ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
No 7425
Vrijdag 9 Maart 1923.
63e Jaargaug.
B U IT e"kTa¥p7
Toelating leerlingen aan
de Kopschool.
kostelooze Vaccinatie,
Uit een dagboek van voor
honderd jaar.
B I M M E M L A M D.
BURSTS BIjAD.
Burgemeester en Wethouders
der Gemeente ZAAMSLAG,
maken bekend, dat op Donderdag
15 Maart a. des namiddags ten
2 are, ten Gemeentenhuize, om 3 nur van
dienzelfden dag in een der localen van de
Openbare Lagere School in den Grooten
Huissenspolder
om 4 nnr van dienzelfden dag in een
locaal der Openbare Lagere School teOthene,
gelegenheid bestaat tot
dat de Revaccinatie zal plaats hebben ten
Gemeentenhuize op Donderdag 22
Maart d. a. v., des namiddags ten
2 ure, in gemeld locaal der Openbare Lagere
School in den Grooten Huissenspolder, des
namiddags ten 3 ore, en te Othene des
namiddags ten 4 ore.
Burgemeester en Wethouders
van Zaamslag,
JOH. DE FEIJTER, Burgemeester.
J. STOLK Lzn., Secretaris.
in.
Wij gaan nu iets mededeelen over De
Clercq's levensmilieu. Laten wij dan voor
dat wij namen gaan noemen, en men zal
bemerken, dat het 'n respectabel aantal
namen wordt van vele zeer respectabele per-
sonen, eerst ter inleiding mogen opmer-
ken, dat De Clercq in den omvang wel heel
makkelijk geweest moet zijn. Hij verwijt
zichzelf ergens te groote plooibaarheid; wij
zien daar (althans bij een mensch met
een geweten als De Clercq) een deugd in.
De Clercq heeft ergens Da Costa's recept
voor gemakkelijkheid in den omgang mee-
gedeeld. Men heeft dan slechts(l) het
standpunt in te nemen, waarin men het met
iemand eens is, en dat is men met een ieder
tot op zekere hoogte. Er bestaat, volgens
Da Costa, geen liefde zonder rechtvaar-
digheid, en rechtvaardigheid is nu wel onze
eerste plicht tegenover onze medemenschen.
Maar als men ons nu vraagt: Wie dat re
cept trouwer heeft gebruikt, Da Costa, die
het zelf gaf, of De Clercq, dan gelooven wij,
dat Pierson gelijk heeft, die ergens zegt:
De Clercq was beter dan Da Costa in staat
zich in geesten van andere richting t? ver-
plaatsen. Ook munt De Clercq uit in .vaar-
deering voor de menschen, die in allerlei op-
zicht ver beneden hem st;: in, en bij voorkeur
gevoelde hij begeerte om van dezen juist
godsdienstige indrukken te ontvangen. Noe
men wij dus nu een lange rij aanzienlijken
op allerlei gebied, dan leide men daaruit
vooral niet af, dat Willem de Clercq zelfs
maar bij voorkeur zijn vrienden zou hebben
gezocht in de hoogere kringen, ook al heeft
hij ze daar zeker wel gevonden. Hier volgt
dan de opsomming:
De Clercq heeft omgegaan met Van'der
Palm, en diens prediking herhaaldelijl.
bijgewoond en genoten. „Welk een
treffende duidelijkheid, welk een zachthek
en welk een kracht!" zoo hooren wii
hem uitroepen. „Laat hij, die aan onze
schoone taal de gaaf der welsprekendheid
ontzegt, Van der Palm gaan hooren, en
beven!" Maar ook ontmoet hij herhaaldclijk
Tollens, die ook tijdens een verblijf te Rot
terdam (1824) van De Clercq wordt bezocht,
en dan juist bezig is zesthalven te tellen!
Zoo iets merkt De Clercq op vindt
men toch maar alleen in Holland. Maar wij
zien De Clercq ook niet zelden op het bal bij
de Koningin, „waar hij aan den eenen kant
wel eens gewenscht had, dat men hem eens
gevraagd had om te improviseeren, maar
hij zich aan den anderen kant met die on-
gewone kleederdracht: degen, enz. toch „ge-
geneerd gevoelde". Een ander maal deelt
hij openhartig mede, dat hij bij zoo'n ge
legenheid toch wel eens graag een wat meer
persoonlijke aanspraak van Prins of Prinses
had ontvangen. Hij keek wel wat raar op,
toen hij zoo en-passant niets ontving dan
een ,,Je suis charmee de vous revoir (ik ben
blij IJ weer eens terug te zien), wat merkt
De Clercq geestig op zeker, als men de
verbeelding er op laat werken, zeer fraai
gemaakt kan worden, maar hetgeen mis-
schien niet zoo heel veel meer heeft willen
zeggen dan: „ik weet niet recht meer wie
UEd. is". Nu wij toch aan het hof zijn
met Koning Willem I is De Clercq niet zel
den in aanraking gekomen. Van de eerste
audientie geeft hij in zijn Dagboek een zeer
karakteristieke beschrijving. Den Koning
zelven typeert hij niet overgunstig: „dat hij"
dit oordeel is uit 1830 „nog niet op
die hoogte staat, waarop hij staan moest, en
dat Z. M. nog steeds administrateur en niet
koning is. De Koning zoo heet het dan
een klein eindje verder op, niet minder
malsch, de Koning moest inzien, dat "net
niet te doen is met kerkgaan alleen, maar
en nu moet de lezer vooral eens goed op
deze fijne uitdrukkingswijze letten! met
het zitten in zijn kabinet alsof hij zat in
de kerk welke uitdrukking ons deed den-
ken aan wat Frenssen ergens zegt in zijn
Dorpspreeken, als hij beweert: dat het beter
is om op je land te loopen en aan Goci tt
denken, dan in de kerk te zitten en aan je
land te denken.
Mel het tweede huwelijk van Willem
was dan ook De Clercq weinig ingenomen
en het stemde hem tot groote droefheid.
Toch behoort hij onder de weinigen op wit
de dood van Willem 1, 15 Dec. 1843, nog
indruk maakte. Wij noemen nu verder: J.
van Lennep, wien hij in zijn geschil met Da
Costa niet in alles ongelijk kon geven, Pot-
gieter, wiens persoonlijkheid hem aantrok,
en dan La Saussaye, wiens meesterlijke be-
handeling van C01. 1 9—11 hem trof,.en van
wien hij zegt: „men kan wel zien, dat hij uit
de filosofie komt, en dat hij al de zaken
nog niet in het geloof gegrepen heeft, doch
er is een diepte in het onderzoek en in de
beschouwing, zooais ik die zelden hoorde,
en in zijn gebeden was weer dezelfde zal-
ving."
De Clercq is ook een en ander maal in
aanraking gekomen met Ds. Kohlbrugge.
De eerste ontmoeting was 20 October 1828
„in de zaal van Da Costa, waar een bijeen-
brenging van natien en menschen was, die
niet door inenschenhanden bij elkander was
gebracht." Kohlbrugge was in dit groote
gezelschap de eenige, die tot den geestelij-
ken stand behoorde, en deze leidde de
„oefening in forma", een echten Reveil-
avond, waar De Clercq zich blijkbaar nog
niet eeht op zijn plaats gevoelde. Kohlbrug-
ge's tekst was: het profeteeren over de dorre
doodsbeenderen door Ezechiel. De Clercq
noemt het „populaire welsprekendheid en
wel geheel oud-testamentisch; het donderen
van den profeet en niet het suizen van den
zachten wind." Vele uitdrukkingen, door
Kohlorugge gebezigd, iiinderden hern, en,
zegt hij „ik vond er den toon van Christus
en de Apostelen niet in; te lang en te veei
iicruaimg was liet mij." Ook het gebed kon
hem niet behagen. „Zoo hebben althans
Kalvijn en Beza niet gebeden", zegt hij. Hij
kon dan ook aan het slot van het ontzet-
tend lange gebed, waarin zooveet gezochte
uitdrukkingen waren, niet medebidden, en
tiau tocit (natuurlijk) den indruk, dat dat
niet in orde was. Toen het Amen was uit-
gesproken, zag hij dat ieder uitermale te-
vreden was, en Kohlbrugge de hand gaf.
„Ik had tegen den man niets", zoo vervolgt
hij, „en te veel menschenvrees en valsche
schaamte men krijgt hier weer een op-
eenstapeling van allerlei zelf-analyses!
om mijne hand te weigeren, doch ik was
echter zoo eerlijk tegen Kohlbrugge te zeg
gen, dat ik een vooroordeel tegen hem ge-
had had. Deze antwoordde zeer liefderijk."
Vriendsehap werd het echter nooit tusschen
die twee. Ook al mag er later aan De
Clercq's zijde wel wat meer waardeering zijn
gekomen voor Kohlbrugge's persoon en
vooral voor diens denkbeelden, De Clercq
hield toch 'n gevoel, „alsof de dingen meer
tot een zaak van Kohlbrugge dan tot eene
van Christus werden gemaakt."
Wel was er van den beginne aan sympa-
thie voor andere personen bij hem, b.v. voor
Beets en Hasebroek. De „Camera Obscura"
wordt aanstonds na de verschijning gepre-
zen als een zeer geestig boek, en vooral de
beschrijving van den schooltijd vindt hij on-
vergelijkelijk. Ook Jonathan's boek (Waar-
heid en Droomen) las hij met groot genoe-
gen, vooral het stuk over de klok. 1841, in
Mei, viel de eerste ontmoeting met Nicolaas
Beets, en zijn voorgevoel bedroog hem niet.
Het is zoo zegt hij „de eerste ont
moeting, die zoo God wii tof meer leiden
kan." 24 October volgde dan een kerkgang
te Heemstede, en hij vond Beets precies zoo
ais hij gedacht had. „Zijn gebed was goed.
Het was bidden, de voordracht had veel
smaak, veel waarheid. Het was verstandig,
ernstig, vermanend. Dat er door De Clercq
niet met meer lof over de preek zelve kon
worden gesproken, is later opgehelderd,
want toen bleek, dat Beets, die het de voor-
afgaande week erg druk had gehad, zich
met een oude preek uit zijn proponenents-
jaar had beholpen 1 Ook tot Hasebroek ge
voelde De Clercq zich zeer aangetrokken,
en de sympathie was ook hier wederkeerig.
Merkwaardig mag zeker ook worden ge-
noemd, dat het Mejuffrouw Toussaint was.
die Hasebroek en De Clercq tot elkarider
bracht. Haar vond De Clercq „iemand van
genie", en hij deelt mede, hoe aardig het
was, haar's avonds te zien werken met die
ontzettende vlugheid, waarop zij als't ware
over het papier vliegt, zoodat het niet te
verwonderen is, dat zij geen gebruik kan
maken van stalen pennen." Hij noemt haar
elders „een nietig menschje, maar waarlijk
vol genie".
Enkele personen zijn er, die wij-nu alleen
maar volledigheidshalve noemen, omdat
hunne namen niet mogen worden verzwegen,
maar over wie wij nu geen bijzonderheden
noemen: Groen van Prinsterer, Prof. Bos-
scha, Cesar Malan, Capadose, maar 6ok
en bij hem willen wij nu weer wat langer
stilstaan: Bilderdijk. Gehoord had hij hem
reeds in 1812, maar hij wordt pas wat beter
over dezen man ingelicht in 1821 door Da
Costa, die allerlei kleine vertellingen doet
uit Bilderdijks leven, waaruit dan blijkt, dat
„deze die bullebak niet is, dien men van
hem heeft willen maken." Hij verlrvgt er
reeds dadelijk naar, de kennismaking te
mogen voortzetten, want De Clercq acht
Bilderdijk ,,de reus onzer letterkunde, waar-
bij al de krassende pygmeeen verdwijnen."
In 1822 komt dan de kennismaking tot
stand. Den 9den juli reisde De Clercq naar
Leiden per diligence. (In 't'voertuig werden
gesprekken gevoerd over den windhandel
en over de effecten). Reeds vroeg in den
morgen stapte hij aan Bilderdijks nederige
woning uit. Da Costa leidde hem binnen,
en De Clercq betuigt openhartig: ,,dat hij
meer beefde nu, dan bij de aanbieding van
het verzoekschrift der Commissionairs aan
den Koning." De ontvangst - wij geven
letterLijk de woorden van het Dagboek nu:
„was deftig en beleefd. Bilderdijk zag er
niet eerbiedwekkend, doch eer eenigszins
afstnotend uit. Een pfuikje, sterk gepro-
nonceerde trekken, die met de rimpels in-
eensmelten, eeri pet op het noofd, een pi-
kante, doch geenszins meesleepende stem
in zijn onderliOud. Zijn vrouw, klein
van postuur, met weinig uitgewerkte trek
ken, schonk thee, zij voegt echter bij di.
alles een zachte, zilverachtige stem, die haar
in haar voile waarde doen kennen. „Ik had
genoeg te doen om rond te zien, en Bilder
dijk mijn naam te noemen, waarover hij fi-
losoleerde." En ook weer zoo eerlijk er-
kent De Clercq: ,,Aangenaam was het m
het gesprek ditmaal spoedig afgebroken te
zien." 'n Dag later volgt dan de tweede
ontmoeting, 'smiddags om 3 uur. Deftig was
nu de ontvangst in de kleine binnenkamer.
Vervolgens werd er in dexijkamer getreden,
en werd hij naast Bilderdijk gezet. Alles
was beleefd, doch niet hartelijk, en de toon
van den grooten dlchter was gansch niet
geschikt om uit te lokken. „Bilderdijk toonde
goeden eetlust, en was dus zeker best op
dreef. Da Costa sprak geen woord. Hier-
over ondervraagd, zei Da Costa, dai het
hem niet paste, om in zijns nieesters tegen-
woordigheid te spreken. Maar even later
bleek reeds, wat de eigenlijke reden was ge
weest. Da Costa had ongetwijfeld een on-
j gesteldheid van zijn vrouw voelen aan-
i komen, en een zeker artgsteevogl had hem
stil gemaakt. Opeens krdeg zij een toeval.
i Allen schrikten om het zeerst. Het scheen
j zoo te hebben moeten zijn. Want nu werd
de teergevoeligheid van Bilderdijk De Clercq
i openbaar, lees maar, hoe hij aanteekent:
„Bilderdijks zorg voor wat geneeskundige
hulp, zijn geruststellen van Da Costa, zijn
geest van bedaardheid, die steeds heer-
i schende bleef, de zorg voor de patient, en
de verwijdering van zijn eigen zoon, dat
aHes staat mij nog zoo-duidelijk voor den
geest. Nu was de slagboom verbroken".
De Clercq kende nu Bilderdijk.
Den daarop volgenden dag werd dan de
eerste verjaring van Da Costa's huwelijks-
dag gevierd. Het onderhoud was geestrijk
en aangenaam. ,,Op het dessert nam Bilder
dijk den beker, dien hij anders niet meer ge-
wend is te vullen, en stelde daarbij de ge-
zondheid in van zijm lieveling (Da Costa),
in woorden, die waarachtig uit het hart
vloeiden en op het hart werkten, gevolgd
door een versje", zooais hij dat noemde,
en waarin de heele Bilderdijk ademde.
Later op den middag improviseerde De
Clercq wij komen op dat improviseeren
nog terug en naderhand kwamen zij nog
op allerlei onderwerpen, doch (schrijft De
Clercq) „toen wij hooger en hooger, tot
godsdienst en toekomst rezen, verzocht Bil
derdijk mij op een recht hartelijken toon,
hiervan af te stappen, „danr zijn hcofd aan-
gedaan was." Verdere ontmoetingen slaan
wij nu maar over, om alleen nog iets mede
te deelen over Bilderdijks ,,uitvaart" op 23
December 1831. Allen, die daartoe waren
samengestroomd, begaven zich naar het
consistorie der Groote Kerk (te Haarlem).
Merkwaardigerwijze was bijna geen enkel
letterkundige aanwezig. Trouwens er
was niemand uitgenoodigd. De zoon van
den grooten doode, Lodewijk Bilderdijk, zag
er volgens De Cle'rcq .,allerakeligst" uit.
doodsbleek, met zijn haren over het gezicht
hangende. Ook zag men er Da Costa en
Capadose, die allerbitterst bedroefd waren.
Men ging de kerk in, achter het lijk aan.
onder eenige ton-en van het orgei. Toen her
lijk neergezet was, begon Da Costa te spre
ken, letter lijk snikkende. De Clercq kon zijn
oogen niet gelooven, toen hij Da Costa daar
in een kerk hoorde sprfeken, of voegt h:
er zelf aan toe waarom zou ik niet liever
zeggen: ,,preeken". Da Costa begon met te
zeggen, dat hij gqen stof zou prijzen, raakte
vele dingen met een woord aan Bilder
dijks gevoed worden nog op moeders schoot
met Cats, den strijd, de ballingschap des
dichters, hij zag hem in zijnen stand als
Nederlander en Christen voor zich. Da Cos
ta's iaatste woorden waren de aanprijzing
van den terugkeer tot den „weg der vade-
ren". Zijn Amen klonk luide door de kerk
Heerliik had hij ook nog aan mevrnuw
Bilderdijk gedacht, in het zelfde graf met
haren echtgenoof vereenigd. Na Da Costa
deed de advocaat Willekens nog een aan
spraak met eenig pathos, waarin hij al de
aanwezigen bedankte, en den zoon van Bil
derdijk, wiens hand hij drukte, zeer in de
deelrieming van Nederland aanbeval. Later
in de consistoriekamer heeft De Clercq over
Bilderdijk nog germproviseerd.
Wij hopen in een volgend artikel iets h
vertellen over den omgang van De Clercq
met Isaac da Costa.
tweede kamer.
Vergadering van Donderdag.
Bij de voortzetting van de behandeling
van de Jachtwet begroet de beer Weitkamp
(c.-h.) het ontwerp met volkotnen instem-
ming. De tegenwoordige toestand is raa-
teirieel en moreel nadeeligt voor den land-
bouwersstand. De jacht is slechts een ver-
maak voor enkellen en een geraffineerdie
barbaarschheid. Het ontwerp bedoelt op-
voerino van de bodemprodudie en be-
scherming van menschen.
De heer Bierema (v.-b.) gaat in het al- j
gemeen met het ontwerp accoord.
Mevrouw BakkerNort (v.-d.) oordeelt,
dat het ontwerp eindelijk eenig recht voor
de boeren breng|t. Het zal e,en betere ver-
houding tusschen pachter en eigenaar in
het leven roepen.
De heer Van Voorst 'tot Voorst (r.-k.) 1
betoogt, dat het jachtfrecht aan de boeren
zelVe een wassen neus zal blijken, voor-
koming van schade is de beste zijde van
het ontwerp. Spr. heeft geen bezwaar te-
gen de behartiging van de landbouwbelau-
gen, maar zijn groote bezwaar bestaat tegen
het losmaken van het eigendomsrecht van
het jachtrecht. De grondeigenaar is vrij
zijn eigendom al dan niet te verpachten.
Het is niet in overeenstemming met het
recht, dat de grondgebruiker bij pachting
van den grond geen recht zou hebben om
het wild te dooden. In de praktijk komt
het toch daarop neer, althans wanneer
de vcrhouding tusschen grondeigenaar en
pachter goed is, zooais dat in vele provtn-
cien het geval is.
BEZUINIGING BIJ DE POST.
Naar aanleiding van de tot het perso-
neel gerichte uitnoodiging om mede te
werken aan mogelijk geachte bezuiniging
op de expioitatie der posterijen, telegrafie
en telefonie, zijn 2873 voorstellen, betrck-
king hebbend op ruim 700 onderwerpen,
ontvangen. De directeur-generaal heeft een
commissie ingesteld o.m deze voorstellen
aan een nauwkeurig onderzoek te onder
werpen. Er zijn reeds circa 80 meer of min
der belangrijke wijzigingen ingevoerd.
DE TOESTAND.
Wat de nationaal-liberalen in Duitschland
op hun program hebben staan is voor de
regeling van het schadevergoedingsvraag-
stuk van zeer groot belang. In den Duit-
schen keizerlijd, schrijft de N. R. Crt., was
hun politieke invloed niet groot. De minis
ters van het rijk en van het koninkrijK Prui-
sen werden schier zonder uitzOndering ge-
kozen uit goed conservatieve mannen en
voor alles wat op het agrarische program
stond hadden zij dan ook een gewillig oor
Dit strookte met het stelsel om de Duit-
sche voedselvoorziening geheel onafhanke-
lijk van het buitenland te maken, in verband
met de altijd voorziene mogelijkheid, dat
het Duitsche rijk in een oorlog door de
Engelsche vloot geblokkeerd zou worden.
Voor het overige was meestal het centrum
troef, dat, tusschen de rechter- en linker-
zijde in staande, het in zijn macht had met
recnts een meerdcrheid voor, of met links
een meerderheid tegen de regeering
te vormen. De nationaal-liberalen, in wier
gelederen de vertegenwoordigers van de
groote industrie zaten, vervullen zoodoen
de gewoonlijk de rol van bijloopers, die
theoretisch uit hoofde van hun liberale af-
komst eigenlijk links hadden moeten staan
aan den kant van de twee vrijzinnige par-
tijen en de sociaal-democraten, maar in de
parlementaire praktijk met rechts plachten
mee te gaan, omdat het den meesten hun-
ner een |>ruwel leek aan een anderen kant
te wandelen dan aan dien waar de zon der
keizerlijke genade scheen. Bij de revolutie
is ook de nationaf-libtrale partij gereorga-
niseerd. IX' linker vleugel ervan vereenigde
zich met het overschot der twee vrijzinnige
partijen tot de partij der democraten, de
xest stichtte een nieuwe partij onder den
J naam van Duitsche volkspartij. Tegelijker-
1 tijd herdoopten de conservatieven zich tot
1 de Duitsch-nationale volkspartij. Voor de
benaming volkspartij" gold het: „lucus
j a non lucendo want de conservatieve en
monarchale instincten bleven in beide par
tijen oridcr den nieuwen naam gecamou-
fletrd, in den verborgensten hoek van hun
hart voortleven.
Om nu echter tot de nationaaf-liberale
of Duitsche volkspartij terug te keeren, zij
vertogenwoordigt nog altijd de belangen
van de machtige Duitsche groote industrie,
en voor elke constructieve schadevergoe-
dingspolitiek is de krachtige medewirking
- van die groote nijverheia noodig. Deze
produceert machines en de meeste artike-
len van uitvocr, en beschikt daardoor ook
over de meeste liquide goudwaarden van
alle Duitsche kringen. De ophooping van
die goudwaarden in het buitenland, die,
zooais wij metmialen uiteengezet hebben,
j een volkomen natuurlijk gevolg was van de
j daling van de mars, is voornamelijk haar
j. werk geweest. Na de Roeractie van de
j geallieerden is de politieke invloed van de
nijverheid nog grooter geworden. Het sla-
I gen van de goudfCening ten behoeve van
de steun-actie voor de mark, zonder welke
j steunactie het lijdelijk verzet van Duitsch-
land hopeloos zou zijn, ligt voornamelijk
in haar hand. Aan den anderen kant zal zij
krachtige hulp moeten verleenen, wanneer
men zoo ver is, dat de tijd rijp is gewor-
den om van Duitschen kant een uitweg te
- zoeken en een aanbod te doen. Huruit
I volgt, dat de Duitsche volkspartij bij de
j tegenwoordige constellatie heel wat in de
melk te brokken heeft bij de regeering te
I Bcrlijn, in welke trouwens ook twee van
hare led en zitten, van wie er een, dr. Becker
het belangrijke oeconomische departement
bestuurt.
Wat Stresemann, de woordvoerder van
de partij, Woensdag bij het groote debat in
den Duitschen Rij'ksdag, behalVe het ge-
wone rljche van protesten tegen de actie
der franschen, dat men ook van an
dere zijden kon verwachten, in het midden
zou brengen, leek van bijzonder belang.
De groote industrie is bovendien van de
Roer-actie in de eerste plaats het kind van
de rekening. Te Munster had Stresemann
reeds eenige dagen gelcden in een open-
bare rede dingen gezegd, die de aandacht
hadden getrokken en die tengevolge nad-
den, dat men te Parijs de ooren spitse naar
wat hij nu zeggen zou. Over de schadever-
goedmg dan zeide Stresemann te Munster,
gelijk we vroeger vermeld hebben: „Het
spreekt vanzelf, dat we eens tot beiastiny
van de z.g. goudwaarden zullen komen,
echter pas als we weten daarmee dan
ook van de schadevergoeding if te zijn.
Als we nu al hypotheken sloten op nijver-
heidsondtrnemingen en grondbezu zou
Frankrijk ze binnen het etmaal in beslag ne
men." D-aargelaten of hij die woorden
ook voor de Roer-actie gesproken zou heb
ben, zij waren een aanwij'zing voor de in-
nerlijke overtuiging van de groote ndu-
strieelen, dat het oogenblik nu toch wel-
haast daar is, om positief mfee te helpen
aan een regeling van de schadevergoeding,
omdat uit die kringen totdusver voorna
melijk weigerachtigheid aan den dag was
gekomen. En in zijn rede in den Rijksdag
van Woensdag heeft Stresemann op ditzelf-
de stramien voortgeborduurd. Hij legde er
nadruk op, dat van „een oeconomische
overwinning in den strijd in het Roergebied
geen sprake zal zijn. De strijd zal in beide
landen de grootste oeconomische waarden
vemietigen". Iemand, die zoo spreekt zou
men zeggen, kan natuurlijk wel het moreele
belang voor Duitschland zien om den strijd
te voeren, maar is bij voorbaat overtuigd
dat het gewenscht is hem niet noodeljpos
terekken tot aan de uitputting van de twee
partijen toe en zijn leus kan niet zijn,
zooais die van den kanselicr: „Weg met de
praatjes over onderhandehngenHij zal
integendeel, in het geloof dat er geen
oeconomiscUe overwinning mogelijk is, als
oeconomisch denkend man eljce geiegenticid
daartoe moeten aangrijpen en zelfs voor-
bereiden. In dezen geest van wat hij te Mun
ster gezegd had, verklaarde Stresemann ver
der: „lien nieuwe regeling van het Duitsche
betasungwezen zal pas liiogelijk zijn, in-
dien Duitschland weet hoe groot zijn ver-
phchtingen voor het herstei zijn. Zoolang
dit niet net geval is, zouden alle inkoinsten-
belastingen slecnts ats parni voor Frank
rijk golden." Voorts zeide hij nog, dat
indien de kwestie van het herstei word ge-
regeld en het rijk daardoor uitzicht kreeg
op het terugerlangen van zijn vrijneia en
zelfstandigheid, de Duitsche muustneele
kringen het hun plicht zouden acnte.n alles
te doen, wat tot naleving van DuiUschland's
veroiritenissen noodig was.
Die woorden zal men, dunkt ons, te Pa
rijs in net oor knoopen. Het is een eenigs
zins nieuw geluid uit kringen, waar men
totdusver heel wat af te dingen licett gi -
had op de vervullingspolitick van vroege-
re regeeringen en in overeenstcnimdig
daarmee steeds op het beslissenae oogen
blik zijn stem ontnieid aan regeiingen, du
de regeering had ontworpen, oehalve dan
misschien aan het Iaatste plan dat Btrg-
mann te Parijs ten slotte in port!efeuilie
hield, omdat het, naar de moemng van dt
Franschen, inmiddels te laat was gewor
den. Intusschen moet men er zich nu maar
niet in verdlcpen, wat zou hebben kunr.en
gebeuren, indien Stresemann vroeger stcr-
keren nadruk had geh-gd op de bereid-
willigheid van de oeconomisch stcrkste
producenten om voor het herstei offers
te brengen. Het is te waardeeren, dat hij
sprak op een wijze, die de critische atmos-
feer niet nog meer vcrgiftigde, maar haar
misschien voor het eerst een beetje ge-
zuiverd heeft. Als de Franschen verstan
dig zijn, zu0en zij zorg dragen op de
ze eerste teg'emoetkoming van Stresemann
van hun kant niet te reageeren met oen
verscherping van hun actie.
DE UITSRPAAK IN HET PROCES
STEINMANNVAN DEN WOUWER.
De jury van het Assizenliof van Ant-
wcrpen heeft in de zaak van den inoord
op den heer Steinmann bevestigend geant-
woord op de vraag van de schuld van Van
den Wouwer en van den voorbedachun
raad. Eveneens heeft de jurv de vraag der
schuld van mevrouw Steinmann bevesti
gend beantwoord, doch ontkennend die be-
treffende den voorbedachten raad.
Na langdurige beraadslagingcn veroor-
deelde het Hof Van den Wouwer tot le-
venslangen dwangarbeid en mevr. Stein
mann tot vijftien jaar gevangenisstraf.
ONDERSCHeIDING VAN MUSSOLINI.
Benito Mussolini, leider van de fascis-
tenpartij eri minister-president van Italic,
zal, naar de Matin meldt, bij gelcgenneid
van het huwelijk van prinses Yolanda, de
Annonciata-orde krijgen, die recht geeft op
den titel van „neefs des konings".
Het statuut van die orde schrijft voor,
dat men, om haar te verkrijgen, een daad
van groote nationale beteekenis moet heb
ben verricht, bijv. een vredesverdrag of
cen verdrag, waardoor het grondgebb »l
van het rijk wordt vergroot, moet hebben
onderteekend. Mussolini zal dus worden
gedecoreerd naar aanleiding van de annexa-
tie van den Dodecariesus, een eilanden-
groep in de Egei'sche Zee.
Merkwaardig is het, dat de eerste minis
ter nog geen enkele ridderorde heeft en
aldus dadelijk de hoogste krijgt. Hiervoor
is slechts een precedent in de Italiaansehe
geschicdenis, in 1860 werd die orde aan
Garibaldi aangebod'.rt, maar die weigerde
haar.
Burgemeester en Wethouders van TER
NETJZEN brengen ter openbare kennis, dat de
ouders die hun kinderen de kopschool wenschen
te doen be&oeken, verzocht worden daarvan
opgave te doen ter gemeente-secretarie voor
24 dezer.
Onderwijs wordt gegeven in alle valcken die
opleiden voor het M. U. L. O.-diploma.
Ter Neuzen, 9 Maart 1923.
Burgemeester en Wethouders voomoemd,
J. HUIZINGA, Burgemeester.
B. I. ZONNEVIJLLE, Secretaris.