Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-VJaanderen.
No. 6339.
Zaterdag IS Februari 1916.
56e Jaargang.
De Oorlog'.
BINNENLAND.
TWS B3XD E3 BLAD.
TWEEI>E KAMER.
Vergadering van 10 Februari.
Be Eedswel.
Ann de orde is volgens verslag dier
„H. Crt." het ontwerp tot tijdelijke na-
dere voorziening betreffende het eedsvraag
stuk.
Het ontwerp bevat in hoofdzaak de vol-
gende bepalingen:
Art. 1. In elk geval, waarin een wette-
lijk voorschrift het afleggen, hetzij van een
eed, hetzij naar de wijze der godsdienstige
gezindheid van een eed of een belofle vor-
dert, is een ieder, ook Lndien hij niet tot
een godsdienstige gezindheid behoort, ver-
plicht, den eed af te leggen.
.Art. 2. Een belofte wordt echter afge
legd, indien de godsdienstige gezindheid van
den te beeedigen persoon hem het afleg
gen van eed en verbiedt.
Art. 3. Een belofle wordt mede afgelegd,
inidien de te beeedigen persoon bij de be-
eediging verklaart, tegen het afleggen van
eeden gewiehtige gemoedsbezwaren te ge-
voelen.
De wel is van krac.ht tot 1 Januari 1919.
De lieer Brunnnelkanip (zoo goed als ge-
heel onverstaanbaar) verklaart, dat hij en
zijn medestanders dit tweesiachtige ontwerp
niet kunnen aanvaarden, daar het er toe
kan leiden, dat niamand meer den eed af-
legt en de deur opent voor willekeur en
Lirannie. Er zijn betere middclen. dan die
dit ontwerp geeft; zoo het door Dr. Kuyper
aanbevolen instituut der eedhelpers en het
door den heer Hovy in de Eerste Earner
aanbevolen denkbeeld om door den rcch-
ter de plechlige formule te doen uitspre-
ken. Immers, de overheid g c 1 o o f t in God.
Eenige eedsdwang zou den anti-revolution-
na.ii'en een gruwel zijn, omdat ze tegen
iederen conscientiedwang zijn gekant. Maar
de atheist mag niet eischen, dat de over-
lieid abdiceert van liaar eiscli om Gods
naam in het leven te erkennen, aan wiens
gezag zij het hare ontleent.
Rede van den heer Be Savornin Lehman.
De heer De Savornin Loliman: Indien Dr.
Kuyper zegt, dat de zaak eigenlijk zoo staat,
dat het gaat om de vraag of hier voor alle
dingen met God te rekenen valt, en dat so-
eiaal-deniokralen en social is ten hierbij er
op rekenen, alvast weer iets van hun ga-
ding binnen te halen, en dit de weergeving
is van het volksgevoelen, dan- lieeft Dr. Kuy
per daarin gelijk.
Maar wij zijn hier niet om den volkswil
uit te voeren het volk vergist zich vaak
maar om kritisch te onderzoeken in
hoover die wil juist is.
Spreker maakt zich las van de publieke
opinie en beschouwt de kwestie: a. als
rechtsgeleerdie met het oog op de eischen
der praklijk; b. als Christen met het oog
op de door hem beleden beginselen.
Wat de eischen der praktijk aangaat, stelt
spreker niet, gelijk die Minister, de con-
scientievrijheid voorop; hij vraagt zicli af,
wat het zwaarste wegen moet, cn in tat
van gevallen gaat de overheid niet voor
dat conscientiebezwaar uit den weg. Gon-
seienliebezwaren worden geeerbiedigd, niet
door ze uit den weg te gaan, maar door
te onderzoeken, of de dwang dien de over
heid wil opleggen wel waarlijk noodig is.
Nu acht spreker dien dwang niet noodig,
niet omdal ihij den eed zelven overbodig
acht, integendeel, oimdat hij dien noodig
acht, docli alleen als getuigeneed in excep-
tioneele gevallen. De eed als reget voor
allcrlei dingen in confessie koimt ncei' op
een jammerlijk misbruiken van 's Heeren
naam. Alleen wanneer van een bepaalde
verklaring veel afhangt, wanneer men meant,
dat een getuige liiegt, wil spreker een spe-
ciaal beroep doen op de conscientie, hem
den ernst van het oogenblik doen gevoelen.
Den fiscalen eed wil spreker afscliaffen.
In elk geval beschikken wij voor den fis-
cus over voldoende preventieve m.aatrege-
len om die overbodig te maken.
Den ambtseed acht spreker even ©ens
overbodig voor alien die onder andierer,
lioogcr verantwoording werken, niet voor
hen, die zelfstandig liebben te beslissen over
de hoogste belangen van anderen.
Spreker ontkent dat dit ontwerp een de
finitieve regeling is, als Dr. Kuyper meant,
cn hoopte van liarte op een veel betere,
hooger staande regeling, at zal liij daar zelf
niet meer toe meewerken.
Spreker verklaart zich derhalve voor het
behoud van den eed, maar acht, uit eer-
bied voor den eed, groote beperking nood
zakelijk, en staat dus op het standpunt van
dit ontwerp, dat den eed in beginsel hand-
haaft.
Het ontwerp stelt zich niet tegen den
eed, maar teg:en den eedsdwang. Spreker
is om twee redenen tegen dien dwang: le.
omdal hij dien Godonteerend vinat, en 2e.
omdat men er zjjn doel toch mee voorbij-
schiet.
Spreker's ervaring heeft hem geleerd,
dat de meeste getuigen de geheele waar-
heid zeggen; slechts met getuigen, die
gaarne ter ontlastirig van anderen verkla-
ren, moet de rec.hter voorzichtig zijn. Som-
mige menschen nu zeggen alleen de waar-
heid onder dwang van den eedr en voor
dezulken nu zou spreker hem willen be-
houden en ook aan conscientiebezwaren
geen geloof willen hecliten.
Door algemeene eedsoplegging als ver-
eischte van geloofwaardigheid, is de wet-
gever o<ok onbillijk tegenover den beklaag-
de, die geen eed mag doen, ofschoon liij
volkomen onschuldig kan zijn. De redder
moet beider verklaringen, die van beklaag-
do en van getuigen, afwegen, en niet aan
den eed van den eene overgroot gewicnt
toekennen. De waarde van elk getuigenis,
beeedigd of niet, wordt vrijelijk en uitslui-
tend door den rechter beoordeeld, maar
door den eedsdwang le laten beslaan, wordt
dit onderzoek afgesnoden, waar er geen spe-
c.iale reden voor is.
De opiossing van Dr. Kuyper is niet
houdhaar. Zijn fout is, dat hij doet alsof
het afleggen van getuigenis is een parli-
culier belang van den getuige, terwijl het
integendeel een openbaar belang is, en voor
den getuige gemeenlijk een onaangename en
lastige verplichting.
Men kan ecu atheist of als getuige af-
wijzen, of hem zonder eed toetaten. maar
een atheist dwingen om den eed te doen,
heeft als middel om tot de waarheid te
komen geen zin.
Spreker's conclusie als jurist is dus: be
houd in beginsel den eed voor getuigen-
zaken, en voor soinmige hooge betrekkin-
gen, niet den fiscalen eed, doch straf de
valsche aangifte. Beperk den getuigeneed
lot de gevallen waarin rechter of partij
dien noodig achten, en leg in geen geval
eedsdwang op.
Spreker richt zich, wat het tweede deal
zijner rede betreft, bepaaldelijk tot zijn ge-
loofsgenoolen, onder wie er den eed willen
behouden, omdat wij leven in een Christe-
lijken staat.
„De SLandaard" heeft in tat van uildruk-
kingen en tegenstellingen op de lafheid en
buigzaamheid der C.-H. gewezen, maar spre
ker herhaalt, dat hij den eed behouden wil.
Zelfs is hij niet facultatief gesteld, en de
vraag omtrenl het afscliaffen er van is dus
eigenlijk niet aan de orde. Men kan echter
tiet wetsontwerp beschouwen als een eer-
slen staji en er daarom bezwaar tegen lieb
ben, wijl wij ook op het publieke leven met
een persoonlijk God rekenen, en niet leven
in een godsdienstloozen slaat. Tegen zulk
een populajr-godsdienstige beschouwing moet
de wetgevei' niet zonder goade groinden in-
gaan.
Spreker ontkent echter, dat de eed een
Clirisielijke instelling is, al laat Gods Woord
het eedzweren toe. De vraag is alleen of
de overheid dwang moet opleggen; en daar-
van staat niets in de belijdenis der Kerk,
noch in den Bijbel. Spreker verklaart niet
in te zien, hoe de eerbied voor Gods naam
zou lijden door het niet aanroepen van
Gods naam, integendeel is het stootend ie-
niiand tol den eed te dwingen, die alien eer
bied voor Gods naam ontkent.
Dat een volk een Christelijk volk is, kan
eerder blijken uit het feit, dat de rech
ter van den Christen vertrouwt de waar-
lieid te vernemen, omdat liij weel dat deze
een Christusbelijder is, dan dat hij ieder
noopt een formule na te zeggen. Stelde de
wetgever die helijders van den eed vrij,
dan zou er van rechtsongelijklieid voor de
niet-belijders kunnen worden gesproken,
maar niet als van alien de eed gevraagd
wordt en alien de gelegenheid helibcn
daarlegen bezwaar aan te voeren.
Nu men van links, om welke reden dan
c/ok, het rectit der godsdienstige op-
voeding heeft erkend, gaat het z.i. niet
a,an, angstvallig te blijven hechlen aan een
formule, en het volk, deswege, Legen links
in beweging te brengen onder voorgeten
dat links, als zijnde atheistisch, die formule
wil afschaffen (wat onjuist is).
Spreker weet niet wat zijn partijgenoo-
len hierover denken, omdat zij elkander in
deze punten \Tijlaten, maar hij zal zich
verlieugen over de afschaffing van elken
eedsdwang.
Bestrijding van mond- en klauwzeer.
Na de pauze werd in stemming gebracht
artikel 1 van het wetsontwerp in zake het
toestaan van kredieten tot bestrijding van
mond- en klauwzeer, welk artikel met 45
tegen 32 stemmen, werd aangenomen.
Daarna werd het wetsontwerp zonder
hoofdelijke stemming goedgekeurd.
Be Eedswel.
De heer Van Wijnbergen kan in dit ont
werp niet anders zien als een definitieve
regeling van het eedsvraagstuk, weshalve
hij het te meer betneurt, dat een belangrijk
deel van het vraagstuk onaangeroerd is ge-
laten. De overheid heeft den eed noodig
tot een goede vervulling van haar taak. De
personen, die zich aan de verplichting tot
den eed onttrekken, verzwakken den waar-
borg voor de juistheid van de uitvoering
der overheidstaak. Kan dit straffelioos ge-
schieden? Deze vraag is eigenlijk liet ge
heele eedsvraagstuk. De menschen, die niet
in God gelooven en op dezen grond het af
leggen van den eed hebben geweigerd, lieb
ben daarmede de moeilij Idieid veroorzaakt.
Zij, die bezwaren niaakten tegen den eed op
grond van godsdienstige overwegingen, zijn
er onschuldig aan. Men heeft er nooit be
zwaar tegen gehad, aan de door de laatsten
afgelegd© belofte dezelfde waarde toe te
kennen als aan den eed. De eed is en
blijft een godsdienstige handeling en als er
kerkgenoo'tschappen zijn, welker getoofsbelij-
denis zich tegen den eed verklaart, bestaat
er geen bezwaar, de leden dier karkge-
nootschappen van de verplichting tot den
eed te ontslaan. Een andere vraag is, wat
men moet doen met hen, die subjectieve,
individueele bezwaren zeggen te gevoelen?
Voor de belofte gevoelt spreker niets. Ze
is een schijnvertooning zonder meer. Een
kind, dat stout is geweest, kan men laten
beloven, het niet meer te doen, maar zoo
op te treden tegen volwassenen gaat niet
aan. Bij dit wetsontwerp komt het liierop
neer: mag die deur voor owbeeedigde ver
klaringen zoo wijd worden opengezet? Door
deze wet kan ieder een onbeeedigide ver
klaring afleggen en dit is ontoelaaLbaar.
Het verschil tussclien de artikelen 1 en
3 illush-eert de stuurlooze en inconse-
kwente houding der Begeering. Aan den
eenen kant stelt zij den eed voorop als een
hechten waarbong; aan den anderen kant
stelt zij voor ieder de gelegenheid open,
aan de verplichting te ontkoanen. Het is
onjuist, dat bij rechts het streven bestaat,
den eed zooveel mogelijk te bevorderen.
De omstandigheden zouden zoo kunnen
worden, dat spreker op een afschaffing
van den geheelen eed aan zou sturen en
den Staat het reclil betwisten, de men
schen zicli op God te doen tieroepen. De
eed is niet van zulk een godsdienstige
waarde als het gebed. Godsdienstige men
schen kunnen het nochtans b u i ten den
eed stellen. Die een eed zweerl, toon I daar-
rnede aan, dat liij gevoelt, dat men zonder
God in de wereld niet kan. Dit gevoelt
ook de Begeering blijkens art. I. Maar
laat zij in stee van voor alien de gelegen
heid tol on Iduiking van eedsverplichting
te scheppen, den eed gelieel facultatief
stellen. Zulk een wetsontwerp valt door
rechts le bekijken. Laat de Begeering af-
zien van een ontwerp als dit, hetwelk
noodzakelijk leiden moet tot anarchie en
willekeur. ALs dit ontwerp wordt aange
nomen, zal ook spreker zelf voortaan den
eed niet meer afleggen. Hij zal verklaren,
er gewetensbezwaar tegen te hebben en de
rechter zal het tegendeel niet kunnen aan-
tooneii. Artt. t en 2 zou spreker zoo wil
len laten en art. 3 veranderen in dien
zin, dat niet worden toegelaten tot den
eed personen, die verklaren, niet in God
te gelooven. De miedeverantwoordelijkheid
voor de totstandkoniing van dit ontwerp
kan spreker niet aanvaarden.
De heer Gerhard wijst in verband met
van rechts aangevoerde bezwaren tegen het
tijdelijke karakter van de regeling er op,
dat deze regeling geldig blijft tot 1 Januari
1919. Dan is volgens veler verwachiing
rechts weer aan 't bewind en kunnen de
heeren van .rechts hun buitengewone een-
stemmigheid ten opziclite der eedskwestie
bij de definitieve regeling er van toonen.
Spreker ontkent, wat de heer Van Wijn
bergen verklaart, namelijk daL de Begeering
met dit wetsontwerp zich gesteld heeft op
den bodem der erkenning van de noodza-
kelijkheid des behouds van het geloof in
een persoonlijk God!
Sjireker kan zicti niet denken, dat
iemand zich voorstell, een atheist te kun
nen dwingen tot schijngeloof of geloof, door
dien man een eed te laten afleggen. Dit
is onmogelijk. Sterker nog: Lai van geloo-
vige dominees hebben ontangs nog bezwa
ren Legen den eed geopperd. Meent men,
in deze menschen het geloof te behouden,
door dwang aan te kweeken?
De heer Van Wijnbergen heeft gezegd,
dat hij niet weet, of er wel athelsten zijn,
al denken zij het van zichzelf.
Misschien lieeft de heer Van Wijnber
gen, aan spreker denkende, wel eens ge-
daeht: „Daar zit er eentje, die. het zich
verbeeldt". Dit echter vindt spreker niet
erg. Iemand, die in een sterke mate een
bepaalde richting is toegedaan, kan zich
de mogelijldieid van het bestaan eener an
dere richting gewoonlijk moeilijk denken.
Maar wat wel erg is: dat de heer Van
Wijnbergen het atheisme lieeft gejioemd een
richting, gevaarlijk voor de orde en de ze-
kerheid van den Staat. Iemand, die zoo
veel van de gesdiiedenis afweet als de
heer Van Wijnbergen, moet zich dubbel
bedenlven, voordat hij een bepaalde rich-
Ling SLaatsgevaarlijk noeml. Zou men nil
de heksenprocessen en ketLerverbrandin-
gen weer willen invoeren? De slachtoffers
er van werden vroeger ook als Staats-
gevaarlijk beschouwd. Van zekere zijde
voegde men spreker eens toe, dat al wie
niet gelooft eigenlijk gelijk staat met sou
teneurs en niisdiadigers, welke bewering
later verzaclit werd tot de verklaring, dat
onigeloovigen geestelijk blinden zijn. Als
men dit werkelijk meent, zij men conse
quent, sluite men dezulken uit van het
openbare leven en trachte men te bewer-
ken, dat ze worden uitgesloten van ver-
antwoordelijke posten in de maatschappij.
Die oonsequenlie durfl men niet aan.
Het wetsontwerp heeft de insteanming van
spreker en zijn vrienden. Spreker is het in
zoover met den heer Van Wijnbergen eens,
dat deze wet, als ze wordt aangenomen, een
definitieve regeling der kwestie is, in dien
zin, dat hierna eedsdwang nooit meer zal
worden ingevoerd.
De vergadering wordt tot morgenochtend
half twaalf verdaagd.
Be ouderdomsrenle.
.Men meldt uit 's Gravenhage, dat
op goede gronden kan vermeld worden,
dat de Minister van Waterstaat, dr. Lely,
onder wiens beheer, de afdeeting Arheids-
verzekering van het departement van Finan-
eien is gekomen, het allereerst de voorzie
ning in de ouderdomsrente zal ter hand
nemen.
Be Artemis.
Het Ministerie van Buitenlandsche Zaken
deelt ons mede, dat in zake de torpedeering
van de Artemis het zeer ernstig vertoog
door tusschenkomst van den Nederlandschen
gezant te Berlijn tot de Duitsche regeering
gericht, onder overlegging van het ambte-
lijk proces-verbaal der getuigenverklaringen,
zich gekruist heeft met mededeeling van
de Duitsche regeering.
Deze heeft door tusschenkomst van haren
gezant aan den Minister van Buitenlandsche
Zaken medegedeeld, dat zij, na onderzoek
van het gebeurde, waartoe zij ook de
Nederlandsche getuigenverklaringen tege-
moet zag, eventueel tereid zou wezen tot
genoegdoening en sehadeloosstelling en dat
zij reeds voorloopig haar leedwezen over
het voorgevallene betuigt. (N. R. Crt.)
Een interview van null-Minister Staal.
De Vossische Zeitung bevat het verslag
van een onderhoud, dat de heer Schweriner
gehad heeft met den gewezen Minister van
Oorlog, Generaal Staal, lid van de Eerste
Earner.
Op de vraag Wat zou Nederland doen,
wanneer Engeland, als vervolg van zgn
verscherpte blokkade, de Holiandsche havens
geheel of gedeeltelijk zou afsluiten
luidde het antwoord voorloopig niets.
Generaal Staal vervolgde daarop
Mocbt Engeland onze rechten ter zee
werkelijk op de eene of andere wijze met
voeten treden, hetzij door een volledige of
gedeeltelijke blokkade van onze havens,
hetzij op andere wjjze, dan zouden wij
vooreerst niets daartegen doen.
De generaal meende echter, dat het tot
een verwezenlijking van het Engelsche
dreigement in geen enkelen vorm ooit
komen zal. Hij hield het voor niets dan
voor echt-Engelschen bluf.
//Engeland kan zonder Nederland niets
doen, en Engeland weet dat. Vergis ik mij
echter, en probeert Engeland werkelijk een
maatregel van dwang, dan moeten wij ons
geweld laten aandoen. Daartegen zou niets
te doen zijn. Wij zouden ons moeten laten
vernederen, want Engeland is een groote
mogendheid en wij zijn klein en zwak. Maar
na den vrede zouden wij ons wreken. Dan
zal Engeland ons noodig hebben En dan
zullen wij het niet kennen
Den generaal werd gevraagd, wat zou
gebeuren, als Engeland het van politiek
voordeel acht, Nederland in den oorlog te
betrekken en zou beproeven met Nederland
te handelen als met Griekenland.
De heer Staal antwoordde Dat zou ik
eens willen zien De Engelsehen hebben
reeds eenmaal bij ons bloedige koppen
gekregen, toen zij beproefden te landen.
Ik sta er voor in, dat een landing in Neder
land hun nooit zou gelukken. Eigenlpk
moest het zelfs oudenkbaar zijn, dat de
Engelsehen zelfs in vertwijfeling zulk
een poging zouden wagen. Het zou een
ongeloofljjke domheid wezen. Maar ten
slotte is het de vraag, of deze domheid
grooter zou zijn dan die van Gailipoli.
Waar dat mogelijk was, is alles mogelijk.
Nemen wij dus aan, dat Engeland om de
een of andere reden in Nederland landen
wil. Dat zou in den tegenwoordigen stand
van den oorlog niet de minste verandering
brengen. Niet eens zou daaruit een auto-
matisch samengaan van Nederland met de
centrale mogendheden volgen. Nederland
zou hoogstwaarschijnlijk verklaren, dat het
voornemens is zichzelf te verdedigen zonder
hulp van buiten, en het zou er zeer beslist
voor zorgen, dat geen enkele Engelsche voet
den Nederlandschen bodem betreedt I"
z/En uw kolonien
//Ik weet, dat veelvuldig wordt aangeno
men, dat de Engelsehen dan onze kolonien
zouden inpalmen. Maar ik geloof het niet.
Ik geloof, dat de Vereenigde Staten het
niet zouden toestaan en ik geloof ook, dat
voor Japan moeilijkheden dreigen in China
en dat Japan dit zeer nauwkeurig beseft.
Japan zal zich in geen nieuwe oorlogs-
handeling meer mengen, al is de gelegenheid
nog zoo gunstigde Vereenigde Staten
zullen echter Engeland toeroepenhands off".
Generaal Staal antwoordde voorts nog
op de vraag, waarom dan Nederland toch
de kostbare mobilisatie van zijn geheele
leger op oorlogssterkte handhaaft, dat
Nederland als neutrale staat iederen schijn
van partijdigheid moet vermijden. //De
verdediging tegen Engeland beperkt zich
tot de verdediging van onze kust. Wij
mogen ons niet door Engeland laten ver-
wiiten, dat wij de kust in staat van ver
dediging houden, maar aan de landsgrens
militair ODgedekt staan.
Dat zou den schijn van partijdigheid op
zich laden en dat mag niet. Nederland is
werkelijk onzijdig en wil dat onder alle
omstandigheden blijven. Maar zeker niet
als Griekenland Engeland's optreden in
Griekenland heeft dit eene goede gehad,
dat het dien Nederlanders, die misschien
nog blind waren, eindelijk en voor goed
de oogen geopend heeft. Wie vroeger
werkelijk aan Engeland's woorden over
bescherming van de kleine staten geloofd
heeft, is nu voor goed van dat geloof ge-
nezen Neaerland's politiek zal gebeurte-
nissen, als nu in Griekenland voorvallen,
van Nederland weten verre te houden.
Wjj moeten ons misschien ter zee laten
overweldigen, waarover wij ons zeer beslist
zouden wreken, maar wij zouden Engeland
nooit toestaan, in Nederland te landen.
Steeds is het Nederland's politiek geweest
vooral geen overeenkomsten van militairen
aard. Toen ik Minister van Oorlog was,
is het dikwijls genoeg gebeurd, dat een
Engelsche militaire attache mij //particu-
lier" wilde speken. Dat klinkt onschuldig
genoeg, niet waar Ik heb de heeren nooit
ontvangen".
De generaal gaf nog als zijn meening
over den algemeenen toestand, dat het einde
van den oorlog te verwachten is door een
vrede, afzonderlijk te sluiten, eerst door
Italie, dan door Frankrjjk en eindeljjk door
Rusland, en als de Engelsehen dan niet
meer kunnen strijden //tot den laatsten
Franschman of Rua" een beslissing, niet in
Egypte, maar hoogstwaarshynlpk aan het
elijk front.
DE ALGEMEENE TOESTAND.
De bezetting van Griekenland, eilanden
en gebieden op het vasteland, door de
Entente-fcroepen gaat steeds voort, schrijft
het Alg. Hbl. Thans is ook bet eiland
Fano ten Noorderi van Korfoe door een
Fransche troepenafdeeling bezet.
De Grieksche regeering kan nog eens
protesteeren, doch haar protest zal bij de
vele andere ter griffie worden gedeponeerd.
Het bezoek van den Franschen minister-
president Briand aan Rome, waarbij hij
vergezeld is van den heer Margerie, van het
departement van buitenlandsche zaken, en
generaal Pelle en kolonel Morin van het
hoofdkwartier, scbijnt, naar de bladen in
Frankrpk en Engeland meenen, wel in ver
band te staan met pogingen, om Italie over
te halen tot kraehtiger medewerking aan
den oorlog, door het zenden van troepen
naar den Balkan.
De //Times" zegt, dat nauwer samen-
werking met Frankrijk en Engeland, vooral
in den Balkan, noodzakelijk is, wil de
overwinning vruchtdragend zijn.
De Fransche bladen spreken in denzelf-
den geest. De vriendschap en de bloed-
verwantschap van de volken van het Latijn-
sche ras moet nu blijken door de innige
samenwerking, waardoor ook Italie zou
gebaat zijn.
De //Rappel" wijst erop, dat Italie daar-
door, met de hulp van Engeland in staat
zou gesteld worden zijn program van actie
in de Middellandsche Zee uit te voeren
de //Victoire", de vroegere //Guere Sociale"
van Herve, die thans ter eere der te be-
halen overwinning herdoopt is, haalt er
zelfs de noodzakelijkheid bij van een tol-
verbond tusschen .de Latijnscbe staten, als
kiem van de totstandkoming der Vereenigde
Staten van Europa.
Italie echter heeft eigen plannen en eigen
bedoelingen, en alle pogingen tot nu toe
aangeweod door de geallieerden, om de
medewerking van Italie op andere fronten
dan de ltaliaansch-Oostenrijksche grens te
verkrijgen, zijn mislukt. De toestand is
zelfs zoo dubbelzinnig, dat Italie nog steeds
niet den oorlog aan Duitschland heeft ver-
klaard.
Een samenwerking op den Balkan echter,
een versterking van het Entente-leger in
Saloniki, met het doel van daaruit op te
rukken in de richting van Servie, zou eerst
voor Italie mogelijk zijn, nadat het ook
aan Duitschland den oorlog verklaarde.
Waarom Italie nog steeds aarzelt dit te
doen en den schijn, de fictie, voihoudt, wel
met Oostenrijk-Hongarije, Bulgarije en
Turkije in oorlog te zijn, niet met Duitsch
land, is een dier onbegrijpelijkheden, die
de rol van Italie als bondgenoot tot iets
z/dubbelzinnigs" maken.
Op de fronten heerscht een stilte, die
mogelijk moet worden opgevat als een voor-
bode voor een grooten storm. De actie
bepaalt zich tot lucht-, noijn- en artillerie-
gevechten, somtijds afgewisseld door kleine
aanvallen, als die bij Vimy, waarin de
Duitschers een klein gedeelte der Fransche
linie bezetten, of die ten zuiden van de
Somme, waarbij de Franschen in een Duit
sche loopgraaf doordrongen.
Daardoor wordt de strijd echter niet ver-
der gebracht. En evenmin door de Londen-
sche verhalen over de zware verliezen, welke
de Duitschers leden bij de jongste offen-
sieve beweging bij Frise. Want verliezen
worden bij zulke gevechten aan beide zijden
geleden, en zoo lang, volgens de berekening
van de //Times", de Duitsche ongebruikte
reserve nig twee millioen menschen be-
draagt, is er geen reden om van uitputting
te spreken.
De militaire correspondent van de //Times"
maakt een berekening, die wij mededeeleu,
maar geheel voor zijn rekening willen
laten. Want het is altoos moeilijk over
een anders huishouding te oordeelen, en de
verliezen van de verschillende legers
worden in de vpandelijke berichten ge
woonlijk wel wat overdreven. Kolonel
Repington dan berekent, da in deachttien
inaanden van den oorlog d Duitsche ver
liezen ongeveer 2.700.000 man bedroegen.
Hij meent, dat er 8.600.000 inhttved
staan, en dat Duitschland beschikken kon
over 9.000.000 man bij het begin van den
oorlog. De rest bedraagt dus nogmaals
2.700.000 man, waarvan hij rekent 700.000
man voor inwendigen dienst en voor kust-
bewaking, zoodat er nog 2.000.000 man
voor reserves overblijvenen hij voegt
daavaan toe wZoolang die niet zijn uit-
TER SEEZEISSCHE (01 RUT.