met een beetje goeden wil kan er veel tot stand worden gebracht. Delft heeft bij de uitbetaling aan de werkloozenkas betaald 54.456 en aan bijzonderen steun f 91.030. De heer PLADDET: Ik hoor daar de heer Meertens spreken over eene christelijke regee ring ten tijde van Groen van Prinsterer, maar ik wil even opmerken, dat die niet geregeerd heeft, waarom Thorbecke eens van hem zeide, dat hij een veldheer was zonder' leger. Alleen zal het maar moeilijk gaan om een land te re- geeren. i De heer A. MEERTENS: Ik zeg ook met, dat Groen van Prinsterer zelf heeft geregeerd, maar alleen, dat hij was een van de leidende pers-o onl ij kheden De heer PLADDET: Om verder te gaan, in 1924 is door de gemeente aan de werkloozen kas betaald, een bedrag van 2700, in 1925 f 1800 en als daar nu nog twee duizend gulden bijkomt, is dat 3800, dus we geraken van de sloot in de gracht. De toestanden worden hier- mede niet opgeheven. Nu is de groote vraag, men kan het afkeuren, men kan met de werk loozenkas rfiet sympafchiseeren, maar dit wil ik hier naar voren brengen, dat ik, te samen met Van Petegeim en anderen, een van de eersten was, die heeft getracht een reglement voor de toen in wording zijnde kas te helpen vaststel- len. Als ik nu zoo'n tegenstander daarvan was, dan zou ik mij daartoe niet hebben laten vin den. De heer A. MEERTENS: Daar zijn ze nu niet mee geholpen. De heer PLADDET: Ik weet niet goed, hoe het daarmede op het oogenblik staat, maar toen de Landarbeidswet van Minister Talma in het leven werd geroepen, is ook in deze gemeente onderscheidene malen vergaderd, teneinde ook hier te trachten voor de landarbeiders een plaatsje machtig te worden. Wat is de oorzaak, dat dat zaakje zoo in het water is gevallen Ik meen toch niet op grond van eenig politiek verschil! Als er eens krachtig aan gewerkt werd, om van landeigenaars een stuk grond aan te koopen, dan vertrouw ik, dat er nog wel kans was, om daarmede iets te bereiken. Er zijn toch landeigenaars, b.v. in Middelburg, die hier een goede 300 gemeten land hebben, en dan is daar het land van de diaconie te Ter Neuzen, Misschien was het mogelijk, om daar land te kunnen koopen. Als daarvoor dan men schen werden aangenomen, die werken willen, dan was daarmede zeer zeker iets te bereiken. Ik zie niet in, dat het nu daarvoor te laat is. Vermoedelijk wordt dit jaar nog de Dijdc- meester-polder verkocht, en als dat dan kon worden aangekocht in kaveltjes van twee en drie gemeten, dan zouden daarvan vele men schen kunnen profiteeren, en het land ligt daar haast allemaal vlak bij den verbindings weg. Wanneer de vereeniging die hier te dien opziehte heeft bestaan, aldus weer opstond, en krachtig de zaak begon aan te pakken, dan geloof ik voor mij, dat dat veel beter zou zijn, dan al die steun uit werkloozenkassen. Misschien kan dit denkbeeld ook de goedkeu ring van Meertens wegdragen. De heer A. MEERTENS: Ik stem gaame toe, dat ik het bestaan van een flinke land- arbeidersvereeniging in deze gemeente ten zeerste zou toejuichen, wanneer er dan ten- minste iets door zou worden gepresteerd. Er heeft hier echter destijds eene neutrale ver eeniging bestaan, en de oprichters van die vereeniging zijn in onderhandeling getreden, met de partijgenooten van den heer Pladdet. maar de heeren wensehten niet mede te wer ken, en vormden in allerijl eene z.g. christe lijke landarbeiders vereeniging voor den kriug het land van Axel, bij welke vereeniging de partijgenooten van den heer Pladdet, die in deze gemeente woonden zich aansloten. Af ge scheiden van de kwestie, dat reeds direct door den Minister er op gewezen was, dat de land- arbeidersvereenigingen geen politieke neven- bedoelingen mochten hebben, maar een strikt neutraal karakter moesten behouden, werd door de oprichting van dezen tweeden bond den pas voor de eerste vereeniging afgesne- den, aangezien er maar een vereeniging in denzelfden kring mocht bestaan. Teneinde echter het algemeen belang te stellen boven het partijibelang, sloten de leden van den eersten bond zich aan bij de nieuw opgerichte vereeniging, en werd een algemeen bestuur ge- kozen, teneinde de zaken verder te behandelen. En wat bleek nu? Juist de mannen van Uw partij, hebben de zaak tot niets gebracht en zoodanig verwaarloosd, dat er niets van te- recht is gekomen. Dat is de zaak. De heer PLADDET: Ik dacht, dat het toch zoover was, dat de Koninklijke goedkeuring verkregen is De VOORZITTER: Dat is ook inderdaad zoo geweest. De heer PLADDET: Het is best mogelijk, dat het zoo geloopen is, daarom vroeg ik zoo- ev§ji, of er politieke verschillen in het spel zijn geweest, maar als er dan twee vereeni- gingen zijn geweest, dan roep ik van deze plaats de christelijke vereeniging toe, waar blijven jullie met de resultaten van Uw werk' ue VOORZITTER: Heeren we zullen de dis- cussie thans beemdigen, ik zal het voorstel ran den heer A. Meertens, om f 2000 uit de ge meentekas beschikbaar te stellen voor de uit getrokken werkloozen in stemming brengen. Het voorstel wordt verworpen met 4 tegea 3 stemmen, die van de heeren A. Meertens, M de Feijter en H. Pladdet. De heer M. DE FEIJTER: Dat is dan ook weer tegengevallen, iets, wat ik vooraf heb voorzien. Dat de overige leden er tegen ster*- men, is nog begrijpelijfc, maar dat de heer Vsw 't Hoff, die hier toch ook door den werkmajB is gezet, dat door zijn sahuld laat mialukken, vind ik verschrikkelijk, dat is een schandaai, ik De VOORZITTER: U moogt niet persoon- lijk worden. De heer A. MEERTENS: Het geeft nika. gooi het er nu maar uit. De VOORZITTER: Ik sluit de discusaie over dit punt, we gaan over tot het volgende punt van de agenda. Verzoek van het kerkbestuur der Gerefor- meerde Kerk, om op gemeentegrond een zink- put te mogen leggen. Zonder hoofdelijke stemming- wordt aan 4it verzoek voldaan onder voorwaarde, dat de aaa- leg op voldoende diepte gesohiedt. Reclames tegen de hondenbelasting. Zonder hoofdelijke stemming wordt aan der. heer J. de Jonge ontheffing over een half jaar verleend, terwijl twee honden van den heer P. A. Kindt, die ten onrechte als bandhonden em het kohier vermeld staan, worden geplaatst bij de werkhonden. Evenzoo wordt een als los- - loopenden hond te boek staand, op reclame van den heer Dhhijvetter, verplaatst naar de klas se bandhonden. De reclame van den heer L. Dielemar, te Schoondijke, houdende verzoek om ontheffing wordt ongegrond verklaard. Een schrijven van het Comite voor het leg gen eener watorleiding in Zeeuwsch-Vlaande- ren, waarbij den raad in overweging wordt gegeven, om alsnog te willen toetreden. De VOORZITTER: Zooals de heeren heb ben gezien, zijn de voorwaarden waaronder de gemeente thans kan toetreden veel gemakke- lijker dan voorheen. Is er iemand, die naar aanleiding van dit schrijven het woord ver langt De heer A. MEERTENS: Ik zou het ver zoek eenvoudig voor kennisgeving willen aan nemen, dan zijn we er in eens vanaf. De VOORZITTER: Als de heeren anders nog eerst uitvoeriger inldchtingen willen heb ben, dan kunnen we de zaak nog wel eens a&n- houden en een deskundige laten ontbieden ter nadere verklaring. De garantie voor de ge meenten is nu in de nieuwe voorwaarden ge- heel vervallen, aangezien er een wetsontwerp zal worden ingediend, waarbij het rijk rich garant stelt. De heer A. MEERTENS: Dat wetsontwerp is er nog niet, dat moet toch ook nog eecrst worden aangenomen. De VOORZITTER: Dat zal zeer vermoede lijk ook worden aangenomen, maar we kun nen de garantie-stelling door het rijk als voor waarde verbinden aan de eventueele toetredi ag door de gemeente. De kwestie is deze, als 4e waterleiding wordt aangelegd, dan moet de gemeente er toch in helpen betalen, ook al treden wij niet toe. De heer A. MEERTENS: De menschen tyn er hier zoogoed als allemaal tegen, en ik help er niet aan mede, om ze tot aansluiting te verplichten. De VOORZITTER: Die verplichting is in de nieuwe voorwaarden vervallen, het wordt w.n Burg, en Weth. overgelaten, evenzoo het on- derzoek van het water. Als iemand goed regea- water heeft, dan zullen Burg, en Weth. er niet toe overgaan, om iemand tegen zijn wil te verplichten tot aansluiting, dat hebben we zelf in onze handen. De heer A. MEERTENS: Zoolang wij hier zitten wel niet, maar wie zal zeggen, dat zijj die na ons komen, dat ook niet zullen doen? Als we een leiding willen leggen, laat er ofis dan een leggen, om van het water dat er te i veel staat af te komen. De heer J. D. DE FEIJTER: Dat zou beter zijn. De heer A. MEERTENS: Als er later ees college moest komen, dat met hand en tand voor de waterleiding werkte, b.v. als je men schen had, zooals hier de heer Van 't Hoff, die zoo aan de waterleiding trekt dan De heer VAN 't HOFF: Pardon, ik ben op dat punt tot een ander inzioht gekomen, de belastingen in de gemeente zijn al hoog ge noeg en de tijd wordt steeds siechter. Boven- dieh zijn de inwoners er tegen, zoodat ik mijn stem niet aan het verzoek tot toetredmg mi geven. De heer A. MEERTENS: Profacmt dan! De VOORZITTER: ^De aanleg kost niets. het aanleggen van een kraan geschiedt koste- loos, en er is een reductie op het tarief ge bracht van 10 De heer J. A. MEERTENS: Ik zou er met voor te vinden zijn, om, wanneer iemand goen water heeft, dat af te keuren, en ook U niet, maar afgescheiden daarvan, zou hier van een aanleg niets terecht komen, omdat er zoogoed als geen aansluitingen zouden zijn, en er moet toch ook eenig uitzicht op verbruik zijn. Door de heeren der maatschappij is destijds wel ge zegd, dat de rentabilitedt niet twijfelachbig :a, maar als ze daarvan dan zoo zeker zijn, dan kunnen ze de aanleg ook wel op eigen risico doen geschieden. Ik zal niet tegenspreker. dat er een gedeelte van onze gemeente mee zou gehaat zijn, b.v. in den Nieuw-Neuzmv polder, maar juist daar, waar ze het hards, zouden noodig hebben, kan niet worden aa-n- gesloten, en we krijgen nu en dan al wat mee over het licht, en clan zou de waterleiding er nog eens bijkomen. De heer JANSEN: Ik dacht, clat de leulmg toch langs dien kant zou worden gelegd? De VOORZITTER: Op het bestaande plan niet, maar we zouden wijziging daarvan kun nen aanvragen. Ik voor mij, ik zou het ver- standig vinden, om het besluit op dit verzoek nog eens aan te houden, en eerst nog eens g^oedui inlichtingen in te winnen. De heer A. MEERTENS: Ik ben er absoluut tegen om de leiding aan te leggen, en sta nog steeds op mijn vroeger ingenomen standpunt, om er niet op in te gaan. De heer J. D. DE FEIJTER: Ik zou er ook maar geen verdere moeite meer voor doen. Met algemeene stemmen wordt besloten, niet tot toetreding over te gaan. Rondvraag. De heer M. DE FEIJTER: Naar aanleiding van het verwerpen van mijn voorstel, om het bedrag voor noodzakelijk Ievensonderhoud te verhoogen, ben ik voomemens, om thans een voorstel in te dienen, om den kinderaftrek te brengen van f 50 op f 100. De VOORZITTER: Dat kan toch in deze vergadering niet meer, maar als U het goal vindt, zal ik het op de agenda voor de volgende vergadering doen plaatsen. De heer DE FEIJTER: Het was ook met mijne bedoeling, dit nu te doen, maar dan kun nen de heeren er eens over denken tegen uat we weer bij elkaar komen. Niets meer te behandelen zijnde, en me- mand meer het woord veriangende, slui1 VOORZITTER de vergadering.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1926 | | pagina 8