S Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen Of ool No. 6872. Dinsdag 5 Augustus 1919. 59e Jaargang. Schoolgeld. gedemobiliseerden. Vuurwapenen en munitie. STEUN VERLEENING E S U N a. BUITENLAND. voor Steunregeling nopens militairen, wier verblijf onder de wapenan eindigt in het tijdvak 1 Augustus-31 December 1919. Wouingnood. De Minister van Landbouw heeft aan gemeentebesturen medegedeeld, dat de be noeming en overplaatsing van onder zijn departement ressorteer/ende ambtenaren erns- tige moeilpkheden ondervindt tengevolge van het gebrek aan voor hen geschikte woningen. Hij doet een beroep op de medewerking van de gemeenten, welke hierin zou kunnen bestaan, dat de gemeente zich belast met den bouw van de benoodigde woningen, waartegenover het rjjk zich ver- plicht, die woningen voor een eenigszins ruim tjjdvak (bpv. 20 jaren) op nader overee® te komen voor waarden te huren. Eventueei zou er geen bezwaar tegen bestaan. eee rentedragend voorschot uit's Rijks schatkist beschikbaar te stellen ter besfcrjjding vac de stiehtingskosten van de te bouwec woningen. De Minister van oorlog heeft ten aanzien van onder zijn departement ressorteerend personeel een schrjjven van soortgelijke strekking aan gemeentebesturen gericht. Invoer van bier in Beigie. Havas-Reuter seint uit Brussel: De /yMoniteur" bevat een beslnit, volgent hetwelk geen invoervergunninig zal worden verleend voor bier van verschillende soorS, wanneer deze Belgie binnengevoeid wordea over de Nederlandsche grens. Onze redacteur te Brussel seint nog, dat deze maatregel is genomen door den Minis ter van Bevoorrading om te voorkomeu dat Duitsch bier via Nederland in Belgie wordt ingevoerd. ieUZESSCHE COERMT. VER Burgemeester en Wethouders van TER NEUZEN brengen tea kennis dat het kohier No. I van net schoolgeld voor het lager onderwijs in deze gemeente, over het tijdvak van 1 Januari—30 April 1J19, m afschrift, gedurende vijf maanden op de secretane der gemeente, voor een ieder ter lezing is nederge- legd. Ter Neuzen, den 4 Augustus 1919. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. HUIZINGA, Burgemeester. A. P. DE VOS, Lo. Secretaris. De Burgemeester van TER NEUZEN brengthier- bij ter algemeene kennis, oat door den Minister van Oorlog in overleg met den Minister van Marine bij besehikking van 9 Juli 1919, afd. Dienstplicht, no. 1 L, is vastgesteld de volgende i- 1. Waar in de hieronder vermelde paragrafen wordt gesproken van »militair", wordt met deze be- naming bedoeld a. de dienstplichtige bij de militie te land b. de dienstplichtige bij de zeemilitie c. de dienstplichtige bij de landweer d. de dienstplichtige bij den landstorm e. de vrijvvilliger, die in reserve was krachtens het bepaaldc bij art. 8, laatste lid, van de bij Konink- lijk besluit van* 19 Januari 1907, no. 58, vastgestelde en sedert ingetrokken »Instructie op de werving' de milicien-postduivenverzorger g. de milicien-hoefsmid der Infanterie; h. de milicien-smid-bankwerker i. de vrijwilliger van de Exploitatie-Compagnie van het Regiment Genietroepeu j. de militair, behoorende tot bet reservepersoneel van den Militairen Telegraafdienst, bedoeld in de sedert gevvijzigde Koninklijke besluiten van 2 April 1908, nrs. 16 en 18 k. de vrijwilliger bij de landweer, bedoeld bij art. 22 van het sedert gewijzigde Koninklijke besluit van 8 Mei 1906, nr. 95 1. de mobilisatievrijwilliger m. de dienstplichtige, die een vrijwillige ver- bintenis heeft aangegaan voor den duur der mobilisatie; n. de vrijwilliger bij den landstorm. indien bij niet bij de zeemacbt in werkelijken dienst werd gesteld. 2. De 2, 3, 5 en 6 zijn slechts van toepassing ten aanzien van militairen. die in het tijdvak 1 Augustus31 December 1919 huisvvaarts worden gezonden a. met onbepaald (kleinj verlof; b. met groot verlof; c. in verband met ontslag; d. wegens als landstormplichtige volbrftchten werkelijken dienst. 3. De uitkeeringen, omschreven in de 2, 3, 4 en 5, worden slechts verstrekt indien er voor zoover de behoefte daaraan geacht wordt te bestaan. 4. lie uitkeeringen, omschreven in de 2, 3 en 5, worden niet verstrekt ten aanzien van militairen, wier onmiddellijk aan den datum van hun huis- waartszending voorafgaand verblijf onder de wapenen korter heeft geduurd dan 8§ maand, zoo zij laatstelijk bij de lahdmacbt hebben gediend, of korter dan 7| maand, zoo zij laatstelijk bij de zeemacht hebben gediend. Als tijd van verblijf onder de vvapenen wordt voor de toepassing van de in den vorigen volsin genoemde paragrafen ook aangemerkt de tijd, gedurende welke den militair ander verlof genoot dan het verlof, genoemd in bet tweede lid. 5. De uitkeering, omschreven in 5, wordt ook niet verstrekt ten aanzien van militairen, voor' wie reeds eenmaal een gelijksoortige steun is verleend krachtens de steunregelingen van einde December 1918 en 21 Maart 1919, onderscheidenlijk nopens militairen, die in het tijdvak 1 Augustus 191831 Maart 1919 en in het tijdvak 1 April—31 Juli 1919 huiswaarts zijn gezonden 6. Het toekennen van steun ingevolge een der 2, 3 en 5 sluit niet uit het tevens verleenen van steun ingevolge de beide andere dier paragrafen. 7. Deze steunregeling is niet van toepassing op militairen, die in aanmerking komen voor het ont- vangen van de bijzondere toelage bij huiswaarts zending, welke ingevolge de besehikking van den Minister van Oorlog van 17 Juni 1919, afd. Dienst plicht, no. 178 L, wordt toegekend in gevai van voortgezet vrijwillig verblijf onder de wapenen, voor zoover dit voor het dienstbelang noodzakelijk is verklaard, noch op andere militairen of groepen militairen, die de Minister van Oorlog of de Minister van Marine voor uitsluiting van deze regeling verder mocht aanwijzen. 2. 1. Ten aanzien van den huiswaarts gezonden militair geschiedt, op daartoe door hem gedane aanvraag, na zijn huiswaartszending een uitkeering voor zijn levensonderhoud of voor dat van verwanten, voor wie hij als kostwinner optrad. (Zie ook 1). 2. De uitkeering bedraagt: a. ten hoogste 100,ingeval wegens zijn ver blijf onder de wapenen laatstelijk voor zijn huis waartszending hetzij kostwinnersvergoedingisgenoten, hetzij kostwinnersvergoeding zou zijn genoten, indien geen rekening had moeten worden gehouden met het traktement, de jaarwedde of de extra-inkomsten, welke hij als militair genoot, hetzij zoo het betreft eategorieen militairen, tie wier aanzien de gelegenheid tot toekenning van kostwinnersvergoeding niet is geopend zoodanige vergoeding zou zijn genoten, indien de vergoedingsvoorsehriften ook op die categorien van toepassing waren verklaard; of b. ten hoogste f 50,in andere gevallen. 3. De aanvraag moet worden gericht aan en in- gediend bij den Burgemeester der gemeente, waar de militair na zijn huiswaartszending vaste of tijde- lijke woonplaats heeft. Indien de militair zich al dadelijk na zijn huiswaartszending buitenslands vestigt, moet de aanvraag worden gericht aan den Burgemeester der gemeente. waar hij zich ten tijde van zijn huiswaartszending bevond. 4. Bij de aanvraag moet worden overgelegd een door den compagnies- of overeenkomstigen com mandant afgegeven verklaring nopens a. de categorie militairen, waartoe de verzoeker behoort b. den rang of stand, welken hij laatstelijk innam c. het onderdeel, waarbij hij laatstelijk diende d. zoo het een dienstplichtige geldt, ook de lichting of de landstormjaarklasse waartoe hij behaort; e. den duur van het aan de huiswaartszending onmiddellijk voorafgaand verblijf onder de wapenen fden datum en de reden van huiswaartszending. 5. De Burgemeester beslist, of aan de uitkeering behoefte bestaat en stelt, met inachtneming van de in het tweede lid vermelde maxima, het bediyg der uitkeering vast. 6. De Burgemeester bepaalt tevens, of de uit keering in eens dan wel in termijnen zal worden uitbetaald en draagt zorg voor een zoo spoedig mogelijke uitbetaling. De uitbetaiing in eens of de uitbetaling over den laatsten termijn geschiedt uiterlijk den zestigsten dag na de huiswaartszending. 7. Uitkeering, als in het eerste lid bedoeld, wordt niet toegekend tot voorziening in behoefte, ontstaan na de eerste zes weken, volgende op den datum der huiswaartszending. 8. Aanvragen om uitkeering, als in het eerste lid bedoeld, zijn niet ontvankelijk, wanneer de indiening daarvan eerst plaats heeft na zes weken na de huis waartszending. 3. 4. Aan den militair beneden den rang van offi- cier geschiedt op daartoe door hem gedane, met redenen omkleede aanvraag, bij of na zijn huis waartszending een geldelijke uitkeering van ten hoogste 49,— voor kleeding, gereedschap of ver- hui-kosten. (Zie ook 1.) 2. De aanvraag moet worden gericht aan en m- gediend bij a. den compagnies- of overeenkomstigen com mandant, indien de militair al dadelijk bij zijn huiswaartszending^ de uitkeering geheel of ten deele wenscht te ontvangen b. den Burgemeester, bedoeld in 2, aerde lid, in andere gevallen. 3. De commandant, in het vonge lid onder venneld, is bevoegd, de door hem ontvangen aan vraag geheel of ten deele namens den Minister onder diens nadere goedkeuring in te willigen, indien naai zijn oordeel de militair behoefte heeft aan uitkeering, als in het eerste lid bedoeld. De uitbetaling van het door den commandant vastgestelde bedrag geschiedt door de zorg van de administratie van het korps, van het schip of van de marine-kazerne, waarbij de militair op het tijdstip van huiswaartszending in betaling is. Ingeval de commandant geen grond aanwezig acht om aan de aanvraag te voldoen of daaraan slechts ten deele voldoet, zendt hij de aan vraag ter verdere behandeling door aan den Burge meester, genoemd in het vorige lid onder b. "Voor de doorzending van de aanvraag wordt daarop ge steld of daarbij gevoegd een verklaring, vermeldende de gegevens, omschreven in 2, vierde lid, en wordt op die aanvraag of die verklaring aangeteekend, in hoever de commandant aan de aanvraag heeft vol- daan. 4. Ingeval de militair een aanvraag rechtstreeks indient bij den Burgemeester, moet hij daarbij over- leggen een door den compagnies-of overeenkomstigen commandant afgegeven verklaring, welke de in 2, vie de lid, omschreven gegevens vermeldt en waarop is aangeteekend, of die commandant hem reeds een uitkeering, als in het eerste lid bedoeld, deed uit- betalen en, zoo ja, tot welk bedrag. 5. De Burgemeester beoordeelt na ontvangst van een aan hem overeenkomstig het derde lid doorge- zonden dan wel van een bij hem rechtstreeks inge- diende aanvraag, of er grond bestaat tot toekenning van een uitkeering of een nadere uitkeering boven die, welke reeds van militaire zijde is verstrekt. Zoo de Burgemeester dien grond aanwezig acht, steit hij het bedrag der uitkeering of der nadere uitkeering met inachtneming van het in het eerste lid vermelde maximum vast en betaalt hij deze aan den militair uit. 6. Aanvragen om uitkeeMng, als in het eerste lid bedoeld, zijn niet ontvankelijk. wanneej de in diening daarvan eerst plaats heeft na zes weken na de huiswaartszending. 1. Indien het verblijf onder de wapenen van een militair eindigt wegens zijn overlijden, geschiedt aan zijn verwanten, op daartoe door hen gedane aanvraag, een geldelijke uitkeering, ingeval zij ter zake van het verblijf onder de wapenen van den militair laatstelijk hetzij kostwinnersvergoeding genoten, hetzij kostwinnersvei'gotuinig zouden hebben genoten, indien geen rekening had inoeten worden gehouden met het traktement, de jaarwedde of de extra- inkomsten, welke de overledene als militair genoot, of zoo bij behoorde tot een categorie militairen, te wier aanzien de gelegenheid tot toekenning van kostwinnersvergoeding niet is geopend indien de vergoedingsvoorsehriften ook op die categorie van toepassing waren verklaard. Zie ook 1). 2. De uitkeering bedraagt ten hoogste 3.per dag en ioopt over een tijdvak van ten hoogste 120 dagen, onmiddellijk volgende op den datum van overlijden van den militair. 3. De aanvraag wordt gericht aan den Burge meester der gemeente, waar de militair overleden is, en wordt bij dien Burgemeester ingediend hetzij rechtstreeks, hetzij desgewenscht doortusschenkomst van den Burgemeester der gemeente, waar de ver wanten hier te lande tijdelijke of vaste woonplaats hebben, indien laatstbedoelde gemeente een andere is dan eerstgenoemde. De Burgemeester, door wiens tusschenkornst de aanvraag wordt ingediend, zendt deze door aan den in het vierde lid genoemden Burgemeester met bijvoeging van inlichtingen nopens de geldelijke en gezinsomstandigheden van de ver wanten, en met mededeeling, of door hem veigoeding is of zou zijn toegekend en, zoo ja, tot welk bedrag per dag. 4. De Burgemeester der gemeente, waar de militair overleden is, beoordeelt, of er grond bestaat tot toekenning van uitkeering, als in het eerste lid bedoeld. Zoo hij dien grond aanwezig acht, bepaalt hij, met inachtneming van het vermelde in het tweede lid, het bedrag der uitkeering zoomede het tijdvak, waarover de uitkeering loopt, en draagt hij zorg voor de uitbetaling na op daartoe door hem gedaan verzoek een verklaring van den compagnies- of overeenkomstigen commandant ontvangen te hebben nopens a. de categorie militairen, waartoe de overledene behoorde b. het onderdeel, waarbij hij laatstelijk diende e. zoo hij dienstplichtig was, ook de militie- of landweerlichting dan wel de jaarklasse, waartoe hij behoorde d. den datum van het overlijden en de gemeente, waar hij overleed. 5. Indien verschillende verwanten voor de uit keering in aanmerking komen, draagt de Burge meester er zorg voor, dat het totaal der gezamen- lijke uitkeeringen het bedrag van f 3.per dag niet overschrijdt. 6. De nitbetmling geschiedt of in eens of in ter mijnen. Ingeval de uitkeering in termijnen wordt uitbetaald, heeft de laatste uitbetaling plaats uiter lijk aan het einde der vierde maand, volgende op den datum van indiening der aanvraag. 7. Aanvragen om uitkeering, als in het eerste lid bedoeld, zijn niet ontvankelijk, wanneer de in diening daarvan eerst geschiedt na vier maanden na het overlijden van den militair. 5. 1. Eene bezoldigingsvergoeding wordt, op daartoe door belanghebbende gedane, met redenen omkleede, aanvraag, uitgekeerd aan a. de dienstplichtige offidieren en onderofficieren, dienende bij de landmacht b. de offlcieren en onderofficieren, behoorende tot het reservepersoneel der landmacht; c. de offlcieren en onderofficieren, uit anderen hoofde deel uitmakende van het verlofpersoneel der landmacht d. de offlcieren en onderofficieren, dienende bij de landmacht, die niet tot een van genoemde eate gorieen, doch wel tot een der andere eategorieen, vermeld in 1, eerste lid, behooren e. de offlcieren, onderofficieren en manschappen van de Koninklijke Marine-Reserve en de ten gevolge van de mobilisatie in activiteit gestelde verplichte reservisten der zeemacht. (Zie ook i.) 2. De vergoeding bedraagt: over de eerste maand na de huiswaartszending ten hoogste een som, gelijk aan het maandbedrag van het aanvaiigstraktement of de aanvangsjaarwedde verbonden aan den rang, den stand of de klasse, waarin belanghebbende laatstelijk diende over de tweede maand na de huiswaartszending ten hoogste een som, gelijk aan tweederde gedeelte van vermeld maandbedrag over de derde maand na de huiswaartszending ten hoogste een som, gelijk aan de helft van vermeld maandbedrag. 3. Voor de berekening van de uitkeering voor onderofficieren der landmacht uitgezonderd vaan- drigs en kornetten wordt de in het vorige lid bedoelde aanvangsjaarwedde geacht 180,hooger te zijn dan ze in werkelijkheid is. fen aanzien van het personeel der Koninklijke Marine-Reserve wordt onder traktement vers* nan activiteitstraktement of aetiviteitssoldij. 4. De aanvraag wordt gericht aan den Minister van Oorlog, zoo belanghebbende laatstelijk bij de landmacht heeft gediend, of aan den Minister van Marine, zoo belanghebbende laatstelijk bij de zeemacht heeft gediend. 5. De aanvraag wordt ingediend a. door offlcieren, vaandrigs en kornetten recht streeks aan den Minister b. door onderofficieren der landmacht uitge zonderd vaandrigs en kornetten die al dadelijk bij hun huiswaartszending een gedeelte van de uit keering wenschen te ontvangen en aan een onmid- delijke uitkeering dringend behoefte hebben, door tusschenkornst van den korpscommandant c. door de overige belangbebbenden door tus schenkornst van den Burgemeester, bedoeld in 2, derde lid. 6. Bij de aanvraag moet worden overgelegd een verklaring, afgegeven door de administratie, waarbij belanghebbende in betaling, is, bevattende de op- gaven, aangegeven in 2 vierde lid. 7. De korpscommariitvnt, bedoeld in het vijfde lid onder b, is bevoegc aan de daarin vermelde onderofficieren namens den Minister van Oorlog al dadelijk bij hun vertrek de bezoldigingsvergoeding, waarop zij aanspraak mochten hebben, over de eerste maand na huiswaartszending geheel of ten deele, in afwachting van de nadere beslissing van den Minister op de gedane aanvraag, te doen ver- strekken, ingeval belanghebbende aan dien comman dant aantoont, aan een onmiddellijke uitkeering dringend behoefte te hebben. De uitbetaling van het door den commandant vastgestelde bedrag ge schiedt door de zorg en administratie van het korps, waarbij de onderofficier op het tijdstip van huis waartszending in betaling is. S. De korpscommandant zendt de door hem over eenkomstig het vijfde lid, b, ontvangen aanvraag met de in het zesde lid bedoelde verklaring ten spoedigste aan den Burgemeester door, na op de verklaring te hebben aangeteekend, of hij reeds een gedeelte der uitkeering deed verstrekken en, indien dit het geval was, welk bedrag is verstrekt. 9. De Burgemeester zendt de door hem ontvangen aanvraag er, bijbehoorende verklaring ten spoedigste aan den betrokken Minister met opgaaf, of ten aan zien van belanghebbende uitkeeringen krachtens de 2 en 3 zijn geschied of vermoedelijk nog zullen geschieden en, indien dii het geval is, tot welke bedragen. Tevens vermelui de Burgemeester, of de militair na zijn huiswaartszending weder een loon- gevenden werkkring heeft aanvaard en, zoo ja, sedert wanneer en hoeveel inkomsten hij hieraan ontleent. Indien den Burgemeester nog andere gegevens bekend zijn, welke naar zijne meening van nut kunnen wezen bij de beoordeeling der aanvraag, vermeldt hij deze gegevens eveneens. 10. De betrokken Ministerbeslist, of belanghebbende aan een bezoldigingsvergoeding behoefte heeft en stelt zoo hij die behoefte aanwezig acht, het bedrag der vergoeding vast. 11. Aanvragen om uitkeering, als in het eerste lid bedoeld, zijn niet ontvankelijk wanneer de in diening daarvan eerst geschiedt na drie maanden na de huiswaartszending. 6. 1. De militair, wien bij zijn huiswaartszending militaire uitrusting is medegegeven, heeft vrijheid oin, indien onder die uitrusting schoenen en onder- kleeding aanwezig zijn, een paar dier schoenen en een stel dier onderkleeding te dragen of voor eigen gebruik te benutten. (zie ook I). 2. Het vorige lid geldt niet ten aanzien van den militair, die tot de zeemacht behoort. 3. De gunstige bepaling betreffende het in par- tieulier gebruik nemen van militaire goederen, om- schreveri in het eerste lid, geldt niet ten aanzien van den militair die bij een vorig vertrek met verlof van bedoeld voorreeht heeft gebruik gemaakt. Voor het bekomen van verder gewenschte in lichtingen kan men zich ter seeretarie dezer ge meente vervoegen elken werkdag tusschen 9 uur en 12 uur voormiddag. De Burgemeester, J. HUIZINGA. <Q Het Hoofd van Politie der gemeente TER NEUZEN, brengt onder de aandacht van belanghebbenden, dat bij de Vuurwapenwet 1919 voorzieningen zijn ge- troffen op het stuk van vuurwapenen en munitie. De inwerkingtreding ran deze wet en de tot haar uitvoering gegeven voorschriften is bepaald op 6 Augustus 1919. Voorhanden hebben van vuurwapenen eh munitie. Be bevoegdheid om een vuunvapen voorhanden te hebben, komt toe lo. aan een publiekrechtelijk lichaam 2o. aan hem, die het wapen voor een publiek rechtelijk lichaam ouder zich heeft 3o. aan ambtenaren of beambten, die krachtens voorschrift, gegeven door of vanwege het hoofd van het departement van algemeen bestuur, waaronder hun werkkring behoort, het wapen hij zich mogen hebben 4o. aan hen, die een wapen bij zich hebben, dat behoort bij hun ambtskleeding of bij de door hen met vergunning van het boven hen gesteld openbaar gezag gedragen kleeding 5o. aan hen, die deel uitmaken van de gewapende macht, van de rijks- of van de gemeentepolitie, voor zoover het wapen, dat zij bij zich hebben, tot hun uitrusting behoort 6o. aan hen, die geen ander wapen vervoeren dan dat zoodanig is ingepakt, dat het niet voor dadelijk gebruik kan worden aangewend, mits het vervoer gedekt is, hetzij door een geleidebiljet, afgegeven door het hoofd van politie der gemeente, waar het vervoer een aanvang neemt, hetzij door een consent van inveer, uitvoer, doorvoer of vervoer 7o. aan hen, die voorzien zijn van een machtiging tot het bij zich hebben van een wapen, voor een bepaalden tijd afgegeven door den Commissaris der Koningin. Verder kan tot het voorhanden hebben van het wapen schriftelijke algemeene of bijzondere rnaehti- ging worden verleend door den IIoofdcommissariB of Commissaris van politie of do'or den Burgemeester. Zij wordt alleen verleend, voor zoover eenig redelijk belang dat vordert en misbruik van de machtiging of van het vuurwapen niet is te vreezen. De mach tiging wordt schriftelijk aangevraagd bij het Hoofd van plaatselijke politie. Zij kan te alien tijde worden geschorst of ingetrokken. Hij, die niet bevoegd is om een vuurwapen voor handen te hebben, is eveneens niet bevoegd om munitie voorhanden te hebben, tenzij hij tot het houden van een bewaarplaats of tot opslag van ontplofbare stoffen- gerechtigd is. Register van ontvangen of afgeleverde vuurwapenen of munitie. Allen, die van het afleveren van vuurwapenen of van munitie aan particulieren een beroep of een gewoonte maken, zijn verplisht een doorioopend register te houden van alle door hen ontvangen »f afgeleverde vuurwapenen of munitie. Zij moeten dit register op eerste aanvraag ter inzage vertoonen aan de ambtenaren belast met het opsporen van overtredingen der Vuurwapenwet 1919. Exemplaren van dit register zijn tegen betaling van kosten bij de gemeentepolitie verkrijgbaar, overeenkomstig het model, hetwelk is te vinden in de Nederlandsche Staatscourant van Donderdag 17 Juli 1919 en in het Algemeen Politieblad van dienzelfden datum. Aflevering vaii vuurwapenen. Vuurwapenen mogen alleen worden afgeleverd lo. aan hem, die bevoegd is het wapen voor handen te hebben 2o. aan hem, die, in dienst van iemand die vol- gens de Jachtwet zich met een schietgeweer in het veld mag bevinden, zoo iemand vergezelt of door hem belast is met het overbrengen van het wapen van of naar het jachtveld 3o. door iemand, die, bevoegd om het wapen voorhanden te hebben, het tijdeiijk in bewaring geeft aan een meerderjarige, die tot hem in dienstbe- trekking staat, of aan e«n meerderjarigen huisgenoot. Vervaardigea en vervoeren van bommen ehz. Het is verboden een bom, een handgranaat of een dergelijk voor ontploffing of voor het verspreiden van verstikkende of vergiftige gassen bestemd wapen, een vlammenwerper, een kanon, een machinegeweer of een onderdeel van een dier vuurwapenen te ver- vaardigen, te herstellen of voorhanden te hebben of te vervoeren. Het verbod tot vervaardiging, herstelling of tot het voorhanden hebben van een der in het vorig lid genoemde vuurwapenen is niet van toepassing op iemand, die bevoegd is het wapen voorhanden te hebben. Het verbod tot vervoer is niet van toepassing ten aanzien van het vervoer van een der genoemde vuurwapenen lo. ten behoeve van den epenbaren dienst 2o. dat gedekt is door een consent van invoer, uitvoer of doorvoer 3o. dat door of vanwege den Minister van Justitie is vrijgelaten en geschiedt met inachtneming van de voorwaarden, welke bij de vrijlating mochten zijn gesteld. Formuliereft voor aanvragen. Formuiieren voor aanvragen om een geleidebiljet voor het vervoer van een vuurwapen of voor mach tiging tot het voorhanden hebben van een vuur wapen zijn tegen betaling van tien cents per exem- plaar verkrijgbaar bij de gemeentepolitie. Strafbepalingeft. Overtreding van de Vuurwapenwet 1919 of niet- nakoming van krachtens die wet gegeven bevelen kan worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van ten hoogste zes duizend gulden. De voorwerpen, door middel van het feit verkregen, of waarmede of met betrekking tot welke het feit is begaan, kunnen worden verbeurd verklaard. TerNeuzen, 2 Augustus 1919. Het Hoofd van politie voornoemd, J. HUIZINGA Mihister-resident Yah Vollenhoven. Naar aaiileiditig '.tut die geruchten omlrtejit ©en aanslaand vertrek van miiiist;ei»resit- dent Van Vollenho'vien geeft Hj't Laatste Nieuws zijn port.rei en schipjlt onder het, opschrift: Een vrieiul van ons volk. De heer Van Vollenhoven, minister-resi- (den'l van Nedertalrtd te Brussel is tot ge- voknachUgd gezant verheven, niaar helaas niet te Brussel, wat Wij zoo gaarne ge- wenscht haddien. Hij zal ons dus verlalleni Ieder kent dte groote diensten door hem aan Belgie bewezfen. Hij is eereburger van Brussel, Antwerpenj en Luik. De vereering, die ons volk hem toedraagt, heeft minister Van Volleiuhoven te daiiilcen aan de groote diensten, die lrij op edelmoedigc wijze tij- dms de bezetling aan ons geteisterd land betoond heeft. Dje heer Vara Vollenhoven heeft inderdaad hewezenl, dat hij rneer was dan een diplomaat naar de oude beteeke- inis van het woord. Hij was man van ka- rakter en imain! van offer.vaardigbeid., Wij betreuren, dat de heer Vara Vollenhovenl ons land verlajit en betuigeni hem bij her- halirag dera wetgesnueenden dank van onze bevolking. Ook de meeste andere bladera wijden hem enkele hartlelijke \voordera., Roomsch-Katholieke Universiteit Naar de Msb. verneenit heeft een dame hier te ,lanjde onlangs 100.000 gulden geschon- ken voor de op te richtera Roomsch-Katho lieke Universiteit. Maximumprijzen kalkeiereh. De Minister vara Landlbouw heeft de na- volgende maximumprijzen' voor kalkteieren vastgesteld: in den grootlhandel, prima kwa- liteit 11 cent,; in deli kleirahandel, prima kwaliteitl 12 cenpj Deze maximumprijzen geldera niet voor kalkeieren, dfe ten behoeve van gemeenite-. besturen met toe stemming van den Minister van Landbouw zijn i.ngekalkt. Uitvoer van ruwe tabak. Bij Kon. besluit vajni 25 Juli is tijdeiijk opgeheNen het verbod vara uitvoer van ru we tabak. Uitvoer van sigaren, ehz. Bij Kon. besluit van) 25 Juli is tijdeiijk opgeheven het verbod van uitvoer van si garen, sigarettenJ en verdere bewerkfe pro- due ten vara tabak. Belgie De regeering heeft bepaald, dat de 4en Augustus voortaain de Bel "is© he raatiotnale feestdag zal zijn. Dera 21en Augustus zulleo jaarlijks door geheel Belgie de stormklok- ken worden geluid, ter herd en king van de on'lvangst van het* Duifcsche ultimatum. Worden de blinde soldaten vergeten? Bij de behandeling djer pensioerakwestie in het Lagerhuis, sprak de minister ook over hetgeen voor (do blind soldaten ge daan is. Er waren vede dier nlinden op de publieke tribune; zij storaden op en, riepen om degeiijker hulp vanwege dera staat. Z13 werden dioor de suppoosten weggeleid. Luchtpostverkeer stopgezet. Het geheele luchtpostfverkeer in Duitscn- larad is stopgezieit), agngezicn benzine niet mag ingevoerd worden' en benzol wegens de wild© stakingeni ien het geringe arbcids- vermogen vara de mijraen niet in voldoende hoeveelheid bereid wordt. Veel lieftiebberij Het Berliner Tageblatt deelt een en andeij mede raver de werkzaamheden aara het Ber- lijnsche passerbureau. Daaruit blijkt, dat bg het i'ijkxpaspooripureau in Den Haag jn de laatste dagen 20.000 verzoek en van Duijr schers zijn iragediend om naar NedeiTand is mogen reizeni ten dat deze bijna alle zijn afgeslagen, Het gaat liter meestal om plei- zierreisjes of om pogingten lot sm0kkelea Een waardevol geschenk. Hel Sclieepsjburnaal vara H. M. S. Vto- tory, beval'tende hfet relaas van den zee- slag bij Trafalgar en den dood van Nelson dat kort gel ©den door mr. James Buchanan voor 5000 pond sterling op een auctie ge- kocht was, is, volgens de Times door dei- zen aan hel Britsche museum ten geschen* ke gegeven en door de ibcstuurders uit nanrn VaiX het volk met- dank aanvanrd wordt nil in de salon voor de manuseripten tentoongesleld waar het Nelson's Trafal gar Memorandum ook ligt dat in 1905 door wijien mr. B. M. Woollan voor 3G00 p^nil sterling was gekochl en aan het Museum was vermaakt. De afvloeiing van Duitsch kapitaal naar het buitehland De „Berliner Ztg, am Mitfcag'' v.erneemt de 'volgende bijzonderheden over de wet op het ontduikera van den belasttngplich'tEr is een wetsontwferp p'ver de afvloeiing van '1 kapi Itenl, bij de Nationale Vergadering in gediend. Volgens dip wet zal men alleen nog door bemiddeling 'van ban ken geld naar be# buiieiilantf kimnteln stiuren; iifctzelfde geldt voor cheques en wissels. De Daraken zelf zullen zulke verzendingen slechts kunnen doen. wanneer de persoon, die er hun om verzoiLi, een bewijs van1 het, belastingbe- stuur overlegf. Aan eera buitenlander zal er slechts met toesteinming van de rijks- bank een krediet geopend kunnen worden. D afstempeling der papieren marken, Onder den titpl: „De toekomstige oi» wisseling van papiergeld en de Duitsehe valuta", schrijflj Ide Deutsche Allg. Zci- tung Velen, 'vooral in het neiqralc bui- lenland, schijnen. tje rneenen, dat de om- wisseling vara liet papiergeld met een ver- mindei-iing der nominale waarde zal ger paard gaan.; De minister van Financien li|eeft nieijs dergelijks in den zin. De om- wisseling heeft alleera ten doel te verhinde- ren, dat grooiv lied tag-en; aan de belastmg zouden kuninera ojit^rokken worden. Altera wanriecr alle belastingbronlnen woiden op- gespoord zal bet mogelijk zijn dc Staats- financien weer op een vastere basis te plaatsen, wat noodig is voor den econioini- schen wederopbouw. De rechten van. binnen- en buitenlandsche bezitters van papieretn maj-ken zullen door de voorbe- reide operatie niet wonden aangebast. Wel inag men ier eera vcrmliideiing van de hoeveelheid in omloop zijnd geld van verwachtenoppolling van papiergeld zal (er knmers alle beteekenis door verliezeni Die verminderirag van het in omloop zijnde papiergeld zal een goedhn invloed liebbea op den wisselkoers der manken.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1919 | | pagina 1