ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN.
stbub mur hisbaas.
No 7151
Maandag 30 Mei 1921.
69e Jaargang.
SEMEBNTEKAAB.
Militie te Land.
FETTILIETOH.
B-l N N E N L A N Q.
BUITENLAND,
Onderzoek van Verlofgangers.
Voorts wordt de aandacht gevestigd op de
volgende wetsbepalingen
En hij wees naar den stoel van Fifi
Vollard, die juist naar den ingang was
gekeerd.
„Dus moet hij alles gezien hebben."
Ja
„Waar is hij?"
„Hij is heengegaan om vliegenden geest
voor het bewustelooze meisje te haien,
maar hij had allang terug moeten zijn,
waar blijft hij toch?"
Reinzend iherhaalde de in het zwart
gekleede heer:
„Die weesjongen zat daar en de portier
en zijn vrouw stonden met hun rug naar
de deur."
Toen vroeg hij weer:
„Hoe laat was het, toen die weesjon
gen hier binnenkwam?"
„lk weet het niet precies....,."
Onwillekeurig keek Tcussaint naar de
wand, waar zijn horloge had gehangen
en slaakte een kreet.
„Wat is er?" vroeg de man.
„Mijn horloge."
„Nu?"
„Verdwenen."
„Geen twijtel meer: uw weesjongen was
een medeplichtige van de moordenaars
en hij heeft uw horloge gestolen."
Hij verliet de loge, waar hij de beide
portiers ontsteld achterliet en ging naar
boven, naar het portaal, dat toegang tot
de woning van Pierre Renault verieende.
Ook daar stond het vol menschen.
Hij schoot hen uiteen, knielde neer bij
NEDERLAND—BELG1E.
Men seint uit Brussel aan de N. R. Crt.,
dat inzake de houding van den Belgischen
Aiinister van Buitenlandsche Zaken tegen-
over de motie der Nederlandsche en Bel-
gische socialisten met betrekking tot de
oplosing van het Nederlandsch-Belgisch
geschil, de annexionistische Nation Beige"
uit de omgeving van Minister Jasper ver-
neemt: De Belgische socialistische gedele-
geerden zijn niet op min of meer officieuse
wijze door Minister Jasper als tolk ge-
bruikt. De Minister pleegde met hen geen
overleg. Toch stelt men in de Belgische
politieke kringen vgst, dat de voorstellen
der Nederlandsche socialisten een zekeren
vooruitgang beteekenen op het vroeger door
de Nederlandsche Regeering verdedigde
standpunt. Het staat daarom echter niet
minder vast, dat, alvorens aan een hervat-
ting der onderhandelingen met Nederland
over de herziening der tractaten van 1839
kan worden gedacht, de Belgische regeering
van Nederland zal eischen, dat het al zijn
aanspraken op de Wielingen opgeve.
DE ANTIREV. PARTIJ EN HET PAS-
S1EF VROUWENKIESRECHT.
Naar de Stand, meldt, heeft de commis-
sie, bestaande uit de heeren A. W. F. Iden-
burg in Den Haag, prof. dr. H. Bouwman
te Kampen, mr. P. E. Briet te Leiden, en
ds. M. Jongebreur te Veenendaal, inge-
steld door de Deputatenvergadering van 13
April 1920 inzake de houding, door de an-
tirev. partij in te nemen ten opzichte van
het zoogenaamde passieve vrouwenkies-
recht, haar taak voleind.
De commissie komt tot het oordeel:
„dat God der vrouw in het algemeen een
andere taak heeft aangewezen dan haar
door toepassing van het politieke passieve
kiesrecht zou worden toegedacht;
dat derhalve de anti-revolutionaire par
tij zich heeft te onthouden van het candi-
daat-stellen van vrouwen:
dat op dezen regel alleen uitzondering
toelaatbajar is, als ontplgr de leiding des
de bloedsporen en bekeek die met grooce
nauwkeurigheid.
Dat onderzoek duurde eenige minuten,
toen stond hij eensklaps op en wenddt
zich tot den ongelukkigen ectitgenoot, wien
een paar vrouwen alierlei vage troost-
woorden toevoegden.
„Hoor eens, arme man," zeide hij kort-
af, „in plaats van hier te staan lamentee-
ren, zou het beter zijn, u eerst eens van
de waarheid op de hoogte te stellen,
hoe vreeselijk die ook zijn mag. Het bloed,
dat hier in de gang Iigt, toont al duide-
lijk aan, dat er een moordaanslag heeft
plaats gehad."
„Vermoord! Mijn arme vrouw!" jam-
merde Pierre Renault. „Maar wie zegt
u dat?"
,,'Zie," sprak de onbekende, terwijl hij
naar de roode vlekken op den vloer van
het portaal wees, „die bloedsporen zijn
een stellig bewijs, dat moet bloed van
uw vrouw zijn en tevens heb ik er aan
opgemerkt, dat er twee moordenaars zijn
geweest, want de sporen verschillen dui-
delijk van afmeting. Misschien is het
slachtoffer evenwel nog met dood en kan
zij nog gered worden, maar dan moeten
wij ons haasten. Hebt gij een sleutel
bij u?"
Renault tastte in zijn zak, maar vond
den sleutel niet.
„Neen", stamelde hij, zich bezinnend,
de sleutel stak altijd op de deur....,"
„Dan hebben de moordenaars dien mee-
genomen."
„De portier heeft een anderen sleutel,"
zeide een der omstanders.
Hij wilde hem gaan halen, maar de
man hield hem terug:
Dat zou te lang duren, wij zbllen de
deur openhakken. Is hier geen bijl?"
Heeren het voor de anti-revolutionaire par
tij duidelijk geworden is, dat dit door God
is gewitd;
dat dit thans niet het geval is;
dat wijziging van de iweede alinea van
art. 54 der Gemeentewet, als op pag. 25
hierboven bedoeld, moet worden bevor-
derd."
Wat de wijziging betreft, waarvan in de
laatste zinsnede sprake is, heeft de commis
sie de vraag behandeld, hoe beter dan door
deelnerning aan den arbeid der politieke
colleges, in bijzondere commissies de
eigen gaven en d; bijzondere aanleg
van de vrouw tot haar recht kunnen komen
en tot zegen streki. .--p in wijden kring vah
het maatschappelijk leven.
De vraag is overwogen, ot de wijziging
van wetteiijke bepalingen noodig is om
ruimer dan thans te kunnen beschikken
over de huip van daarvoor geschikte vrou
wen in commissies voor de gemeentehurs-
houding.
De gemeentewet (art. 54) spreekt van
tweeerlei vaste commissien, n.l. de z.g.g,
„oommissies van voorbereiding" en „com-
missies van bijstand" en bepaalt uitdruk-
kelijk, dat deze commissies door den raad,
zoo hij ze wenschelijk acht, uit zijn leden
moeten worden benoemd. Dat deze bepa
ling als een absoluut voorschrift moet
worden beschouwt, Wijkt uit het Kon. be-
sluit van 24 Aug. 1892, S. 213, waarbij een
verordening werd vcrnietigd, welke be-
paalde, dat slechts twee van de vier leden
van een commissie van bijstand raadsleden
behoefden te zijn.
Door eenvoudige schrapping van de
woorden „zijner leden" in de tweede alinea
van art. 54 Gemeentewet ware allicht in
de hierboven bedoelde behoefte voor de
commissien van bijstand te voorzien, zon
der dat het passieve vrouwenkiesrecht wa
re te aanvaarden. Deze wijziging schijnt
de commissie wenschelijk.
De bedoeling is het rapport in behande-
ling de nemen in een in het najaar saam
tg roepen bijzondere deputatenvergadering.
WEG-VOORZIEN1NG VOOR ZWAAR
VERVOER.
De gestadige toeneming van het zwaar
vervoer en in verband daarmede de steeds
hoogere eischen welke aan onze wegen
worden gesteld, heeft de wenschelijkheid
van een meer doelmatigen bouw onzer we
gen naar voren gel racht.
Het Bureau van den Rijkswaterstaat te
Haarlem liet deze week bij1' Crailoo (Bus-
sum) op den NaardenLarenscheweg drie
proefvakken leggen. Twee dezer vakken
werden in ongewapend beton gelegd en
het derde vak werd gemaakt uit beton, ge-
wapend met B. R. C. electrisch geweld
krimpnet, zooals dit tegenwoordig n Ame-
rika en Engeland algemeen wordt voorge
schreven en waardoor de voegen voor
warmte-uitzetting, zooals deze bij een on-
gewapenden betonweg noodig zijn, over-
bodig worden.
FOOIEN, AANGENOMEN DOOR R1JKS-
LOODSEN.
Naar het Haagsch Correspondentiebu-
reau verneemt, heeft de minister van Ma
rine ad interim, naar aan leiding van het
feit, dat gebleken is, dat nog steeds veel-
j vuldig pverschreden wordt het verbod
i van rijksloodsen (ingevolge art. 21 van
het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijks-
i ambtenaren 1920) om fooien aan te nemen,
anders dan met goedvinden van de be-
voegde autoriteit, een circulaire uitgege-
ven, waarin wordt kennis gegeven dat de
loods, die na het tijdstip, dat die circu
laire te zijner kennis is gebracht, een tooi
ot gratificatie aanneemt zonder door den
minister daartoe te zijn gemachtigd, bij
j ontdekking zal worden gestraft.
Een buurman snelde weg en kwam te
rug met een bijl, die hij aan Pierre Re
nault gaf, maar de hahden van den onge
lukkigen man beefden zoo, dat hij er niets
mee kon uitrichten.
,(Geet maar hier," zeide de heer in
't zwart, terwijl hij hem de bijl afnam.
Met een paar krachtige slagen deed hij
de deur uit haar hengseis vallen.
Daarna ontrolde zich een vreeselijk too-
neel voor de verschrikte oogen der toe-
schouwers, die ontzet terugdeinsdan en
kreten van afschuw slaakten.
Het geheele magazijn van Pierre Re
nault was in wanorde: dekens, matrassen
en kussens lagen overal verspreid en mid
den op den vloer strekte zich het lichaain
uit van juffrouw Renault, te midden van
een plas bloed, dat uit haar hals vloeide
en op verschillende plaatsen door haar
kleeren drong.
Toen de eerste ontzetting voorbij was,
drongen de bewoners van het huis naar
voren, teneinde het lijk meer van nabij te
kunnen zien, maar de heer in 't zwart, die
dadelijk naar binnen was gegaan, hield hen
met uitgespreide armen tegen en riep:
„Niemand mag binnen komen, uitgezon-
derd de man van het slachtoffer!"
Pierre Renault was reeds neergeknield
naast het lichaam van zijn vrouw, waaraan
hij helaas vruchteloos trachtte nog eenige
teekenen van leven te bespeuren.
„Dood! Dood!" jammerde hij, staaroo-
gend naar het zielloos overschot.
En groote tranen vloeiden langs zijn ge-
laat zonder dat hij er aan dacht ze te
drogen.
Op dit oogenblik kwamen drie nieuwe
personen binnen: de commissaris van po
litic, zijn secretaris en een dokter.
Toen de commissaris van politie den
WAARHEEN?
De volkstelling is er geweest zegt
de „Prov. Geldersche en Nijmeegsche Ct.",
de uitkomsten wat het aarrtal inwoners
van ons land betreft, zijn al oekend. Wij
hebben de geruststellende verzekering kun
nen opdoen, dat ons volk niet uitsterft;
trouwens, daar waren wij toch al van over-
tuigd geraakt, als wij zoo. hier en daar in
Nijmegen liepen, in niet te wijde, niet te
nieuwe straten, of, als wij 's morgens om
9 uur of 's middags om 4 uur op de we
gen naar de schoolwijken waren.
In het tijdvak tusschen de vonge en de
ze volkstelling zijn wij met 16 pet. voor-
u.itgegaan, dat is elk jaar zoowat 1.6 pet.
Het is voor andere landen, met name
Frankrijk, om jaloersch op te worden.
Maar voor ons is de zegen haast te
groot. Als dat zoo doorgaat, als wij elk
jaar met 1.6 procent vooruitgaan en die
1.6 pet. dan telkens een grooter getal be-
duidt, dan rijst de vraag: waar al die
menschen moeten blijven? Ons land heeft
weliswaar nog onbewoonde plekken ge-
noeg, maar toch is het een der dichtst-
bevolkte landen van Europa, misschien
van de wereld. Binnen een overzienbaar
aantal jaren zijn wij gekomen tot 10 mil-
lioen; dan zal misschien de Zuiderzee wel
gedeeltelijk droog zijn, maar daar bergt
men geen millioenen menschen, zeker niet
wanneer men den grond productiet wil
maken. Want dat wordt ook een vraag
van gewicht, hoe a I die menschen ge-
voed moeten worden. Hoe meer men
schen, hoe meer woningen zijn er noodig
en hoe meer grond er aan de productie
van voedingsmiddelen wordt onttrokken.
Moeten al die nieuwe Nederlanders
der toekomst landverhuizers worden en
het vaderland vaarwel zeggen? Ot moe
ten wij, zooals de Haagsche Post in over-
weging geeft, aan expansie, aan uitzet-
ting der grenzen gaan denken, niet door
oorlog en gewelddadige annexatie, maar
door vestiging van Nederlanders in aan-
grenzende gedeelten van andere landen,
bv. Duitschlam<i{een consequentie van
het veel geprezen begrip „stamverwant-
schap"?
De vragen iaten zich niet maar in een
oogenblik oplossen. Maar dit is zeker, dat
bij den „gezegenden" vooruitgang van het
bevolkingscijter, de nood binnen betrek-
kelijk weinig jaren aan den man kan ko
men.
En dat te eerder, omdat de Nederlander
van nature „hongvast" is.
En daahnee komen wij weer op een on-
derwerp dat wij al meer aanroer-
den. Die „hongvastheid" kan aangemerkt
worden als een deugd, als een uiting vav
gehechtheid aan land en zeden, maar zij
kan ook ons verderf worden.
Men hokt bij elkaar. Maar daar ginds,
in Indie vraagt men werkkrachten om den
bodem te ontginnenom den grond te doen
voortbrengen, waartoe hij in st2#t is bij
voldoende bewerking; om wegen te zoe-
ken en aan te wijzen, ten einde de produc
tie op te voeren ot te vergemakkelijken,
om aan het bestuur deel te nemen en de
administrate ter hand te nemen en de orde
te handhaven en een heel volk tot de ont-
wikkeling te brengen, waarnaar het snakt.
En de vragers naar werkkrachten
worden teleurgesteld. Duitschers, Hon-
garen, Slowaken en Denen en andere
buitenlanders bieden zich aan, maar de
Nederlandsche jongelui blijven bij moe-
ders pappot en zoeken baantjes in het va
derland en vegeteeren in laksche, schijn-
bare bedrijvigheid. En later zullen ze,
naar de mode van den dag redevoeringen
houden, wellicht ook over de noodzake-
lijkheid van het behoud der kolonien, die
men te danken heeft aan de energie van
het voorgeslacht, dat niet bij de pakken
heer in 't zwart zag, riep hij uit:
„Ben jij al hier, Milloc. Uitstekend. Je
kunt ons van groot nut zijn."
De inspecteur nam zijn hoed at en be-
gon niu met de buren te verwijderen, die
zich nog voor de open deur verdrongen.
Nu bleven er op het tooneel van de
misdaad slechts vijf menschen achter: de
commissaris van politie, zijn secretaris, de
dokter, Milloc en Pierre Renault, die nog
steeds geknield lag naast het lijk van zijn
vrouw.
IX.
Het Schoothondje.
Het was omstreeks 5 uur in den namid-
dag, toen Fifi Vollard zich naar de bou
levard des Italiens begat met zijn grif
fon onder den arm.
Allerliefst zag het hondje er uit, pas ge-
wasschen en zorgvuldig gekamd, hagei-
wit, met een rose lint sierlijk om den nek
gestrikt.
De boulevard was op dit uur vol wan-
delaars, waardoor dat mooie hondje, ge-
dragen door een straatjongen, al dade
lijk de aandacht van de dames trok en
het duurde dan ook niet lang ot er werd
gevraagd
„Is dat hondje te koop, jongen?"
Fifi keek de vraagster met zijn sluwe
oogjes guitig aan en antwoordde:
„Dat hangt er van af, welken prijs men
zou willen besteden."
„HoeveeI dan?"
„Ik zou er wel 100.000 francs voor kun
nen vragen."
„Grappenmaker."
„En dat zou nog een koopje zijn."
„Waarom
Fifi antwoordde op geheimzmnigen
toon
ken neerzat, maar uittrok naar ve r. 4>e-
westen.
Daar in Indie is werk te doen; daar hg-
gen nog streken, ontelbare malen groo
ter dan ons eigen landje oogecultiveerd,
onbebouwd, ondoorzocht voor zoover
vreemdelingen het niet deden. En -ner
zullen wij binnen haast afzienbartn tijd
staan voor overbevoiking. Er is nog piaats
in overvloed in Oost en West. Is dan de
l Jan Saliegeest, dien Potgieter hekelde n
den jongsten spruit van Jan en Jannetje
nog niet dood en onuitroeibaar?
WEL KERMIS.
Te Tholen kwam wederom een verzoek
in bij den raad vanwege den kerkeraad van
i de Ned. Herv. Gemeente en een van den
kerkeraad der Geref. Kerk om de kermis af
i te schaffen; met 6 tegen 5 stemmen werd
afwijzend beschikt. De vrijzinnigen, be-
nevens het R.-K. lid stemden tegen.
AARDAPPELEN UIT DENEMARKEN.
j Door verschillende grossiers in aardap-
pelen te Amsterdam, zijn met het ook op het
tekort aan goede Hollandsche consumptie-
I aardappelen, aardappelen uit Denemarken
i ge'fmporteerd.
Deze aardappelen, welke van uitnemen-
de kwaliteit zijn, kunnen voor de
helft van den prijs der Hollandsche oude
I aardappelen verkocht worden en hebben
bovendien dit voor, dat, wijl zij uit een
Noordelijk klimaat komen. niet met de ou-
derdomsgebreken behept zijn, welke onze
oude Hollandsche aardappelen hebben. nl.
wegsnijden met schillen en verkleuren op
schotel na het bekoelen.
Dfi TOESTAND.
Bjj de opsteiling van de rekening van
schadevergoeding aan Duitschland aan te
bieden en door dit land, onder bedreiging
met wat al niet, te honoreeren, hebben de
geallieerden in hun hooge wijsheid bepaald,
dat Duitschland elk jaar twee milliard
gouden marken zal betaien pins 26 pet.
van de waarde van zjjn uitvoer in elke
periode van twaalf maanden, gerekend van
1 Mei 1921 af. Hieraan lag de verblaflend
eenvoudige gedachte ten grondslag, dat men
tegenover Duitschland menscblievend hac-
delde, door het telkerijare niet meer op te
laten brengen dan zjjn stoffeljjke toestand
(gemeten met den maatstaf van de hoe-
grootheid van zijn uitvoer) toeiiet en men
het herstel van z(jn welvaart dan ook niet
hoefde te misgunnen. Hce meer Duitsch
land zich herstelt en uit kan voeren, hoe
meer de geallieerden er bjj gebaaf zouden
zjjn. Is dit laatste echter wel zoo? vraagt
de Daily Express met het angstzweet op
het voorhoofd. hlatunrljjk niet, moet men
antwoorden met verwjjzmg naar wat haar
landgenoot Norman Angell a! in 1910 n
zjjn boek De groote illnsie over de fldei-
htid van elke oorlogsvergoediDg, die den
overwinnaar den overwonnene oplegt. ge
geschreven heeft.
Den 2en Februari vatten wjj Norman
Angell's betoog aldus samen ^De moei-
lijkheid in geval van een groote oorlogs-
vergoeding is niet zoozeer de betaling doer
de overwonnen natie als het onGangea
ervan door den overwinnaar. Men kaa
zeggen dat het betalende land dit bediag
aan rjjkdom armer wordt, omdat het, om
aan goud te komen, dit van andere landen
moet krjjgen en er werkeljjken rjjkdom
voor in rail moet geven. Maar even zeker
is, dat het land betwelk de vergoeding
ontvangt, deze krjjgt hetzjj in den verm
van werkelijken rjjkdom (goederen), wat
,)Het is een gelukshondje."
„Och kom."
„Hij heeft al tot tweemaal tot zijn mtes-
teres schatrijk gemaakt:
„Hoe dan?"
„De eerste had hem nog geen drie da-
den ot zij trok het groote lot un, de
loterij, 500.000 francs."
„Door dien hond?"
„En de tweede dan? Dat was nog merk-
waardiger."
„Wel?"
„Zij wandelde met hakr hondje tn ftei
Bosch, het hondje trok de anndacht van
een oude heer, van het hondje viel zijn
aandacht op haar en nog dienzeiiden
avond was zij verloofd met een millKHi-
nair, die haar nu getrouwd heeft."
„Een sprookje."
„Neen, het is heusch waar en die dame
was nog niet halt zoo mooi als u."
„Guit."
Eensklaps zag Fifi, die onder het spre-
ken steeds had rondgekeken, in de verte
de oude dame aankomen, van wie hij
den hond gestolen had.
Het scheen, dat de hond ook de nade-
ring van zijn meesteres geroken had, want
hij deed inoeite om zich uit den arm van
Fifi los te rukken, begon zacht te janken
en met zijn staart te kwispelen.
Hij moest zich dus haasten om den Sux.p
te sluiten en zeide tegen de jonge dame:
„Kijk eens, hij houdt nu al van u."
,,'t Is werkelijk een liet beestje," ze«de
hij, terwijl zij de hond streelde. „K*c*w
ik zal je 20 francs voor hem geven, want
die 100.000 francs, dat was toch maar
gekheid."
„Twintig francs," riep Fifi uit, 4,dat
is veel te weinig."
(Wordt. vervolgd.)
COURANT.
iie flurgemeester der gemeenle TER NEUZEN
maakt bekend, dat eetie Opetibae Vergadertng
no ben Gemeenteraad zal worden gehouden op
n«n<l<-r(iat( Inni IffSI. des narnitldags
ten 2 ure.
Ter Neuzen, den 30 Mei 1921.
l)e Bnrgemeester vooinoemd,
J. IIUIZ1NGA.
l)e Burgemeesterv&n TER NEUZEN maakt bekend,
dat het onderzoek vail de in het verlofgangersregis-
ter dezer gemeente i geschreven verlofgangers der
militie te land zal worden gebouden te Ter Neuzen
in de Arbeidsbeurs, op 11 (O-iim!a;; n .Ktini 1921,
des voorrniddags elf imr.
Aan het onderzoek behoeven alleen deel te nemen
de verlofgangers der lichtingen 1918 en 1919.
Aan bet onderzoek behoeft n i e t te worden deel-
genomeu door ben, die hun eerste oefening nog niet
hebben volbracht, en voorts niet door
a. de verlofgangers, die in het loopende jaar,
voor den dag, hierboven als dag van onder
zoek aangegevenin werkelijken dienst zijn
geweest, uit anderen hoofde dan voor straf
b. de verlofgangers, die bestemd zijn orn in het
loopende jaar voor herhalingsoefeningen in
werkelijken dienst te komen
c. de verlofgangers, die bestemd zijn om met 1
Augustus van het loopende jaar liaardeland-
weer over te gaan
d de verlofgangers, aan wie vergmming is ver-
leend tot uitoefening van de zeevaart of de
zeevigscherij bnitenslands of tot verblijfin het
buitenland en aan wie hetzij gelijktijdig met
die vergunning, hetzij in verhaud daarmede
later afzonderlijk, vrjjs telling van het onder
zoek is verleend dan vvel is toegestaan dat
onderzoek in" de maand November of Decem
ber van het loopende jaar te ondergaan;
r. de verlofgangers, aan wie ter zake van de uit
oefening van hun beroep pf bedrijf dan wel
vvegens andere bijzondere omstandigheden ver
gunning is verleend het onderzoek in een der
onder d genoemde maanden te ondergaan
f. de adspirant-militie-officieren en
g. de verlofgangers van tie Exploitatie-Compagnie
van het Regiment Gemetroepen.
Daarentegen moeten aan het onderzoek w e 1 deel-
nemen de verlofgangers, die in het loopende jaar
voor herhalingsoefeningen in werkelijken dienst zou-
den moeten komen, doch wien voor 1 Juni van
dit jaar door den Minister van Oorlog uitstel van
opkomst voor die oefeningen is verleend tot het vol-
gende jaar. Uiteiaard geldt deze bepaling niet
voor de verlofgangers, wien uit anderen hoofde, bijv.
in verband met hnn verblijf in het buitenland, vrij-
stelling van het onderzoek is of alsnog wordt ver
leend.
De verlofganger moet bij dit onderzoek verschijnen
in uniform gekleed en voorzien
a. vaii de tot zijn voorgeschreven uit-nsting ver-
der behoorende kleeding- en uitrustingstukken
b. van de wapenen, het ledergoed, de reglemen-
ten en de dienslvoorsehriften, hem uitgereikt:
c. van zijn zakboekje en van zijn verlofpas
De verlofganger staat niet alleen gedurende den
tijd, dien het onderzoek duurt. maar ook voor zoo-
lang hij ter gelegenheid van het onderzoek in uni
form gekleed is, onder de bevelen van den Militie-
commissaris, zoodat indien hij ongeregeldbeden pleegt
of zich aan een strafbaar feit schuldig maakt, hetzij
bij het g'an naar de plaats, voor het onderzoek be
stemd, hetzij gedurende het onderzoek of bij het
naar huis keeren, te dier zake za) worden gestraft
volgens het Crimineel Wetboek en het Reglement
van Krijgstueht voor het krijgsvolk te lande.
Een arrest van ben dag tot zes dagen, te onder
gaan in de naastbij gelegen provoost of het naastbij
zijnde huis van bewaring, of een kwartierarrest van
een dag tot zes dagen, te ondergaan in een kazerne.
kan door den Militiecornmissaris worden opgelegd
aan den verlofganger
lo. die, zonder geldige reden niet bij het onder
zoek versehijnt
2o. die daarbij verschenen zijnde, zonder geldige
reden niet voorzien is van al de hiervoren
vermelde voorwerpen
3o. die de hiervoren vermelde voorwerpen bij het
onderzoek niet alle in den vercischten staat
vertoont
4o. die een of meer van de hiervoren voormelde
voorwerpen, aan een ander toebehoorende, als
de zijne vertoont.
Is den verlofganger ter zake van het onderzoek
kwartierarrest opgelegd, dan wordt hij tot het onder
gaan van die straf in werkelijken dienst geroepen.
Onverminderd de genoemde straf is de verlofganger.
die zich schuldig maakt aan een der feiten, under
lo. tot 4o. genoemd, verplicht orn op een nader te
bepalen tijd en plaats voor den Militiecornmissaris te
verschijnen of opnienw te verschijnen tot het onder
gaan van een onderzoek.
De verlofganger, die, opaeroepen voor dit ONDER
ZOEK, daarbij niet versehijnt of, daarbij verschenen
zijnde, zich schuldig maakt aan een der feiten, onder
2o.~ 4o. verirield, wordt in werkelijken dienst ge-
roe| en of gebouden voor den tijd van ten hoogste
twee maanden De duur van dezen werkelijken dienst
wordt bepaald door den Minister van Oorlog
l)e verlofganger, die niet voldoet aan een oproe-
pilig voor den werkelijken dierist, wordt als deserteur
behandeld, na op daartoe door den Minister van
Oorlog te verstrekken last als zoodanig te zijn afge-
voerd.
Nog worden de verlofgarigersppmejtkzaarn gemaakt,
dat het niet ontvangen van een bijzondere kermis-
geving hen met ontheft van hun verplichting tot
deelnerning aan het onderzoek, maar dat deze open-
bare kennisgeving EENIG en ALLEEN als bewijs
geldt, dat de verlofganger behooilijk is opgeroepen.
ingeval z. i e k t e of g b r e k e n de deelnerning
aan het onderzoek inochten verhinderen. dient daar-
van z o o d r a in o g e 1 ij k ter gemeentesecretarie
te worden overgelegd een gelegaliseerde geneeskundige
verklaring, welke op ongez.egeld papier kan worden
gesteld.
Aan den verlofganger kan op zijn daartoe aan den
Militiecornmissaris te richten en met redenen omkleed
verzoek worden vergund, het onderzoek in een andere
gemeente te ondergaan. Het verzoekschrift moet
tijdig en GEFRANKEERD worden toegezonden.
Maakt een verlofganger. aan wien een zoodanige
vergunning is verleend, duarvan geen gebruik, dan
wordt deze geacht niet te zijn verleend.
Ter Neuzen, 23 Mei 1921.
De Burgemeester voornoemd,
J. HUIZIN'GA.
'fian—