ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. No 7425 Vrijdag 9 Maart 1923. 63e Jaargaug. B U IT e"kTa¥p7 Toelating leerlingen aan de Kopschool. kostelooze Vaccinatie, Uit een dagboek van voor honderd jaar. B I M M E M L A M D. BURSTS BIjAD. Burgemeester en Wethouders der Gemeente ZAAMSLAG, maken bekend, dat op Donderdag 15 Maart a. des namiddags ten 2 are, ten Gemeentenhuize, om 3 nur van dienzelfden dag in een der localen van de Openbare Lagere School in den Grooten Huissenspolder om 4 nnr van dienzelfden dag in een locaal der Openbare Lagere School teOthene, gelegenheid bestaat tot dat de Revaccinatie zal plaats hebben ten Gemeentenhuize op Donderdag 22 Maart d. a. v., des namiddags ten 2 ure, in gemeld locaal der Openbare Lagere School in den Grooten Huissenspolder, des namiddags ten 3 ore, en te Othene des namiddags ten 4 ore. Burgemeester en Wethouders van Zaamslag, JOH. DE FEIJTER, Burgemeester. J. STOLK Lzn., Secretaris. in. Wij gaan nu iets mededeelen over De Clercq's levensmilieu. Laten wij dan voor dat wij namen gaan noemen, en men zal bemerken, dat het 'n respectabel aantal namen wordt van vele zeer respectabele per- sonen, eerst ter inleiding mogen opmer- ken, dat De Clercq in den omvang wel heel makkelijk geweest moet zijn. Hij verwijt zichzelf ergens te groote plooibaarheid; wij zien daar (althans bij een mensch met een geweten als De Clercq) een deugd in. De Clercq heeft ergens Da Costa's recept voor gemakkelijkheid in den omgang mee- gedeeld. Men heeft dan slechts(l) het standpunt in te nemen, waarin men het met iemand eens is, en dat is men met een ieder tot op zekere hoogte. Er bestaat, volgens Da Costa, geen liefde zonder rechtvaar- digheid, en rechtvaardigheid is nu wel onze eerste plicht tegenover onze medemenschen. Maar als men ons nu vraagt: Wie dat re cept trouwer heeft gebruikt, Da Costa, die het zelf gaf, of De Clercq, dan gelooven wij, dat Pierson gelijk heeft, die ergens zegt: De Clercq was beter dan Da Costa in staat zich in geesten van andere richting t? ver- plaatsen. Ook munt De Clercq uit in .vaar- deering voor de menschen, die in allerlei op- zicht ver beneden hem st;: in, en bij voorkeur gevoelde hij begeerte om van dezen juist godsdienstige indrukken te ontvangen. Noe men wij dus nu een lange rij aanzienlijken op allerlei gebied, dan leide men daaruit vooral niet af, dat Willem de Clercq zelfs maar bij voorkeur zijn vrienden zou hebben gezocht in de hoogere kringen, ook al heeft hij ze daar zeker wel gevonden. Hier volgt dan de opsomming: De Clercq heeft omgegaan met Van'der Palm, en diens prediking herhaaldelijl. bijgewoond en genoten. „Welk een treffende duidelijkheid, welk een zachthek en welk een kracht!" zoo hooren wii hem uitroepen. „Laat hij, die aan onze schoone taal de gaaf der welsprekendheid ontzegt, Van der Palm gaan hooren, en beven!" Maar ook ontmoet hij herhaaldclijk Tollens, die ook tijdens een verblijf te Rot terdam (1824) van De Clercq wordt bezocht, en dan juist bezig is zesthalven te tellen! Zoo iets merkt De Clercq op vindt men toch maar alleen in Holland. Maar wij zien De Clercq ook niet zelden op het bal bij de Koningin, „waar hij aan den eenen kant wel eens gewenscht had, dat men hem eens gevraagd had om te improviseeren, maar hij zich aan den anderen kant met die on- gewone kleederdracht: degen, enz. toch „ge- geneerd gevoelde". Een ander maal deelt hij openhartig mede, dat hij bij zoo'n ge legenheid toch wel eens graag een wat meer persoonlijke aanspraak van Prins of Prinses had ontvangen. Hij keek wel wat raar op, toen hij zoo en-passant niets ontving dan een ,,Je suis charmee de vous revoir (ik ben blij IJ weer eens terug te zien), wat merkt De Clercq geestig op zeker, als men de verbeelding er op laat werken, zeer fraai gemaakt kan worden, maar hetgeen mis- schien niet zoo heel veel meer heeft willen zeggen dan: „ik weet niet recht meer wie UEd. is". Nu wij toch aan het hof zijn met Koning Willem I is De Clercq niet zel den in aanraking gekomen. Van de eerste audientie geeft hij in zijn Dagboek een zeer karakteristieke beschrijving. Den Koning zelven typeert hij niet overgunstig: „dat hij" dit oordeel is uit 1830 „nog niet op die hoogte staat, waarop hij staan moest, en dat Z. M. nog steeds administrateur en niet koning is. De Koning zoo heet het dan een klein eindje verder op, niet minder malsch, de Koning moest inzien, dat "net niet te doen is met kerkgaan alleen, maar en nu moet de lezer vooral eens goed op deze fijne uitdrukkingswijze letten! met het zitten in zijn kabinet alsof hij zat in de kerk welke uitdrukking ons deed den- ken aan wat Frenssen ergens zegt in zijn Dorpspreeken, als hij beweert: dat het beter is om op je land te loopen en aan Goci tt denken, dan in de kerk te zitten en aan je land te denken. Mel het tweede huwelijk van Willem was dan ook De Clercq weinig ingenomen en het stemde hem tot groote droefheid. Toch behoort hij onder de weinigen op wit de dood van Willem 1, 15 Dec. 1843, nog indruk maakte. Wij noemen nu verder: J. van Lennep, wien hij in zijn geschil met Da Costa niet in alles ongelijk kon geven, Pot- gieter, wiens persoonlijkheid hem aantrok, en dan La Saussaye, wiens meesterlijke be- handeling van C01. 1 9—11 hem trof,.en van wien hij zegt: „men kan wel zien, dat hij uit de filosofie komt, en dat hij al de zaken nog niet in het geloof gegrepen heeft, doch er is een diepte in het onderzoek en in de beschouwing, zooais ik die zelden hoorde, en in zijn gebeden was weer dezelfde zal- ving." De Clercq is ook een en ander maal in aanraking gekomen met Ds. Kohlbrugge. De eerste ontmoeting was 20 October 1828 „in de zaal van Da Costa, waar een bijeen- brenging van natien en menschen was, die niet door inenschenhanden bij elkander was gebracht." Kohlbrugge was in dit groote gezelschap de eenige, die tot den geestelij- ken stand behoorde, en deze leidde de „oefening in forma", een echten Reveil- avond, waar De Clercq zich blijkbaar nog niet eeht op zijn plaats gevoelde. Kohlbrug- ge's tekst was: het profeteeren over de dorre doodsbeenderen door Ezechiel. De Clercq noemt het „populaire welsprekendheid en wel geheel oud-testamentisch; het donderen van den profeet en niet het suizen van den zachten wind." Vele uitdrukkingen, door Kohlorugge gebezigd, iiinderden hern, en, zegt hij „ik vond er den toon van Christus en de Apostelen niet in; te lang en te veei iicruaimg was liet mij." Ook het gebed kon hem niet behagen. „Zoo hebben althans Kalvijn en Beza niet gebeden", zegt hij. Hij kon dan ook aan het slot van het ontzet- tend lange gebed, waarin zooveet gezochte uitdrukkingen waren, niet medebidden, en tiau tocit (natuurlijk) den indruk, dat dat niet in orde was. Toen het Amen was uit- gesproken, zag hij dat ieder uitermale te- vreden was, en Kohlbrugge de hand gaf. „Ik had tegen den man niets", zoo vervolgt hij, „en te veel menschenvrees en valsche schaamte men krijgt hier weer een op- eenstapeling van allerlei zelf-analyses! om mijne hand te weigeren, doch ik was echter zoo eerlijk tegen Kohlbrugge te zeg gen, dat ik een vooroordeel tegen hem ge- had had. Deze antwoordde zeer liefderijk." Vriendsehap werd het echter nooit tusschen die twee. Ook al mag er later aan De Clercq's zijde wel wat meer waardeering zijn gekomen voor Kohlbrugge's persoon en vooral voor diens denkbeelden, De Clercq hield toch 'n gevoel, „alsof de dingen meer tot een zaak van Kohlbrugge dan tot eene van Christus werden gemaakt." Wel was er van den beginne aan sympa- thie voor andere personen bij hem, b.v. voor Beets en Hasebroek. De „Camera Obscura" wordt aanstonds na de verschijning gepre- zen als een zeer geestig boek, en vooral de beschrijving van den schooltijd vindt hij on- vergelijkelijk. Ook Jonathan's boek (Waar- heid en Droomen) las hij met groot genoe- gen, vooral het stuk over de klok. 1841, in Mei, viel de eerste ontmoeting met Nicolaas Beets, en zijn voorgevoel bedroog hem niet. Het is zoo zegt hij „de eerste ont moeting, die zoo God wii tof meer leiden kan." 24 October volgde dan een kerkgang te Heemstede, en hij vond Beets precies zoo ais hij gedacht had. „Zijn gebed was goed. Het was bidden, de voordracht had veel smaak, veel waarheid. Het was verstandig, ernstig, vermanend. Dat er door De Clercq niet met meer lof over de preek zelve kon worden gesproken, is later opgehelderd, want toen bleek, dat Beets, die het de voor- afgaande week erg druk had gehad, zich met een oude preek uit zijn proponenents- jaar had beholpen 1 Ook tot Hasebroek ge voelde De Clercq zich zeer aangetrokken, en de sympathie was ook hier wederkeerig. Merkwaardig mag zeker ook worden ge- noemd, dat het Mejuffrouw Toussaint was. die Hasebroek en De Clercq tot elkarider bracht. Haar vond De Clercq „iemand van genie", en hij deelt mede, hoe aardig het was, haar's avonds te zien werken met die ontzettende vlugheid, waarop zij als't ware over het papier vliegt, zoodat het niet te verwonderen is, dat zij geen gebruik kan maken van stalen pennen." Hij noemt haar elders „een nietig menschje, maar waarlijk vol genie". Enkele personen zijn er, die wij-nu alleen maar volledigheidshalve noemen, omdat hunne namen niet mogen worden verzwegen, maar over wie wij nu geen bijzonderheden noemen: Groen van Prinsterer, Prof. Bos- scha, Cesar Malan, Capadose, maar 6ok en bij hem willen wij nu weer wat langer stilstaan: Bilderdijk. Gehoord had hij hem reeds in 1812, maar hij wordt pas wat beter over dezen man ingelicht in 1821 door Da Costa, die allerlei kleine vertellingen doet uit Bilderdijks leven, waaruit dan blijkt, dat „deze die bullebak niet is, dien men van hem heeft willen maken." Hij verlrvgt er reeds dadelijk naar, de kennismaking te mogen voortzetten, want De Clercq acht Bilderdijk ,,de reus onzer letterkunde, waar- bij al de krassende pygmeeen verdwijnen." In 1822 komt dan de kennismaking tot stand. Den 9den juli reisde De Clercq naar Leiden per diligence. (In 't'voertuig werden gesprekken gevoerd over den windhandel en over de effecten). Reeds vroeg in den morgen stapte hij aan Bilderdijks nederige woning uit. Da Costa leidde hem binnen, en De Clercq betuigt openhartig: ,,dat hij meer beefde nu, dan bij de aanbieding van het verzoekschrift der Commissionairs aan den Koning." De ontvangst - wij geven letterLijk de woorden van het Dagboek nu: „was deftig en beleefd. Bilderdijk zag er niet eerbiedwekkend, doch eer eenigszins afstnotend uit. Een pfuikje, sterk gepro- nonceerde trekken, die met de rimpels in- eensmelten, eeri pet op het noofd, een pi- kante, doch geenszins meesleepende stem in zijn onderliOud. Zijn vrouw, klein van postuur, met weinig uitgewerkte trek ken, schonk thee, zij voegt echter bij di. alles een zachte, zilverachtige stem, die haar in haar voile waarde doen kennen. „Ik had genoeg te doen om rond te zien, en Bilder dijk mijn naam te noemen, waarover hij fi- losoleerde." En ook weer zoo eerlijk er- kent De Clercq: ,,Aangenaam was het m het gesprek ditmaal spoedig afgebroken te zien." 'n Dag later volgt dan de tweede ontmoeting, 'smiddags om 3 uur. Deftig was nu de ontvangst in de kleine binnenkamer. Vervolgens werd er in dexijkamer getreden, en werd hij naast Bilderdijk gezet. Alles was beleefd, doch niet hartelijk, en de toon van den grooten dlchter was gansch niet geschikt om uit te lokken. „Bilderdijk toonde goeden eetlust, en was dus zeker best op dreef. Da Costa sprak geen woord. Hier- over ondervraagd, zei Da Costa, dai het hem niet paste, om in zijns nieesters tegen- woordigheid te spreken. Maar even later bleek reeds, wat de eigenlijke reden was ge weest. Da Costa had ongetwijfeld een on- j gesteldheid van zijn vrouw voelen aan- i komen, en een zeker artgsteevogl had hem stil gemaakt. Opeens krdeg zij een toeval. i Allen schrikten om het zeerst. Het scheen j zoo te hebben moeten zijn. Want nu werd de teergevoeligheid van Bilderdijk De Clercq i openbaar, lees maar, hoe hij aanteekent: „Bilderdijks zorg voor wat geneeskundige hulp, zijn geruststellen van Da Costa, zijn geest van bedaardheid, die steeds heer- i schende bleef, de zorg voor de patient, en de verwijdering van zijn eigen zoon, dat aHes staat mij nog zoo-duidelijk voor den geest. Nu was de slagboom verbroken". De Clercq kende nu Bilderdijk. Den daarop volgenden dag werd dan de eerste verjaring van Da Costa's huwelijks- dag gevierd. Het onderhoud was geestrijk en aangenaam. ,,Op het dessert nam Bilder dijk den beker, dien hij anders niet meer ge- wend is te vullen, en stelde daarbij de ge- zondheid in van zijm lieveling (Da Costa), in woorden, die waarachtig uit het hart vloeiden en op het hart werkten, gevolgd door een versje", zooais hij dat noemde, en waarin de heele Bilderdijk ademde. Later op den middag improviseerde De Clercq wij komen op dat improviseeren nog terug en naderhand kwamen zij nog op allerlei onderwerpen, doch (schrijft De Clercq) „toen wij hooger en hooger, tot godsdienst en toekomst rezen, verzocht Bil derdijk mij op een recht hartelijken toon, hiervan af te stappen, „danr zijn hcofd aan- gedaan was." Verdere ontmoetingen slaan wij nu maar over, om alleen nog iets mede te deelen over Bilderdijks ,,uitvaart" op 23 December 1831. Allen, die daartoe waren samengestroomd, begaven zich naar het consistorie der Groote Kerk (te Haarlem). Merkwaardigerwijze was bijna geen enkel letterkundige aanwezig. Trouwens er was niemand uitgenoodigd. De zoon van den grooten doode, Lodewijk Bilderdijk, zag er volgens De Cle'rcq .,allerakeligst" uit. doodsbleek, met zijn haren over het gezicht hangende. Ook zag men er Da Costa en Capadose, die allerbitterst bedroefd waren. Men ging de kerk in, achter het lijk aan. onder eenige ton-en van het orgei. Toen her lijk neergezet was, begon Da Costa te spre ken, letter lijk snikkende. De Clercq kon zijn oogen niet gelooven, toen hij Da Costa daar in een kerk hoorde sprfeken, of voegt h: er zelf aan toe waarom zou ik niet liever zeggen: ,,preeken". Da Costa begon met te zeggen, dat hij gqen stof zou prijzen, raakte vele dingen met een woord aan Bilder dijks gevoed worden nog op moeders schoot met Cats, den strijd, de ballingschap des dichters, hij zag hem in zijnen stand als Nederlander en Christen voor zich. Da Cos ta's iaatste woorden waren de aanprijzing van den terugkeer tot den „weg der vade- ren". Zijn Amen klonk luide door de kerk Heerliik had hij ook nog aan mevrnuw Bilderdijk gedacht, in het zelfde graf met haren echtgenoof vereenigd. Na Da Costa deed de advocaat Willekens nog een aan spraak met eenig pathos, waarin hij al de aanwezigen bedankte, en den zoon van Bil derdijk, wiens hand hij drukte, zeer in de deelrieming van Nederland aanbeval. Later in de consistoriekamer heeft De Clercq over Bilderdijk nog germproviseerd. Wij hopen in een volgend artikel iets h vertellen over den omgang van De Clercq met Isaac da Costa. tweede kamer. Vergadering van Donderdag. Bij de voortzetting van de behandeling van de Jachtwet begroet de beer Weitkamp (c.-h.) het ontwerp met volkotnen instem- ming. De tegenwoordige toestand is raa- teirieel en moreel nadeeligt voor den land- bouwersstand. De jacht is slechts een ver- maak voor enkellen en een geraffineerdie barbaarschheid. Het ontwerp bedoelt op- voerino van de bodemprodudie en be- scherming van menschen. De heer Bierema (v.-b.) gaat in het al- j gemeen met het ontwerp accoord. Mevrouw BakkerNort (v.-d.) oordeelt, dat het ontwerp eindelijk eenig recht voor de boeren breng|t. Het zal e,en betere ver- houding tusschen pachter en eigenaar in het leven roepen. De heer Van Voorst 'tot Voorst (r.-k.) 1 betoogt, dat het jachtfrecht aan de boeren zelVe een wassen neus zal blijken, voor- koming van schade is de beste zijde van het ontwerp. Spr. heeft geen bezwaar te- gen de behartiging van de landbouwbelau- gen, maar zijn groote bezwaar bestaat tegen het losmaken van het eigendomsrecht van het jachtrecht. De grondeigenaar is vrij zijn eigendom al dan niet te verpachten. Het is niet in overeenstemming met het recht, dat de grondgebruiker bij pachting van den grond geen recht zou hebben om het wild te dooden. In de praktijk komt het toch daarop neer, althans wanneer de vcrhouding tusschen grondeigenaar en pachter goed is, zooais dat in vele provtn- cien het geval is. BEZUINIGING BIJ DE POST. Naar aanleiding van de tot het perso- neel gerichte uitnoodiging om mede te werken aan mogelijk geachte bezuiniging op de expioitatie der posterijen, telegrafie en telefonie, zijn 2873 voorstellen, betrck- king hebbend op ruim 700 onderwerpen, ontvangen. De directeur-generaal heeft een commissie ingesteld o.m deze voorstellen aan een nauwkeurig onderzoek te onder werpen. Er zijn reeds circa 80 meer of min der belangrijke wijzigingen ingevoerd. DE TOESTAND. Wat de nationaal-liberalen in Duitschland op hun program hebben staan is voor de regeling van het schadevergoedingsvraag- stuk van zeer groot belang. In den Duit- schen keizerlijd, schrijft de N. R. Crt., was hun politieke invloed niet groot. De minis ters van het rijk en van het koninkrijK Prui- sen werden schier zonder uitzOndering ge- kozen uit goed conservatieve mannen en voor alles wat op het agrarische program stond hadden zij dan ook een gewillig oor Dit strookte met het stelsel om de Duit- sche voedselvoorziening geheel onafhanke- lijk van het buitenland te maken, in verband met de altijd voorziene mogelijkheid, dat het Duitsche rijk in een oorlog door de Engelsche vloot geblokkeerd zou worden. Voor het overige was meestal het centrum troef, dat, tusschen de rechter- en linker- zijde in staande, het in zijn macht had met recnts een meerdcrheid voor, of met links een meerderheid tegen de regeering te vormen. De nationaal-liberalen, in wier gelederen de vertegenwoordigers van de groote industrie zaten, vervullen zoodoen de gewoonlijk de rol van bijloopers, die theoretisch uit hoofde van hun liberale af- komst eigenlijk links hadden moeten staan aan den kant van de twee vrijzinnige par- tijen en de sociaal-democraten, maar in de parlementaire praktijk met rechts plachten mee te gaan, omdat het den meesten hun- ner een |>ruwel leek aan een anderen kant te wandelen dan aan dien waar de zon der keizerlijke genade scheen. Bij de revolutie is ook de nationaf-libtrale partij gereorga- niseerd. IX' linker vleugel ervan vereenigde zich met het overschot der twee vrijzinnige partijen tot de partij der democraten, de xest stichtte een nieuwe partij onder den J naam van Duitsche volkspartij. Tegelijker- 1 tijd herdoopten de conservatieven zich tot 1 de Duitsch-nationale volkspartij. Voor de benaming volkspartij" gold het: „lucus j a non lucendo want de conservatieve en monarchale instincten bleven in beide par tijen oridcr den nieuwen naam gecamou- fletrd, in den verborgensten hoek van hun hart voortleven. Om nu echter tot de nationaaf-liberale of Duitsche volkspartij terug te keeren, zij vertogenwoordigt nog altijd de belangen van de machtige Duitsche groote industrie, en voor elke constructieve schadevergoe- dingspolitiek is de krachtige medewirking - van die groote nijverheia noodig. Deze produceert machines en de meeste artike- len van uitvocr, en beschikt daardoor ook over de meeste liquide goudwaarden van alle Duitsche kringen. De ophooping van die goudwaarden in het buitenland, die, zooais wij metmialen uiteengezet hebben, j een volkomen natuurlijk gevolg was van de j daling van de mars, is voornamelijk haar j. werk geweest. Na de Roeractie van de j geallieerden is de politieke invloed van de nijverheid nog grooter geworden. Het sla- I gen van de goudfCening ten behoeve van de steun-actie voor de mark, zonder welke j steunactie het lijdelijk verzet van Duitsch- land hopeloos zou zijn, ligt voornamelijk in haar hand. Aan den anderen kant zal zij krachtige hulp moeten verleenen, wanneer men zoo ver is, dat de tijd rijp is gewor- den om van Duitschen kant een uitweg te - zoeken en een aanbod te doen. Huruit I volgt, dat de Duitsche volkspartij bij de j tegenwoordige constellatie heel wat in de melk te brokken heeft bij de regeering te I Bcrlijn, in welke trouwens ook twee van hare led en zitten, van wie er een, dr. Becker het belangrijke oeconomische departement bestuurt. Wat Stresemann, de woordvoerder van de partij, Woensdag bij het groote debat in den Duitschen Rij'ksdag, behalVe het ge- wone rljche van protesten tegen de actie der franschen, dat men ook van an dere zijden kon verwachten, in het midden zou brengen, leek van bijzonder belang. De groote industrie is bovendien van de Roer-actie in de eerste plaats het kind van de rekening. Te Munster had Stresemann reeds eenige dagen gelcden in een open- bare rede dingen gezegd, die de aandacht hadden getrokken en die tengevolge nad- den, dat men te Parijs de ooren spitse naar wat hij nu zeggen zou. Over de schadever- goedmg dan zeide Stresemann te Munster, gelijk we vroeger vermeld hebben: „Het spreekt vanzelf, dat we eens tot beiastiny van de z.g. goudwaarden zullen komen, echter pas als we weten daarmee dan ook van de schadevergoeding if te zijn. Als we nu al hypotheken sloten op nijver- heidsondtrnemingen en grondbezu zou Frankrijk ze binnen het etmaal in beslag ne men." D-aargelaten of hij die woorden ook voor de Roer-actie gesproken zou heb ben, zij waren een aanwij'zing voor de in- nerlijke overtuiging van de groote ndu- strieelen, dat het oogenblik nu toch wel- haast daar is, om positief mfee te helpen aan een regeling van de schadevergoeding, omdat uit die kringen totdusver voorna melijk weigerachtigheid aan den dag was gekomen. En in zijn rede in den Rijksdag van Woensdag heeft Stresemann op ditzelf- de stramien voortgeborduurd. Hij legde er nadruk op, dat van „een oeconomische overwinning in den strijd in het Roergebied geen sprake zal zijn. De strijd zal in beide landen de grootste oeconomische waarden vemietigen". Iemand, die zoo spreekt zou men zeggen, kan natuurlijk wel het moreele belang voor Duitschland zien om den strijd te voeren, maar is bij voorbaat overtuigd dat het gewenscht is hem niet noodeljpos terekken tot aan de uitputting van de twee partijen toe en zijn leus kan niet zijn, zooais die van den kanselicr: „Weg met de praatjes over onderhandehngenHij zal integendeel, in het geloof dat er geen oeconomiscUe overwinning mogelijk is, als oeconomisch denkend man eljce geiegenticid daartoe moeten aangrijpen en zelfs voor- bereiden. In dezen geest van wat hij te Mun ster gezegd had, verklaarde Stresemann ver der: „lien nieuwe regeling van het Duitsche betasungwezen zal pas liiogelijk zijn, in- dien Duitschland weet hoe groot zijn ver- phchtingen voor het herstei zijn. Zoolang dit niet net geval is, zouden alle inkoinsten- belastingen slecnts ats parni voor Frank rijk golden." Voorts zeide hij nog, dat indien de kwestie van het herstei word ge- regeld en het rijk daardoor uitzicht kreeg op het terugerlangen van zijn vrijneia en zelfstandigheid, de Duitsche muustneele kringen het hun plicht zouden acnte.n alles te doen, wat tot naleving van DuiUschland's veroiritenissen noodig was. Die woorden zal men, dunkt ons, te Pa rijs in net oor knoopen. Het is een eenigs zins nieuw geluid uit kringen, waar men totdusver heel wat af te dingen licett gi - had op de vervullingspolitick van vroege- re regeeringen en in overeenstcnimdig daarmee steeds op het beslissenae oogen blik zijn stem ontnieid aan regeiingen, du de regeering had ontworpen, oehalve dan misschien aan het Iaatste plan dat Btrg- mann te Parijs ten slotte in port!efeuilie hield, omdat het, naar de moemng van dt Franschen, inmiddels te laat was gewor den. Intusschen moet men er zich nu maar niet in verdlcpen, wat zou hebben kunr.en gebeuren, indien Stresemann vroeger stcr- keren nadruk had geh-gd op de bereid- willigheid van de oeconomisch stcrkste producenten om voor het herstei offers te brengen. Het is te waardeeren, dat hij sprak op een wijze, die de critische atmos- feer niet nog meer vcrgiftigde, maar haar misschien voor het eerst een beetje ge- zuiverd heeft. Als de Franschen verstan dig zijn, zu0en zij zorg dragen op de ze eerste teg'emoetkoming van Stresemann van hun kant niet te reageeren met oen verscherping van hun actie. DE UITSRPAAK IN HET PROCES STEINMANNVAN DEN WOUWER. De jury van het Assizenliof van Ant- wcrpen heeft in de zaak van den inoord op den heer Steinmann bevestigend geant- woord op de vraag van de schuld van Van den Wouwer en van den voorbedachun raad. Eveneens heeft de jurv de vraag der schuld van mevrouw Steinmann bevesti gend beantwoord, doch ontkennend die be- treffende den voorbedachten raad. Na langdurige beraadslagingcn veroor- deelde het Hof Van den Wouwer tot le- venslangen dwangarbeid en mevr. Stein mann tot vijftien jaar gevangenisstraf. ONDERSCHeIDING VAN MUSSOLINI. Benito Mussolini, leider van de fascis- tenpartij eri minister-president van Italic, zal, naar de Matin meldt, bij gelcgenneid van het huwelijk van prinses Yolanda, de Annonciata-orde krijgen, die recht geeft op den titel van „neefs des konings". Het statuut van die orde schrijft voor, dat men, om haar te verkrijgen, een daad van groote nationale beteekenis moet heb ben verricht, bijv. een vredesverdrag of cen verdrag, waardoor het grondgebb »l van het rijk wordt vergroot, moet hebben onderteekend. Mussolini zal dus worden gedecoreerd naar aanleiding van de annexa- tie van den Dodecariesus, een eilanden- groep in de Egei'sche Zee. Merkwaardig is het, dat de eerste minis ter nog geen enkele ridderorde heeft en aldus dadelijk de hoogste krijgt. Hiervoor is slechts een precedent in de Italiaansehe geschicdenis, in 1860 werd die orde aan Garibaldi aangebod'.rt, maar die weigerde haar. Burgemeester en Wethouders van TER NETJZEN brengen ter openbare kennis, dat de ouders die hun kinderen de kopschool wenschen te doen be&oeken, verzocht worden daarvan opgave te doen ter gemeente-secretarie voor 24 dezer. Onderwijs wordt gegeven in alle valcken die opleiden voor het M. U. L. O.-diploma. Ter Neuzen, 9 Maart 1923. Burgemeester en Wethouders voomoemd, J. HUIZINGA, Burgemeester. B. I. ZONNEVIJLLE, Secretaris.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1923 | | pagina 1