toe stand d ring end noodig is. Waar men ook in
de omgeving komt, in Philippine, Westdorpe,
of waar ook, nergens zal men in de gebouwde
kom een weg vinxlen die in zoo'n slecbten toe-
stand verkeert, zooals dat ieder najaar, als het
laatste vervoer geschied is het geval is.
Spreker meent, dat men het op prijs zou
moeten stelltfn, dat de polders in het algemeen
zooveel aan de wegen doen, doch in elke be-
bouwde kom komt de zorg er voor aan de ge-
meente. De toestand die hier ontstaan is, is een
gevolg van de van wege de gemeente verleende
bouwvergunndngen. Er ontstaan nu wonder-
lijke toestanden. Een klein-landbouwer stond
met een wagen met 2 paarden op den weg, zijn
eigen weg, en tegen hem werd door de politie
aanmerking gemaakt, dat hij op zijn eigen weg
wat slijk aan de wielen had. De man kon maar
niet begrijpen, dat hij daarvoor proces-verbaal
kon krijgen, omdat het zijn eigen weg was.
Toch volgde dit.
Met een beetje goeden wil meent spreker
kan de weg wel aan de gemeente komen. Er
zijn al verschillende wegsgedeelten overgeno-
men die niet verhard waren en sleehter als
deze en men moef bedenken, dat daar een nij-
verige bevolking woont, die daar dag en nacht
passeeren moet. Men moet het niet doen voor
den polder, maar voor de bevolking van Sluis-
kil.
De heer HAMELINK herinnert in de verga-
dering op 17 September 1.1., toen burgemees-
ter en wethouders voorstelden het straatje te
Driewegen over te nemen, hetgeen alleen met
de stemmen van Hamelink: en Van Driel tegen
werd aangenomen, heeft gewaarschuw 1, dat
men, dien weg opgaande, voor verdere conse-
quenties in dat opzicht zou komen staan,
en verschillende misstanden van gemeentewege
zouden moeten worden opgeknapt.
De heer D. SCHEELE meent, dat de heer
Hamelink ziehzelf thans een pluim op den hoed
wenscht te steken, door te zeggen: zie je wel
heeren, ik heb jelui wel gewaanschuwd! Daar-
uit mag ook afgeleid worden, dat hij voor over-
neming van dezen weg ook niet veel voelt.
Bij spreker was dat met betrekking tot dat
straatje op Driewegen ook wel het geval, maar
dat is toch ndet met dezen toestand te verge-
lijken. Daar betrof het een klein eindje straat
dat aan weerszijden is bebouwd, terwijl het
verbeteren een kleinigheid kostte, en men de
zekerheid had, dat dit niet slecht meer zal wor
den. Hier is het heel wat anders, want als de
gemeente dezen weg overneemt zal er jaarlijks
een groote post voor ondeiihoud op de begroo-
ting moeten komen. De Pierssenspolder heeft
goed kapitaalkrachtige eigenaars en de polders
behooren het zich tot een eer te rekenen hunne
wegen goed te onderhouden. Indien echter
vervolgt spreker de polders de wegen niet
in goeden staat onderhouden, verplicht die
lr£ki<o1c pv rjori fApl
De heer VAN CADSAND wijst er op, dat
deze kwestie door den heer Oolsen reeds wijd
en breed besproken is en er dus niet zooveel
meer over valt te zeggen. Hij meent, dat het
hier niet~de kwestie is om den polder te ont-
lasten van het onderhoud van den weg, doch
om de bewoners te helpen. Kan dit laatste niet
op andere wijze Hij meent, dat, indien de be
woners maar een trottoir hadden ze al gehol-
pen zouden zijn. Dat zal toch niet zooveel kos-
ten, de weg blijft dan wel vuil en smerig lig-
gen, doch de bewoners hebben die dan niet
meer noodig.
De VOORZITTER verwondert zich over het
betoog van den heer Colsen, die ovememing
van den weg bepleit met het oog op de belan-
gen van de bevolking van Sluiskil, doch tevens
tot uitdrukking brengt, dat het betreft een weg
voor nationaal verkeer," en zij een verbinding
vormt van Hoek met Philippine en Sas van
Gent. Nu is het toch altijd zeer riskant een
weg voor algemeen verkeer dienende over te
nemen. Toch is spreker ook van meening, dat
wij er niet aan zullen ontkomen. De kwestie
is nu maar, hoe men op de goedkoopste wijze
den weg in orde zal krijgen. Hij wijst op den
weg door de gemeente Westdorpe, die ook als
zeer slecht bekend staat, doch die nu zal wor
den verbeterd voor rekendng van de provincie
en de gemeente met een bijdrage der polder-
besturen. Zou men ook in onze gemeente op
die wijze geen verbetering van wegen kunnen
aanhangig maken? Hij beveelt aan het benoe-
men eener wegen-commissie, die dan het ge-
heel kan overzien, want er zijn nog meer slech-
te wegen in onze gemeente. Spreker wijst
daarvoor op de Blikstraat en den weg over den
Molen- en Koedijk. Er zou dan een poging
kunnen worden aangewend tot het verkrijgen
van algemeene wegsverbetering. Gedeputeerde
staten van Zeeland zijn daar druk mee bezig.
Er wordt nu gesproken van een padje voor
de deur der woningen. De gemeente kan dat
niet maken omdat de weg niet haar eigendom
is. Bovendien zou dat pad toch ook worden
bereden en dus spoedig weer in minder goeden
staat zijn. Als men dit door het plaatsen van
paaltjes zou willen voorkomen, ontstaat het
gevaar van het voorkomen van ongelukken.
Indien nu iets eenmaal onmogelijk is tot stand
te brengen kan het toch niet
De heer COLSEN wijst er op, dat de weg
door Westdorpe bij de polders in onderhoud is,
doch dat de gemeente daar toch een stoep
naast heeft gelegd.
over de koop gesproken is. Het komt aan spre
ker voor, dat de heer Colsen nu niet zeggen
kan: neen, zoo is het gegaan.
Spreker heeft naar zijn beste weten alles
onderzocht en hij heeft daaruit den indruk ge-
kregen, dat de heer Hamelink wel veel op zich
heeft genomen, want dat er van de klacht niet
veel is over gebleven. Nu wil spreker volstrekt
niet zeggen, dat de heer Hamelink dit met
voorbedachten rade heeft gedaan, hij wil aan-
nemen, dat de klachten te goeder trouw zijn
overgebracht, want de menschen spreken niet
altijd op dezelfde manier, en zoo zullen de me-
dedeelingen die den heer Hamelink bereikten
anders geiuid hebben dan toen ze bij de com
missie kwamen.
De heer D. SCHEELE verklaart, dat hem
een uitdrukking van den heer Hamelink ten
zeerste spijt en meent, dat deze hem zou moe
ten rehabiliteeren. Deze heeft n.l. gezegd, dat
de heeren in besloten vergadering zeggen, dat
het in het belang der gemeente zou zijn, dat de
heer Van der Lubbe verdween en hem in open-
bare zitting verdedigen. Dat is toch een be-
schuldiging, die alle leden treft, want de heer
Hamelink heeft geen naam genoemd en alleen
gesproken van „de heeren.''
De heer HAMELINK: U begrijpt, dat ik dit
graag zou doen, maar ik mag dat juist niet.
De heer D. SCHEELE kan dat niet ontken-
nen, maar wijst er op, dat hierdoor toch een
blaam wordt geworpen op alle raadsleden, die
de voorstellen van burgemeester en wethouders
hebben gesteund.
Naar spreker hoorde, is het den vorigen keer
nog erger gegaan, maar hij moet dan toch zeg-
gan, dat het den verkeerden weg op gaat, en hij
meent, dat men bij het behartigen van de ge-
meentebelangen, zij het dan ieder op zijn wijze,
niet zoover moet gaan, dat men in elkaars
zaken gaat treden of elkaars goeden naam in
gevaar gaat brengen. Hij achf"het ook geen
goede methode om elkaar hier uit te gaan
dagen voor een debat over de onderwerpen die
hier behandeld worden. Wil men dat doen in
dagen van verkiezingen dan is het wat anders,
maar laat men over het algemeen elkaar wat
meer respecteeren.
De heer HAMELINK herhaalt in dit geval
geen namen te mogen noemen, doch meent, dat
ieder zijn conclusie kan trekken.
De heer VERLINDE wijst er op, dat in zake
de kwestie-Leunis het „jav van den knecht
van Van Eerdenburg staat tegenover het
„neen" van den heer Leunis.
De heer HAMELINK is de zaak al lang beu.
De heer VAN RIET geeft te kennen, dat de
knecht hier buiten beschouwing kan blijven,
die is er niet bij geweest. Het verwondert
hem, waarom de commissie anders aan Leunis
niet heeft gevraagd of de knecht er bij geweest
is. Leunis verklaart, dat die er niet bij geweest
is en hij maar met zijn beiden was.
De heer HAMELINK: De knecht was in de
omgeving, heeft altijd de zaken gedaan en
daandoor van alles wat er omging op de hoog-
te, waarvoor Van Eerdenburg hem zoo noodig
inlichtte.
De heer VAN RIET noemt het ook laster, in
dien de heer Verlinde die kwestie van die 10
lichtpunten naar voren brengt en op stuk van
zaken, indien een onderzoek wordt ingesteld,
zijn zegsman niet durft of wenscht te noemen.
Indien een raadslid zooiets als vast aanneemt
en daarover met derden gaat spreken, behoort
hij vast in zqn sehoenen te staan, opdat bet,
indien een onderzoek wordt ingesteld, bewezen
kan worden. Indien dit niet kan, moet men er
niet over spreken. Voor spreker bestaat er nu
in dat geval geen derde persoon. Als die per-
soon was opgenomen had hij 90 voor ziehzelf
en f 100 voor de gemeente kunnen. verdienen.
Aangezien hij niet naar voren komt, moet spre
ker aannemen dat hij niet bestaat.
De heer VERLINDE: Dus, omdat ik den
naam niet noem, verondersteld u, dat ik hier
zit te liegen?
De VOORZITTER: Neen, dat is zoo niet!
De heer COLSEN heeft zooeven meegedeeld,
dat de knecht van Van Eerdenburg hem heeft
verteld, dat de motor verkocht was en dat hij
in de nabijheid was, toen Leunis op het terrein
kwam en hem meedeelde, dat hij den motor niet
kon nemen omdat Van der Lubbe die niet wilde
aansluiten.
Hij tart den heer Van Riet om aan te toonen,
dat hij hier over deze kwestie zou gelasterd
hebben. Spreker heeft geen enkele beschuldi-
ging of klacht genoemd, doch wel gezegd, dat
kij van verschillende klachten gehoord had. Bij
de commissie had spreker die klachten naar
voren willen brengen.
Hij kan ook bewijzen, dat er gegronde klach
ten zijn. Een klacht, een feit, heeft spreker ge
noemd. Maar is dat laster? Indien spreker in
de gelegenheid is de stroomsterkte te meten en
er blijkt dan dat deze maar 189 volt is in plaats
van 220 dan kan men dat toch geen laster noe
men. Laat de heer Van Riet dan ook eens
trachten een voltmeter te krijgen en laat hij
zich dan ook eens overtuigen.
En hoe denkt de heer Van Riet over de be-
langen van den middenstand? Het is mooi en
goc.', dat de heer Van Riet ijvert voor een
8-urendag, doch hoe denkt hij over de belangen
van den middenstand, die door de handelingen
van den administrateur der centrale zoo in het
gedrang komt. Is het niet teekenend, dat hier
geen particulier installatiebureau is? Spreker
heeft wel eens aan winkeliers in eleetrische
artikelen gevraagd of ze daarin hun verdien-
sten konden vinden. Het eenstemmige ant-
woord was: ja, als de heer Van der Lubbe er
niet was; thans: neen! Is dat niet opmerke-
lijk. dat er in geheel deze groote gemeente
geen 1 van kan bestaan, doch dat er op het
kleinc Sluiskil 3 van leven
Hjj raadt den heer Van Riet aan, om zijne
ledigen tijd er eens aan te besteden de oor-
zaken daarvan grondig te onderzoeken. Hij
kan hem aanraden eens te vragen, aan den heer
Tazelaar en bij den landbouwer De Regt in de
Axelsehe straat, wat hun is overkomen, hij wil
die namen nog wel eens noemen. Dan zal mis-
schien de oorzaak tot hem doordringen. Maar
roept spreker hem toe u moet waar zijn
U moet er eerlijk voor uitkomen! Maar dat
duet u niet
Ik tart u, uwe beschuldiging tegenover mij
waar te makenu is eigenlijk niet waard,
dat men het woord tegen u voert
De VOORZITTER hamert onder het laatste
gedeelte van het betoog van den heer Colsen,
die onder zijn woorden hoe langer hoe meer
verontwaardigd blijkt.
De VOORZITTER verzoekt den heer Colsen
266 niet voort te gaan en het hem niet te moei-
lijk te maken.
De heer COLSEN stemt toe, dat het maar
beter is verder te zwijgen, men verliest anders
zijn kalmte.
De VOORZITTER noemt het jammer, dat er
aan het rapport geen conclusie is toegevoegd.
De heer Verlinde zegt: we waren niet eenstem-
mig, doch daarvan had dan toch in de conclusie
kunnen blijken. Indien er een conclusie ge
weest was, had men daarover kunnen spreken.
Overigens vestigt hij er de aandaeht op, dat
men toch wel al moet geleerd hebben, dat de
menschen dikwijls met een betrekkelijk gemak
iets zeggen, doch dat, indien men hen ter ver-
antwoording gaat roepen, ze terstond een meer
gereserveerd standpunt innemen. De raads
leden behooren daarmede, bij het hun ter oore
komen van een of ander rekening te houden, en
ze behooren er zich ter dege voor te wachten,
om zich door de menschen te laten gebruiken.
die, als er onaangenaamheden uit volgen. I10™
in den steek laten en iets anders zeggen.
Tot den heer Van Riet moet hij nog zeggen,
dat deze wel heeft te kennen gegeven ook in
de toekomst te willen optreden voor de verde-
diging van burgers, die hier worden aangeval-
len. Hij wil hem echter wel waarschuwen, dat
het bij hern aan twijfel onderhevig is, of hij
wel zal kunnen toelaten, dat de heer Van Riet
daarmede voortgaat op een manier zooals hij
dat nu reeds eenmaal deed, n.l. door het voor-
lezen van een brief van derden. Hij acht dit
eigenlijk niet oorbaar en geeft te kennen, dat
derden, dat was met den heer Van der Lubbe
ook het geval, wel andere middelen ten dienste
staan om zich hier te verdedigen, dan om die
boodschap op te dragen aan een raadslid.
Hij stemt toe, dat laster is gelijk te stellen
met een zak met veeren, die men van een toren
uitschudt. Die laster gaat over geheel Ter
Neuzen. Maar van die veeren kan men er na
een poosje geen een meer terugvinden en zoo
is het ook wel met den laster gesteld, men zal
in Ter Neuzen geen enkel ingezetene meer vin
den die nog onder den indruk daarvan verkeert.
Spreker meent, dat de discussie hierover
thans gesloten behoort te worden.
Er moet hier in het belang der gemeente
worden gewerkt en hij moet bij vemieuwing
een beroep op de leden doen, om tegenover
elkaar een welwillend standpunt in te nemen
en bij verschil van meening de overtuiging met
zich te dragen, dat ieder die iets zegt naar zijn
eigen overtuiging, zulks doet in wat hij meent
te zijn het belang der gemeente.
1. Een schrijven van gedeputeerde staten
van Zeeland dd. 15 Januari 1926 waarbij deze
met betrekking tot een gemeenschappelijke re-
geling met de gemeente Sas van Gent ter ken-
nis brengen vooralsnog geen termen te hebben
gevonden om ter zake van het toelaten van kin-
deren uit de gemeente Sas van Gent op de 0. 1.
scholen te Ter Neuzen of omgekeerd, toepas-
sing te geven aan art. 19, vijfde lid, der Lager-
onderwijswet 1920.
Aangenomen voor kennisgeving.
m. Het verslag der Commissie van Toezicht
op het Lager Onderwijs voor Sluiskil-Drie-
wegen over het jaar 1925, luidende als volgt:
De commissie hield in 1925 drie vergaderin-
gen, waarvan een in de bijzondere school te
Driewegen en twee in de openbare school te
Sluiskil. De leden der commissie, die daartoe
volgens de wet bevoegd zijn, nl. de heeren H. J.
■Colsen, A. Brakman en Th. L. A. van de Bilt,
bezochten de tot hun ressort behoorende scho-
ien twee maal. Zij konden bij het verslag, dat
zij op de vergaderingen bij monde van den
fvoorzitter uitbraehten, uiting geven aan hun
gevoelens van tevredenheid, wat betreft de re-
sultaten van het onderwijs en de plichtsbetrach-
fting en den ijver van het personeel. Het heeft
ide aandaeht getrokken van enkele leden der
commissie, dat bij het handwerkonderwijs op
de openbare school te Sluiskil, hetwelk des
Maandags en des Woensdag's van 11 tot 12
uur tegelijk aan de meisjes van niet minder
dan 5 klassen wordt gegeven, de leerlingen
der beide laagste klassen noodgedwongen naar
huis moeten worden gezonden, aangezien er
dan in het leslokaal geen plaats voor is. En
al is dit op meer scholen stellig het geval, al
imoge die toestand blijkeris den door den heer
Inspecteur van het Lager Onderwijs goedge-
keurden lesrooster volmaakt in orde zijn, het
zou niettemin der commissie voorkomen in het
belang van het onderwijs te zijn, indien het
handwerkonderwijs in de verschillende klassen
imeer verdeeld werd gegeven, waardoor bereikt
(zou worden, dat de betrokken onderwijzeres
minder klassen tegelijk voor hare rekening
Eou krijgen en dus meer en beter toezicht op
de te maken werkstukken zou kunnen houden,
Imaar waardoor ook voor de laagste klassen de
imogelijkheid geopend zou worden. den vollen
duur van den schooltijd, onderwijs te genieten.
Ten aanzien van de schoolgebouwen veroor-
looft de commissie zich, te wij.zen op den haars
finziens onhoudbaren toestand van de Open-
bare school te Sluiskil, waar de temperatuur
in het lokaal der hoogste klassen tijdens de
koude dagen voor en na Kerstvacantie, die
achter ons ligt, dq 40 graden Fiharenheit niet
te boven kwam, terwijl het zelfs is voorge-
komen, dat de schooltijd een half uur te vroeg
beeindigd moest worden door de te lage tem-
tperatuur. Naar het oordeel der commissie zou
ban dien toestand een einde gemaakt kunnen
worden door de ramen goed sluitend te maken,
maar vooral, door den ingang te maken aan de
Zuidzijde der school op het speelterrein en de
gang door te trekken lang? de geheele achter-
'zijde der school, waardoor dan tevens een ver
betering ontstaan zou met andere plaatsing
der privaten ten opzichte der leslokalen.
In, de vacature, ontstaan door het vertrek
van den heer J. Risseeuw, werd door den ge-
meanteraad benoemd de heer J. -T. Kaan, die
tevens tot secretaris benoemd werd. De samen-
stelling der commissie was op 31 December
1925 dus als volgt: H. J. Colsen, voorzitter;
°3. J. Kaan, secretaris; Th. L. A. van de Bilt,
A. Brakman en J. C. Jansen, leden.
De heer HAMELINK vraagt of burgemees
ter en wethouders in dit verslag geen aanlei-
ding vinden iets mee te deelen over de wijze
waarop in de verwarming zal worden voorzien.
Als het zoo erg is, dat men de school voor tijd
moet sluiten kan het toch zoo niet blijven.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat men
daar meermalen hinder met de kachels heeft
ondervonden. Vandaar dat de beantwoording
van de vraag van den heer Hamelink naar de
kosten van centrale verwarming in vergelijking
met de verwarming door kachels de oplossing
kan brengen. Dat is echter een technische
kwestie, die niet ineens te beantwoorden is.
De heer COLSEN deelt mede, dat het niet de
kwestie is van de kachels, die branden goed
in bet eene lokaal was de temperatuur 60 gr.,
doch in het andere lokaal was bet niet te hou
den, omdat bet daar niet goed sluit en bet bij
Oostenwind veel tocbt, langs de buitendeur.
Ook is het onhoudbaar, dat men direct van uit
het schoollokaal toegang heeft tot de privaten.
De VOORZITTER zegt toe, dat burgemees
ter en wethouders een en ander onder de oogen
zullen zien.
8. Ontslagverleening lid der Commissie
van Toezicht op het M. O.
Burgemeester en wethouders stellen voor den
heer D. Daane Bolier overeenkomstig zijn ver-
zoek wegens vertrek uit de gemeente eervol
ontslag te verleenen als lid der commissie van
toezicht op het middelbaar onderwijs.
Met algemeene stemmen wordt aldus be-
besloten.
4. Ontwerpen uitbreidingsplan der ge
meente.
Burgemeester en wethouders geven het vol-
'gende te kennen:
Nu onze gemeente meer dan 10.000 inwoners
telt moet ingevolge artikel 31 der Woningwet
worden overgegaan tot vaststelling van een
plan van uitbreiding, waarbij de bestemming
•voor de naaste toekomst van den in dat plan
begrepen grond in hoofdzaak wordt aange-
"wezen.
Waar het voor den gemeente-bouwmeester in
verband met diens drukke werkzaamheden on-
tnogelijk is dit plan te ontwerpen, hebben wij
ons terzake gewernd tot de Vereeniging van
Nederlandsche gemeenten te's Gravenihage.
Vanwege deze Vereeniging ontvingen wij be-
richt, dat zij bereid is een uitbreidingsplan te
ontwerpen voor onze gemeente voor een maxi
mum bedrag van 1000. In dit bedrag is be
grepen het opmeten van het terrein en het in
kaait brengen van het oude en nieuwe gedeelte
der gemeente.
In verba nd met bovenstaande stellen wij U
voor ons te machtigen de Vereeniging van
Nederlandsche Gemeenten te's Grayenhage op
te dragen voor onze gemeente een uitbreidings
plan te ontwerpen.
De heer D. SCHEELE wil toegeven, dat de
stelling van burgemeester en wethouders in
theorie wel juist is, maar kan toch maar slecht
gelooven, dat het maken van een uitbreidings
plan voor onze gemeente nu zoo hard noodig
is, daar er nog zooveel open terrein ligt, dat
binnen afzienbaren tijd nog niet zal bebouwd
zijn. Hij meent, dat men die daarv<x>r noodige
duizend gulden nog best wat in kas kan
houden.
De heer COLSEN is van hetzelfde gevoelen,
doch hij vraagt, of, indien het moet, of het dan
niet op een andere manier kan gevonden wor
den, door b.v. den gemeente-bouwmeester een
teekenaar die hier zonder werk is tijdelijk toe
te voegen.
De heer HAMELINK moet er ook op wijzen,
dat Ter Neuzen nog maar enkele inwoners
boven de 10.000' telt en dat de toestand er thans
nog maar donker voorstaat. Kwam er een op
lossing in de tarievenkwestie, dan was het iets
anders, dan kregen we andere vooruitaichten,
doch krijgt men die niet, dan is er geen sprake
van uitbreiding der gemeente, dan zullen in-
tegendeel velen naar elders moeten vertrekken.
Hij kan alzoo de noodzakelijkheid van dat plan
niet inzien, en gelooft daarom, dat men ook
nog niet moet ingaan op de oplossing, die de
heer Colsen aan de hand doet.
De VOORZITTER geeft te kennen, dat het
overschrijden van de 10,000 inwoners voor bur
gemeester en wethouders ook nog niet direct
aanleiding zou zijn geweest voor indiening van
dit voorstel. Er zijn echter andere omstandig-
heden, die dit voor de gemeente hoogst noodig
maken. Een gewaarschuwd man telt voor 2 en
uithoofde zekere feiten en voomemens die bur
gemeester en wethouders ter oore zijn geko-
men dienen ze dit voorstel in. Er hangen per-
soonlijke belangen mede samen en belangheb-
ben kunnen er ook aanspraak op maken, dat de
gemeente een uitbreidingsplan vaststelt.
De heer HAMELINK merkt op, dat de raad,
alvorens te beslissen, die verschillende motie-
ven dan toch ook nader zou behooren te kennen.
De VOORZITTER zal die dan aan het eind
der vergadering in commissoriale vergadering
nader meedeelen.
5. Wijziging raadsbesluit tot ruiling van
grond met Gebrs. Faas.
Burgemeester en wethouders deelen mede,
dat gedeputeerde staten hen verzoeken bij hun
'schrijven van 18/22 December 1925, no. 17, le
afdeeling, den raad voor te stellen het raads
besluit van 22 October 1925, tot ruiling van een
stukje grond enz. met Gebrs. F'aas e. c. alhier,
in dier voege te wijzigen, dat komt vast te
staan, dat de gemeente te alien tijde en niet
slechts in geval van ontedgening, weder in het
bezit van den thans afgestanen grond kan
komen.
Verder wenschen zij van de gemeente de ver-
zekering te ontvangen dat bij het in orde bren
gen van de te maken doorgang van de Java-
straat naar de Steenkamplaan het thans ter
plaatse aanwezige privaat wordt afgebroken.
Overeenkomsig dit schrijven stellen burge
meester en wethouders voor het onder 6 in ge
noemd raadsbesluit bepaalde luidende: „dat
wanneer in de toekomst onteigening der per-
ceelen aldaar moclit plaats vinden deze gronden
weer aan de gemeente moeten worden afge-
staan. voor vijf en twintig- gulden 25)" zoo-
danig te wijzigen dat daarvoor wordt gelezen:
„dat wanneer in de toekomst de gemeente
weder in het bezit van den thans afgestanen
grond wenscht te komen, dezen grond aan de
gemeente moet worden afgestaan voor vijf en
twintig gulden (f 25)''.
Wat het tweede verzoek van gedeputeerde
Staten betreft, kunnen zij u mededeelen, dat zij
zich in verbinding hebben gesteld met den eige-
naar van het genoemde privaat. In de eerstvol-
gende raadsvergadering zullen. zij den uitslag
van onze onderhandelingen wel kunnen mede
deelen.
Het voorstel wordt aangenomen met alge
meene stemmen.
6. Verzoek tot het leggen van riolen in
gemeentegrond.
Naar aanleiding van een verzoek van G. F.
P. van- der Peijl, om hem vergunning te ver
leenen tot het leggen en hebben van 9 riolen
in gemeentegrond, ten behoeve van de door
hem te bouwen woningen op de perceelen ka-
dastraal in deze gemeente bekend in sectie M,
nos. 445, 364 en 365, gelegen aan de Stations-
straat, stellen burgemeester en wethouders
voor die vergunning te verleenen, o.m. onder
voorwaarde, dat voor het herstellen en onder
houden der op te breken straat een bedrag van
f 5 moet worden betaald, benevens eene jaar-
lijksche retributie van 22,50.
Met algemeene stemmen wordt aldus be
sloten.
7. Wijziging der verordening tot heffing
van loon voor keuren van vee en vleesch.
Burgemeester en wethouders hebben tot den
raad het volgende schrijven gericht:
In de vorige raadsvergadering werd aange-
houden ons voorstel tot wijziging der verorde-
ning tot heffing van loon voor het keuren van
vee en vleesch in deze gemeente en werd door
den heer Colsen een ander voorstel ingediend.
Dit voorstel is door ons om bericht en raad
gezonden aan den keuringsveearts alhier, van
wien wij het volgende schrijven ontvingen:
,,Naar aanleiding van ontvangen schrijven
„d.d. 31 December 1925 heb ik de eer Uw edel-
„achtbaar college het navolgende te berichten.
,,De heer Colsen vindt de omschrijving van een
„volwassen stuk rundvee (onder letter a) on-
„voldoende en zegt, dat een dier volwassen kan
„zijn op 1 jaar, maar, dat ook de mogelijkheid
.bestaat, dat een dier van 4 jaar nog niet vol-
„wassen is. Dit zijn wel excepties, doch het ar
gument is juist een streng bewijs, dat men
„voor het beschouwen als „volwassen" te zijn,
„den leeftijd niet als voomaamste factor moet
„aanmerken. Voor een juiste heffing van keur-
„loon, moet men rekening houden met het
„slachtgewicht. In de gemeente Ter Neuzen
„worden meerendeels jonge volwassen runderen
„geslacht, zonder breede tanden, met netto-
„slachtgewicht gemiddeld 150250 K.G. Zoo
„keurde ik b.v. Dirtsdag 5 Januari 1926 nog
„eene 1% jarige vaars (zonder breede tanden)
„met netto slacbtgewicht van 230 K.G.
,,De heer Colsen wil voor het rundvee, die
..omschrijving volgen, welke gebezigd wordt
„voor de aangifte bij den Rijksontvanger. De
„ambtenaren voor het geslacht (accijnzen) let-
,,ten echter hoofdzakelijk op de slachtwaarde,
„d.w.z. gewicht en kwaliteit van het slachtdier.
,.De heer Colsen wil het aangiftebiljet aan den
„Rijksontvanger verder laten gelden, als een
„soort bewijsstuk voor den ouderdom, om de
..eenvoudige redenen,, dat de ambtenaren er ge-
,,noegen mede nemen. Dit moet in elk geval
„bij den keuringsdienst worden voorkomen.
..Deskundig is het op een bcpaalden leeftijd
onmogelijk aan de tanden te zien hoe oud of
,.het rundvee is. Een kalf van 5 wekqn, bezit
,;het volledig melkgebit, terwijl de tandwisse-
„ling pas op IV2- tot 2jarigen leeftijd intreedt.
„Men moet in de tusschenperioden den ouder-
„dom schatten naar het uitwendig voorkomen,
„etc.
„Helgeen de heer Colsen dus voorstelt is
„sleehts eene verplaatsing van de moeilijkheid
„en wel omdat het deskundig niet uit is te ma-
„ken of een stuk rundvee op een bepaalden leef-
„tijd ouder, dan wel jonger dan een jaar is.
„Indien men eere klasse-indeeling wil in den
„geest als gegeven door den heer Colsen, dan
„lijkt mij de volgende formatie veel beter.
„Hierbij zijn geen grensgevallen mogelijk.
„Keurloon:
2 rundvee met een of meer breede tanden.
1,50 rundvee zonder breede tanden, met
„netto slachtgewicht boven de 100 K.G.
1 jong rundvee, geen nuchtere kalveren
„zijnde met netto slachtgewicht onder de 100
„K.G.
„f 1 vette kalveren.
j 0,50 nuchtere kalveren, onder 1 maand.
„De heer Colsen maakt aanmerking op het
„zelfstandig naamwoord „hokkeling". Al
„wojrdt de benaming „hokkeling" niet ge-
„bruikt bij de aangifte voor bet geslacht, toch
„neemt dit niet weg, dat het een zuiver Neder-
„landsch woord is. Ook in van Dalen's woor-
„denboek is het te vinden. Weliswaar wordt het
„woord „hokkeling" in deze landstreken niet
„gebruikt. Ter vermijding van eventueele moei-
„lijkheden wil ik het gaarne schranpen.''
In verband met bovengenoemd schrijven stel
len wij U voor, in de verordening tot heffing
van loon voor het keuren van vee en vleesch
in de gemeente Ter Neuzen, vastgesteld in de
raadsvergadering van den 9 December 1920,
gewijzigd in de raadsvergadering van den 20
Januari 1921, goedgekeurd bij Koninklijk be-
sluit van 19 Maart 1921, no. 64, de volgende
wijziging aan te brengen:
Artikel 3 te lezen als volgt:
a. Voor een levend of geslacht, niet afgehakt
stuk rundvee met een of meer breede
tanden 2,
b. Voor een levend of geslacht niet af
gehakt stuk rundvee zonder breede
tanden, met netto slachtgewicht
boven de 100 K.G. 1,50
c. Voor een levend of geskcht niet af
gehakt stuk jong rundvee. geen
nuchtere kalveren zijnde met netto
slachtgewicht onder de 100 K.G. 1,
d. Voor een vet kalf 1,
e. Voor een nuchter kalf, onder 1
maand 0,50
f. Voor een levend of geslacht, niet af
gehakt schaap, geit en veulen 0,50
g. Voor een levend of geslacht, niet af
gehakt varken 0,75
h. Voor een levend of geslacht paard 2,
Deze wijziging treedt in werking met ingang
van den dag, volgende op dien waarop de Ko-
ninklijke goedkeuring zal zijn verkregen.
De VOORZITTER merkt in verband met de
besprekingen in de vorige raadszitting op, geen
Van Dalen's woordenboek voorhanden te heb
ben, doch dat daarin de omschrijiving „hokke-
lingen" voor het aanduiden van jong rundvee
wel degelijk voorkomt.
De heer COLSEN verklaart geen aanmer-
kingen te hebben; burgemeester en wethouders
hebben in hun nader voorstel met zijn bezwa-
ren rekening gehouden.
De VOORZITTER heeft de opmerking alleen
gemaakt, omdat men anders wel zou kunnen
zeggen, dat burgemeester en wethouders hun
schoolgeld behooren terug te vorderen.
Het voorstel wordt aangenomen met alge
meene stemmen.
8. Afwijzend voorstel betreffende in be-
heer en onderhoud nemen van een ge
deelte weg van den Pierssenspolder te
polder te Sluiskil.
Burgemeester en wethouders deelen het vol
gende mede:
Naar aanleiding van het adres van het be-
stuur van den Pierssenspolder, d.d. 30 Septem
ber 1925, welk adres in Uwe vergadering van
den 22 October 1925 in onze handen werd ge
steld om bericht en advies, deelen wij Uwen
raad het navolgende mede:
Zooals U bekend is verzoekt het bestuur van
den Pierssenspolder, om het gedeelte weg ge
legen in den Pierssenspolder, langs het be-
bouwde gedeelte van den dijk tusschen den Coe-
gorspolder en den Pierssenspolder te Sluiskil,
in eigendom, beheer en onderhoud over te
nemen.
Genoemde weg heeft eene lengte van 850
M., is het eigendom van den Coegorspolder en
wordt onderhouden door den Pierssenspolder.
De meest belanghebbenden bij eene behoorlijke
verharding van dezen weg zijn de PierssenspoL
der en de eigenaren van de aangrenzende gron
den. De bewoners der woningen aan dezen weg,
gebouwd, hebben er meer belang bij, dat langs
hunne woningen een behoorlijk voetpad aan-
wezig is.
De weg is verhard met macadam, doch de
afwatering en het onderhoud van den weg zijn
onvoldoende, terwijl een behoorlijk voetpad tus
schen de woningen en den weg ontbreekt.
Betere verharding en afwatering van den weg
zijn zeer noodzakelijk en een behoorlijk voetpad
of trottoir voor de woningen is vooral in de
wintermaanden onmisbaar.
Het zal U echter uit bovenstaande duidelijk
zijn, dat de weg niet voldoet aan de in de bouw-
verordening bepaalde eischen, zoodat hij ook
niet door de gemeente in dezen toestand kan
worden overgenomen.
In verband met het bepaalde bij artikel 56
der Bouwverordening stellen wii U voor den
besturen van den Pierssens- en Coegorspolder
te berichten, dat een straat of weg door de
gemeente kan worden overgenomen wanneer
deze is aangelegd en gerioleerd volgens een
door den gemeenteraad goedgekeurd ontwerp.
Genoemde polderbesturen konden wij dan te
vens in overweging geven een ontwerp spoedig
ter goedkeuring in te zenden.
De heer COLSEN betoogt, na kennisneming
van het rapport van oordeel te zijn, dat burge
meester en wethouders hier een onjuist stand
punt innemen, en zij geen rekening hebben
gehouden met de geschiedenis van dezen weg.
Men kan toch wel begrijpen, dat de Pierssens
polder, die daarbij geen belang heeft, toch niet
de groote kosten zal gaan maken van riolee-
ring en bestrating van dezen weg Die weg is
door den polder ten behoeve van het vervoer
van de landbouwers in dien polder aangelegd.
toen daar aan den dijk nog maar 3 woningen
stonden. De grond voor het bouwen dier wo
ningen en die er later geplaatst zijn is verkccbt
door den Coegorspolder, die er dus voordee!
van had, terwijl de gemeente aan de menschen
vergunning heeft gegeven tot bouwen. Indien
het gemeentebestuur zich er nu aan onttrekken
wil dien toestand te verbeteren, dan had men
indertijd geen vergunning moeten geven tot
bouwen. Men moet bovendien in aanmerking
nemen, dat de Pierssenspolder een der binnen-
polders is met de zwaarste lasten. Dat de weg
in den toestand gekomen is, waarin die nu ver
keert is hoofdzakelijk een gevolg van de om-
standigheid, dat de gemeente Hoek subsid'e
heeft verleend voor het maken van een goeden
weg over den Binnendii'k, waardoor langs den
weg in den Pierssenspolder doorgaand verkeer
gekomen is, maar het blijft voor dien polder
ean overtolligen last, die heeft voor eigen be
ll oefte geen dure weg noodig.
Als men den benarden toestand ziet, zal men
echter moeten erkennen, dat ten behoeve van
de daar wonenden verbetering in den benarden
Hij kan zich met het instellen eener wegen-
commissie wel vereenigen.
De heer HAMELINK meent, dat dit best
kan worden opgedragen aan de commissie van
bij stand voor publieke werken, die vergadert
niet zoo dikwijls.
De VOORZITTER oordeelt, dat er een af-
zonderlijke commissie behoort te zijn.
Het voorstel tot het instellen eener wegen-
commissie zoowel als het afwijzend voorstel
van burgemeester en wethouders betreffende
overname van den weg worden met algemeene
stemmen aangenomen.
9. Verzoek tot verbetering van een weg te
Sluiskil.
Naar aanleiding van het in de vorige verga
dering in hunne handen om bericht en raad
gestelde adres van A. van Aerde c.s., geven
burgemeester en wethouders te kennen
In Uwe vergadering van den 17 December
j.l. werd in onze handen gesteld om bericht en
raad het adres van A. van Aerde, M. de Feijter
en P. Schelstraete te Sluiskil, d.d. 9 December
1925, houdende verzoek om den weg voor hunne
woningen te verbeteren. Naar aanleiding van
dit verzoek kunnen wij Uwen raad het navol
gende mededeelen:
Bedoeld gedeelte weg heeft eene lengte van
d= 80 M., is het eigendom van den Coegors
polder en wordt thans niet meer door den on-
derhoudsplichtige onderhouden omdat door den
aanleg van een oprit achter de woningen van
adressanten, het gedeelte weg voor hunne wo
ningen niet meer voor het rijtuigverkeer van de
Pierssenspolderstraat naar den Westelijken ka-
naaldijk noodig is. Adressanten hebben even-
wel voor het voetverkeer dit gedeelte van den
niet meer onderhouden weg niet noodig, omdat
voor hunne woningen nog eene voldoende
breedte eigen grond ligt, waarover zij een voet
pad kunnen leggen naar de Kerkstraat. Willen
zij toch gebuik maken van den weg voor hunne
woningen, dan zou het gewenscht zijn, dat zij
daarvan eene breedte van b.v. 1,50 M., van den
Coegorspolder koopen, waarop door hen, als
belanghebbenden eene verharding van tegels, of
van macadam kan worden aangebracht.
Waar het hier geen algemeen belang betreft