toe stand d ring end noodig is. Waar men ook in de omgeving komt, in Philippine, Westdorpe, of waar ook, nergens zal men in de gebouwde kom een weg vinxlen die in zoo'n slecbten toe- stand verkeert, zooals dat ieder najaar, als het laatste vervoer geschied is het geval is. Spreker meent, dat men het op prijs zou moeten stelltfn, dat de polders in het algemeen zooveel aan de wegen doen, doch in elke be- bouwde kom komt de zorg er voor aan de ge- meente. De toestand die hier ontstaan is, is een gevolg van de van wege de gemeente verleende bouwvergunndngen. Er ontstaan nu wonder- lijke toestanden. Een klein-landbouwer stond met een wagen met 2 paarden op den weg, zijn eigen weg, en tegen hem werd door de politie aanmerking gemaakt, dat hij op zijn eigen weg wat slijk aan de wielen had. De man kon maar niet begrijpen, dat hij daarvoor proces-verbaal kon krijgen, omdat het zijn eigen weg was. Toch volgde dit. Met een beetje goeden wil meent spreker kan de weg wel aan de gemeente komen. Er zijn al verschillende wegsgedeelten overgeno- men die niet verhard waren en sleehter als deze en men moef bedenken, dat daar een nij- verige bevolking woont, die daar dag en nacht passeeren moet. Men moet het niet doen voor den polder, maar voor de bevolking van Sluis- kil. De heer HAMELINK herinnert in de verga- dering op 17 September 1.1., toen burgemees- ter en wethouders voorstelden het straatje te Driewegen over te nemen, hetgeen alleen met de stemmen van Hamelink: en Van Driel tegen werd aangenomen, heeft gewaarschuw 1, dat men, dien weg opgaande, voor verdere conse- quenties in dat opzicht zou komen staan, en verschillende misstanden van gemeentewege zouden moeten worden opgeknapt. De heer D. SCHEELE meent, dat de heer Hamelink ziehzelf thans een pluim op den hoed wenscht te steken, door te zeggen: zie je wel heeren, ik heb jelui wel gewaanschuwd! Daar- uit mag ook afgeleid worden, dat hij voor over- neming van dezen weg ook niet veel voelt. Bij spreker was dat met betrekking tot dat straatje op Driewegen ook wel het geval, maar dat is toch ndet met dezen toestand te verge- lijken. Daar betrof het een klein eindje straat dat aan weerszijden is bebouwd, terwijl het verbeteren een kleinigheid kostte, en men de zekerheid had, dat dit niet slecht meer zal wor den. Hier is het heel wat anders, want als de gemeente dezen weg overneemt zal er jaarlijks een groote post voor ondeiihoud op de begroo- ting moeten komen. De Pierssenspolder heeft goed kapitaalkrachtige eigenaars en de polders behooren het zich tot een eer te rekenen hunne wegen goed te onderhouden. Indien echter vervolgt spreker de polders de wegen niet in goeden staat onderhouden, verplicht die lr£ki<o1c pv rjori fApl De heer VAN CADSAND wijst er op, dat deze kwestie door den heer Oolsen reeds wijd en breed besproken is en er dus niet zooveel meer over valt te zeggen. Hij meent, dat het hier niet~de kwestie is om den polder te ont- lasten van het onderhoud van den weg, doch om de bewoners te helpen. Kan dit laatste niet op andere wijze Hij meent, dat, indien de be woners maar een trottoir hadden ze al gehol- pen zouden zijn. Dat zal toch niet zooveel kos- ten, de weg blijft dan wel vuil en smerig lig- gen, doch de bewoners hebben die dan niet meer noodig. De VOORZITTER verwondert zich over het betoog van den heer Colsen, die ovememing van den weg bepleit met het oog op de belan- gen van de bevolking van Sluiskil, doch tevens tot uitdrukking brengt, dat het betreft een weg voor nationaal verkeer," en zij een verbinding vormt van Hoek met Philippine en Sas van Gent. Nu is het toch altijd zeer riskant een weg voor algemeen verkeer dienende over te nemen. Toch is spreker ook van meening, dat wij er niet aan zullen ontkomen. De kwestie is nu maar, hoe men op de goedkoopste wijze den weg in orde zal krijgen. Hij wijst op den weg door de gemeente Westdorpe, die ook als zeer slecht bekend staat, doch die nu zal wor den verbeterd voor rekendng van de provincie en de gemeente met een bijdrage der polder- besturen. Zou men ook in onze gemeente op die wijze geen verbetering van wegen kunnen aanhangig maken? Hij beveelt aan het benoe- men eener wegen-commissie, die dan het ge- heel kan overzien, want er zijn nog meer slech- te wegen in onze gemeente. Spreker wijst daarvoor op de Blikstraat en den weg over den Molen- en Koedijk. Er zou dan een poging kunnen worden aangewend tot het verkrijgen van algemeene wegsverbetering. Gedeputeerde staten van Zeeland zijn daar druk mee bezig. Er wordt nu gesproken van een padje voor de deur der woningen. De gemeente kan dat niet maken omdat de weg niet haar eigendom is. Bovendien zou dat pad toch ook worden bereden en dus spoedig weer in minder goeden staat zijn. Als men dit door het plaatsen van paaltjes zou willen voorkomen, ontstaat het gevaar van het voorkomen van ongelukken. Indien nu iets eenmaal onmogelijk is tot stand te brengen kan het toch niet De heer COLSEN wijst er op, dat de weg door Westdorpe bij de polders in onderhoud is, doch dat de gemeente daar toch een stoep naast heeft gelegd. over de koop gesproken is. Het komt aan spre ker voor, dat de heer Colsen nu niet zeggen kan: neen, zoo is het gegaan. Spreker heeft naar zijn beste weten alles onderzocht en hij heeft daaruit den indruk ge- kregen, dat de heer Hamelink wel veel op zich heeft genomen, want dat er van de klacht niet veel is over gebleven. Nu wil spreker volstrekt niet zeggen, dat de heer Hamelink dit met voorbedachten rade heeft gedaan, hij wil aan- nemen, dat de klachten te goeder trouw zijn overgebracht, want de menschen spreken niet altijd op dezelfde manier, en zoo zullen de me- dedeelingen die den heer Hamelink bereikten anders geiuid hebben dan toen ze bij de com missie kwamen. De heer D. SCHEELE verklaart, dat hem een uitdrukking van den heer Hamelink ten zeerste spijt en meent, dat deze hem zou moe ten rehabiliteeren. Deze heeft n.l. gezegd, dat de heeren in besloten vergadering zeggen, dat het in het belang der gemeente zou zijn, dat de heer Van der Lubbe verdween en hem in open- bare zitting verdedigen. Dat is toch een be- schuldiging, die alle leden treft, want de heer Hamelink heeft geen naam genoemd en alleen gesproken van „de heeren.'' De heer HAMELINK: U begrijpt, dat ik dit graag zou doen, maar ik mag dat juist niet. De heer D. SCHEELE kan dat niet ontken- nen, maar wijst er op, dat hierdoor toch een blaam wordt geworpen op alle raadsleden, die de voorstellen van burgemeester en wethouders hebben gesteund. Naar spreker hoorde, is het den vorigen keer nog erger gegaan, maar hij moet dan toch zeg- gan, dat het den verkeerden weg op gaat, en hij meent, dat men bij het behartigen van de ge- meentebelangen, zij het dan ieder op zijn wijze, niet zoover moet gaan, dat men in elkaars zaken gaat treden of elkaars goeden naam in gevaar gaat brengen. Hij achf"het ook geen goede methode om elkaar hier uit te gaan dagen voor een debat over de onderwerpen die hier behandeld worden. Wil men dat doen in dagen van verkiezingen dan is het wat anders, maar laat men over het algemeen elkaar wat meer respecteeren. De heer HAMELINK herhaalt in dit geval geen namen te mogen noemen, doch meent, dat ieder zijn conclusie kan trekken. De heer VERLINDE wijst er op, dat in zake de kwestie-Leunis het „jav van den knecht van Van Eerdenburg staat tegenover het „neen" van den heer Leunis. De heer HAMELINK is de zaak al lang beu. De heer VAN RIET geeft te kennen, dat de knecht hier buiten beschouwing kan blijven, die is er niet bij geweest. Het verwondert hem, waarom de commissie anders aan Leunis niet heeft gevraagd of de knecht er bij geweest is. Leunis verklaart, dat die er niet bij geweest is en hij maar met zijn beiden was. De heer HAMELINK: De knecht was in de omgeving, heeft altijd de zaken gedaan en daandoor van alles wat er omging op de hoog- te, waarvoor Van Eerdenburg hem zoo noodig inlichtte. De heer VAN RIET noemt het ook laster, in dien de heer Verlinde die kwestie van die 10 lichtpunten naar voren brengt en op stuk van zaken, indien een onderzoek wordt ingesteld, zijn zegsman niet durft of wenscht te noemen. Indien een raadslid zooiets als vast aanneemt en daarover met derden gaat spreken, behoort hij vast in zqn sehoenen te staan, opdat bet, indien een onderzoek wordt ingesteld, bewezen kan worden. Indien dit niet kan, moet men er niet over spreken. Voor spreker bestaat er nu in dat geval geen derde persoon. Als die per- soon was opgenomen had hij 90 voor ziehzelf en f 100 voor de gemeente kunnen. verdienen. Aangezien hij niet naar voren komt, moet spre ker aannemen dat hij niet bestaat. De heer VERLINDE: Dus, omdat ik den naam niet noem, verondersteld u, dat ik hier zit te liegen? De VOORZITTER: Neen, dat is zoo niet! De heer COLSEN heeft zooeven meegedeeld, dat de knecht van Van Eerdenburg hem heeft verteld, dat de motor verkocht was en dat hij in de nabijheid was, toen Leunis op het terrein kwam en hem meedeelde, dat hij den motor niet kon nemen omdat Van der Lubbe die niet wilde aansluiten. Hij tart den heer Van Riet om aan te toonen, dat hij hier over deze kwestie zou gelasterd hebben. Spreker heeft geen enkele beschuldi- ging of klacht genoemd, doch wel gezegd, dat kij van verschillende klachten gehoord had. Bij de commissie had spreker die klachten naar voren willen brengen. Hij kan ook bewijzen, dat er gegronde klach ten zijn. Een klacht, een feit, heeft spreker ge noemd. Maar is dat laster? Indien spreker in de gelegenheid is de stroomsterkte te meten en er blijkt dan dat deze maar 189 volt is in plaats van 220 dan kan men dat toch geen laster noe men. Laat de heer Van Riet dan ook eens trachten een voltmeter te krijgen en laat hij zich dan ook eens overtuigen. En hoe denkt de heer Van Riet over de be- langen van den middenstand? Het is mooi en goc.', dat de heer Van Riet ijvert voor een 8-urendag, doch hoe denkt hij over de belangen van den middenstand, die door de handelingen van den administrateur der centrale zoo in het gedrang komt. Is het niet teekenend, dat hier geen particulier installatiebureau is? Spreker heeft wel eens aan winkeliers in eleetrische artikelen gevraagd of ze daarin hun verdien- sten konden vinden. Het eenstemmige ant- woord was: ja, als de heer Van der Lubbe er niet was; thans: neen! Is dat niet opmerke- lijk. dat er in geheel deze groote gemeente geen 1 van kan bestaan, doch dat er op het kleinc Sluiskil 3 van leven Hjj raadt den heer Van Riet aan, om zijne ledigen tijd er eens aan te besteden de oor- zaken daarvan grondig te onderzoeken. Hij kan hem aanraden eens te vragen, aan den heer Tazelaar en bij den landbouwer De Regt in de Axelsehe straat, wat hun is overkomen, hij wil die namen nog wel eens noemen. Dan zal mis- schien de oorzaak tot hem doordringen. Maar roept spreker hem toe u moet waar zijn U moet er eerlijk voor uitkomen! Maar dat duet u niet Ik tart u, uwe beschuldiging tegenover mij waar te makenu is eigenlijk niet waard, dat men het woord tegen u voert De VOORZITTER hamert onder het laatste gedeelte van het betoog van den heer Colsen, die onder zijn woorden hoe langer hoe meer verontwaardigd blijkt. De VOORZITTER verzoekt den heer Colsen 266 niet voort te gaan en het hem niet te moei- lijk te maken. De heer COLSEN stemt toe, dat het maar beter is verder te zwijgen, men verliest anders zijn kalmte. De VOORZITTER noemt het jammer, dat er aan het rapport geen conclusie is toegevoegd. De heer Verlinde zegt: we waren niet eenstem- mig, doch daarvan had dan toch in de conclusie kunnen blijken. Indien er een conclusie ge weest was, had men daarover kunnen spreken. Overigens vestigt hij er de aandaeht op, dat men toch wel al moet geleerd hebben, dat de menschen dikwijls met een betrekkelijk gemak iets zeggen, doch dat, indien men hen ter ver- antwoording gaat roepen, ze terstond een meer gereserveerd standpunt innemen. De raads leden behooren daarmede, bij het hun ter oore komen van een of ander rekening te houden, en ze behooren er zich ter dege voor te wachten, om zich door de menschen te laten gebruiken. die, als er onaangenaamheden uit volgen. I10™ in den steek laten en iets anders zeggen. Tot den heer Van Riet moet hij nog zeggen, dat deze wel heeft te kennen gegeven ook in de toekomst te willen optreden voor de verde- diging van burgers, die hier worden aangeval- len. Hij wil hem echter wel waarschuwen, dat het bij hern aan twijfel onderhevig is, of hij wel zal kunnen toelaten, dat de heer Van Riet daarmede voortgaat op een manier zooals hij dat nu reeds eenmaal deed, n.l. door het voor- lezen van een brief van derden. Hij acht dit eigenlijk niet oorbaar en geeft te kennen, dat derden, dat was met den heer Van der Lubbe ook het geval, wel andere middelen ten dienste staan om zich hier te verdedigen, dan om die boodschap op te dragen aan een raadslid. Hij stemt toe, dat laster is gelijk te stellen met een zak met veeren, die men van een toren uitschudt. Die laster gaat over geheel Ter Neuzen. Maar van die veeren kan men er na een poosje geen een meer terugvinden en zoo is het ook wel met den laster gesteld, men zal in Ter Neuzen geen enkel ingezetene meer vin den die nog onder den indruk daarvan verkeert. Spreker meent, dat de discussie hierover thans gesloten behoort te worden. Er moet hier in het belang der gemeente worden gewerkt en hij moet bij vemieuwing een beroep op de leden doen, om tegenover elkaar een welwillend standpunt in te nemen en bij verschil van meening de overtuiging met zich te dragen, dat ieder die iets zegt naar zijn eigen overtuiging, zulks doet in wat hij meent te zijn het belang der gemeente. 1. Een schrijven van gedeputeerde staten van Zeeland dd. 15 Januari 1926 waarbij deze met betrekking tot een gemeenschappelijke re- geling met de gemeente Sas van Gent ter ken- nis brengen vooralsnog geen termen te hebben gevonden om ter zake van het toelaten van kin- deren uit de gemeente Sas van Gent op de 0. 1. scholen te Ter Neuzen of omgekeerd, toepas- sing te geven aan art. 19, vijfde lid, der Lager- onderwijswet 1920. Aangenomen voor kennisgeving. m. Het verslag der Commissie van Toezicht op het Lager Onderwijs voor Sluiskil-Drie- wegen over het jaar 1925, luidende als volgt: De commissie hield in 1925 drie vergaderin- gen, waarvan een in de bijzondere school te Driewegen en twee in de openbare school te Sluiskil. De leden der commissie, die daartoe volgens de wet bevoegd zijn, nl. de heeren H. J. ■Colsen, A. Brakman en Th. L. A. van de Bilt, bezochten de tot hun ressort behoorende scho- ien twee maal. Zij konden bij het verslag, dat zij op de vergaderingen bij monde van den fvoorzitter uitbraehten, uiting geven aan hun gevoelens van tevredenheid, wat betreft de re- sultaten van het onderwijs en de plichtsbetrach- fting en den ijver van het personeel. Het heeft ide aandaeht getrokken van enkele leden der commissie, dat bij het handwerkonderwijs op de openbare school te Sluiskil, hetwelk des Maandags en des Woensdag's van 11 tot 12 uur tegelijk aan de meisjes van niet minder dan 5 klassen wordt gegeven, de leerlingen der beide laagste klassen noodgedwongen naar huis moeten worden gezonden, aangezien er dan in het leslokaal geen plaats voor is. En al is dit op meer scholen stellig het geval, al imoge die toestand blijkeris den door den heer Inspecteur van het Lager Onderwijs goedge- keurden lesrooster volmaakt in orde zijn, het zou niettemin der commissie voorkomen in het belang van het onderwijs te zijn, indien het handwerkonderwijs in de verschillende klassen imeer verdeeld werd gegeven, waardoor bereikt (zou worden, dat de betrokken onderwijzeres minder klassen tegelijk voor hare rekening Eou krijgen en dus meer en beter toezicht op de te maken werkstukken zou kunnen houden, Imaar waardoor ook voor de laagste klassen de imogelijkheid geopend zou worden. den vollen duur van den schooltijd, onderwijs te genieten. Ten aanzien van de schoolgebouwen veroor- looft de commissie zich, te wij.zen op den haars finziens onhoudbaren toestand van de Open- bare school te Sluiskil, waar de temperatuur in het lokaal der hoogste klassen tijdens de koude dagen voor en na Kerstvacantie, die achter ons ligt, dq 40 graden Fiharenheit niet te boven kwam, terwijl het zelfs is voorge- komen, dat de schooltijd een half uur te vroeg beeindigd moest worden door de te lage tem- tperatuur. Naar het oordeel der commissie zou ban dien toestand een einde gemaakt kunnen worden door de ramen goed sluitend te maken, maar vooral, door den ingang te maken aan de Zuidzijde der school op het speelterrein en de gang door te trekken lang? de geheele achter- 'zijde der school, waardoor dan tevens een ver betering ontstaan zou met andere plaatsing der privaten ten opzichte der leslokalen. In, de vacature, ontstaan door het vertrek van den heer J. Risseeuw, werd door den ge- meanteraad benoemd de heer J. -T. Kaan, die tevens tot secretaris benoemd werd. De samen- stelling der commissie was op 31 December 1925 dus als volgt: H. J. Colsen, voorzitter; °3. J. Kaan, secretaris; Th. L. A. van de Bilt, A. Brakman en J. C. Jansen, leden. De heer HAMELINK vraagt of burgemees ter en wethouders in dit verslag geen aanlei- ding vinden iets mee te deelen over de wijze waarop in de verwarming zal worden voorzien. Als het zoo erg is, dat men de school voor tijd moet sluiten kan het toch zoo niet blijven. De VOORZITTER geeft te kennen, dat men daar meermalen hinder met de kachels heeft ondervonden. Vandaar dat de beantwoording van de vraag van den heer Hamelink naar de kosten van centrale verwarming in vergelijking met de verwarming door kachels de oplossing kan brengen. Dat is echter een technische kwestie, die niet ineens te beantwoorden is. De heer COLSEN deelt mede, dat het niet de kwestie is van de kachels, die branden goed in bet eene lokaal was de temperatuur 60 gr., doch in het andere lokaal was bet niet te hou den, omdat bet daar niet goed sluit en bet bij Oostenwind veel tocbt, langs de buitendeur. Ook is het onhoudbaar, dat men direct van uit het schoollokaal toegang heeft tot de privaten. De VOORZITTER zegt toe, dat burgemees ter en wethouders een en ander onder de oogen zullen zien. 8. Ontslagverleening lid der Commissie van Toezicht op het M. O. Burgemeester en wethouders stellen voor den heer D. Daane Bolier overeenkomstig zijn ver- zoek wegens vertrek uit de gemeente eervol ontslag te verleenen als lid der commissie van toezicht op het middelbaar onderwijs. Met algemeene stemmen wordt aldus be- besloten. 4. Ontwerpen uitbreidingsplan der ge meente. Burgemeester en wethouders geven het vol- 'gende te kennen: Nu onze gemeente meer dan 10.000 inwoners telt moet ingevolge artikel 31 der Woningwet worden overgegaan tot vaststelling van een plan van uitbreiding, waarbij de bestemming •voor de naaste toekomst van den in dat plan begrepen grond in hoofdzaak wordt aange- "wezen. Waar het voor den gemeente-bouwmeester in verband met diens drukke werkzaamheden on- tnogelijk is dit plan te ontwerpen, hebben wij ons terzake gewernd tot de Vereeniging van Nederlandsche gemeenten te's Gravenihage. Vanwege deze Vereeniging ontvingen wij be- richt, dat zij bereid is een uitbreidingsplan te ontwerpen voor onze gemeente voor een maxi mum bedrag van 1000. In dit bedrag is be grepen het opmeten van het terrein en het in kaait brengen van het oude en nieuwe gedeelte der gemeente. In verba nd met bovenstaande stellen wij U voor ons te machtigen de Vereeniging van Nederlandsche Gemeenten te's Grayenhage op te dragen voor onze gemeente een uitbreidings plan te ontwerpen. De heer D. SCHEELE wil toegeven, dat de stelling van burgemeester en wethouders in theorie wel juist is, maar kan toch maar slecht gelooven, dat het maken van een uitbreidings plan voor onze gemeente nu zoo hard noodig is, daar er nog zooveel open terrein ligt, dat binnen afzienbaren tijd nog niet zal bebouwd zijn. Hij meent, dat men die daarv<x>r noodige duizend gulden nog best wat in kas kan houden. De heer COLSEN is van hetzelfde gevoelen, doch hij vraagt, of, indien het moet, of het dan niet op een andere manier kan gevonden wor den, door b.v. den gemeente-bouwmeester een teekenaar die hier zonder werk is tijdelijk toe te voegen. De heer HAMELINK moet er ook op wijzen, dat Ter Neuzen nog maar enkele inwoners boven de 10.000' telt en dat de toestand er thans nog maar donker voorstaat. Kwam er een op lossing in de tarievenkwestie, dan was het iets anders, dan kregen we andere vooruitaichten, doch krijgt men die niet, dan is er geen sprake van uitbreiding der gemeente, dan zullen in- tegendeel velen naar elders moeten vertrekken. Hij kan alzoo de noodzakelijkheid van dat plan niet inzien, en gelooft daarom, dat men ook nog niet moet ingaan op de oplossing, die de heer Colsen aan de hand doet. De VOORZITTER geeft te kennen, dat het overschrijden van de 10,000 inwoners voor bur gemeester en wethouders ook nog niet direct aanleiding zou zijn geweest voor indiening van dit voorstel. Er zijn echter andere omstandig- heden, die dit voor de gemeente hoogst noodig maken. Een gewaarschuwd man telt voor 2 en uithoofde zekere feiten en voomemens die bur gemeester en wethouders ter oore zijn geko- men dienen ze dit voorstel in. Er hangen per- soonlijke belangen mede samen en belangheb- ben kunnen er ook aanspraak op maken, dat de gemeente een uitbreidingsplan vaststelt. De heer HAMELINK merkt op, dat de raad, alvorens te beslissen, die verschillende motie- ven dan toch ook nader zou behooren te kennen. De VOORZITTER zal die dan aan het eind der vergadering in commissoriale vergadering nader meedeelen. 5. Wijziging raadsbesluit tot ruiling van grond met Gebrs. Faas. Burgemeester en wethouders deelen mede, dat gedeputeerde staten hen verzoeken bij hun 'schrijven van 18/22 December 1925, no. 17, le afdeeling, den raad voor te stellen het raads besluit van 22 October 1925, tot ruiling van een stukje grond enz. met Gebrs. F'aas e. c. alhier, in dier voege te wijzigen, dat komt vast te staan, dat de gemeente te alien tijde en niet slechts in geval van ontedgening, weder in het bezit van den thans afgestanen grond kan komen. Verder wenschen zij van de gemeente de ver- zekering te ontvangen dat bij het in orde bren gen van de te maken doorgang van de Java- straat naar de Steenkamplaan het thans ter plaatse aanwezige privaat wordt afgebroken. Overeenkomsig dit schrijven stellen burge meester en wethouders voor het onder 6 in ge noemd raadsbesluit bepaalde luidende: „dat wanneer in de toekomst onteigening der per- ceelen aldaar moclit plaats vinden deze gronden weer aan de gemeente moeten worden afge- staan. voor vijf en twintig- gulden 25)" zoo- danig te wijzigen dat daarvoor wordt gelezen: „dat wanneer in de toekomst de gemeente weder in het bezit van den thans afgestanen grond wenscht te komen, dezen grond aan de gemeente moet worden afgestaan voor vijf en twintig gulden (f 25)''. Wat het tweede verzoek van gedeputeerde Staten betreft, kunnen zij u mededeelen, dat zij zich in verbinding hebben gesteld met den eige- naar van het genoemde privaat. In de eerstvol- gende raadsvergadering zullen. zij den uitslag van onze onderhandelingen wel kunnen mede deelen. Het voorstel wordt aangenomen met alge meene stemmen. 6. Verzoek tot het leggen van riolen in gemeentegrond. Naar aanleiding van een verzoek van G. F. P. van- der Peijl, om hem vergunning te ver leenen tot het leggen en hebben van 9 riolen in gemeentegrond, ten behoeve van de door hem te bouwen woningen op de perceelen ka- dastraal in deze gemeente bekend in sectie M, nos. 445, 364 en 365, gelegen aan de Stations- straat, stellen burgemeester en wethouders voor die vergunning te verleenen, o.m. onder voorwaarde, dat voor het herstellen en onder houden der op te breken straat een bedrag van f 5 moet worden betaald, benevens eene jaar- lijksche retributie van 22,50. Met algemeene stemmen wordt aldus be sloten. 7. Wijziging der verordening tot heffing van loon voor keuren van vee en vleesch. Burgemeester en wethouders hebben tot den raad het volgende schrijven gericht: In de vorige raadsvergadering werd aange- houden ons voorstel tot wijziging der verorde- ning tot heffing van loon voor het keuren van vee en vleesch in deze gemeente en werd door den heer Colsen een ander voorstel ingediend. Dit voorstel is door ons om bericht en raad gezonden aan den keuringsveearts alhier, van wien wij het volgende schrijven ontvingen: ,,Naar aanleiding van ontvangen schrijven „d.d. 31 December 1925 heb ik de eer Uw edel- „achtbaar college het navolgende te berichten. ,,De heer Colsen vindt de omschrijving van een „volwassen stuk rundvee (onder letter a) on- „voldoende en zegt, dat een dier volwassen kan „zijn op 1 jaar, maar, dat ook de mogelijkheid .bestaat, dat een dier van 4 jaar nog niet vol- „wassen is. Dit zijn wel excepties, doch het ar gument is juist een streng bewijs, dat men „voor het beschouwen als „volwassen" te zijn, „den leeftijd niet als voomaamste factor moet „aanmerken. Voor een juiste heffing van keur- „loon, moet men rekening houden met het „slachtgewicht. In de gemeente Ter Neuzen „worden meerendeels jonge volwassen runderen „geslacht, zonder breede tanden, met netto- „slachtgewicht gemiddeld 150250 K.G. Zoo „keurde ik b.v. Dirtsdag 5 Januari 1926 nog „eene 1% jarige vaars (zonder breede tanden) „met netto slacbtgewicht van 230 K.G. ,,De heer Colsen wil voor het rundvee, die ..omschrijving volgen, welke gebezigd wordt „voor de aangifte bij den Rijksontvanger. De „ambtenaren voor het geslacht (accijnzen) let- ,,ten echter hoofdzakelijk op de slachtwaarde, „d.w.z. gewicht en kwaliteit van het slachtdier. ,.De heer Colsen wil het aangiftebiljet aan den „Rijksontvanger verder laten gelden, als een „soort bewijsstuk voor den ouderdom, om de ..eenvoudige redenen,, dat de ambtenaren er ge- ,,noegen mede nemen. Dit moet in elk geval „bij den keuringsdienst worden voorkomen. ..Deskundig is het op een bcpaalden leeftijd onmogelijk aan de tanden te zien hoe oud of ,.het rundvee is. Een kalf van 5 wekqn, bezit ,;het volledig melkgebit, terwijl de tandwisse- „ling pas op IV2- tot 2jarigen leeftijd intreedt. „Men moet in de tusschenperioden den ouder- „dom schatten naar het uitwendig voorkomen, „etc. „Helgeen de heer Colsen dus voorstelt is „sleehts eene verplaatsing van de moeilijkheid „en wel omdat het deskundig niet uit is te ma- „ken of een stuk rundvee op een bepaalden leef- „tijd ouder, dan wel jonger dan een jaar is. „Indien men eere klasse-indeeling wil in den „geest als gegeven door den heer Colsen, dan „lijkt mij de volgende formatie veel beter. „Hierbij zijn geen grensgevallen mogelijk. „Keurloon: 2 rundvee met een of meer breede tanden. 1,50 rundvee zonder breede tanden, met „netto slachtgewicht boven de 100 K.G. 1 jong rundvee, geen nuchtere kalveren „zijnde met netto slachtgewicht onder de 100 „K.G. „f 1 vette kalveren. j 0,50 nuchtere kalveren, onder 1 maand. „De heer Colsen maakt aanmerking op het „zelfstandig naamwoord „hokkeling". Al „wojrdt de benaming „hokkeling" niet ge- „bruikt bij de aangifte voor bet geslacht, toch „neemt dit niet weg, dat het een zuiver Neder- „landsch woord is. Ook in van Dalen's woor- „denboek is het te vinden. Weliswaar wordt het „woord „hokkeling" in deze landstreken niet „gebruikt. Ter vermijding van eventueele moei- „lijkheden wil ik het gaarne schranpen.'' In verband met bovengenoemd schrijven stel len wij U voor, in de verordening tot heffing van loon voor het keuren van vee en vleesch in de gemeente Ter Neuzen, vastgesteld in de raadsvergadering van den 9 December 1920, gewijzigd in de raadsvergadering van den 20 Januari 1921, goedgekeurd bij Koninklijk be- sluit van 19 Maart 1921, no. 64, de volgende wijziging aan te brengen: Artikel 3 te lezen als volgt: a. Voor een levend of geslacht, niet afgehakt stuk rundvee met een of meer breede tanden 2, b. Voor een levend of geslacht niet af gehakt stuk rundvee zonder breede tanden, met netto slachtgewicht boven de 100 K.G. 1,50 c. Voor een levend of geskcht niet af gehakt stuk jong rundvee. geen nuchtere kalveren zijnde met netto slachtgewicht onder de 100 K.G. 1, d. Voor een vet kalf 1, e. Voor een nuchter kalf, onder 1 maand 0,50 f. Voor een levend of geslacht, niet af gehakt schaap, geit en veulen 0,50 g. Voor een levend of geslacht, niet af gehakt varken 0,75 h. Voor een levend of geslacht paard 2, Deze wijziging treedt in werking met ingang van den dag, volgende op dien waarop de Ko- ninklijke goedkeuring zal zijn verkregen. De VOORZITTER merkt in verband met de besprekingen in de vorige raadszitting op, geen Van Dalen's woordenboek voorhanden te heb ben, doch dat daarin de omschrijiving „hokke- lingen" voor het aanduiden van jong rundvee wel degelijk voorkomt. De heer COLSEN verklaart geen aanmer- kingen te hebben; burgemeester en wethouders hebben in hun nader voorstel met zijn bezwa- ren rekening gehouden. De VOORZITTER heeft de opmerking alleen gemaakt, omdat men anders wel zou kunnen zeggen, dat burgemeester en wethouders hun schoolgeld behooren terug te vorderen. Het voorstel wordt aangenomen met alge meene stemmen. 8. Afwijzend voorstel betreffende in be- heer en onderhoud nemen van een ge deelte weg van den Pierssenspolder te polder te Sluiskil. Burgemeester en wethouders deelen het vol gende mede: Naar aanleiding van het adres van het be- stuur van den Pierssenspolder, d.d. 30 Septem ber 1925, welk adres in Uwe vergadering van den 22 October 1925 in onze handen werd ge steld om bericht en advies, deelen wij Uwen raad het navolgende mede: Zooals U bekend is verzoekt het bestuur van den Pierssenspolder, om het gedeelte weg ge legen in den Pierssenspolder, langs het be- bouwde gedeelte van den dijk tusschen den Coe- gorspolder en den Pierssenspolder te Sluiskil, in eigendom, beheer en onderhoud over te nemen. Genoemde weg heeft eene lengte van 850 M., is het eigendom van den Coegorspolder en wordt onderhouden door den Pierssenspolder. De meest belanghebbenden bij eene behoorlijke verharding van dezen weg zijn de PierssenspoL der en de eigenaren van de aangrenzende gron den. De bewoners der woningen aan dezen weg, gebouwd, hebben er meer belang bij, dat langs hunne woningen een behoorlijk voetpad aan- wezig is. De weg is verhard met macadam, doch de afwatering en het onderhoud van den weg zijn onvoldoende, terwijl een behoorlijk voetpad tus schen de woningen en den weg ontbreekt. Betere verharding en afwatering van den weg zijn zeer noodzakelijk en een behoorlijk voetpad of trottoir voor de woningen is vooral in de wintermaanden onmisbaar. Het zal U echter uit bovenstaande duidelijk zijn, dat de weg niet voldoet aan de in de bouw- verordening bepaalde eischen, zoodat hij ook niet door de gemeente in dezen toestand kan worden overgenomen. In verband met het bepaalde bij artikel 56 der Bouwverordening stellen wii U voor den besturen van den Pierssens- en Coegorspolder te berichten, dat een straat of weg door de gemeente kan worden overgenomen wanneer deze is aangelegd en gerioleerd volgens een door den gemeenteraad goedgekeurd ontwerp. Genoemde polderbesturen konden wij dan te vens in overweging geven een ontwerp spoedig ter goedkeuring in te zenden. De heer COLSEN betoogt, na kennisneming van het rapport van oordeel te zijn, dat burge meester en wethouders hier een onjuist stand punt innemen, en zij geen rekening hebben gehouden met de geschiedenis van dezen weg. Men kan toch wel begrijpen, dat de Pierssens polder, die daarbij geen belang heeft, toch niet de groote kosten zal gaan maken van riolee- ring en bestrating van dezen weg Die weg is door den polder ten behoeve van het vervoer van de landbouwers in dien polder aangelegd. toen daar aan den dijk nog maar 3 woningen stonden. De grond voor het bouwen dier wo ningen en die er later geplaatst zijn is verkccbt door den Coegorspolder, die er dus voordee! van had, terwijl de gemeente aan de menschen vergunning heeft gegeven tot bouwen. Indien het gemeentebestuur zich er nu aan onttrekken wil dien toestand te verbeteren, dan had men indertijd geen vergunning moeten geven tot bouwen. Men moet bovendien in aanmerking nemen, dat de Pierssenspolder een der binnen- polders is met de zwaarste lasten. Dat de weg in den toestand gekomen is, waarin die nu ver keert is hoofdzakelijk een gevolg van de om- standigheid, dat de gemeente Hoek subsid'e heeft verleend voor het maken van een goeden weg over den Binnendii'k, waardoor langs den weg in den Pierssenspolder doorgaand verkeer gekomen is, maar het blijft voor dien polder ean overtolligen last, die heeft voor eigen be ll oefte geen dure weg noodig. Als men den benarden toestand ziet, zal men echter moeten erkennen, dat ten behoeve van de daar wonenden verbetering in den benarden Hij kan zich met het instellen eener wegen- commissie wel vereenigen. De heer HAMELINK meent, dat dit best kan worden opgedragen aan de commissie van bij stand voor publieke werken, die vergadert niet zoo dikwijls. De VOORZITTER oordeelt, dat er een af- zonderlijke commissie behoort te zijn. Het voorstel tot het instellen eener wegen- commissie zoowel als het afwijzend voorstel van burgemeester en wethouders betreffende overname van den weg worden met algemeene stemmen aangenomen. 9. Verzoek tot verbetering van een weg te Sluiskil. Naar aanleiding van het in de vorige verga dering in hunne handen om bericht en raad gestelde adres van A. van Aerde c.s., geven burgemeester en wethouders te kennen In Uwe vergadering van den 17 December j.l. werd in onze handen gesteld om bericht en raad het adres van A. van Aerde, M. de Feijter en P. Schelstraete te Sluiskil, d.d. 9 December 1925, houdende verzoek om den weg voor hunne woningen te verbeteren. Naar aanleiding van dit verzoek kunnen wij Uwen raad het navol gende mededeelen: Bedoeld gedeelte weg heeft eene lengte van d= 80 M., is het eigendom van den Coegors polder en wordt thans niet meer door den on- derhoudsplichtige onderhouden omdat door den aanleg van een oprit achter de woningen van adressanten, het gedeelte weg voor hunne wo ningen niet meer voor het rijtuigverkeer van de Pierssenspolderstraat naar den Westelijken ka- naaldijk noodig is. Adressanten hebben even- wel voor het voetverkeer dit gedeelte van den niet meer onderhouden weg niet noodig, omdat voor hunne woningen nog eene voldoende breedte eigen grond ligt, waarover zij een voet pad kunnen leggen naar de Kerkstraat. Willen zij toch gebuik maken van den weg voor hunne woningen, dan zou het gewenscht zijn, dat zij daarvan eene breedte van b.v. 1,50 M., van den Coegorspolder koopen, waarop door hen, als belanghebbenden eene verharding van tegels, of van macadam kan worden aangebracht. Waar het hier geen algemeen belang betreft

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1926 | | pagina 7