ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
Levert de fljnste soorten H0NIR6K0EK.
No. 7312
Vrijdag 16 Juni 1922.
70e Jaargang.
Opening der Jacht.
Bekendmaking.
Bekendmaking.
Stoom-, Koek- Beschuitfabriek
„ST. ANTOINE"
biwneniand.
buitenland
mrm.
EEESXB BLAJD.
PAARDEN- en VEEMARKT
De Memoires vandengewezen
Duitschen Kroonprins.
IE o l a. jve m
Opslagplaats voor Ter Neazen en Omstreken: Firma Wed. A. H. DONZE,
maakt bekenddat in het jaar
1922 de jacht op waterwild
wordt geopend op Maandag
24 Juli.
Burgemeester en Wethouders van ZAAM-
§LAG, brengen ter algemeene kencis i
dat de gewcne jaarlijksche
in deze gemeente zal plaats hebben op
Donderdag 6iulild22,aanvangende
des voormiddags ten 9» en eindigende des
namiddags ten 3 ure
dat iedere eigenaar of aanbrenger van
vee zal verplicht zijn dadelijk bp zijn aan-
komst zich bp den Marktmeester (Lensin)
aan te melden tot opgaaf van het aantal,
de soort en de ouderdom van de door hem
ter markt gebrachte dieren
dat geen ander dan gezond vee ter markt
zal worden toegelaten
dat onmiddellpk na het sluiteu der
markt de navolgende premien zullen worden
uitgereikt
lo. Voor het grootste gttal hoornvee
van een eigenaar (min-
stens 5 staks) f 5,
2o. grootste getal varkens
van een eigenaar (min-
stens 5 stuks) 3,
3o. h n schoonste merriepaard van 4
jaar of ouderle prijs een
verguld zilveren medaille,
2e prys zilveren medaille en
3e prys bronzen medaille.
4o. n schoonste merriepaard van 3
jaar oudle prys een ver-
guld kilveren medaille, 2e
prys zilveren medaille en 3e
prys bronzen medaille.
5o. H schoonste merriepaard van 2
jaar oudle prijs een ver-
guld zilveren medaille, 2e
prijs zilveren medaille en
3e prijs bronzen medaille.
6o. r, schoonste merriepaard van 1
jaar oudle prijs een ver-
gnld zilveren medaille, 2e
prijs zilveren medaille en
3e prijs bronzen medaille.
7o. n beste hengstveulenle prijs
vergnld zilveren medaille,
2e prijs zilveren medaille
en 3e prys bronzen medaille.
8o. beste merrieveulenle prijs
verguld zilveren medaille,
2e prys zilveren medaille
en 3e prijs bronzen medaille.
9o. de beste baatgevende of kalf-
dragende koe:le prys 4,
2e prys2,50
lOo. beste kalfvaars
!e prys4,—
2e prijs2,50
11 o. vetste koe, vaars, os
le prijs4,—
2e prijs 2,50
L2o. beste fokstier
le prijsa,_
10 2ft Prijs2,—
13o. beste geit
le prijs3,—
2e prijs2,—
3e prys1,—
Geen bekroniDg kan plaats hebben voor
dieren na 10 uren voormiddag ter markt
gebracht.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
JOH. DE FEIJTER, Burgemeester.
J. STOLK Lzn., Secretans
Zaamslag, 16 Juni 1922.
Wat toch wel de reden mag wezen, dat dit
boek, dat reeds verscheiden weken „uit" is,
tot heden in de pers zoo weinig of eigenlijk
wel in het ge'neel niet werd besproken? Met
een hooghartig stilzwijgen wordt het tot nu
toe zoo 'n beetje doodgezwegen. Zou dit
alleen daardoor komen, dat de Nieuwe Rot-
terdamsche Courant, reeds voordat het boek
zelf verscheen, er een uitvoerige bloemlezing
uit heeft rr.ogen geven, waar dit blad natuur-
lijk duizenden guldens voor ovdr moet heb
ben gehad? Dit kan, dunkt ons, toch moeic-
lijk de eenige reden zijn. Er moet meer ach-
ter zitten. De belangstelling van de men-
schen in onze dagen wisselt toch wel zeer
•spoedig van onderwerp, ook blijkend hieruit,
dat een zoo belangrijk boek zoo weinig be
langstelling geniet. En toch is dit werk en
om zijn inhoud en om zijn vorm de belang
stelling overwaard.
Ook om den vorm. Die is werkelijk bij-
zonder geslaagd. Bijzaken worden hier zeker
bijzaken gelaten, maar toch worden zij niet
volkomen genegeerd. Daar zijn boeken, die
juist daardoor ongenietbaar worden, dat zij
enkel woorden hebben en oog voor de heel
groote belangen. De bijzaken worden dan
met een zekere minachting, die men nog wel
eens „souverein" durft te noemen, behan-
deld, dat wil zeggen: niet behandeld,
en zoo krijgen dergelijke beschouwingen iets
veel te zwaars en massiefs over zich, wat ze
ongenietbaar maakt voor den gewonen door-
snee-lezer. Dan worden het studies, ex-
pose's, kortom het wordt alles voor een ge-
woon mensch onverteerbaar en ongeniet
baar. Maar dit boek is absoluut niet van
deze makelij. Het is een prettig boek om ter
hand te nemen, men blijft er van het begin
tot het eind bij, het wordt nooit een „be-
toog", het verveelt nooit, het blijft frisch van
het begin tot het eind. Mogen wij een klein
proefje geven, dan willen wij hier afdruk-
ken, wat de Kroonprins schrijft op bladzijde
140 van deze Memoires, uit October 1920
dateerend:
„In het begin van deze maand ben ik
een paar dagen aan wal geweest. In
Overveen bij den tandarts Schaefer, die
mij heeft behandeld. Ik zou het nooit
voar mogelijk gehouden hebben dat
men zich zoo kan verheugen op de be-
scheiden genoegens, die een tandarts
kan bieden met al zijn kleine folterwerk-
tuigen. Zoo lekker heb ik achterover
geleund in den mooien stoel eens wat
anders dan daar op Wieringen.
Dit uitgangetje is sedert geruimen
tijd de eerste variatie in de geliikmatige
stilte en eenzaamheid van het eiland
geweest. En het heeft jhist in dezen
somberen tijd, waarin het groote ver-
welken de laatste liefelijkheid van het
armzalige landschap doet verdwijnenen
de herfststormen beginnen te waaien.
mij eenigszins verzoend met de gedach-
te, dat ik nu weer een langen, moei-
lijken, donkeren winter moet doorbren-
gen in deze eenzaamheid en in dit
kleine huis, ver van het vaderland en
van de mijnen. Bovendien ontmoetten
wij in de Schaefers, die in een aller-
liefste kleine villa bij Haarlem wonen.
aardige, beminnelijke, zeer beschaafde
menschen, wier gastvrijheid te genieten
een vreugde is. En op den terugweg
hebben wij een paar uur doorgebracht
bij onzen ouden vriend, burgemeester
Peereboom, die nu in Bergen woont.
sedert een paar weken geleden
de eveneens voortreffelijke, altijd hulp-
vaardige heer Kolff zijn opvolger op
Wieringen geworden is. Ook de heer
Kolff en zijn fijn beschaafde vrouw, die
van Duitsche afkonist is, trachten voort-
durend mij het leven dragelijker maken."
Wij gaven maar een klein citaat, om eens
goed te laten zien, hoe onderhoudend deze
Memoires zijn geschreven. Tevens leert men
er dan ook nog iets anders uit. Men kan reeds
uit die paar regels opmaken, hoe zwaar de
Kroonprins het op Wieringen heeft. Hij zit
daar werkelijk niet voor zijn pleizier. Een
uitgangetje naar Overveen, wie weet hoe
kort, geldt als een vergeuring! Dan eens
achterover te kunnen leunen in zoo'n lekke-
ren stoel dat is thans voor dezen ex-
candidaat-gebieder over het geheele Duit
sche Keizerrijk een zoo groot genot, dat hij
het niet alleen memoreert, maar er nog we
ken daarna met een zeker heimwee aan
terugdenkt! En de vraag komt wel als van-
zelf bij ons boven: Is dit nu ook eigenlijk
wel noodig?
Is dit ook wel heelemaal billijk, ook in-
dien wij denken aan andere (zoogenaam-
de) „oorlogsmisdadigers", die dan toch
maar geheel vrij-uit gaan? Die kunnen nog
wel eens in een anderen stoel lekker achter
over leunen, die zijn in hun land, en bij de
hunnen, die zijn niet opgesloten binnen een
zo6 klein gebied als Wieringen. Wij zouden
er voor zijn, indien althans de belangen van
den Staat zich daar niet al te sterk tegen
verzetten, dat voor dezen gewezen Kroon
prins een ander verblijf werd aangewezen,
zoo niet in ons land, dan maar ergens an
ders.
Want dit blijkt ook wel zonne-klaar uit
dit geheele boek: Men heeft den Kroonprins
algemeen groot onrecht aangedaan, door
hem zoo'n beetje de schuld te geven van den
oorlog, en ook zeker is men geheel onbillijk
geweest, indien men de voortzetting van den
krijg „tot het bittere einde toe" op zijn reke-
ning heeft gezet. De Schrijver laat daaren-
tegen zeer duidelijk ons zien, dat hij al zeer
spoedig er zich voor heeft ingespannen, om
nog een eervollen vrede te verkrijgen. En
deze gang van zaken is allesbehalve aan
hem of aan zijn invloed of aan zijn goed-
keuring te wijten. Hij geeft in dit boek rap-
porten ons te lezen, waaruit zeer duidelijk
en overtuigerid blijkt, dat hij reeds zeer lang
behoord heeft tot die menschen, die in toon-
aangevende kringen in Duitschland maar al
te zeidzaam zijn geweest, die hebben aange-
stuurd op een vrede bij vergelijk. Het is veel-
eer de Keizer geweest, die misleid door ver-
keerde raadgever'' en niet dicht-genoeg
levend bij het hart an zijn volk (al willen
wij daar in het geheel niet mede zeggen, dat
de Keizer zijn volk niet op het hart droeg)
betere en heilzame maatregelen heeft tegen-
gehouden.
Om ze beiden den Keizer en den
Kroonprins te typeeren, willen wij hier
nog een korte en zeer lezenswaardige pas
sage doen afdrukken uit de Memoires van
Juli 1920:
Troosteloos in zijn ^sombere streng-
heid is dan de wjnter weer ingetreden.
De verjaardag van mijn komst op dit
eiland was als die dag zelf, grijs en
mistig. Wolken, die loodzwaar op de zee
en het kleine eiland lagen; en stormen,
die dag en nacht over de dijken het arm
zalige land beukten. Toen kwamen er
een paar dagen van werken met majoor
Kurt Anker, mijn knappen en onver-
moeiden officier van den informatie-
dienst van de legergroep een ver-
lichting en bevrijding.
En even voor Kerstmis kwam Mueller,
mijn oude adjudant en chef van mijn
administratie. Hij bracht Kerstgeschen-
ken uit het vaderlanit mee. Geschenken
van familie en ontroerende bewijzen van
liefde van eenvoudige, onbekende Duit
sche menschen. Ik heb dan nog voor
Kerstmis in de kleine herberg „Zeeblik"
in Oosterland een Kerstfeest met den-
nenboom en allerlei cadeaux en oude
Duitsche Kersfliederen kunnen geven
aan de Duitsche kinderen, die toen bij
goede menschen op het eiland vertoef-
den om op te knappen van de wreede
gevolgen van de hongerblokkade.
Den 23sten December werd er Kerst
feest gevierd in de pastorie met den
kleinen kring van de enkele trouwe
huisbewoners en den dag daarop
ging ik met Miildner en de beide heeren,
die van de Nederlandsche regeering
hiertoe opdracht hadden gekregen, naar
Amerongen, om daar den heiligen avond
en de feestdagen door te brengen met
de ouders in het gastvrije kastee! van
graaf Bentinck. Enkele maanden te
voren in October had ikmijn vader
voor de eerste maal gezien sedert dien
9en November van het vorige jaar, toen
ik in Spa hem verliet na ernstige woor-
denwisselingen en in de vaste overtui-
ging, dat hij ondanks den tegenstand,
bij het leger zou blijven.
Nooit zal ik het tooneel vergeten en
steeds zal in mijn oor zijn stem naklin-
ken, hoe hij op dezen heiligen avond met
het zilvergrijs geworden haar in den
schijn van de vele kaarsen voor den
hoogen zwart-groenen boom stond en'
het Kerst-evangelie voorlas: „Eere zij
God in den hooge en vrede op aarde en
den menschen een welbehagen."
De Kroonprins is in zijn groote openhar-
tigheid ook een uitnemend advocaat gewor
den voor zijn Vader, den Keizer. Niet, dat
nu alle schuld van diens schouders zou zijn
afgenomen, maar uit de Memoires blijkt
onder meer ook heel duidelijk, dat de Keizer
weinig zichzelf heeft kunnen zijn. Ook deze
menschen regeeren eigenlijk niet. Ook zij
worden geregeerd, tenzij zij zeer sterk zijn.
Het is ook haast niet te doen, om over een
zoo groot volk te heerschen, zou men ge-
neigd zijn te zeggen. Men mag dan zeker wet
uitnemende raadgevers hebben, menschen,
die zich bij niets door minderwaardige mo-
tieven laten leiden. Mannen, breed van blik,
onzelfzuchtig, steeds bereid, om eigen in-
zicht te geven voor beter. Als wij uit het boek
van den Kroonprins een indruk heel sterk
hebben gekregen en behouden, dan is het
wel deze, dat regeeren een zeer moeilijk
werk is, en dat daarvoor wel deugden wor
den vereischt van zoo hoog gehalte, dat ze
wel haast voor gewone menschenkinderen
onbereikbaar zijn.
Tenslotte willen wij ook nog iets zeggen
over des Kroonprinsen zedelijke opvattingen,
zooals die uit dit boek ons zijn gebleken.
En dan zouden wij aan den eenen kant wil
len zeggen; ook die zijn ons niet tegen-
gevallen. De Prins is een liefhebbend zoon
(vooral over zijn Moeder schrijft hij met
grooten eerbied en met innige dankbaar-
heid). Hij is ook een liefhebbend Vader en
Echtgenoot. Zijn kinderen hebben zeker een
uitstekende Moeder. Wat hij over zijn eigen
huwelijksleven zoo met enkele woorden ver-
telt, maakt geen onaangenamen indruk.
Toch, laten wij het eerlijk zeggen mogen 1
vertrouwen wij de opvoeding van de kin
deren van den Kroonprins duizendmaal lie-
ver toe aan de Kroonprinses dan aan den
Prins zelven. Zijn zedelijke opvattingen zijn
niet de onze en naar wij hopen en ver-
moeden ook niet die van het groote gros der
lezers en Iezeressen van dit blad. In een ver-
band, waar wij dat allerminst zouden heb
ben verwacht, schrijft de Kroonprins hei
volgende (biz. 40).:
Een mensch slechts heeft getoond te
b^grijPen niijn gevoel van benauwenis,
mijn drang minder „Kroonprins", meer
JOH. v. d. SAN BE-v. d. HEiJDEN, Tilburg.
Grossiers en Winkeliers schrijft ons nog heden en wij maken U bemonsterde offerte
Aanbevolen merken:
Gouden Helm - De Parel - Ideaal - Reclame Candij - Reclame Ontbijt.
een meelevende en meebelevende
mensch te zijn: mijn geliefde moeder. En
steeds weer, wanneer ik met haar over
deze dingen sprak, heb ik gevoeld, hoe-
veel ik in mijn karakter van haar heb
geerfd alleen verzette zich in mij,
wat bij haar tenslotte zich aanpaste en
tot rust kwam. Zij heeft voor deze re-
signatie de sterke kracht geput uit haar
diepe religiositeit. Deze streng gods-
dienstige levensopvatting en ethiek is de
verklaring van haar dringenden wensch,
dat wij, zoons, ,,rein" in het huwelijk
zouden treden, zonder avonturen met
andere vrouwen gehad te hebben. Zij en
onze op de hoogte gebrachte omgeving
trachtten dit doel te bereiken door ieder-
een zoo ver mogelijk van ons te houden.
die ons zou hebben kunnen verleiden
van het rechte pad der deugd. Mijn moe
der had hierbij zeker de beste bedoe-
lingen, ook voor ons zedelijk en licha-
melijk heil.
En ik voor mij heb haar niet al te erg
teleurgesteld wat voor onzin er dan
ook al vroeg over mij verteld moge zijn.
Toch geloof ik niet, dat er practisch
veel zegen rust op dit theoretisch zoo
mooie principe. Mij lijkt een overdreven
isoleering en beperking op dit gebied
onnatuurlijk en ik veronderstel terug-
blikkend zelfs, dat een der hoofdoor-
zaken van vele dwalingen in de huwe-
lijken van vorstelijke families voorge-
komen, gezocht moet worden in dit fa-
natieke verhouden van elken vrouwe-
lijken omgang in een tijd, waarin de ge-
zonde jeugd zich wil geven en vrij-
maken."
Ons wij zeggen het onomwonden die
dan. toch ook wel tot de „gezonde jeugd"
hebben behoord, is door de strenge en
tevens liefdevolle leiding van een moeder,
die ook ons graag rein in het huwelijk wilde
doen gaan, en van een vader, die het ook
ten deze met onze moeder gelukkig geheel
eens was, fanatiek zulke vrouwelijke om
gang verre gehouden. Zouden werkelijk
voor vorstenzonen ten deze andere regels
en principes gelden?
Zouden huwelijksdwalingen bij deze
menschen worden voorkomen, als zij zich
moehten uitleven, en zich mochten toever-
trouwen aan slechte vrouwen? De Kroon
prins schijnt het in ernst te denken, en wat
erger is: Hij durft deze dingen te schrijven
en wereldkundig te maken, terwijl hij bezig
is over zijn moeder te schrijven. Wij hebben
deze uitingen ten zeerste betreurd, en hopen
harfelijk, dat de Kroonprins nog eens en
liefst spoedig tot betere gedachten komen
moge. Nu is dit helaas een vlek, die dit
overigens zoo mooie en edele boek aan-
kleeft; maar die wij te minder onweerspro-
ken meenden te mogen laten, omdat de
schrijver juist op dit punt in het gevlei komt
van degenen, die roekeloos bezig zijn met
hun heillooze „principes" in het verderf te
storten een toch al zeer lijdende wereld, die
alleen nog kan worden behouden en gered,
indien zedelijkheid en deugd weer krijgen de
eere, die zij waard zijn en verdienen.
Het is een yrij radelooze uiting, waartoe
de Kroonprins aan het slot van zijn boek
komt. Hij schrijft daar aan zijn volk: ,,Hij
is alleen in aanzien, die op zichzelf bouwt;
- waar toch nergens een broederhand de
onze zoekt". Zedelijke vermaningen heeft
de Prins blijkbaar niet te geven. Dit ver-
wondert ons na het vorige niet. Maar wij
achten ons gelukkig, dat WIJ toch iets beters
weten en gelooven. Er is wel een broeder
hand, die de onze zoekt: de hand van Hem,
die gezegd heeft: „Zalig zijn de reinen van
harte."
UITVOER VAN VLEESCH.
Bij Kon. besluit van 6 dezer zijn alle lan-
den van Europa aangewezen als de landen,
naar welke het verboden is vleesch, hetwelk
niet voorzien is van een of meer merken als
bewijs, dat het bij een van rijkswege inge-
stelde keuring voor uitvoer gesehikt bevon-
den fs,
a. uit te voeren;
b. aan een middel van vervoer tot uit
voer aan te bieden.
Bij Kon. besluit van 6 dezer is bepaald:
Art. 1. Ten behoeve van de keuring van
voor uitvoer bestemd vleesch wordt eene
vergoeding geheven, berekend als volgt:
a. voor de keuring van nuchtere kalve-
ren, schapen en geiten f 0,40 per stuk; b.
voor de keuring van varkens, vette kalveren
en graskalveren 0,60 per stuk; c. voor de
keuring van alle andere rundepen en van
eenhoevige dieren 2 per stuk; d. voor de
keuring van organen of deelen, bedoeld in
artikel 22 van de bij Kon. besluit van 6 dezer
vastgestelde voorschriften, f 0,30 voor iedere
25 kilogram of een gedeelte daarvan; met
dien verstande, dat voor ieder etmaal, waar
in in een slachterij keuringsdienst zal zijn,
eene minimum vergoeding geheven wordt
van f 20 of van 10, indien die keuring niet
langer dan vijf achtereenvolgende uren
duurt.
Art. 2. De slotbepaling van artikel 1 is
niet toepasselijk op inrichtingen, als bedoeld
in artikel 4, 3°, der Hinderwet.
Art. 3. Door den met de uitvoering van
dit besluit belasten minister kan, op grond
van bijzondere omstandigheden, het bedrag
der minimum vergoeding, genoemd in de
slotbepaling van artikel 1, worden verlaagd
of een minimum vergoeding voor een lan-
geren termijn dan een etmaal worden vast-
gesteld.
Art. 4. De invordering van de vergoeding,
bedoeld in artikel 1, geschiedt volgens re-
gelen, door den met de uitvoering van dit
besluit belasten Minister vast te stellen.
BEZU1NIGING PARALLELKLASSEN.
De Minister van Onderwijs heeft aan de
directeuren der rijks hoogere burgerscholen
medegedeeld, dat ten einde ook op dat ge
bied zooveel mogelijk tot bezuiniging te
komen, in den eursus 192223 geen nieuwe
parallelklassen zullen mogen worden ge-
vormd, tenzij het getal leerlingen eener
klasse 30 zou overschrijden en dat, mocht
om bijzondere redenen van dezen regel moe-
ten worden afgeweken (b.v. gebrek aan
plaatsruimte in de lokalen), ieder geval in
het bijzonder aan zijn oordeel moet worden
onderworpen. De Minister heeft den be-
trokken gemeentebesturen in overweging
gegeven aan de hoogere burgerschool en het
gymnasium hunner gemeente dezelfde ge-
dragslijn te volgen.
SCHEIDENDE EERSTE KAMERLEDEN.
Na de heeren Cremer, Krauss en Van
Nierop heeft nu ook de heer v. d. Feltz mee-
gedeeld niet meer voor een herkiezing als
lid der Eerste Kamer in aanmerking te wil
len komen.
HET WANHOPIGE OOSTENRIfK.
De sociaal-democraten schijnen de lei
ding te willen nemen van het stuurljooze
schip van staat van Oostenrijk. In de Ar-
beiter Ztg. komt de oproep voor fot eep
groote vergadering op hedenavond, waar-
aan de heele massa moet deelnemen. De
volgende motie aan de regeering zal er
aangenomen worden: „De arbeiders in
Oostenrijk komen tot vertwijfeling, want de
rijkstoestanden worden ondraaglijk. Het
geduld is <jp. Sedert anderhalf jaar houdt
de Entente ons aan het lijntje met onver-
vulde credietbeloften. Ate de wereld ons
niet kan of niet wil tielpen, dan kan zij
ons ook niet beietten daar hulp te zoeken,
waar wij die denken te vinden, namelijk
door ons aan te sluiten bij Duitschland.
Het eenige wat wij kunnen doen is: waar-
schuwen voor een paniek. De bedrijfsraden
moeten zich strikt houden aan het partij-
secretariaat, anders komt men tot wilde
betoogingen, die de ellende nog maar ver-
grooten."
Bondskanseher Seipel heeft de nieuwe
regeering aan den bondsraad voorgesteld,
en daarbij een rede gehouden, waarin hij
nogmaals bevestigde, dat het niet in zijn
voornemen lag op eenigerlei geweldadige
wijze in het economische leven in te grij-
pen, en dat zelfs de gebeurtenissen op de
Weensche beurs hem in dit besluit niet
konden doen wankelen. „Totnutoe, zei hij,
heeft de bevolking zich weten te onder-
scheiden door bezonnenheid en kalmte.
Laat ze dat blijven, en niet eigenmachtig
optreden tegen de menschen, waarvan men
nu denkt, dat zij werkelijk of schijnbaar
schuld hebben."
TER NEUZEN, 16 Juni 1922.
HULP IN NOOD.
Jl. Zaterdag hield de vereeniging „Hulp
in nood" alhier hare jaarvergadering. Uit
tie rekening over de 3 laatste maanden
bleek, dat er in dat tijdperk was ontvangen
f 817,76 en uitgegeven f 1103,81, zoodat
het kapitaal der vereeniging weer met
f 286.05 achteruitging en daalde tot
f 1859,31.
Over dat tijdperk ontving de afdeeling
De Commissaris der Koningin in Zeeland,
gezien het besluit van Gedeputeerde Staten van
9 dezer no. 163
gelet op art. II der wet van 13 Juni 1857 (Staats-
blad no. 87)
Middelburg, 12 .Inni 1922.
De Commissaris der Koningin voornoemd,
QUARLES VAN UFFORD.
De Burgemeester van TER NEUZEN brengt bij
deze ter feennis van de daarbij belanghebbenden, dat
het door den Directeur der Directe tfelastingen enz.
te Breda den 13 Juni 1922 invorderbaar verklaarde
kohieren van de Personeelebelasting dezer gemeente,
over het jaar 1922. No. 9, 10 (kom) '11 enl2 0.D.,
op heden aan den Ontvanger der Directe Belastingen,
ter invordering is ter hand gesteld en dat ieder
verplicht is zijnen aanslag, op den bij de wet be-
paalden voet, te voldoen.
Ter Neuzen, den 16 Juni 1922.
De Burgemeester voornoemd,
J. HUIZINGA.