algemeen nieuws- en advertentieblad voor zeeuwsch-vlaanderen. b u I TriTTO'DT" No 7436 Vrijdag 6 April 1923 63e Jaargaug. Uit een dagboek van voor honderd jaar. B I N H E N LAN D. BLAD. V. Van tie opsomming van Willem de Clercq's levensmilieu en vooral van de behande- ling van den invloed, op hem uitgegaan van Bilderdijk en Da Costa, tot de bespreking nu van zijn improviseertalent, die over- gang is niet zoo groot, mils men maar niet denge, dat zich deze gave bij De Clercq heeft geopenbaard of ook maar ontwikkeld onder den invloed van die beide genoemde groote mannen. Wei moet maar aanstonds worden erkend, dat het Da Costa is geweest, die ook in deze De Clercq begreep liij een van de weinigen, en die hem dan ook den raad durfde geven: of improviseeren, of dichten, een van beide. Ja, Da Costa ging zelfs nog verder, en gaf grif toe: Alle dich- ters moesten eigenlijk improvisatoren zijn. Deze bijzondere gave heeft zich, voor zoover wij weten, ter wereld nooit bij iemand z66, in die mate, en tot zoo groote hoogte ont wikkeld, als bij De Clercq, zoo dat vriend en vijand, of neen, dat mogen wij niet zeg gen, want De Clercq heeft geen vijanden ge- had; hij had alleen maar vrienden, en daar- naast menschen, die zijn zienswijze niet deelden! maar laten wij dus zeggen: die alien tot verbazing bracht. Reeds in 1817 kwam het op; de eerste im- provisatie is zelfs uit 1815, toen De Clercq dus 20 jaar was, en wonderlijk genoeg: het begon in het Duitsch! Tot 1821 zoo deelt De Clercq zelf mede, was het meest voor- bereiding in den familiekring. Dan klom htt op tot 1825. „Mijn verblijf als afgevaar- digde in Den Haag", zegt hij, „was eigenlijk het oogenblik van den hoogsten glans, en ik ware er geheel onder bezweken, naar ziel en lichaam, had de hand Gods mij niet be- waard. Van 1825 hield de zaak zich staan- de, doch de bloeitijd was eigenlijk reeds uit, toen ik in Augustus 1824 tot secretaris werd benoemd." Dit improviseeren maakte diepen indruk, maar 6ok de toehoorders hadden blijkbaar het gevoel, dat het De Clercq toch m66r inspande, dan inderdaad het geval was. Na zijn eerste improvisatie viel zijn meisje hem om den hals, smeekend: ,.Lieve Willem, doe dat nooit weer!", en van alle kanten kreeg hij de les, om vooral niet te improviseeren, zoo op dezelfde manier vertelt hij zelf als hem vroeger gezegd was, braaf te zijn, anders werd hij nooit grootl Veel te veel naar zijn zin werd hij als een wonder aangegaapt, maar zegt hjj „dit maakt mij nog niet tot dichter, en dit heb ik bovendien met goochelaars en kunstpaardjes gemeen". Het zeuren van de menschen over de physieke opwinding, die het improviseeren hem kostte, begon hem dan ook blijkens een mededeeling uit 1821 bijzonder te vervelen. Daarnaast en daar- tegenover staan echter ook bewijzen van op- rechte bewondering. Uit een verhandeling van Maurits Cornells van Hall is dit de laat- ste alinea: „Gelukkig vaderland, dat in de grootste rei uwer dichters dezen zeldzaam krachtigen geest kunnende opnoemen, van deze Aeolische harp de echo der natuur, ook in uwe moerassen, moogt hooren weergal- men. Gelukkig Nederland! uw volk, in wiens midden zulk een bezielde vlam nog blaakt, heeft zijn letterkundige loopbaan nog niet voleindigd!" Deze verhandeling had trou- wens een droevige geschiedenis. Half Ja- nuari 1820 zou, juist op De Clercq's verjaar- dag: den 15den, een voorlezing van Van hall plaats hebben in de Hollandsche Maat- schappij, en daarna zou De Clercq dan voor het eerst in het openbaar improviseeren. Met groote verwachting was men in grooten ge- tale naar den Doelen gegaan; de zaal was vol „van de eerste personen van de stad, wat kunde en aanzien betrof." Nauwelijks had Van Hall echter twee bladzijden ge- lezen, toen De Clercq's moeder door een be- roerte werd getroffen. Toen Van Hall ziin voorlezing beeindigd had gingen alien uit- een. „De zaal was" (anders) „vol van de eerste personen van de hoofdstad". Toch, hoe zwaar het verlies zijner moeder hern ook viel, en hoe groot ook de teleurstelling van zoo'n afloop van den eeremiddag voor hem moet zijn geweest, hij geloofde achieraf, dat het zeer goed was, dat deze improvisatie, zoo in het openbaar, zoo gewild, en zoo echt voorbereid, niet was doQrgegaan. Een der- gelijke vertooning was niets voor den echt eenvoudigen man, „geannonceerd" improvi seeren deed hij nooit meer; 9 djtgen later improviseert hij alleen voor zijn vrouw over een schoothondje, en over Da Costa! Wij noemden daar een paar onderwerpen, maar door De Clercq's goede zorgen heb ben wij een heel lange lijst, die wel niet op volledigheid kan aanspraak maken, maar waaraan toch wel niet zoo heel veel zal ont- breken, en uit welke liist in ieder geval dui- delijk is te zien, over hoe zeer verschillende onderwerpen hii het had. De datums staan er bovendien bij, met een opga've van de plaats waar, en de gelegenheid waarbij. en soms ook nog met enkele bijzonderheden. Het schoothondje, en Da Costa, komen daarop niet voor bewijs al dadeliik voor de onvolledigheid! maar ook niet Gerrit's zilveren bal, waar hij het eens over moet hebben gehad (blijkbaar de zilveren ramme- laar van hun eerstgeborene)Om eens een greep te doen: hier volgen eenige onder werpen uit 1820: Het Zuiden, Spanje, Venus Urania, Maria Stuart, over een kurk. over de haring, toonkunst, beeldhouwkunst, ziin bruiloft, Commissarismaal van Paulv, inwii- ding van het nieuwe kantoor. buskruit, resume van het gehoorde ter Hollandsche Maatschappij (waarbij wij vinden aangetee- kend: ,,'n zeer gewichtige improvisatie voor de geheele letterkundige wereld). Hal'spot- tend hadden de Rotterdamsche dichters deze omprovisatie geprovoceerd. Borger was daar, eveneens Van der Palm, en Da Costa". Of wil men een ander tijdstip: er werd een diner gegeven ten huize van De Clercq's oom De Vos, na de door De Clercq ontvan- gen bekroning van zijn prijsvraag. Daar was een heel college bijeen, en daarbij waren verscheidene van zijne kunstrechters: J. de Vries, Wiselius, i'Ange, Van Hall. Prof. Fremery van Utrecht, Prof. Van Goudoever, ook uit Utrecht, de schilder Van Os. Prof. Hamaker van Leiden, Prof. Vrolik, Ds. Stuart, Serrurier, Spandaw, Prof. Tideman. En nu geven wij De Clercq zelf maar weer het woord: „Op het dessert kwam het tot improviseeren. Eerst over het in de lucht springen va.n de Kapitoe Pacha, toen weer over die altoos durendeGrieken.eindelijk„de vereeniging der kunsten". Dit laatste sujet zei hij, behandelde ik vroeger ook reeds, doch het ging nu beter dan toen: er waren zeer goede episodes, maar de eenheid was er misschien minder zicntbaar in dan vroe ger. Stuart zei na afloop, dat men met mij meedacht, en tusschenbeide voelde: nu moet dit komen. Prof. Vrolik, die anders met poezie spot steeds, zei, dat dit eene poezie was, met gezond verstand vereenigd, waar bij hij zich zeer goed kon neerleggen. En dan het slot: „Genoegelijk was deze dag. Mochten zijn gevolgen gezegend zijn, geen zelftevredenheid, maar nieuwe prikkel tot voortgang volgens de leiding van God. Hem zii de dankzegging, en nu met moed weder voorwaarts!" 07 uit 1823: „nu volgde het souper, waarvan ik mij niets had voorge- steld, en waar echter alles uitnemend uit- viel, en God mij een bijzonderen zegen schonk. Het was d. w. z.: De Clercq im- proviseerde over de vier departementen van onze Maatschappij. Ik beschouwde eerst Rotterdam met zijn Smits en Tollens, toen Den Haag, en had, God zij dank, bij Leiden den moed, om den naam van Bilder dijk hun in de ooren te doen donderen". En zoo gaat het dan door. Concurrentie ook bleef niet uit. Bij een bezoek van De Clercq aan Rotterdam b.v. hitste Tollens aan 'n diner iedereen to) improviseeren aan. Ein- delijk stond er een op, die veel moed scheen te hebben. Men gaf hem als onderwerp op: ,,'Het Vaderland". Hij bracht 20 regeis tot stand, doch gedurig naar zijn kuif grij- pende, en toen die regeis afgeloopen waren, biggelde het zweet hem langs de wangen, en verklaarde hij dood-af te zijn. Nu zou een tweede over „schoone vrouwen" improvi seeren. Die rees op met een gezicht, alsof hij ijzer wilde eten, zei drie goede regeis, doch de vierde stuifte, en hij ging weer zitten. Naast de concurrentie was daar ook de critiek. Velen waren gauw gereed met het maken van hun compliment, deden dan allerlei gewone vragen, en dan had De Clercq liever nog maar wat door-geimpro- viseerd, getuigt hij zelf, dan naar dit alles te moeten luisteren. Minister van Maanen, b.v. bewonderde de logische eenheid in een door hem gehoorde improvisatie zulke critici noemt De Clercq: menschen van den tweeden trap". Ook waren er, die alleen zijn kunde en zijn memorie admireerden, die staan dan bij hem op den derden, en die niet begrijpen kunnen" hoe men zooveel aan mekaar rijmen (of bedoelen zij misschien: lijmen?) kan, op den vierden. Die er echter nog meer in zien dan het mechanische, plaatst De Clercq op No. 1. Vooral in Den Haag was hij maar zelden ergens te gast, zonder daar ook te improviseeren, doch dat het den menschen heel wat moeite kostte, om er dadelijk wat over te zeggen, begreep j hij best. Hij schrijft: „dit is bijna even moei- lijk als om met een dominde dadelijk na de j kerk over zijn preek te spreken". Op den duur begint hem echter en wij achten die mededeeling uit 1828 van bijzonder groote I beteekenis het rijm te minderen, en ge- looft hij, dat hij er nog eens toe komen zal, om in proza te gaan improviseeren. Of 1 't echter er ooit toe gelcomen is, weten wij niet, in ieder geval vond hij in die aan- doeningen, die van te voren op papier ge- steld worden" altijd iets gezochts. Uit 1840 is deze opgave van's avonds bij de vrienden Pierson op 22 October: ..Ik improviseerde over stalen pennen, de vier eeuwen, enz." In presentie van Mevrouw Bosboom, toen nog Juffrouw Toussaint, werd er Juli 1841 op ,,Meerzicht", door de Clercq, den gast- heer, geimproviseerd over Ulrich van Hutten (penoemde schrijfster was toen juist bezig aan een roman uit den tijd der Hervorminu). Wat was het nu, dat in deze improvisaties zoon' diepen indruk maakte op de toehoor ders? Niet de gemakkelijkheid zijn gedach- ten onder woorden te brengen, en eensklaps in verzen weer te geven, maar de rijkdom van die gedachten en de verbazende kennis, die er uit sprak. Zegt men van Napoleon dat hij heel zijn legermacht met al de ver schillende bataljons en de namen zijner be- velhebbers in zijn hoofd had, van De Clercq kan men zeggen, dat hij de geheele kaart van Europa voor zich zag. Niet alleen wist hij van alle landen alle verschillende dynastien en de namen der vorsten, enz., maar.hij kende ook de letterkunde, de groote mannen, de geschiedenis der beschaving van ieder land, en al die kennis sprak uit ziin improvisaties alsof het de eenvoudigste zaak ter wereld was. Ds. S. Muller, die in de Vaderlandsche Letteroefeningen van 1823 een uitvoerige beschouwing gaf van De Clercq's improvisatiegave, wees er voor- eerst op, hoe dit improviseeren een voort- vloeisel was uit de behoefte van zijn hart, en hoe er in elk zijner improvisatiSn eenheid heerschte, zoodat het geen afzonderliike stukken waren, die met moeite aan elkaar waren gehecht, en er ook nimmer gemeen- plaatsen in voorkwamen. Ook deze prees de volheid en rijkdom zijner denkbeelden, de hooge en echt zedelijke strekking, die hij aan elk onderwerp wist te geven, terwijl hij toch die wending steeds ongezocht aan- bracht, ook al scheen het hem opgegeven on derwerp zich daartoe minder te leenen. Een wel heel typisch voorbeeld is wat Ds. Muller ons mededeelt en wat blijkens De Clercq's eigen lijst 29 Juli 1822 moet hebben plaats gehad. Op een verjaarfeest van een zijner nabestaanden, reikte een der feestgenooten hem het bekendcjrekenboek van Bartjes •ver, met het veiv. daarover eens te im proviseeren. Terwijl ieder over deze zonder- linge keus glimlachte, stond De Clercq dade lijk op, en ging van het standpunt uit, dat de mensch, die in al de uitwendige verschijn- selen een afdruksel van het beeld zijns waren levens en zijner bestemming ziet, dit- zelfde in de vormen van zijn denken en ken- nen vinden kan; hij stelde de rekenkunst uit dit oogpunt als een beeld van het mensche- lijk leven voor, en paste derzelver vormen, bij eigenaardige overbrenging^ toe op de verschillende trappen des ouderdoms. In de kindsheid of in de ontwikkeling van's men schen krachten, in de opklimming en ver- meerdering der jaren vond hij den vorin der optelling (additie); in de jeugd, of in de volheid der kracbt, in den gloed des gevoels, in het heil der liefde, in den zegen der ech- telijke vereeniging en in de werkzaamheid voor de plichten van het beroep zag hij den vorm der vermenigvuldiging (multiplicatie) in rijperen ouderdom, als teleurstellingen de schoone droomen van den jeugdigen leeftijd verijd'elen, zag hij de aftrekking (substrac- tie), terwijl hij in den eindelijken afloop van ons bestaan de deeling (divisie) aanschouw- de. Na het gezegde, in aandoenlijke, tref- fende verzen op het verjaarfeest te hebben toegepast, ontleende Jbij daaruit aanleiding, om den zegenrijken invloed des Christen doms te verheffen, dat ons langs al die trap- pen tot het doel van onze bestemming en roeping opleiden wil; dat ons na de laatste scheiding door het uitzicht op eene hereeni- ging vertroost, en ons door het kinderlijk geloof aan Hem, die de Waarheid en het Leven is, den toegang tot dat hooger be staan ontsluit" En nu mogen wij toch zeker wel eens' vragen aan onze lezers: staan zij, die dit nu vernemen, niet te kijken van zoo'n meester- schap op alle wapensi Haast ndg treffender is, wat wij aantroffen, niet in het Dagboek of in de Bijlagen, doch in een brochure, die niet in den handel is, doch die 54 bladzijden telt, en geschreven is door nlemand minder dan Professor Bosscha, getiteld: „Willem de Clercq herdacht", in welk boekje vooral De Clercq's verdiensten ten opzichte van de Nederlandsche Handelsmaatschappij wor den beschreven. In dat boekje is te lezen de volgende bijzonderheid: „Het was den 21sten Juni 1840, aan een maaltijd van den Raad van Bestuur der Handelsmaatschappij te Amsterdam. Onder de. aanzittenden be- vond zich de heer Van Sevenhoven, die op Java na den geeindigden oorlog met Diepo Negoro, commissaris van het Indische gou- vernement geweest was om het bestuur der Vorstendommen te regelen. Deze heer was zeer zwaarlijvig, en men had hem doen plaatsnemen in een armstoel, waarin hij zich al spoedig zoo weinig op zijn gemak ge- voelde, dat hij opstond en zich een anderen stoel deed geven. Toen nu aan het dessert De Clercq het verzoek om te improviseeren aangenomen en het onderwerp gevraagd had, werd hem, zoo ik meen door den heer Canneman, opgegeven: ,,De stoel van Sevenhoven". De gespannen verwachting, waarin alien door de aankondiging van dit schijnbaar burlesk. onderwerp gebracht wer- den, maakte spoedig plaats voor hooge be wondering. Na een vereerend woord, tot den verdienstelijken Sevenhoven gericht, bracht hij het gevoel van beklemd te zitten in een leuningstoel over op verschillende toestanden, waarin men zich in den zetel, waarop men geplaatst is, beklemd kan ge- voelen door het besef van verantwoordeliik- heid. Alle denkbare stoelen bracht hij voor de verbeelding zijner hoorders: gestoelten van wereldlijke machten en van geestelijke heeren, voorzittersfrraelen en leerstoelen, en met een verrassende wending wees hij hen in hoog-ernstige dichtcrtaa! op den zetel van den koningstroon van Pruisen, waaruit wei- nige dagen geleden Frederik Willem HI was afgeroepen om van zijn 42jarige regee- ring rekenschap te geven voor den rechter- stoel van den Alwetende. Ook Da Costa heeft ons natuurlijk zijn in- drukken over deze improvisaties meeTe- dceld. Hij heeft het ons geteekend, hoe De Clercq dan als het onderwerp hem was oP,re('even zijn stoel ter zijde en zijn servet ter aarde wierp, en maar dadeliik een begin maakte. Dan stortte hij, verhaalt ons Da Costa, een stroom van meer dan duizend dirhtregels uit. En wil men tenslotte een becufering: ,.Da Costa zegt: Indien De Clercq's improvisaties op schrift hadden kunnen worden gebracht. en door den druk algemeen gemnakt, zoo zouden zij naar een gemakkeliik te techtvaardigen berekf- ning een getal van niet minder dan 10 tot 12 beknopt bedrukte octavodeelen heb ben opgeleverd. EEN NIEUW ONTWERP B1QSCOOP- 1 WET. Bij de Tweede Kamer is ingediend een wetsontwerp tot besfrijding van de zedelij ke en maatschappelijke gevaren van de bioscoop. In de Memorie van Toeliichting wordt opgemerkt, dat de verwerping van de ont- wirp-Bioscoopwet, de regcering voor de beslissing plaatste, om, hetzij in den be- staanden toestand te birusten, hetzij een gewijzigde wettelijke regeling voor te be- reiden. Het eerste zou beteekenen, dat aan het goedvinden der gemeentebesturen blijft ovcrgelaten, of al dan niet een keuring van alle of van bepaalde films wordt voor- geschreven. Het zal, na hetgeen t.a.v. het standpunt door de regeering ingenomen, is geheeten, wel geen verwondering wek- ken, dat haar dit niet verantwoord zou voorkomen. Veeleer is getracht door aanvulling van het wetsontwirp, tegemoet te komen aan enkele bezwaren, welke de Minister van Binnenlandsche Zaken en Landbouw reeds bij de mondelingen behandeling niet van belang ontbloot achtte. DE TELEFOON ENGELAND— NEDERLAND. De Minister van Buitenlandsche Zaken heeft aan de Tweede Kamer doen toe- komen den tekst der op 23 Januari i.L onderteekende overeenkomst tot regeling van de telefoongemeenschap tusschen Groot-Brittannie en Nederland. De aangenomen eenheid zoowel voor de heffing van de taksen die varieeren Van 5 tot 8 shillings als voor den duur van de verbindingen, is drie minuten zonder onderbreking. De bedragen worden met 2/5 verminderd voor enkelvoudige gesprekken, gewisseld gedurende den nacht en met de helft voor gesprekken gedurende den nacht gewis seld in abonnement. De minimumduur van een abonnements- gesprek bedraagt twee gesprekseenheden. DE R. KATH. UN1VERSITEIT. In de Woensdag gehouden zitting van den gemeenteraad van Nijmegen is het voorscel van Burg, en Weth. van Nijme gen inzake de vestiging van een R. K. uni- versiteit aldaar aangenomen met 17 tegen 14 stemmen. Voor stemden de 16 katho- lieke leden en de heer Kool (anti-rev.). AFVLOEIiNG POST- EN TELEGRAAF- PERSONEEL. In verband met het overoompleet aan personeel bij de posterijen, telegraaf en telefonie, is aan verschillende ambtenaren boven den 62jarigen leeftijd, waaronder ook hoofdambtenaren, medegedeeld, dat zij met ingang van, 1 Juni a.s. op wacht- geld gesteld zullen worden. DE TOESTAND. De Fransch-Belgische sancties en het Duitsche verzet daartegen hebben op den Rijn een toestand geschapen, waarbij alle mogelijke bepalingen van de Rijnvaartacte geschonden zijn, schrijft de N. R. Crt. De Rijnvaar.akte tusschen de oeversta en dag- teekent van 1831 en is deels herzien, deels bekrachtigd door de conventie van Mann heim van 1868. De tolvrijdom op de rivier was echter niet naar den zin van ds Prui- sische agrariers en men west, dat er tot kort voor den oorlog van Pruisische zijde alle mogelijke moeite gedaan is, om de Rijntolien te hcrstellen onder den geca- mouflerrden naam van „Schiffahrtsabga- ben". De pressie op Nederland om hiertoe zijn toestemming te geven het besluit cr.oe kon volgens den tekst der overeen komst slechts met algemeen goedvinden van de oeverstaten genomen worden bleef echter vruchteloos, ondanks de krach- tige, door den Pruisischen geheimraad dr. Peters geleide propaganda. Het tractaat van Versailles schiep een geheel nuuwen toestand, door de overwinnaars in de cen- trafe commissio voor de Rijnvaart, welke voor de naleving van de akte te waken heeft, te brengen. In hare nieuwe samen- stelling omvat zij twee vcrtegenwoordigers van Nederland, Zwitserland, Engeland, Italie en Belgie, virr van Frankrijk en een van de vier Duitsche oeverstaten Hessen, Baden, Beieren en Pruisen, terwijl de vocrzitter doer Frankrijk benoemd wordt. De groote verandering was dat de Duit- schers in de centrale oommissis in de min- dcrheid kwamen en dat staten, die in het geheel geen oeverstaten waren als Enge land, Italie en Belgie, medezeggenschap over de Rijnvaart kregen. Frankrijk, dat doer de toevoeging van Elzas-Lotharingen aan zijn gebied, opnieuw oevcrstaat was gewcrden, zorgde verder, door zichzie'f icr stemmen toe te kennen, voor een stcrke positie in de commissie. De centrale commissie zou, voor het eerst sedcrt het begin van de Roer-b.zet- ting, Woensdag te Straatsburg voor een j bijzondire vergadcring bijeen komen. In verband met de buitengewone omstandig- heden heeft de commissie aan de hooge geallieerde commissie voor het Rijnland gerraagd een vertsgenwoordiger af te vaardigen tot deelneming aan de beraadsla- gingen, en volgens een bericht uit Dits- seldcrp aan de Times verwacht men dat dezen vcrtegenwoordiger van verschillende zijden eenigszins ongezouten opheldcring gevraagd zal worden over hetgeen er op den Rijn vocrvalt sedert de Roer- en Rijn- sancties toegepast zijn. De NedeTlandsche vcrtegenwoordigers zullen hierbij vermoe- delifk niet aehterblijven en zij staan zeer sbrk, omdat hun regeering in den tijd voor den oorlog, toen letter en geest van de Rijnvaartakte van Duitsche zijde be- dreigd werden, evenzeer op haar stuk is btij'ven staan. In de Nederlandsche piers kon het Fruisische plan in die dagen slechts bij een enkel groot blad instemming vinden. De Dusseldcrpsche correspondent van de Times voegt nog aan zijn aankondiging van een warme gedachtenwisseling toe, daf Duitsche, Hollandsche en Zwits<rscbe schippcrs en kooplieden tegen hem ge- klaagd hebben over de ongegeneerde wijze waarop men met de Rijnvaart-akte om- sprong. „Dc eerste oorzaak is natuurfijk zoo vtrnam hij, „de Fransche sancties, maar Duitschlands vcrdedigingsmaatregelen hebben het ook tot crnstige inbreuken op dc conventie bewogen. Men ziet slechts een gedeelte van de gevolgen als men naar de massa's aken en sleepbooten kijkt, die al vele wejeen aan de oevers van den Rijn gemeerd hebben gelegen. De ergste g'ewl- gen van de vele overtredingen van de conventie zijn hun uitwerking op den han del. Wat cr, in de eerste plaats door de schuld van de Franschen, maar ook door die van de Duitschers, gebeurd is, is dat de Rijn van zijn status van een inhrnatio- nale rivier teruggek.erd is tot dien van eenige hondcrden jaren geleden, toen elk baron die de macht daartoe had een slag- boom in den Rijn tegenovir zijn kasteel legde en naar eigen goeddunken toj hief". Hoezeer de Nederlandsche belangen daarbij reeds in het gedrang zijn gekomen. is genoegzaam bekend. Natuurlijk zal men niet zoo optimistisch zijn, om van de be- raadslaging in de commissie onmiiddellijje een groote verbetering te verwachten. Die kan pas intreden als de heele Roer-kwestie voor regeling aan de orde komt. De ge- ruchten dat Duitschland binnenkort met een concreet voorstel zal komen en dat van den kant van de Belgische en ltaliaan- sche deelgenooten aan de actie tegen Duitschland een stcrke pressie op Frank rijk geoefend zal worden, om er de noodige aandacht aan te schenken, blijven hrrdnek- kig de ronde doen. GRIEKSCH OORLOGSSCHIP VERGAAN Het Grieksche oorlogsschip „Alexan— dris", dat talrijke soldaten en vc/lofgan gers overbracht naar den Piraeus is bij Psytalie ter hoogte van kaap Krakaris, ver- gaan in een van de laatste stor'men. Dat ve len omkwamen moet gezocht woifien in de tuchteloosheidv welke aan boorti heersch te. Een paniek maakte zich van alien inees- ter en de tooneelen, welke zich afspeel- de, toen het schip langzaam zonk, moeten verschrikkelijk geweest zijn. Een aantal schepen, ook uit den Piraeus, snelden ter hulp en slaagden er in, een aantal passa- gicrs te redden. Hoevelen er verdronken zijn, is nog onbekend, doch op het ministe- rie van marine wist men wel mede te dee- len, dat het aantal vermisten reeds belang- rijk was. De „Alexandris" maakte dcel uit van de vloot van Keratsini. TER NEUZEN, 6 APRIL 1923. GEMEENTERAADSVERK1EZING. Door de kiesvereeniging „De Vrijheid", afdeeling van den Vrijheidsbond te Ter Neu- zen zijn voor de aanstaande verkiezing van leden voor den gemeenteraad candidaat ge steld de heeren R. G. E. Nolson (aTlr.), L. J. Geelhoedt (aftr.)C. Verlinde, R. Scheele Nz., G. J. Balkensteijn en A. de Bruijne. Het aftredend lid de heer G. de Ridder wenschte geen nieuwe candidatuur te aan- vaarden. Door de Christelijk-Historische kiesver eeniging zijn candidaat gesteld de heeren B. N. van Dijke, D. van Aken, 1. de Ridder, J. van Riet, M. R. de Feijter, J. P. Vercoute- ren Sr. en L. Michielsen. De heer H. J. van den Ouden (aftr.) wenschte geen nieuwe candidatuur te aan- vaarden. Van wege de afdeeling van den Bond van Vrijzinnig-Democraten zijn candidaat ge steld de heer P. Kaan, mevr. G. Hardorff— De Hosson en de heer J. P. Trijsburg. In ons vorig nummer is onder de van wege de S. D. A. P. gestelde enndidafen abusief vermeld de heer M. Robijn. dit moet zijn de heer A. Lammers. VEILING VAN EEN SCHUUR. Heden werd alhier in het Hotel de Com merce dobr den notaris Van der Moer ten verzoeke van de weduwe en erven van den heer L. B. van Kerkvoorde in het openbaar verkocht een schuur (stal of bergplaats) in steen gebouwd en hef recht van erfpacht op den grond tusschen de Dijkstraat en het Achterom te Ter Neuzen, kaaaster sectie L, nommer 1567, groot 87 centiaren. Hiervan werd kooper de heer W. P. Wie- land voor 2525. ARBEIDSBEMIDDeLINCj. De Djrecteur van den Rijksdienst der Wtrklooshejdsverzekering en Arbeidsbe- middeling vestigt nadrukkelijk de aandacht van belanghebbenden er op, dat zij, die wcrk willen aanvaarden in Bdgie, goed doen, eerst inlichtingen te vragen bij den correspondent in de gemeente waar men woont, of bij de directie der Arbeidsbeurs. Om rent de plaafsingkans ontvangt de Rijksdienst gcregeld opgaven van Belgi sche Arbeidsbcurzen. D:ze opgaven zijn bekend bij de districtsbeurzen en hare oor- resnondenten. Ook voor het qverige buitenland kan zij via de Ned_ Vcr. van Landverhuizing inlichtingen verschaffen, waardoor teleur stelling vaak wordt voorkomen. UITVOER1NG DER ZANGVEREENIGING UIT MAR1A-HOOREBEKE. Op Maandag en Dinsdag j.l. heeft de zangvereeniging: „de Vlaamsche Olijfberg" van Maria-Hoorebeke weer eene uitvoering gegeven te Zaamslag en te Axel. Ze heeft haar ouden goeden naam hoog gehouden. UZENSCHE CO U RANT

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1923 | | pagina 1