ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. Levert de fljnste soorten H0NIR6K0EK. No. 7312 Vrijdag 16 Juni 1922. 70e Jaargang. Opening der Jacht. Bekendmaking. Bekendmaking. Stoom-, Koek- Beschuitfabriek „ST. ANTOINE" biwneniand. buitenland mrm. EEESXB BLAJD. PAARDEN- en VEEMARKT De Memoires vandengewezen Duitschen Kroonprins. IE o l a. jve m Opslagplaats voor Ter Neazen en Omstreken: Firma Wed. A. H. DONZE, maakt bekenddat in het jaar 1922 de jacht op waterwild wordt geopend op Maandag 24 Juli. Burgemeester en Wethouders van ZAAM- §LAG, brengen ter algemeene kencis i dat de gewcne jaarlijksche in deze gemeente zal plaats hebben op Donderdag 6iulild22,aanvangende des voormiddags ten 9» en eindigende des namiddags ten 3 ure dat iedere eigenaar of aanbrenger van vee zal verplicht zijn dadelijk bp zijn aan- komst zich bp den Marktmeester (Lensin) aan te melden tot opgaaf van het aantal, de soort en de ouderdom van de door hem ter markt gebrachte dieren dat geen ander dan gezond vee ter markt zal worden toegelaten dat onmiddellpk na het sluiteu der markt de navolgende premien zullen worden uitgereikt lo. Voor het grootste gttal hoornvee van een eigenaar (min- stens 5 staks) f 5, 2o. grootste getal varkens van een eigenaar (min- stens 5 stuks) 3, 3o. h n schoonste merriepaard van 4 jaar of ouderle prijs een verguld zilveren medaille, 2e prys zilveren medaille en 3e prys bronzen medaille. 4o. n schoonste merriepaard van 3 jaar oudle prys een ver- guld kilveren medaille, 2e prys zilveren medaille en 3e prys bronzen medaille. 5o. H schoonste merriepaard van 2 jaar oudle prijs een ver- guld zilveren medaille, 2e prijs zilveren medaille en 3e prijs bronzen medaille. 6o. r, schoonste merriepaard van 1 jaar oudle prijs een ver- gnld zilveren medaille, 2e prijs zilveren medaille en 3e prijs bronzen medaille. 7o. n beste hengstveulenle prijs vergnld zilveren medaille, 2e prijs zilveren medaille en 3e prys bronzen medaille. 8o. beste merrieveulenle prijs verguld zilveren medaille, 2e prys zilveren medaille en 3e prijs bronzen medaille. 9o. de beste baatgevende of kalf- dragende koe:le prys 4, 2e prys2,50 lOo. beste kalfvaars !e prys4,— 2e prijs2,50 11 o. vetste koe, vaars, os le prijs4,— 2e prijs 2,50 L2o. beste fokstier le prijsa,_ 10 2ft Prijs2,— 13o. beste geit le prijs3,— 2e prijs2,— 3e prys1,— Geen bekroniDg kan plaats hebben voor dieren na 10 uren voormiddag ter markt gebracht. Burgemeester en Wethouders voornoemd JOH. DE FEIJTER, Burgemeester. J. STOLK Lzn., Secretans Zaamslag, 16 Juni 1922. Wat toch wel de reden mag wezen, dat dit boek, dat reeds verscheiden weken „uit" is, tot heden in de pers zoo weinig of eigenlijk wel in het ge'neel niet werd besproken? Met een hooghartig stilzwijgen wordt het tot nu toe zoo 'n beetje doodgezwegen. Zou dit alleen daardoor komen, dat de Nieuwe Rot- terdamsche Courant, reeds voordat het boek zelf verscheen, er een uitvoerige bloemlezing uit heeft rr.ogen geven, waar dit blad natuur- lijk duizenden guldens voor ovdr moet heb ben gehad? Dit kan, dunkt ons, toch moeic- lijk de eenige reden zijn. Er moet meer ach- ter zitten. De belangstelling van de men- schen in onze dagen wisselt toch wel zeer •spoedig van onderwerp, ook blijkend hieruit, dat een zoo belangrijk boek zoo weinig be langstelling geniet. En toch is dit werk en om zijn inhoud en om zijn vorm de belang stelling overwaard. Ook om den vorm. Die is werkelijk bij- zonder geslaagd. Bijzaken worden hier zeker bijzaken gelaten, maar toch worden zij niet volkomen genegeerd. Daar zijn boeken, die juist daardoor ongenietbaar worden, dat zij enkel woorden hebben en oog voor de heel groote belangen. De bijzaken worden dan met een zekere minachting, die men nog wel eens „souverein" durft te noemen, behan- deld, dat wil zeggen: niet behandeld, en zoo krijgen dergelijke beschouwingen iets veel te zwaars en massiefs over zich, wat ze ongenietbaar maakt voor den gewonen door- snee-lezer. Dan worden het studies, ex- pose's, kortom het wordt alles voor een ge- woon mensch onverteerbaar en ongeniet baar. Maar dit boek is absoluut niet van deze makelij. Het is een prettig boek om ter hand te nemen, men blijft er van het begin tot het eind bij, het wordt nooit een „be- toog", het verveelt nooit, het blijft frisch van het begin tot het eind. Mogen wij een klein proefje geven, dan willen wij hier afdruk- ken, wat de Kroonprins schrijft op bladzijde 140 van deze Memoires, uit October 1920 dateerend: „In het begin van deze maand ben ik een paar dagen aan wal geweest. In Overveen bij den tandarts Schaefer, die mij heeft behandeld. Ik zou het nooit voar mogelijk gehouden hebben dat men zich zoo kan verheugen op de be- scheiden genoegens, die een tandarts kan bieden met al zijn kleine folterwerk- tuigen. Zoo lekker heb ik achterover geleund in den mooien stoel eens wat anders dan daar op Wieringen. Dit uitgangetje is sedert geruimen tijd de eerste variatie in de geliikmatige stilte en eenzaamheid van het eiland geweest. En het heeft jhist in dezen somberen tijd, waarin het groote ver- welken de laatste liefelijkheid van het armzalige landschap doet verdwijnenen de herfststormen beginnen te waaien. mij eenigszins verzoend met de gedach- te, dat ik nu weer een langen, moei- lijken, donkeren winter moet doorbren- gen in deze eenzaamheid en in dit kleine huis, ver van het vaderland en van de mijnen. Bovendien ontmoetten wij in de Schaefers, die in een aller- liefste kleine villa bij Haarlem wonen. aardige, beminnelijke, zeer beschaafde menschen, wier gastvrijheid te genieten een vreugde is. En op den terugweg hebben wij een paar uur doorgebracht bij onzen ouden vriend, burgemeester Peereboom, die nu in Bergen woont. sedert een paar weken geleden de eveneens voortreffelijke, altijd hulp- vaardige heer Kolff zijn opvolger op Wieringen geworden is. Ook de heer Kolff en zijn fijn beschaafde vrouw, die van Duitsche afkonist is, trachten voort- durend mij het leven dragelijker maken." Wij gaven maar een klein citaat, om eens goed te laten zien, hoe onderhoudend deze Memoires zijn geschreven. Tevens leert men er dan ook nog iets anders uit. Men kan reeds uit die paar regels opmaken, hoe zwaar de Kroonprins het op Wieringen heeft. Hij zit daar werkelijk niet voor zijn pleizier. Een uitgangetje naar Overveen, wie weet hoe kort, geldt als een vergeuring! Dan eens achterover te kunnen leunen in zoo'n lekke- ren stoel dat is thans voor dezen ex- candidaat-gebieder over het geheele Duit sche Keizerrijk een zoo groot genot, dat hij het niet alleen memoreert, maar er nog we ken daarna met een zeker heimwee aan terugdenkt! En de vraag komt wel als van- zelf bij ons boven: Is dit nu ook eigenlijk wel noodig? Is dit ook wel heelemaal billijk, ook in- dien wij denken aan andere (zoogenaam- de) „oorlogsmisdadigers", die dan toch maar geheel vrij-uit gaan? Die kunnen nog wel eens in een anderen stoel lekker achter over leunen, die zijn in hun land, en bij de hunnen, die zijn niet opgesloten binnen een zo6 klein gebied als Wieringen. Wij zouden er voor zijn, indien althans de belangen van den Staat zich daar niet al te sterk tegen verzetten, dat voor dezen gewezen Kroon prins een ander verblijf werd aangewezen, zoo niet in ons land, dan maar ergens an ders. Want dit blijkt ook wel zonne-klaar uit dit geheele boek: Men heeft den Kroonprins algemeen groot onrecht aangedaan, door hem zoo'n beetje de schuld te geven van den oorlog, en ook zeker is men geheel onbillijk geweest, indien men de voortzetting van den krijg „tot het bittere einde toe" op zijn reke- ning heeft gezet. De Schrijver laat daaren- tegen zeer duidelijk ons zien, dat hij al zeer spoedig er zich voor heeft ingespannen, om nog een eervollen vrede te verkrijgen. En deze gang van zaken is allesbehalve aan hem of aan zijn invloed of aan zijn goed- keuring te wijten. Hij geeft in dit boek rap- porten ons te lezen, waaruit zeer duidelijk en overtuigerid blijkt, dat hij reeds zeer lang behoord heeft tot die menschen, die in toon- aangevende kringen in Duitschland maar al te zeidzaam zijn geweest, die hebben aange- stuurd op een vrede bij vergelijk. Het is veel- eer de Keizer geweest, die misleid door ver- keerde raadgever'' en niet dicht-genoeg levend bij het hart an zijn volk (al willen wij daar in het geheel niet mede zeggen, dat de Keizer zijn volk niet op het hart droeg) betere en heilzame maatregelen heeft tegen- gehouden. Om ze beiden den Keizer en den Kroonprins te typeeren, willen wij hier nog een korte en zeer lezenswaardige pas sage doen afdrukken uit de Memoires van Juli 1920: Troosteloos in zijn ^sombere streng- heid is dan de wjnter weer ingetreden. De verjaardag van mijn komst op dit eiland was als die dag zelf, grijs en mistig. Wolken, die loodzwaar op de zee en het kleine eiland lagen; en stormen, die dag en nacht over de dijken het arm zalige land beukten. Toen kwamen er een paar dagen van werken met majoor Kurt Anker, mijn knappen en onver- moeiden officier van den informatie- dienst van de legergroep een ver- lichting en bevrijding. En even voor Kerstmis kwam Mueller, mijn oude adjudant en chef van mijn administratie. Hij bracht Kerstgeschen- ken uit het vaderlanit mee. Geschenken van familie en ontroerende bewijzen van liefde van eenvoudige, onbekende Duit sche menschen. Ik heb dan nog voor Kerstmis in de kleine herberg „Zeeblik" in Oosterland een Kerstfeest met den- nenboom en allerlei cadeaux en oude Duitsche Kersfliederen kunnen geven aan de Duitsche kinderen, die toen bij goede menschen op het eiland vertoef- den om op te knappen van de wreede gevolgen van de hongerblokkade. Den 23sten December werd er Kerst feest gevierd in de pastorie met den kleinen kring van de enkele trouwe huisbewoners en den dag daarop ging ik met Miildner en de beide heeren, die van de Nederlandsche regeering hiertoe opdracht hadden gekregen, naar Amerongen, om daar den heiligen avond en de feestdagen door te brengen met de ouders in het gastvrije kastee! van graaf Bentinck. Enkele maanden te voren in October had ikmijn vader voor de eerste maal gezien sedert dien 9en November van het vorige jaar, toen ik in Spa hem verliet na ernstige woor- denwisselingen en in de vaste overtui- ging, dat hij ondanks den tegenstand, bij het leger zou blijven. Nooit zal ik het tooneel vergeten en steeds zal in mijn oor zijn stem naklin- ken, hoe hij op dezen heiligen avond met het zilvergrijs geworden haar in den schijn van de vele kaarsen voor den hoogen zwart-groenen boom stond en' het Kerst-evangelie voorlas: „Eere zij God in den hooge en vrede op aarde en den menschen een welbehagen." De Kroonprins is in zijn groote openhar- tigheid ook een uitnemend advocaat gewor den voor zijn Vader, den Keizer. Niet, dat nu alle schuld van diens schouders zou zijn afgenomen, maar uit de Memoires blijkt onder meer ook heel duidelijk, dat de Keizer weinig zichzelf heeft kunnen zijn. Ook deze menschen regeeren eigenlijk niet. Ook zij worden geregeerd, tenzij zij zeer sterk zijn. Het is ook haast niet te doen, om over een zoo groot volk te heerschen, zou men ge- neigd zijn te zeggen. Men mag dan zeker wet uitnemende raadgevers hebben, menschen, die zich bij niets door minderwaardige mo- tieven laten leiden. Mannen, breed van blik, onzelfzuchtig, steeds bereid, om eigen in- zicht te geven voor beter. Als wij uit het boek van den Kroonprins een indruk heel sterk hebben gekregen en behouden, dan is het wel deze, dat regeeren een zeer moeilijk werk is, en dat daarvoor wel deugden wor den vereischt van zoo hoog gehalte, dat ze wel haast voor gewone menschenkinderen onbereikbaar zijn. Tenslotte willen wij ook nog iets zeggen over des Kroonprinsen zedelijke opvattingen, zooals die uit dit boek ons zijn gebleken. En dan zouden wij aan den eenen kant wil len zeggen; ook die zijn ons niet tegen- gevallen. De Prins is een liefhebbend zoon (vooral over zijn Moeder schrijft hij met grooten eerbied en met innige dankbaar- heid). Hij is ook een liefhebbend Vader en Echtgenoot. Zijn kinderen hebben zeker een uitstekende Moeder. Wat hij over zijn eigen huwelijksleven zoo met enkele woorden ver- telt, maakt geen onaangenamen indruk. Toch, laten wij het eerlijk zeggen mogen 1 vertrouwen wij de opvoeding van de kin deren van den Kroonprins duizendmaal lie- ver toe aan de Kroonprinses dan aan den Prins zelven. Zijn zedelijke opvattingen zijn niet de onze en naar wij hopen en ver- moeden ook niet die van het groote gros der lezers en Iezeressen van dit blad. In een ver- band, waar wij dat allerminst zouden heb ben verwacht, schrijft de Kroonprins hei volgende (biz. 40).: Een mensch slechts heeft getoond te b^grijPen niijn gevoel van benauwenis, mijn drang minder „Kroonprins", meer JOH. v. d. SAN BE-v. d. HEiJDEN, Tilburg. Grossiers en Winkeliers schrijft ons nog heden en wij maken U bemonsterde offerte Aanbevolen merken: Gouden Helm - De Parel - Ideaal - Reclame Candij - Reclame Ontbijt. een meelevende en meebelevende mensch te zijn: mijn geliefde moeder. En steeds weer, wanneer ik met haar over deze dingen sprak, heb ik gevoeld, hoe- veel ik in mijn karakter van haar heb geerfd alleen verzette zich in mij, wat bij haar tenslotte zich aanpaste en tot rust kwam. Zij heeft voor deze re- signatie de sterke kracht geput uit haar diepe religiositeit. Deze streng gods- dienstige levensopvatting en ethiek is de verklaring van haar dringenden wensch, dat wij, zoons, ,,rein" in het huwelijk zouden treden, zonder avonturen met andere vrouwen gehad te hebben. Zij en onze op de hoogte gebrachte omgeving trachtten dit doel te bereiken door ieder- een zoo ver mogelijk van ons te houden. die ons zou hebben kunnen verleiden van het rechte pad der deugd. Mijn moe der had hierbij zeker de beste bedoe- lingen, ook voor ons zedelijk en licha- melijk heil. En ik voor mij heb haar niet al te erg teleurgesteld wat voor onzin er dan ook al vroeg over mij verteld moge zijn. Toch geloof ik niet, dat er practisch veel zegen rust op dit theoretisch zoo mooie principe. Mij lijkt een overdreven isoleering en beperking op dit gebied onnatuurlijk en ik veronderstel terug- blikkend zelfs, dat een der hoofdoor- zaken van vele dwalingen in de huwe- lijken van vorstelijke families voorge- komen, gezocht moet worden in dit fa- natieke verhouden van elken vrouwe- lijken omgang in een tijd, waarin de ge- zonde jeugd zich wil geven en vrij- maken." Ons wij zeggen het onomwonden die dan. toch ook wel tot de „gezonde jeugd" hebben behoord, is door de strenge en tevens liefdevolle leiding van een moeder, die ook ons graag rein in het huwelijk wilde doen gaan, en van een vader, die het ook ten deze met onze moeder gelukkig geheel eens was, fanatiek zulke vrouwelijke om gang verre gehouden. Zouden werkelijk voor vorstenzonen ten deze andere regels en principes gelden? Zouden huwelijksdwalingen bij deze menschen worden voorkomen, als zij zich moehten uitleven, en zich mochten toever- trouwen aan slechte vrouwen? De Kroon prins schijnt het in ernst te denken, en wat erger is: Hij durft deze dingen te schrijven en wereldkundig te maken, terwijl hij bezig is over zijn moeder te schrijven. Wij hebben deze uitingen ten zeerste betreurd, en hopen harfelijk, dat de Kroonprins nog eens en liefst spoedig tot betere gedachten komen moge. Nu is dit helaas een vlek, die dit overigens zoo mooie en edele boek aan- kleeft; maar die wij te minder onweerspro- ken meenden te mogen laten, omdat de schrijver juist op dit punt in het gevlei komt van degenen, die roekeloos bezig zijn met hun heillooze „principes" in het verderf te storten een toch al zeer lijdende wereld, die alleen nog kan worden behouden en gered, indien zedelijkheid en deugd weer krijgen de eere, die zij waard zijn en verdienen. Het is een yrij radelooze uiting, waartoe de Kroonprins aan het slot van zijn boek komt. Hij schrijft daar aan zijn volk: ,,Hij is alleen in aanzien, die op zichzelf bouwt; - waar toch nergens een broederhand de onze zoekt". Zedelijke vermaningen heeft de Prins blijkbaar niet te geven. Dit ver- wondert ons na het vorige niet. Maar wij achten ons gelukkig, dat WIJ toch iets beters weten en gelooven. Er is wel een broeder hand, die de onze zoekt: de hand van Hem, die gezegd heeft: „Zalig zijn de reinen van harte." UITVOER VAN VLEESCH. Bij Kon. besluit van 6 dezer zijn alle lan- den van Europa aangewezen als de landen, naar welke het verboden is vleesch, hetwelk niet voorzien is van een of meer merken als bewijs, dat het bij een van rijkswege inge- stelde keuring voor uitvoer gesehikt bevon- den fs, a. uit te voeren; b. aan een middel van vervoer tot uit voer aan te bieden. Bij Kon. besluit van 6 dezer is bepaald: Art. 1. Ten behoeve van de keuring van voor uitvoer bestemd vleesch wordt eene vergoeding geheven, berekend als volgt: a. voor de keuring van nuchtere kalve- ren, schapen en geiten f 0,40 per stuk; b. voor de keuring van varkens, vette kalveren en graskalveren 0,60 per stuk; c. voor de keuring van alle andere rundepen en van eenhoevige dieren 2 per stuk; d. voor de keuring van organen of deelen, bedoeld in artikel 22 van de bij Kon. besluit van 6 dezer vastgestelde voorschriften, f 0,30 voor iedere 25 kilogram of een gedeelte daarvan; met dien verstande, dat voor ieder etmaal, waar in in een slachterij keuringsdienst zal zijn, eene minimum vergoeding geheven wordt van f 20 of van 10, indien die keuring niet langer dan vijf achtereenvolgende uren duurt. Art. 2. De slotbepaling van artikel 1 is niet toepasselijk op inrichtingen, als bedoeld in artikel 4, 3°, der Hinderwet. Art. 3. Door den met de uitvoering van dit besluit belasten minister kan, op grond van bijzondere omstandigheden, het bedrag der minimum vergoeding, genoemd in de slotbepaling van artikel 1, worden verlaagd of een minimum vergoeding voor een lan- geren termijn dan een etmaal worden vast- gesteld. Art. 4. De invordering van de vergoeding, bedoeld in artikel 1, geschiedt volgens re- gelen, door den met de uitvoering van dit besluit belasten Minister vast te stellen. BEZU1NIGING PARALLELKLASSEN. De Minister van Onderwijs heeft aan de directeuren der rijks hoogere burgerscholen medegedeeld, dat ten einde ook op dat ge bied zooveel mogelijk tot bezuiniging te komen, in den eursus 192223 geen nieuwe parallelklassen zullen mogen worden ge- vormd, tenzij het getal leerlingen eener klasse 30 zou overschrijden en dat, mocht om bijzondere redenen van dezen regel moe- ten worden afgeweken (b.v. gebrek aan plaatsruimte in de lokalen), ieder geval in het bijzonder aan zijn oordeel moet worden onderworpen. De Minister heeft den be- trokken gemeentebesturen in overweging gegeven aan de hoogere burgerschool en het gymnasium hunner gemeente dezelfde ge- dragslijn te volgen. SCHEIDENDE EERSTE KAMERLEDEN. Na de heeren Cremer, Krauss en Van Nierop heeft nu ook de heer v. d. Feltz mee- gedeeld niet meer voor een herkiezing als lid der Eerste Kamer in aanmerking te wil len komen. HET WANHOPIGE OOSTENRIfK. De sociaal-democraten schijnen de lei ding te willen nemen van het stuurljooze schip van staat van Oostenrijk. In de Ar- beiter Ztg. komt de oproep voor fot eep groote vergadering op hedenavond, waar- aan de heele massa moet deelnemen. De volgende motie aan de regeering zal er aangenomen worden: „De arbeiders in Oostenrijk komen tot vertwijfeling, want de rijkstoestanden worden ondraaglijk. Het geduld is <jp. Sedert anderhalf jaar houdt de Entente ons aan het lijntje met onver- vulde credietbeloften. Ate de wereld ons niet kan of niet wil tielpen, dan kan zij ons ook niet beietten daar hulp te zoeken, waar wij die denken te vinden, namelijk door ons aan te sluiten bij Duitschland. Het eenige wat wij kunnen doen is: waar- schuwen voor een paniek. De bedrijfsraden moeten zich strikt houden aan het partij- secretariaat, anders komt men tot wilde betoogingen, die de ellende nog maar ver- grooten." Bondskanseher Seipel heeft de nieuwe regeering aan den bondsraad voorgesteld, en daarbij een rede gehouden, waarin hij nogmaals bevestigde, dat het niet in zijn voornemen lag op eenigerlei geweldadige wijze in het economische leven in te grij- pen, en dat zelfs de gebeurtenissen op de Weensche beurs hem in dit besluit niet konden doen wankelen. „Totnutoe, zei hij, heeft de bevolking zich weten te onder- scheiden door bezonnenheid en kalmte. Laat ze dat blijven, en niet eigenmachtig optreden tegen de menschen, waarvan men nu denkt, dat zij werkelijk of schijnbaar schuld hebben." TER NEUZEN, 16 Juni 1922. HULP IN NOOD. Jl. Zaterdag hield de vereeniging „Hulp in nood" alhier hare jaarvergadering. Uit tie rekening over de 3 laatste maanden bleek, dat er in dat tijdperk was ontvangen f 817,76 en uitgegeven f 1103,81, zoodat het kapitaal der vereeniging weer met f 286.05 achteruitging en daalde tot f 1859,31. Over dat tijdperk ontving de afdeeling De Commissaris der Koningin in Zeeland, gezien het besluit van Gedeputeerde Staten van 9 dezer no. 163 gelet op art. II der wet van 13 Juni 1857 (Staats- blad no. 87) Middelburg, 12 .Inni 1922. De Commissaris der Koningin voornoemd, QUARLES VAN UFFORD. De Burgemeester van TER NEUZEN brengt bij deze ter feennis van de daarbij belanghebbenden, dat het door den Directeur der Directe tfelastingen enz. te Breda den 13 Juni 1922 invorderbaar verklaarde kohieren van de Personeelebelasting dezer gemeente, over het jaar 1922. No. 9, 10 (kom) '11 enl2 0.D., op heden aan den Ontvanger der Directe Belastingen, ter invordering is ter hand gesteld en dat ieder verplicht is zijnen aanslag, op den bij de wet be- paalden voet, te voldoen. Ter Neuzen, den 16 Juni 1922. De Burgemeester voornoemd, J. HUIZINGA.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1922 | | pagina 1