ALGEMEEN NIEUWS- EN ADVERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. stbub mur hisbaas. No 7151 Maandag 30 Mei 1921. 69e Jaargang. SEMEBNTEKAAB. Militie te Land. FETTILIETOH. B-l N N E N L A N Q. BUITENLAND, Onderzoek van Verlofgangers. Voorts wordt de aandacht gevestigd op de volgende wetsbepalingen En hij wees naar den stoel van Fifi Vollard, die juist naar den ingang was gekeerd. „Dus moet hij alles gezien hebben." Ja „Waar is hij?" „Hij is heengegaan om vliegenden geest voor het bewustelooze meisje te haien, maar hij had allang terug moeten zijn, waar blijft hij toch?" Reinzend iherhaalde de in het zwart gekleede heer: „Die weesjongen zat daar en de portier en zijn vrouw stonden met hun rug naar de deur." Toen vroeg hij weer: „Hoe laat was het, toen die weesjon gen hier binnenkwam?" „lk weet het niet precies....,." Onwillekeurig keek Tcussaint naar de wand, waar zijn horloge had gehangen en slaakte een kreet. „Wat is er?" vroeg de man. „Mijn horloge." „Nu?" „Verdwenen." „Geen twijtel meer: uw weesjongen was een medeplichtige van de moordenaars en hij heeft uw horloge gestolen." Hij verliet de loge, waar hij de beide portiers ontsteld achterliet en ging naar boven, naar het portaal, dat toegang tot de woning van Pierre Renault verieende. Ook daar stond het vol menschen. Hij schoot hen uiteen, knielde neer bij NEDERLAND—BELG1E. Men seint uit Brussel aan de N. R. Crt., dat inzake de houding van den Belgischen Aiinister van Buitenlandsche Zaken tegen- over de motie der Nederlandsche en Bel- gische socialisten met betrekking tot de oplosing van het Nederlandsch-Belgisch geschil, de annexionistische Nation Beige" uit de omgeving van Minister Jasper ver- neemt: De Belgische socialistische gedele- geerden zijn niet op min of meer officieuse wijze door Minister Jasper als tolk ge- bruikt. De Minister pleegde met hen geen overleg. Toch stelt men in de Belgische politieke kringen vgst, dat de voorstellen der Nederlandsche socialisten een zekeren vooruitgang beteekenen op het vroeger door de Nederlandsche Regeering verdedigde standpunt. Het staat daarom echter niet minder vast, dat, alvorens aan een hervat- ting der onderhandelingen met Nederland over de herziening der tractaten van 1839 kan worden gedacht, de Belgische regeering van Nederland zal eischen, dat het al zijn aanspraken op de Wielingen opgeve. DE ANTIREV. PARTIJ EN HET PAS- S1EF VROUWENKIESRECHT. Naar de Stand, meldt, heeft de commis- sie, bestaande uit de heeren A. W. F. Iden- burg in Den Haag, prof. dr. H. Bouwman te Kampen, mr. P. E. Briet te Leiden, en ds. M. Jongebreur te Veenendaal, inge- steld door de Deputatenvergadering van 13 April 1920 inzake de houding, door de an- tirev. partij in te nemen ten opzichte van het zoogenaamde passieve vrouwenkies- recht, haar taak voleind. De commissie komt tot het oordeel: „dat God der vrouw in het algemeen een andere taak heeft aangewezen dan haar door toepassing van het politieke passieve kiesrecht zou worden toegedacht; dat derhalve de anti-revolutionaire par tij zich heeft te onthouden van het candi- daat-stellen van vrouwen: dat op dezen regel alleen uitzondering toelaatbajar is, als ontplgr de leiding des de bloedsporen en bekeek die met grooce nauwkeurigheid. Dat onderzoek duurde eenige minuten, toen stond hij eensklaps op en wenddt zich tot den ongelukkigen ectitgenoot, wien een paar vrouwen alierlei vage troost- woorden toevoegden. „Hoor eens, arme man," zeide hij kort- af, „in plaats van hier te staan lamentee- ren, zou het beter zijn, u eerst eens van de waarheid op de hoogte te stellen, hoe vreeselijk die ook zijn mag. Het bloed, dat hier in de gang Iigt, toont al duide- lijk aan, dat er een moordaanslag heeft plaats gehad." „Vermoord! Mijn arme vrouw!" jam- merde Pierre Renault. „Maar wie zegt u dat?" ,,'Zie," sprak de onbekende, terwijl hij naar de roode vlekken op den vloer van het portaal wees, „die bloedsporen zijn een stellig bewijs, dat moet bloed van uw vrouw zijn en tevens heb ik er aan opgemerkt, dat er twee moordenaars zijn geweest, want de sporen verschillen dui- delijk van afmeting. Misschien is het slachtoffer evenwel nog met dood en kan zij nog gered worden, maar dan moeten wij ons haasten. Hebt gij een sleutel bij u?" Renault tastte in zijn zak, maar vond den sleutel niet. „Neen", stamelde hij, zich bezinnend, de sleutel stak altijd op de deur....," „Dan hebben de moordenaars dien mee- genomen." „De portier heeft een anderen sleutel," zeide een der omstanders. Hij wilde hem gaan halen, maar de man hield hem terug: Dat zou te lang duren, wij zbllen de deur openhakken. Is hier geen bijl?" Heeren het voor de anti-revolutionaire par tij duidelijk geworden is, dat dit door God is gewitd; dat dit thans niet het geval is; dat wijziging van de iweede alinea van art. 54 der Gemeentewet, als op pag. 25 hierboven bedoeld, moet worden bevor- derd." Wat de wijziging betreft, waarvan in de laatste zinsnede sprake is, heeft de commis sie de vraag behandeld, hoe beter dan door deelnerning aan den arbeid der politieke colleges, in bijzondere commissies de eigen gaven en d; bijzondere aanleg van de vrouw tot haar recht kunnen komen en tot zegen streki. .--p in wijden kring vah het maatschappelijk leven. De vraag is overwogen, ot de wijziging van wetteiijke bepalingen noodig is om ruimer dan thans te kunnen beschikken over de huip van daarvoor geschikte vrou wen in commissies voor de gemeentehurs- houding. De gemeentewet (art. 54) spreekt van tweeerlei vaste commissien, n.l. de z.g.g, „oommissies van voorbereiding" en „com- missies van bijstand" en bepaalt uitdruk- kelijk, dat deze commissies door den raad, zoo hij ze wenschelijk acht, uit zijn leden moeten worden benoemd. Dat deze bepa ling als een absoluut voorschrift moet worden beschouwt, Wijkt uit het Kon. be- sluit van 24 Aug. 1892, S. 213, waarbij een verordening werd vcrnietigd, welke be- paalde, dat slechts twee van de vier leden van een commissie van bijstand raadsleden behoefden te zijn. Door eenvoudige schrapping van de woorden „zijner leden" in de tweede alinea van art. 54 Gemeentewet ware allicht in de hierboven bedoelde behoefte voor de commissien van bijstand te voorzien, zon der dat het passieve vrouwenkiesrecht wa re te aanvaarden. Deze wijziging schijnt de commissie wenschelijk. De bedoeling is het rapport in behande- ling de nemen in een in het najaar saam tg roepen bijzondere deputatenvergadering. WEG-VOORZIEN1NG VOOR ZWAAR VERVOER. De gestadige toeneming van het zwaar vervoer en in verband daarmede de steeds hoogere eischen welke aan onze wegen worden gesteld, heeft de wenschelijkheid van een meer doelmatigen bouw onzer we gen naar voren gel racht. Het Bureau van den Rijkswaterstaat te Haarlem liet deze week bij1' Crailoo (Bus- sum) op den NaardenLarenscheweg drie proefvakken leggen. Twee dezer vakken werden in ongewapend beton gelegd en het derde vak werd gemaakt uit beton, ge- wapend met B. R. C. electrisch geweld krimpnet, zooals dit tegenwoordig n Ame- rika en Engeland algemeen wordt voorge schreven en waardoor de voegen voor warmte-uitzetting, zooals deze bij een on- gewapenden betonweg noodig zijn, over- bodig worden. FOOIEN, AANGENOMEN DOOR R1JKS- LOODSEN. Naar het Haagsch Correspondentiebu- reau verneemt, heeft de minister van Ma rine ad interim, naar aan leiding van het feit, dat gebleken is, dat nog steeds veel- j vuldig pverschreden wordt het verbod i van rijksloodsen (ingevolge art. 21 van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijks- i ambtenaren 1920) om fooien aan te nemen, anders dan met goedvinden van de be- voegde autoriteit, een circulaire uitgege- ven, waarin wordt kennis gegeven dat de loods, die na het tijdstip, dat die circu laire te zijner kennis is gebracht, een tooi ot gratificatie aanneemt zonder door den minister daartoe te zijn gemachtigd, bij j ontdekking zal worden gestraft. Een buurman snelde weg en kwam te rug met een bijl, die hij aan Pierre Re nault gaf, maar de hahden van den onge lukkigen man beefden zoo, dat hij er niets mee kon uitrichten. ,(Geet maar hier," zeide de heer in 't zwart, terwijl hij hem de bijl afnam. Met een paar krachtige slagen deed hij de deur uit haar hengseis vallen. Daarna ontrolde zich een vreeselijk too- neel voor de verschrikte oogen der toe- schouwers, die ontzet terugdeinsdan en kreten van afschuw slaakten. Het geheele magazijn van Pierre Re nault was in wanorde: dekens, matrassen en kussens lagen overal verspreid en mid den op den vloer strekte zich het lichaain uit van juffrouw Renault, te midden van een plas bloed, dat uit haar hals vloeide en op verschillende plaatsen door haar kleeren drong. Toen de eerste ontzetting voorbij was, drongen de bewoners van het huis naar voren, teneinde het lijk meer van nabij te kunnen zien, maar de heer in 't zwart, die dadelijk naar binnen was gegaan, hield hen met uitgespreide armen tegen en riep: „Niemand mag binnen komen, uitgezon- derd de man van het slachtoffer!" Pierre Renault was reeds neergeknield naast het lichaam van zijn vrouw, waaraan hij helaas vruchteloos trachtte nog eenige teekenen van leven te bespeuren. „Dood! Dood!" jammerde hij, staaroo- gend naar het zielloos overschot. En groote tranen vloeiden langs zijn ge- laat zonder dat hij er aan dacht ze te drogen. Op dit oogenblik kwamen drie nieuwe personen binnen: de commissaris van po litic, zijn secretaris en een dokter. Toen de commissaris van politie den WAARHEEN? De volkstelling is er geweest zegt de „Prov. Geldersche en Nijmeegsche Ct.", de uitkomsten wat het aarrtal inwoners van ons land betreft, zijn al oekend. Wij hebben de geruststellende verzekering kun nen opdoen, dat ons volk niet uitsterft; trouwens, daar waren wij toch al van over- tuigd geraakt, als wij zoo. hier en daar in Nijmegen liepen, in niet te wijde, niet te nieuwe straten, of, als wij 's morgens om 9 uur of 's middags om 4 uur op de we gen naar de schoolwijken waren. In het tijdvak tusschen de vonge en de ze volkstelling zijn wij met 16 pet. voor- u.itgegaan, dat is elk jaar zoowat 1.6 pet. Het is voor andere landen, met name Frankrijk, om jaloersch op te worden. Maar voor ons is de zegen haast te groot. Als dat zoo doorgaat, als wij elk jaar met 1.6 procent vooruitgaan en die 1.6 pet. dan telkens een grooter getal be- duidt, dan rijst de vraag: waar al die menschen moeten blijven? Ons land heeft weliswaar nog onbewoonde plekken ge- noeg, maar toch is het een der dichtst- bevolkte landen van Europa, misschien van de wereld. Binnen een overzienbaar aantal jaren zijn wij gekomen tot 10 mil- lioen; dan zal misschien de Zuiderzee wel gedeeltelijk droog zijn, maar daar bergt men geen millioenen menschen, zeker niet wanneer men den grond productiet wil maken. Want dat wordt ook een vraag van gewicht, hoe a I die menschen ge- voed moeten worden. Hoe meer men schen, hoe meer woningen zijn er noodig en hoe meer grond er aan de productie van voedingsmiddelen wordt onttrokken. Moeten al die nieuwe Nederlanders der toekomst landverhuizers worden en het vaderland vaarwel zeggen? Ot moe ten wij, zooals de Haagsche Post in over- weging geeft, aan expansie, aan uitzet- ting der grenzen gaan denken, niet door oorlog en gewelddadige annexatie, maar door vestiging van Nederlanders in aan- grenzende gedeelten van andere landen, bv. Duitschlam<i{een consequentie van het veel geprezen begrip „stamverwant- schap"? De vragen iaten zich niet maar in een oogenblik oplossen. Maar dit is zeker, dat bij den „gezegenden" vooruitgang van het bevolkingscijter, de nood binnen betrek- kelijk weinig jaren aan den man kan ko men. En dat te eerder, omdat de Nederlander van nature „hongvast" is. En daahnee komen wij weer op een on- derwerp dat wij al meer aanroer- den. Die „hongvastheid" kan aangemerkt worden als een deugd, als een uiting vav gehechtheid aan land en zeden, maar zij kan ook ons verderf worden. Men hokt bij elkaar. Maar daar ginds, in Indie vraagt men werkkrachten om den bodem te ontginnenom den grond te doen voortbrengen, waartoe hij in st2#t is bij voldoende bewerking; om wegen te zoe- ken en aan te wijzen, ten einde de produc tie op te voeren ot te vergemakkelijken, om aan het bestuur deel te nemen en de administrate ter hand te nemen en de orde te handhaven en een heel volk tot de ont- wikkeling te brengen, waarnaar het snakt. En de vragers naar werkkrachten worden teleurgesteld. Duitschers, Hon- garen, Slowaken en Denen en andere buitenlanders bieden zich aan, maar de Nederlandsche jongelui blijven bij moe- ders pappot en zoeken baantjes in het va derland en vegeteeren in laksche, schijn- bare bedrijvigheid. En later zullen ze, naar de mode van den dag redevoeringen houden, wellicht ook over de noodzake- lijkheid van het behoud der kolonien, die men te danken heeft aan de energie van het voorgeslacht, dat niet bij de pakken heer in 't zwart zag, riep hij uit: „Ben jij al hier, Milloc. Uitstekend. Je kunt ons van groot nut zijn." De inspecteur nam zijn hoed at en be- gon niu met de buren te verwijderen, die zich nog voor de open deur verdrongen. Nu bleven er op het tooneel van de misdaad slechts vijf menschen achter: de commissaris van politie, zijn secretaris, de dokter, Milloc en Pierre Renault, die nog steeds geknield lag naast het lijk van zijn vrouw. IX. Het Schoothondje. Het was omstreeks 5 uur in den namid- dag, toen Fifi Vollard zich naar de bou levard des Italiens begat met zijn grif fon onder den arm. Allerliefst zag het hondje er uit, pas ge- wasschen en zorgvuldig gekamd, hagei- wit, met een rose lint sierlijk om den nek gestrikt. De boulevard was op dit uur vol wan- delaars, waardoor dat mooie hondje, ge- dragen door een straatjongen, al dade lijk de aandacht van de dames trok en het duurde dan ook niet lang ot er werd gevraagd „Is dat hondje te koop, jongen?" Fifi keek de vraagster met zijn sluwe oogjes guitig aan en antwoordde: „Dat hangt er van af, welken prijs men zou willen besteden." „HoeveeI dan?" „Ik zou er wel 100.000 francs voor kun nen vragen." „Grappenmaker." „En dat zou nog een koopje zijn." „Waarom Fifi antwoordde op geheimzmnigen toon ken neerzat, maar uittrok naar ve r. 4>e- westen. Daar in Indie is werk te doen; daar hg- gen nog streken, ontelbare malen groo ter dan ons eigen landje oogecultiveerd, onbebouwd, ondoorzocht voor zoover vreemdelingen het niet deden. En -ner zullen wij binnen haast afzienbartn tijd staan voor overbevoiking. Er is nog piaats in overvloed in Oost en West. Is dan de l Jan Saliegeest, dien Potgieter hekelde n den jongsten spruit van Jan en Jannetje nog niet dood en onuitroeibaar? WEL KERMIS. Te Tholen kwam wederom een verzoek in bij den raad vanwege den kerkeraad van i de Ned. Herv. Gemeente en een van den kerkeraad der Geref. Kerk om de kermis af i te schaffen; met 6 tegen 5 stemmen werd afwijzend beschikt. De vrijzinnigen, be- nevens het R.-K. lid stemden tegen. AARDAPPELEN UIT DENEMARKEN. j Door verschillende grossiers in aardap- pelen te Amsterdam, zijn met het ook op het tekort aan goede Hollandsche consumptie- I aardappelen, aardappelen uit Denemarken i ge'fmporteerd. Deze aardappelen, welke van uitnemen- de kwaliteit zijn, kunnen voor de helft van den prijs der Hollandsche oude I aardappelen verkocht worden en hebben bovendien dit voor, dat, wijl zij uit een Noordelijk klimaat komen. niet met de ou- derdomsgebreken behept zijn, welke onze oude Hollandsche aardappelen hebben. nl. wegsnijden met schillen en verkleuren op schotel na het bekoelen. Dfi TOESTAND. Bjj de opsteiling van de rekening van schadevergoeding aan Duitschland aan te bieden en door dit land, onder bedreiging met wat al niet, te honoreeren, hebben de geallieerden in hun hooge wijsheid bepaald, dat Duitschland elk jaar twee milliard gouden marken zal betaien pins 26 pet. van de waarde van zjjn uitvoer in elke periode van twaalf maanden, gerekend van 1 Mei 1921 af. Hieraan lag de verblaflend eenvoudige gedachte ten grondslag, dat men tegenover Duitschland menscblievend hac- delde, door het telkerijare niet meer op te laten brengen dan zjjn stoffeljjke toestand (gemeten met den maatstaf van de hoe- grootheid van zijn uitvoer) toeiiet en men het herstel van z(jn welvaart dan ook niet hoefde te misgunnen. Hce meer Duitsch land zich herstelt en uit kan voeren, hoe meer de geallieerden er bjj gebaaf zouden zjjn. Is dit laatste echter wel zoo? vraagt de Daily Express met het angstzweet op het voorhoofd. hlatunrljjk niet, moet men antwoorden met verwjjzmg naar wat haar landgenoot Norman Angell a! in 1910 n zjjn boek De groote illnsie over de fldei- htid van elke oorlogsvergoediDg, die den overwinnaar den overwonnene oplegt. ge geschreven heeft. Den 2en Februari vatten wjj Norman Angell's betoog aldus samen ^De moei- lijkheid in geval van een groote oorlogs- vergoeding is niet zoozeer de betaling doer de overwonnen natie als het onGangea ervan door den overwinnaar. Men kaa zeggen dat het betalende land dit bediag aan rjjkdom armer wordt, omdat het, om aan goud te komen, dit van andere landen moet krjjgen en er werkeljjken rjjkdom voor in rail moet geven. Maar even zeker is, dat het land betwelk de vergoeding ontvangt, deze krjjgt hetzjj in den verm van werkelijken rjjkdom (goederen), wat ,)Het is een gelukshondje." „Och kom." „Hij heeft al tot tweemaal tot zijn mtes- teres schatrijk gemaakt: „Hoe dan?" „De eerste had hem nog geen drie da- den ot zij trok het groote lot un, de loterij, 500.000 francs." „Door dien hond?" „En de tweede dan? Dat was nog merk- waardiger." „Wel?" „Zij wandelde met hakr hondje tn ftei Bosch, het hondje trok de anndacht van een oude heer, van het hondje viel zijn aandacht op haar en nog dienzeiiden avond was zij verloofd met een millKHi- nair, die haar nu getrouwd heeft." „Een sprookje." „Neen, het is heusch waar en die dame was nog niet halt zoo mooi als u." „Guit." Eensklaps zag Fifi, die onder het spre- ken steeds had rondgekeken, in de verte de oude dame aankomen, van wie hij den hond gestolen had. Het scheen, dat de hond ook de nade- ring van zijn meesteres geroken had, want hij deed inoeite om zich uit den arm van Fifi los te rukken, begon zacht te janken en met zijn staart te kwispelen. Hij moest zich dus haasten om den Sux.p te sluiten en zeide tegen de jonge dame: „Kijk eens, hij houdt nu al van u." ,,'t Is werkelijk een liet beestje," ze«de hij, terwijl zij de hond streelde. „K*c*w ik zal je 20 francs voor hem geven, want die 100.000 francs, dat was toch maar gekheid." „Twintig francs," riep Fifi uit, 4,dat is veel te weinig." (Wordt. vervolgd.) COURANT. iie flurgemeester der gemeenle TER NEUZEN maakt bekend, dat eetie Opetibae Vergadertng no ben Gemeenteraad zal worden gehouden op n«n<l<-r(iat( Inni IffSI. des narnitldags ten 2 ure. Ter Neuzen, den 30 Mei 1921. l)e Bnrgemeester vooinoemd, J. IIUIZ1NGA. l)e Burgemeesterv&n TER NEUZEN maakt bekend, dat het onderzoek vail de in het verlofgangersregis- ter dezer gemeente i geschreven verlofgangers der militie te land zal worden gebouden te Ter Neuzen in de Arbeidsbeurs, op 11 (O-iim!a;; n .Ktini 1921, des voorrniddags elf imr. Aan het onderzoek behoeven alleen deel te nemen de verlofgangers der lichtingen 1918 en 1919. Aan bet onderzoek behoeft n i e t te worden deel- genomeu door ben, die hun eerste oefening nog niet hebben volbracht, en voorts niet door a. de verlofgangers, die in het loopende jaar, voor den dag, hierboven als dag van onder zoek aangegevenin werkelijken dienst zijn geweest, uit anderen hoofde dan voor straf b. de verlofgangers, die bestemd zijn orn in het loopende jaar voor herhalingsoefeningen in werkelijken dienst te komen c. de verlofgangers, die bestemd zijn om met 1 Augustus van het loopende jaar liaardeland- weer over te gaan d de verlofgangers, aan wie vergmming is ver- leend tot uitoefening van de zeevaart of de zeevigscherij bnitenslands of tot verblijfin het buitenland en aan wie hetzij gelijktijdig met die vergunning, hetzij in verhaud daarmede later afzonderlijk, vrjjs telling van het onder zoek is verleend dan vvel is toegestaan dat onderzoek in" de maand November of Decem ber van het loopende jaar te ondergaan; r. de verlofgangers, aan wie ter zake van de uit oefening van hun beroep pf bedrijf dan wel vvegens andere bijzondere omstandigheden ver gunning is verleend het onderzoek in een der onder d genoemde maanden te ondergaan f. de adspirant-militie-officieren en g. de verlofgangers van tie Exploitatie-Compagnie van het Regiment Gemetroepen. Daarentegen moeten aan het onderzoek w e 1 deel- nemen de verlofgangers, die in het loopende jaar voor herhalingsoefeningen in werkelijken dienst zou- den moeten komen, doch wien voor 1 Juni van dit jaar door den Minister van Oorlog uitstel van opkomst voor die oefeningen is verleend tot het vol- gende jaar. Uiteiaard geldt deze bepaling niet voor de verlofgangers, wien uit anderen hoofde, bijv. in verband met hnn verblijf in het buitenland, vrij- stelling van het onderzoek is of alsnog wordt ver leend. De verlofganger moet bij dit onderzoek verschijnen in uniform gekleed en voorzien a. vaii de tot zijn voorgeschreven uit-nsting ver- der behoorende kleeding- en uitrustingstukken b. van de wapenen, het ledergoed, de reglemen- ten en de dienslvoorsehriften, hem uitgereikt: c. van zijn zakboekje en van zijn verlofpas De verlofganger staat niet alleen gedurende den tijd, dien het onderzoek duurt. maar ook voor zoo- lang hij ter gelegenheid van het onderzoek in uni form gekleed is, onder de bevelen van den Militie- commissaris, zoodat indien hij ongeregeldbeden pleegt of zich aan een strafbaar feit schuldig maakt, hetzij bij het g'an naar de plaats, voor het onderzoek be stemd, hetzij gedurende het onderzoek of bij het naar huis keeren, te dier zake za) worden gestraft volgens het Crimineel Wetboek en het Reglement van Krijgstueht voor het krijgsvolk te lande. Een arrest van ben dag tot zes dagen, te onder gaan in de naastbij gelegen provoost of het naastbij zijnde huis van bewaring, of een kwartierarrest van een dag tot zes dagen, te ondergaan in een kazerne. kan door den Militiecornmissaris worden opgelegd aan den verlofganger lo. die, zonder geldige reden niet bij het onder zoek versehijnt 2o. die daarbij verschenen zijnde, zonder geldige reden niet voorzien is van al de hiervoren vermelde voorwerpen 3o. die de hiervoren vermelde voorwerpen bij het onderzoek niet alle in den vercischten staat vertoont 4o. die een of meer van de hiervoren voormelde voorwerpen, aan een ander toebehoorende, als de zijne vertoont. Is den verlofganger ter zake van het onderzoek kwartierarrest opgelegd, dan wordt hij tot het onder gaan van die straf in werkelijken dienst geroepen. Onverminderd de genoemde straf is de verlofganger. die zich schuldig maakt aan een der feiten, under lo. tot 4o. genoemd, verplicht orn op een nader te bepalen tijd en plaats voor den Militiecornmissaris te verschijnen of opnienw te verschijnen tot het onder gaan van een onderzoek. De verlofganger, die, opaeroepen voor dit ONDER ZOEK, daarbij niet versehijnt of, daarbij verschenen zijnde, zich schuldig maakt aan een der feiten, onder 2o.~ 4o. verirield, wordt in werkelijken dienst ge- roe| en of gebouden voor den tijd van ten hoogste twee maanden De duur van dezen werkelijken dienst wordt bepaald door den Minister van Oorlog l)e verlofganger, die niet voldoet aan een oproe- pilig voor den werkelijken dierist, wordt als deserteur behandeld, na op daartoe door den Minister van Oorlog te verstrekken last als zoodanig te zijn afge- voerd. Nog worden de verlofgarigersppmejtkzaarn gemaakt, dat het niet ontvangen van een bijzondere kermis- geving hen met ontheft van hun verplichting tot deelnerning aan het onderzoek, maar dat deze open- bare kennisgeving EENIG en ALLEEN als bewijs geldt, dat de verlofganger behooilijk is opgeroepen. ingeval z. i e k t e of g b r e k e n de deelnerning aan het onderzoek inochten verhinderen. dient daar- van z o o d r a in o g e 1 ij k ter gemeentesecretarie te worden overgelegd een gelegaliseerde geneeskundige verklaring, welke op ongez.egeld papier kan worden gesteld. Aan den verlofganger kan op zijn daartoe aan den Militiecornmissaris te richten en met redenen omkleed verzoek worden vergund, het onderzoek in een andere gemeente te ondergaan. Het verzoekschrift moet tijdig en GEFRANKEERD worden toegezonden. Maakt een verlofganger. aan wien een zoodanige vergunning is verleend, duarvan geen gebruik, dan wordt deze geacht niet te zijn verleend. Ter Neuzen, 23 Mei 1921. De Burgemeester voornoemd, J. HUIZIN'GA. 'fian—

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1921 | | pagina 1