algemeen nieuws- en advertentieblad voor zeeuwsch-vlaanderen.
b u I TriTTO'DT"
No 7436
Vrijdag 6 April 1923
63e Jaargaug.
Uit een dagboek van voor
honderd jaar.
B I N H E N LAN D.
BLAD.
V.
Van tie opsomming van Willem de Clercq's
levensmilieu en vooral van de behande-
ling van den invloed, op hem uitgegaan van
Bilderdijk en Da Costa, tot de bespreking
nu van zijn improviseertalent, die over-
gang is niet zoo groot, mils men maar niet
denge, dat zich deze gave bij De Clercq
heeft geopenbaard of ook maar ontwikkeld
onder den invloed van die beide genoemde
groote mannen. Wei moet maar aanstonds
worden erkend, dat het Da Costa is geweest,
die ook in deze De Clercq begreep liij een
van de weinigen, en die hem dan ook den
raad durfde geven: of improviseeren, of
dichten, een van beide. Ja, Da Costa ging
zelfs nog verder, en gaf grif toe: Alle dich-
ters moesten eigenlijk improvisatoren zijn.
Deze bijzondere gave heeft zich, voor zoover
wij weten, ter wereld nooit bij iemand z66,
in die mate, en tot zoo groote hoogte ont
wikkeld, als bij De Clercq, zoo dat vriend
en vijand, of neen, dat mogen wij niet zeg
gen, want De Clercq heeft geen vijanden ge-
had; hij had alleen maar vrienden, en daar-
naast menschen, die zijn zienswijze niet
deelden! maar laten wij dus zeggen: die
alien tot verbazing bracht.
Reeds in 1817 kwam het op; de eerste im-
provisatie is zelfs uit 1815, toen De Clercq
dus 20 jaar was, en wonderlijk genoeg: het
begon in het Duitsch! Tot 1821 zoo deelt
De Clercq zelf mede, was het meest voor-
bereiding in den familiekring. Dan klom
htt op tot 1825. „Mijn verblijf als afgevaar-
digde in Den Haag", zegt hij, „was eigenlijk
het oogenblik van den hoogsten glans, en
ik ware er geheel onder bezweken, naar ziel
en lichaam, had de hand Gods mij niet be-
waard. Van 1825 hield de zaak zich staan-
de, doch de bloeitijd was eigenlijk reeds uit,
toen ik in Augustus 1824 tot secretaris werd
benoemd." Dit improviseeren maakte diepen
indruk, maar 6ok de toehoorders hadden
blijkbaar het gevoel, dat het De Clercq toch
m66r inspande, dan inderdaad het geval
was. Na zijn eerste improvisatie viel zijn
meisje hem om den hals, smeekend: ,.Lieve
Willem, doe dat nooit weer!", en van alle
kanten kreeg hij de les, om vooral niet te
improviseeren, zoo op dezelfde manier
vertelt hij zelf als hem vroeger gezegd
was, braaf te zijn, anders werd hij nooit
grootl Veel te veel naar zijn zin werd hij
als een wonder aangegaapt, maar zegt
hjj „dit maakt mij nog niet tot dichter, en
dit heb ik bovendien met goochelaars en
kunstpaardjes gemeen". Het zeuren van de
menschen over de physieke opwinding, die
het improviseeren hem kostte, begon hem
dan ook blijkens een mededeeling uit 1821
bijzonder te vervelen. Daarnaast en daar-
tegenover staan echter ook bewijzen van op-
rechte bewondering. Uit een verhandeling
van Maurits Cornells van Hall is dit de laat-
ste alinea: „Gelukkig vaderland, dat in de
grootste rei uwer dichters dezen zeldzaam
krachtigen geest kunnende opnoemen, van
deze Aeolische harp de echo der natuur, ook
in uwe moerassen, moogt hooren weergal-
men. Gelukkig Nederland! uw volk, in wiens
midden zulk een bezielde vlam nog blaakt,
heeft zijn letterkundige loopbaan nog niet
voleindigd!" Deze verhandeling had trou-
wens een droevige geschiedenis. Half Ja-
nuari 1820 zou, juist op De Clercq's verjaar-
dag: den 15den, een voorlezing van Van
hall plaats hebben in de Hollandsche Maat-
schappij, en daarna zou De Clercq dan voor
het eerst in het openbaar improviseeren. Met
groote verwachting was men in grooten ge-
tale naar den Doelen gegaan; de zaal was
vol „van de eerste personen van de stad,
wat kunde en aanzien betrof." Nauwelijks
had Van Hall echter twee bladzijden ge-
lezen, toen De Clercq's moeder door een be-
roerte werd getroffen. Toen Van Hall ziin
voorlezing beeindigd had gingen alien uit-
een. „De zaal was" (anders) „vol van de
eerste personen van de hoofdstad". Toch,
hoe zwaar het verlies zijner moeder hern ook
viel, en hoe groot ook de teleurstelling van
zoo'n afloop van den eeremiddag voor hem
moet zijn geweest, hij geloofde achieraf, dat
het zeer goed was, dat deze improvisatie, zoo
in het openbaar, zoo gewild, en zoo echt
voorbereid, niet was doQrgegaan. Een der-
gelijke vertooning was niets voor den echt
eenvoudigen man, „geannonceerd" improvi
seeren deed hij nooit meer; 9 djtgen later
improviseert hij alleen voor zijn vrouw over
een schoothondje, en over Da Costa!
Wij noemden daar een paar onderwerpen,
maar door De Clercq's goede zorgen heb
ben wij een heel lange lijst, die wel niet op
volledigheid kan aanspraak maken, maar
waaraan toch wel niet zoo heel veel zal ont-
breken, en uit welke liist in ieder geval dui-
delijk is te zien, over hoe zeer verschillende
onderwerpen hii het had. De datums staan
er bovendien bij, met een opga've van de
plaats waar, en de gelegenheid waarbij. en
soms ook nog met enkele bijzonderheden.
Het schoothondje, en Da Costa, komen
daarop niet voor bewijs al dadeliik voor
de onvolledigheid! maar ook niet Gerrit's
zilveren bal, waar hij het eens over moet
hebben gehad (blijkbaar de zilveren ramme-
laar van hun eerstgeborene)Om eens een
greep te doen: hier volgen eenige onder
werpen uit 1820: Het Zuiden, Spanje, Venus
Urania, Maria Stuart, over een kurk. over
de haring, toonkunst, beeldhouwkunst, ziin
bruiloft, Commissarismaal van Paulv, inwii-
ding van het nieuwe kantoor. buskruit,
resume van het gehoorde ter Hollandsche
Maatschappij (waarbij wij vinden aangetee-
kend: ,,'n zeer gewichtige improvisatie voor
de geheele letterkundige wereld). Hal'spot-
tend hadden de Rotterdamsche dichters deze
omprovisatie geprovoceerd. Borger was
daar, eveneens Van der Palm, en Da Costa".
Of wil men een ander tijdstip: er werd een
diner gegeven ten huize van De Clercq's
oom De Vos, na de door De Clercq ontvan-
gen bekroning van zijn prijsvraag. Daar
was een heel college bijeen, en daarbij waren
verscheidene van zijne kunstrechters: J. de
Vries, Wiselius, i'Ange, Van Hall. Prof.
Fremery van Utrecht, Prof. Van Goudoever,
ook uit Utrecht, de schilder Van Os. Prof.
Hamaker van Leiden, Prof. Vrolik, Ds.
Stuart, Serrurier, Spandaw, Prof. Tideman.
En nu geven wij De Clercq zelf maar weer
het woord: „Op het dessert kwam het tot
improviseeren. Eerst over het in de lucht
springen va.n de Kapitoe Pacha, toen weer
over die altoos durendeGrieken.eindelijk„de
vereeniging der kunsten". Dit laatste sujet
zei hij, behandelde ik vroeger ook reeds,
doch het ging nu beter dan toen: er waren
zeer goede episodes, maar de eenheid was
er misschien minder zicntbaar in dan vroe
ger. Stuart zei na afloop, dat men met mij
meedacht, en tusschenbeide voelde: nu moet
dit komen. Prof. Vrolik, die anders met
poezie spot steeds, zei, dat dit eene poezie
was, met gezond verstand vereenigd, waar
bij hij zich zeer goed kon neerleggen. En
dan het slot: „Genoegelijk was deze dag.
Mochten zijn gevolgen gezegend zijn, geen
zelftevredenheid, maar nieuwe prikkel tot
voortgang volgens de leiding van God. Hem
zii de dankzegging, en nu met moed weder
voorwaarts!" 07 uit 1823: „nu volgde het
souper, waarvan ik mij niets had voorge-
steld, en waar echter alles uitnemend uit-
viel, en God mij een bijzonderen zegen
schonk. Het was d. w. z.: De Clercq im-
proviseerde over de vier departementen
van onze Maatschappij. Ik beschouwde
eerst Rotterdam met zijn Smits en Tollens,
toen Den Haag, en had, God zij dank, bij
Leiden den moed, om den naam van Bilder
dijk hun in de ooren te doen donderen". En
zoo gaat het dan door. Concurrentie ook
bleef niet uit. Bij een bezoek van De Clercq
aan Rotterdam b.v. hitste Tollens aan 'n
diner iedereen to) improviseeren aan. Ein-
delijk stond er een op, die veel moed scheen
te hebben. Men gaf hem als onderwerp op:
,,'Het Vaderland". Hij bracht 20 regeis tot
stand, doch gedurig naar zijn kuif grij-
pende, en toen die regeis afgeloopen waren,
biggelde het zweet hem langs de wangen,
en verklaarde hij dood-af te zijn. Nu zou een
tweede over „schoone vrouwen" improvi
seeren. Die rees op met een gezicht, alsof
hij ijzer wilde eten, zei drie goede regeis,
doch de vierde stuifte, en hij ging weer
zitten.
Naast de concurrentie was daar ook de
critiek. Velen waren gauw gereed met het
maken van hun compliment, deden dan
allerlei gewone vragen, en dan had De
Clercq liever nog maar wat door-geimpro-
viseerd, getuigt hij zelf, dan naar dit alles
te moeten luisteren. Minister van Maanen,
b.v. bewonderde de logische eenheid in een
door hem gehoorde improvisatie zulke
critici noemt De Clercq: menschen van den
tweeden trap". Ook waren er, die alleen zijn
kunde en zijn memorie admireerden, die
staan dan bij hem op den derden, en die niet
begrijpen kunnen" hoe men zooveel aan
mekaar rijmen (of bedoelen zij misschien:
lijmen?) kan, op den vierden. Die er echter
nog meer in zien dan het mechanische,
plaatst De Clercq op No. 1. Vooral in Den
Haag was hij maar zelden ergens te gast,
zonder daar ook te improviseeren, doch dat
het den menschen heel wat moeite kostte,
om er dadelijk wat over te zeggen, begreep
j hij best. Hij schrijft: „dit is bijna even moei-
lijk als om met een dominde dadelijk na de
j kerk over zijn preek te spreken". Op den
duur begint hem echter en wij achten die
mededeeling uit 1828 van bijzonder groote
I beteekenis het rijm te minderen, en ge-
looft hij, dat hij er nog eens toe komen zal,
om in proza te gaan improviseeren. Of
1 't echter er ooit toe gelcomen is, weten wij
niet, in ieder geval vond hij in die aan-
doeningen, die van te voren op papier ge-
steld worden" altijd iets gezochts. Uit 1840
is deze opgave van's avonds bij de vrienden
Pierson op 22 October: ..Ik improviseerde
over stalen pennen, de vier eeuwen, enz."
In presentie van Mevrouw Bosboom, toen
nog Juffrouw Toussaint, werd er Juli 1841
op ,,Meerzicht", door de Clercq, den gast-
heer, geimproviseerd over Ulrich van Hutten
(penoemde schrijfster was toen juist bezig
aan een roman uit den tijd der Hervorminu).
Wat was het nu, dat in deze improvisaties
zoon' diepen indruk maakte op de toehoor
ders? Niet de gemakkelijkheid zijn gedach-
ten onder woorden te brengen, en eensklaps
in verzen weer te geven, maar de rijkdom
van die gedachten en de verbazende kennis,
die er uit sprak. Zegt men van Napoleon
dat hij heel zijn legermacht met al de ver
schillende bataljons en de namen zijner be-
velhebbers in zijn hoofd had, van De
Clercq kan men zeggen, dat hij de geheele
kaart van Europa voor zich zag. Niet alleen
wist hij van alle landen alle verschillende
dynastien en de namen der vorsten, enz.,
maar.hij kende ook de letterkunde, de groote
mannen, de geschiedenis der beschaving van
ieder land, en al die kennis sprak uit ziin
improvisaties alsof het de eenvoudigste zaak
ter wereld was. Ds. S. Muller, die in de
Vaderlandsche Letteroefeningen van 1823
een uitvoerige beschouwing gaf van De
Clercq's improvisatiegave, wees er voor-
eerst op, hoe dit improviseeren een voort-
vloeisel was uit de behoefte van zijn hart,
en hoe er in elk zijner improvisatiSn eenheid
heerschte, zoodat het geen afzonderliike
stukken waren, die met moeite aan elkaar
waren gehecht, en er ook nimmer gemeen-
plaatsen in voorkwamen. Ook deze prees
de volheid en rijkdom zijner denkbeelden, de
hooge en echt zedelijke strekking, die hij
aan elk onderwerp wist te geven, terwijl hij
toch die wending steeds ongezocht aan-
bracht, ook al scheen het hem opgegeven on
derwerp zich daartoe minder te leenen. Een
wel heel typisch voorbeeld is wat Ds. Muller
ons mededeelt en wat blijkens De Clercq's
eigen lijst 29 Juli 1822 moet hebben plaats
gehad. Op een verjaarfeest van een zijner
nabestaanden, reikte een der feestgenooten
hem het bekendcjrekenboek van Bartjes
•ver, met het veiv. daarover eens te im
proviseeren. Terwijl ieder over deze zonder-
linge keus glimlachte, stond De Clercq dade
lijk op, en ging van het standpunt uit, dat
de mensch, die in al de uitwendige verschijn-
selen een afdruksel van het beeld zijns
waren levens en zijner bestemming ziet, dit-
zelfde in de vormen van zijn denken en ken-
nen vinden kan; hij stelde de rekenkunst uit
dit oogpunt als een beeld van het mensche-
lijk leven voor, en paste derzelver vormen,
bij eigenaardige overbrenging^ toe op de
verschillende trappen des ouderdoms. In de
kindsheid of in de ontwikkeling van's men
schen krachten, in de opklimming en ver-
meerdering der jaren vond hij den vorin der
optelling (additie); in de jeugd, of in de
volheid der kracbt, in den gloed des gevoels,
in het heil der liefde, in den zegen der ech-
telijke vereeniging en in de werkzaamheid
voor de plichten van het beroep zag hij den
vorm der vermenigvuldiging (multiplicatie)
in rijperen ouderdom, als teleurstellingen de
schoone droomen van den jeugdigen leeftijd
verijd'elen, zag hij de aftrekking (substrac-
tie), terwijl hij in den eindelijken afloop van
ons bestaan de deeling (divisie) aanschouw-
de. Na het gezegde, in aandoenlijke, tref-
fende verzen op het verjaarfeest te hebben
toegepast, ontleende Jbij daaruit aanleiding,
om den zegenrijken invloed des Christen
doms te verheffen, dat ons langs al die trap-
pen tot het doel van onze bestemming en
roeping opleiden wil; dat ons na de laatste
scheiding door het uitzicht op eene hereeni-
ging vertroost, en ons door het kinderlijk
geloof aan Hem, die de Waarheid en het
Leven is, den toegang tot dat hooger be
staan ontsluit"
En nu mogen wij toch zeker wel eens'
vragen aan onze lezers: staan zij, die dit nu
vernemen, niet te kijken van zoo'n meester-
schap op alle wapensi Haast ndg treffender
is, wat wij aantroffen, niet in het Dagboek
of in de Bijlagen, doch in een brochure, die
niet in den handel is, doch die 54 bladzijden
telt, en geschreven is door nlemand minder
dan Professor Bosscha, getiteld: „Willem
de Clercq herdacht", in welk boekje vooral
De Clercq's verdiensten ten opzichte van de
Nederlandsche Handelsmaatschappij wor
den beschreven. In dat boekje is te lezen de
volgende bijzonderheid: „Het was den
21sten Juni 1840, aan een maaltijd van den
Raad van Bestuur der Handelsmaatschappij
te Amsterdam. Onder de. aanzittenden be-
vond zich de heer Van Sevenhoven, die op
Java na den geeindigden oorlog met Diepo
Negoro, commissaris van het Indische gou-
vernement geweest was om het bestuur der
Vorstendommen te regelen. Deze heer was
zeer zwaarlijvig, en men had hem doen
plaatsnemen in een armstoel, waarin hij zich
al spoedig zoo weinig op zijn gemak ge-
voelde, dat hij opstond en zich een anderen
stoel deed geven. Toen nu aan het dessert
De Clercq het verzoek om te improviseeren
aangenomen en het onderwerp gevraagd
had, werd hem, zoo ik meen door den heer
Canneman, opgegeven: ,,De stoel van
Sevenhoven". De gespannen verwachting,
waarin alien door de aankondiging van dit
schijnbaar burlesk. onderwerp gebracht wer-
den, maakte spoedig plaats voor hooge be
wondering. Na een vereerend woord, tot
den verdienstelijken Sevenhoven gericht,
bracht hij het gevoel van beklemd te zitten
in een leuningstoel over op verschillende
toestanden, waarin men zich in den zetel,
waarop men geplaatst is, beklemd kan ge-
voelen door het besef van verantwoordeliik-
heid. Alle denkbare stoelen bracht hij voor
de verbeelding zijner hoorders: gestoelten
van wereldlijke machten en van geestelijke
heeren, voorzittersfrraelen en leerstoelen, en
met een verrassende wending wees hij hen
in hoog-ernstige dichtcrtaa! op den zetel van
den koningstroon van Pruisen, waaruit wei-
nige dagen geleden Frederik Willem HI was
afgeroepen om van zijn 42jarige regee-
ring rekenschap te geven voor den rechter-
stoel van den Alwetende.
Ook Da Costa heeft ons natuurlijk zijn in-
drukken over deze improvisaties meeTe-
dceld. Hij heeft het ons geteekend, hoe De
Clercq dan als het onderwerp hem was
oP,re('even zijn stoel ter zijde en zijn
servet ter aarde wierp, en maar dadeliik een
begin maakte. Dan stortte hij, verhaalt ons
Da Costa, een stroom van meer dan duizend
dirhtregels uit. En wil men tenslotte een
becufering: ,.Da Costa zegt: Indien De
Clercq's improvisaties op schrift hadden
kunnen worden gebracht. en door den druk
algemeen gemnakt, zoo zouden zij naar
een gemakkeliik te techtvaardigen berekf-
ning een getal van niet minder dan 10
tot 12 beknopt bedrukte octavodeelen heb
ben opgeleverd.
EEN NIEUW ONTWERP B1QSCOOP-
1 WET.
Bij de Tweede Kamer is ingediend een
wetsontwerp tot besfrijding van de zedelij
ke en maatschappelijke gevaren van de
bioscoop.
In de Memorie van Toeliichting wordt
opgemerkt, dat de verwerping van de ont-
wirp-Bioscoopwet, de regcering voor de
beslissing plaatste, om, hetzij in den be-
staanden toestand te birusten, hetzij een
gewijzigde wettelijke regeling voor te be-
reiden. Het eerste zou beteekenen, dat aan
het goedvinden der gemeentebesturen blijft
ovcrgelaten, of al dan niet een keuring van
alle of van bepaalde films wordt voor-
geschreven. Het zal, na hetgeen t.a.v. het
standpunt door de regeering ingenomen,
is geheeten, wel geen verwondering wek-
ken, dat haar dit niet verantwoord zou
voorkomen.
Veeleer is getracht door aanvulling van
het wetsontwirp, tegemoet te komen aan
enkele bezwaren, welke de Minister van
Binnenlandsche Zaken en Landbouw reeds
bij de mondelingen behandeling niet van
belang ontbloot achtte.
DE TELEFOON ENGELAND—
NEDERLAND.
De Minister van Buitenlandsche Zaken
heeft aan de Tweede Kamer doen toe-
komen den tekst der op 23 Januari i.L
onderteekende overeenkomst tot regeling
van de telefoongemeenschap tusschen
Groot-Brittannie en Nederland.
De aangenomen eenheid zoowel voor
de heffing van de taksen die varieeren
Van 5 tot 8 shillings als voor den duur
van de verbindingen, is drie minuten zonder
onderbreking.
De bedragen worden met 2/5 verminderd
voor enkelvoudige gesprekken, gewisseld
gedurende den nacht en met de helft voor
gesprekken gedurende den nacht gewis
seld in abonnement.
De minimumduur van een abonnements-
gesprek bedraagt twee gesprekseenheden.
DE R. KATH. UN1VERSITEIT.
In de Woensdag gehouden zitting van
den gemeenteraad van Nijmegen is het
voorscel van Burg, en Weth. van Nijme
gen inzake de vestiging van een R. K. uni-
versiteit aldaar aangenomen met 17 tegen
14 stemmen. Voor stemden de 16 katho-
lieke leden en de heer Kool (anti-rev.).
AFVLOEIiNG POST- EN TELEGRAAF-
PERSONEEL.
In verband met het overoompleet aan
personeel bij de posterijen, telegraaf en
telefonie, is aan verschillende ambtenaren
boven den 62jarigen leeftijd, waaronder
ook hoofdambtenaren, medegedeeld, dat
zij met ingang van, 1 Juni a.s. op wacht-
geld gesteld zullen worden.
DE TOESTAND.
De Fransch-Belgische sancties en het
Duitsche verzet daartegen hebben op den
Rijn een toestand geschapen, waarbij alle
mogelijke bepalingen van de Rijnvaartacte
geschonden zijn, schrijft de N. R. Crt. De
Rijnvaar.akte tusschen de oeversta en dag-
teekent van 1831 en is deels herzien, deels
bekrachtigd door de conventie van Mann
heim van 1868. De tolvrijdom op de rivier
was echter niet naar den zin van ds Prui-
sische agrariers en men west, dat er tot
kort voor den oorlog van Pruisische zijde
alle mogelijke moeite gedaan is, om de
Rijntolien te hcrstellen onder den geca-
mouflerrden naam van „Schiffahrtsabga-
ben". De pressie op Nederland om hiertoe
zijn toestemming te geven het besluit
cr.oe kon volgens den tekst der overeen
komst slechts met algemeen goedvinden
van de oeverstaten genomen worden
bleef echter vruchteloos, ondanks de krach-
tige, door den Pruisischen geheimraad dr.
Peters geleide propaganda. Het tractaat
van Versailles schiep een geheel nuuwen
toestand, door de overwinnaars in de cen-
trafe commissio voor de Rijnvaart, welke
voor de naleving van de akte te waken
heeft, te brengen. In hare nieuwe samen-
stelling omvat zij twee vcrtegenwoordigers
van Nederland, Zwitserland, Engeland,
Italie en Belgie, virr van Frankrijk en een
van de vier Duitsche oeverstaten Hessen,
Baden, Beieren en Pruisen, terwijl de
vocrzitter doer Frankrijk benoemd wordt.
De groote verandering was dat de Duit-
schers in de centrale oommissis in de min-
dcrheid kwamen en dat staten, die in het
geheel geen oeverstaten waren als Enge
land, Italie en Belgie, medezeggenschap
over de Rijnvaart kregen. Frankrijk, dat
doer de toevoeging van Elzas-Lotharingen
aan zijn gebied, opnieuw oevcrstaat was
gewcrden, zorgde verder, door zichzie'f icr
stemmen toe te kennen, voor een stcrke
positie in de commissie.
De centrale commissie zou, voor het
eerst sedcrt het begin van de Roer-b.zet-
ting, Woensdag te Straatsburg voor een j
bijzondire vergadcring bijeen komen. In
verband met de buitengewone omstandig-
heden heeft de commissie aan de hooge
geallieerde commissie voor het Rijnland
gerraagd een vertsgenwoordiger af te
vaardigen tot deelneming aan de beraadsla-
gingen, en volgens een bericht uit Dits-
seldcrp aan de Times verwacht men dat
dezen vcrtegenwoordiger van verschillende
zijden eenigszins ongezouten opheldcring
gevraagd zal worden over hetgeen er op
den Rijn vocrvalt sedert de Roer- en Rijn-
sancties toegepast zijn. De NedeTlandsche
vcrtegenwoordigers zullen hierbij vermoe-
delifk niet aehterblijven en zij staan zeer
sbrk, omdat hun regeering in den tijd
voor den oorlog, toen letter en geest van
de Rijnvaartakte van Duitsche zijde be-
dreigd werden, evenzeer op haar stuk is
btij'ven staan. In de Nederlandsche piers
kon het Fruisische plan in die dagen slechts
bij een enkel groot blad instemming vinden.
De Dusseldcrpsche correspondent van de
Times voegt nog aan zijn aankondiging van
een warme gedachtenwisseling toe, daf
Duitsche, Hollandsche en Zwits<rscbe
schippcrs en kooplieden tegen hem ge-
klaagd hebben over de ongegeneerde wijze
waarop men met de Rijnvaart-akte om-
sprong. „Dc eerste oorzaak is natuurfijk
zoo vtrnam hij, „de Fransche sancties,
maar Duitschlands vcrdedigingsmaatregelen
hebben het ook tot crnstige inbreuken op
dc conventie bewogen. Men ziet slechts
een gedeelte van de gevolgen als men naar
de massa's aken en sleepbooten kijkt, die
al vele wejeen aan de oevers van den Rijn
gemeerd hebben gelegen. De ergste g'ewl-
gen van de vele overtredingen van de
conventie zijn hun uitwerking op den han
del. Wat cr, in de eerste plaats door de
schuld van de Franschen, maar ook door
die van de Duitschers, gebeurd is, is dat
de Rijn van zijn status van een inhrnatio-
nale rivier teruggek.erd is tot dien van
eenige hondcrden jaren geleden, toen elk
baron die de macht daartoe had een slag-
boom in den Rijn tegenovir zijn kasteel
legde en naar eigen goeddunken toj hief".
Hoezeer de Nederlandsche belangen
daarbij reeds in het gedrang zijn gekomen.
is genoegzaam bekend. Natuurlijk zal men
niet zoo optimistisch zijn, om van de be-
raadslaging in de commissie onmiiddellijje
een groote verbetering te verwachten. Die
kan pas intreden als de heele Roer-kwestie
voor regeling aan de orde komt. De ge-
ruchten dat Duitschland binnenkort met
een concreet voorstel zal komen en dat
van den kant van de Belgische en ltaliaan-
sche deelgenooten aan de actie tegen
Duitschland een stcrke pressie op Frank
rijk geoefend zal worden, om er de noodige
aandacht aan te schenken, blijven hrrdnek-
kig de ronde doen.
GRIEKSCH OORLOGSSCHIP VERGAAN
Het Grieksche oorlogsschip „Alexan—
dris", dat talrijke soldaten en vc/lofgan
gers overbracht naar den Piraeus is bij
Psytalie ter hoogte van kaap Krakaris, ver-
gaan in een van de laatste stor'men. Dat ve
len omkwamen moet gezocht woifien in de
tuchteloosheidv welke aan boorti heersch
te. Een paniek maakte zich van alien inees-
ter en de tooneelen, welke zich afspeel-
de, toen het schip langzaam zonk, moeten
verschrikkelijk geweest zijn. Een aantal
schepen, ook uit den Piraeus, snelden ter
hulp en slaagden er in, een aantal passa-
gicrs te redden. Hoevelen er verdronken
zijn, is nog onbekend, doch op het ministe-
rie van marine wist men wel mede te dee-
len, dat het aantal vermisten reeds belang-
rijk was.
De „Alexandris" maakte dcel uit van de
vloot van Keratsini.
TER NEUZEN, 6 APRIL 1923.
GEMEENTERAADSVERK1EZING.
Door de kiesvereeniging „De Vrijheid",
afdeeling van den Vrijheidsbond te Ter Neu-
zen zijn voor de aanstaande verkiezing van
leden voor den gemeenteraad candidaat ge
steld de heeren R. G. E. Nolson (aTlr.), L. J.
Geelhoedt (aftr.)C. Verlinde, R. Scheele
Nz., G. J. Balkensteijn en A. de Bruijne.
Het aftredend lid de heer G. de Ridder
wenschte geen nieuwe candidatuur te aan-
vaarden.
Door de Christelijk-Historische kiesver
eeniging zijn candidaat gesteld de heeren
B. N. van Dijke, D. van Aken, 1. de Ridder,
J. van Riet, M. R. de Feijter, J. P. Vercoute-
ren Sr. en L. Michielsen.
De heer H. J. van den Ouden (aftr.)
wenschte geen nieuwe candidatuur te aan-
vaarden.
Van wege de afdeeling van den Bond van
Vrijzinnig-Democraten zijn candidaat ge
steld de heer P. Kaan, mevr. G. Hardorff—
De Hosson en de heer J. P. Trijsburg.
In ons vorig nummer is onder de van
wege de S. D. A. P. gestelde enndidafen
abusief vermeld de heer M. Robijn. dit moet
zijn de heer A. Lammers.
VEILING VAN EEN SCHUUR.
Heden werd alhier in het Hotel de Com
merce dobr den notaris Van der Moer ten
verzoeke van de weduwe en erven van den
heer L. B. van Kerkvoorde in het openbaar
verkocht een schuur (stal of bergplaats) in
steen gebouwd en hef recht van erfpacht op
den grond tusschen de Dijkstraat en het
Achterom te Ter Neuzen, kaaaster sectie L,
nommer 1567, groot 87 centiaren.
Hiervan werd kooper de heer W. P. Wie-
land voor 2525.
ARBEIDSBEMIDDeLINCj.
De Djrecteur van den Rijksdienst der
Wtrklooshejdsverzekering en Arbeidsbe-
middeling vestigt nadrukkelijk de aandacht
van belanghebbenden er op, dat zij, die
wcrk willen aanvaarden in Bdgie, goed
doen, eerst inlichtingen te vragen bij den
correspondent in de gemeente waar men
woont, of bij de directie der Arbeidsbeurs.
Om rent de plaafsingkans ontvangt de
Rijksdienst gcregeld opgaven van Belgi
sche Arbeidsbcurzen. D:ze opgaven zijn
bekend bij de districtsbeurzen en hare oor-
resnondenten.
Ook voor het qverige buitenland kan
zij via de Ned_ Vcr. van Landverhuizing
inlichtingen verschaffen, waardoor teleur
stelling vaak wordt voorkomen.
UITVOER1NG DER ZANGVEREENIGING
UIT MAR1A-HOOREBEKE.
Op Maandag en Dinsdag j.l. heeft de
zangvereeniging: „de Vlaamsche Olijfberg"
van Maria-Hoorebeke weer eene uitvoering
gegeven te Zaamslag en te Axel. Ze heeft
haar ouden goeden naam hoog gehouden.
UZENSCHE CO U RANT