Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Zeeuwsch-VJaanderen. No. 6339. Zaterdag IS Februari 1916. 56e Jaargang. De Oorlog'. BINNENLAND. TWS B3XD E3 BLAD. TWEEI>E KAMER. Vergadering van 10 Februari. Be Eedswel. Ann de orde is volgens verslag dier „H. Crt." het ontwerp tot tijdelijke na- dere voorziening betreffende het eedsvraag stuk. Het ontwerp bevat in hoofdzaak de vol- gende bepalingen: Art. 1. In elk geval, waarin een wette- lijk voorschrift het afleggen, hetzij van een eed, hetzij naar de wijze der godsdienstige gezindheid van een eed of een belofle vor- dert, is een ieder, ook Lndien hij niet tot een godsdienstige gezindheid behoort, ver- plicht, den eed af te leggen. .Art. 2. Een belofte wordt echter afge legd, indien de godsdienstige gezindheid van den te beeedigen persoon hem het afleg gen van eed en verbiedt. Art. 3. Een belofle wordt mede afgelegd, inidien de te beeedigen persoon bij de be- eediging verklaart, tegen het afleggen van eeden gewiehtige gemoedsbezwaren te ge- voelen. De wel is van krac.ht tot 1 Januari 1919. De lieer Brunnnelkanip (zoo goed als ge- heel onverstaanbaar) verklaart, dat hij en zijn medestanders dit tweesiachtige ontwerp niet kunnen aanvaarden, daar het er toe kan leiden, dat niamand meer den eed af- legt en de deur opent voor willekeur en Lirannie. Er zijn betere middclen. dan die dit ontwerp geeft; zoo het door Dr. Kuyper aanbevolen instituut der eedhelpers en het door den heer Hovy in de Eerste Earner aanbevolen denkbeeld om door den rcch- ter de plechlige formule te doen uitspre- ken. Immers, de overheid g c 1 o o f t in God. Eenige eedsdwang zou den anti-revolution- na.ii'en een gruwel zijn, omdat ze tegen iederen conscientiedwang zijn gekant. Maar de atheist mag niet eischen, dat de over- lieid abdiceert van liaar eiscli om Gods naam in het leven te erkennen, aan wiens gezag zij het hare ontleent. Rede van den heer Be Savornin Lehman. De heer De Savornin Loliman: Indien Dr. Kuyper zegt, dat de zaak eigenlijk zoo staat, dat het gaat om de vraag of hier voor alle dingen met God te rekenen valt, en dat so- eiaal-deniokralen en social is ten hierbij er op rekenen, alvast weer iets van hun ga- ding binnen te halen, en dit de weergeving is van het volksgevoelen, dan- lieeft Dr. Kuy per daarin gelijk. Maar wij zijn hier niet om den volkswil uit te voeren het volk vergist zich vaak maar om kritisch te onderzoeken in hoover die wil juist is. Spreker maakt zich las van de publieke opinie en beschouwt de kwestie: a. als rechtsgeleerdie met het oog op de eischen der praklijk; b. als Christen met het oog op de door hem beleden beginselen. Wat de eischen der praktijk aangaat, stelt spreker niet, gelijk die Minister, de con- scientievrijheid voorop; hij vraagt zicli af, wat het zwaarste wegen moet, cn in tat van gevallen gaat de overheid niet voor dat conscientiebezwaar uit den weg. Gon- seienliebezwaren worden geeerbiedigd, niet door ze uit den weg te gaan, maar door te onderzoeken, of de dwang dien de over heid wil opleggen wel waarlijk noodig is. Nu acht spreker dien dwang niet noodig, niet omdal ihij den eed zelven overbodig acht, integendeel, oimdat hij dien noodig acht, docli alleen als getuigeneed in excep- tioneele gevallen. De eed als reget voor allcrlei dingen in confessie koimt ncei' op een jammerlijk misbruiken van 's Heeren naam. Alleen wanneer van een bepaalde verklaring veel afhangt, wanneer men meant, dat een getuige liiegt, wil spreker een spe- ciaal beroep doen op de conscientie, hem den ernst van het oogenblik doen gevoelen. Den fiscalen eed wil spreker afscliaffen. In elk geval beschikken wij voor den fis- cus over voldoende preventieve m.aatrege- len om die overbodig te maken. Den ambtseed acht spreker even ©ens overbodig voor alien die onder andierer, lioogcr verantwoording werken, niet voor hen, die zelfstandig liebben te beslissen over de hoogste belangen van anderen. Spreker ontkent dat dit ontwerp een de finitieve regeling is, als Dr. Kuyper meant, cn hoopte van liarte op een veel betere, hooger staande regeling, at zal liij daar zelf niet meer toe meewerken. Spreker verklaart zich derhalve voor het behoud van den eed, maar acht, uit eer- bied voor den eed, groote beperking nood zakelijk, en staat dus op het standpunt van dit ontwerp, dat den eed in beginsel hand- haaft. Het ontwerp stelt zich niet tegen den eed, maar teg:en den eedsdwang. Spreker is om twee redenen tegen dien dwang: le. omdal hij dien Godonteerend vinat, en 2e. omdat men er zjjn doel toch mee voorbij- schiet. Spreker's ervaring heeft hem geleerd, dat de meeste getuigen de geheele waar- heid zeggen; slechts met getuigen, die gaarne ter ontlastirig van anderen verkla- ren, moet de rec.hter voorzichtig zijn. Som- mige menschen nu zeggen alleen de waar- heid onder dwang van den eedr en voor dezulken nu zou spreker hem willen be- houden en ook aan conscientiebezwaren geen geloof willen hecliten. Door algemeene eedsoplegging als ver- eischte van geloofwaardigheid, is de wet- gever o<ok onbillijk tegenover den beklaag- de, die geen eed mag doen, ofschoon liij volkomen onschuldig kan zijn. De redder moet beider verklaringen, die van beklaag- do en van getuigen, afwegen, en niet aan den eed van den eene overgroot gewicnt toekennen. De waarde van elk getuigenis, beeedigd of niet, wordt vrijelijk en uitslui- tend door den rechter beoordeeld, maar door den eedsdwang le laten beslaan, wordt dit onderzoek afgesnoden, waar er geen spe- c.iale reden voor is. De opiossing van Dr. Kuyper is niet houdhaar. Zijn fout is, dat hij doet alsof het afleggen van getuigenis is een parli- culier belang van den getuige, terwijl het integendeel een openbaar belang is, en voor den getuige gemeenlijk een onaangename en lastige verplichting. Men kan ecu atheist of als getuige af- wijzen, of hem zonder eed toetaten. maar een atheist dwingen om den eed te doen, heeft als middel om tot de waarheid te komen geen zin. Spreker's conclusie als jurist is dus: be houd in beginsel den eed voor getuigen- zaken, en voor soinmige hooge betrekkin- gen, niet den fiscalen eed, doch straf de valsche aangifte. Beperk den getuigeneed lot de gevallen waarin rechter of partij dien noodig achten, en leg in geen geval eedsdwang op. Spreker richt zich, wat het tweede deal zijner rede betreft, bepaaldelijk tot zijn ge- loofsgenoolen, onder wie er den eed willen behouden, omdat wij leven in een Christe- lijken staat. „De SLandaard" heeft in tat van uildruk- kingen en tegenstellingen op de lafheid en buigzaamheid der C.-H. gewezen, maar spre ker herhaalt, dat hij den eed behouden wil. Zelfs is hij niet facultatief gesteld, en de vraag omtrenl het afscliaffen er van is dus eigenlijk niet aan de orde. Men kan echter tiet wetsontwerp beschouwen als een eer- slen staji en er daarom bezwaar tegen lieb ben, wijl wij ook op het publieke leven met een persoonlijk God rekenen, en niet leven in een godsdienstloozen slaat. Tegen zulk een populajr-godsdienstige beschouwing moet de wetgevei' niet zonder goade groinden in- gaan. Spreker ontkent echter, dat de eed een Clirisielijke instelling is, al laat Gods Woord het eedzweren toe. De vraag is alleen of de overheid dwang moet opleggen; en daar- van staat niets in de belijdenis der Kerk, noch in den Bijbel. Spreker verklaart niet in te zien, hoe de eerbied voor Gods naam zou lijden door het niet aanroepen van Gods naam, integendeel is het stootend ie- niiand tol den eed te dwingen, die alien eer bied voor Gods naam ontkent. Dat een volk een Christelijk volk is, kan eerder blijken uit het feit, dat de rech ter van den Christen vertrouwt de waar- lieid te vernemen, omdat liij weel dat deze een Christusbelijder is, dan dat hij ieder noopt een formule na te zeggen. Stelde de wetgever die helijders van den eed vrij, dan zou er van rechtsongelijklieid voor de niet-belijders kunnen worden gesproken, maar niet als van alien de eed gevraagd wordt en alien de gelegenheid helibcn daarlegen bezwaar aan te voeren. Nu men van links, om welke reden dan c/ok, het rectit der godsdienstige op- voeding heeft erkend, gaat het z.i. niet a,an, angstvallig te blijven hechlen aan een formule, en het volk, deswege, Legen links in beweging te brengen onder voorgeten dat links, als zijnde atheistisch, die formule wil afschaffen (wat onjuist is). Spreker weet niet wat zijn partijgenoo- len hierover denken, omdat zij elkander in deze punten \Tijlaten, maar hij zal zich verlieugen over de afschaffing van elken eedsdwang. Bestrijding van mond- en klauwzeer. Na de pauze werd in stemming gebracht artikel 1 van het wetsontwerp in zake het toestaan van kredieten tot bestrijding van mond- en klauwzeer, welk artikel met 45 tegen 32 stemmen, werd aangenomen. Daarna werd het wetsontwerp zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. Be Eedswel. De heer Van Wijnbergen kan in dit ont werp niet anders zien als een definitieve regeling van het eedsvraagstuk, weshalve hij het te meer betneurt, dat een belangrijk deel van het vraagstuk onaangeroerd is ge- laten. De overheid heeft den eed noodig tot een goede vervulling van haar taak. De personen, die zich aan de verplichting tot den eed onttrekken, verzwakken den waar- borg voor de juistheid van de uitvoering der overheidstaak. Kan dit straffelioos ge- schieden? Deze vraag is eigenlijk liet ge heele eedsvraagstuk. De menschen, die niet in God gelooven en op dezen grond het af leggen van den eed hebben geweigerd, lieb ben daarmede de moeilij Idieid veroorzaakt. Zij, die bezwaren niaakten tegen den eed op grond van godsdienstige overwegingen, zijn er onschuldig aan. Men heeft er nooit be zwaar tegen gehad, aan de door de laatsten afgelegd© belofte dezelfde waarde toe te kennen als aan den eed. De eed is en blijft een godsdienstige handeling en als er kerkgenoo'tschappen zijn, welker getoofsbelij- denis zich tegen den eed verklaart, bestaat er geen bezwaar, de leden dier karkge- nootschappen van de verplichting tot den eed te ontslaan. Een andere vraag is, wat men moet doen met hen, die subjectieve, individueele bezwaren zeggen te gevoelen? Voor de belofte gevoelt spreker niets. Ze is een schijnvertooning zonder meer. Een kind, dat stout is geweest, kan men laten beloven, het niet meer te doen, maar zoo op te treden tegen volwassenen gaat niet aan. Bij dit wetsontwerp komt het liierop neer: mag die deur voor owbeeedigde ver klaringen zoo wijd worden opengezet? Door deze wet kan ieder een onbeeedigide ver klaring afleggen en dit is ontoelaaLbaar. Het verschil tussclien de artikelen 1 en 3 illush-eert de stuurlooze en inconse- kwente houding der Begeering. Aan den eenen kant stelt zij den eed voorop als een hechten waarbong; aan den anderen kant stelt zij voor ieder de gelegenheid open, aan de verplichting te ontkoanen. Het is onjuist, dat bij rechts het streven bestaat, den eed zooveel mogelijk te bevorderen. De omstandigheden zouden zoo kunnen worden, dat spreker op een afschaffing van den geheelen eed aan zou sturen en den Staat het reclil betwisten, de men schen zicli op God te doen tieroepen. De eed is niet van zulk een godsdienstige waarde als het gebed. Godsdienstige men schen kunnen het nochtans b u i ten den eed stellen. Die een eed zweerl, toon I daar- rnede aan, dat liij gevoelt, dat men zonder God in de wereld niet kan. Dit gevoelt ook de Begeering blijkens art. I. Maar laat zij in stee van voor alien de gelegen heid tol on Iduiking van eedsverplichting te scheppen, den eed gelieel facultatief stellen. Zulk een wetsontwerp valt door rechts le bekijken. Laat de Begeering af- zien van een ontwerp als dit, hetwelk noodzakelijk leiden moet tot anarchie en willekeur. ALs dit ontwerp wordt aange nomen, zal ook spreker zelf voortaan den eed niet meer afleggen. Hij zal verklaren, er gewetensbezwaar tegen te hebben en de rechter zal het tegendeel niet kunnen aan- tooneii. Artt. t en 2 zou spreker zoo wil len laten en art. 3 veranderen in dien zin, dat niet worden toegelaten tot den eed personen, die verklaren, niet in God te gelooven. De miedeverantwoordelijkheid voor de totstandkoniing van dit ontwerp kan spreker niet aanvaarden. De heer Gerhard wijst in verband met van rechts aangevoerde bezwaren tegen het tijdelijke karakter van de regeling er op, dat deze regeling geldig blijft tot 1 Januari 1919. Dan is volgens veler verwachiing rechts weer aan 't bewind en kunnen de heeren van .rechts hun buitengewone een- stemmigheid ten opziclite der eedskwestie bij de definitieve regeling er van toonen. Spreker ontkent, wat de heer Van Wijn bergen verklaart, namelijk daL de Begeering met dit wetsontwerp zich gesteld heeft op den bodem der erkenning van de noodza- kelijkheid des behouds van het geloof in een persoonlijk God! Sjireker kan zicti niet denken, dat iemand zich voorstell, een atheist te kun nen dwingen tot schijngeloof of geloof, door dien man een eed te laten afleggen. Dit is onmogelijk. Sterker nog: Lai van geloo- vige dominees hebben ontangs nog bezwa ren Legen den eed geopperd. Meent men, in deze menschen het geloof te behouden, door dwang aan te kweeken? De heer Van Wijnbergen heeft gezegd, dat hij niet weet, of er wel athelsten zijn, al denken zij het van zichzelf. Misschien lieeft de heer Van Wijnber gen, aan spreker denkende, wel eens ge- daeht: „Daar zit er eentje, die. het zich verbeeldt". Dit echter vindt spreker niet erg. Iemand, die in een sterke mate een bepaalde richting is toegedaan, kan zich de mogelijldieid van het bestaan eener an dere richting gewoonlijk moeilijk denken. Maar wat wel erg is: dat de heer Van Wijnbergen het atheisme lieeft gejioemd een richting, gevaarlijk voor de orde en de ze- kerheid van den Staat. Iemand, die zoo veel van de gesdiiedenis afweet als de heer Van Wijnbergen, moet zich dubbel bedenlven, voordat hij een bepaalde rich- Ling SLaatsgevaarlijk noeml. Zou men nil de heksenprocessen en ketLerverbrandin- gen weer willen invoeren? De slachtoffers er van werden vroeger ook als Staats- gevaarlijk beschouwd. Van zekere zijde voegde men spreker eens toe, dat al wie niet gelooft eigenlijk gelijk staat met sou teneurs en niisdiadigers, welke bewering later verzaclit werd tot de verklaring, dat onigeloovigen geestelijk blinden zijn. Als men dit werkelijk meent, zij men conse quent, sluite men dezulken uit van het openbare leven en trachte men te bewer- ken, dat ze worden uitgesloten van ver- antwoordelijke posten in de maatschappij. Die oonsequenlie durfl men niet aan. Het wetsontwerp heeft de insteanming van spreker en zijn vrienden. Spreker is het in zoover met den heer Van Wijnbergen eens, dat deze wet, als ze wordt aangenomen, een definitieve regeling der kwestie is, in dien zin, dat hierna eedsdwang nooit meer zal worden ingevoerd. De vergadering wordt tot morgenochtend half twaalf verdaagd. Be ouderdomsrenle. .Men meldt uit 's Gravenhage, dat op goede gronden kan vermeld worden, dat de Minister van Waterstaat, dr. Lely, onder wiens beheer, de afdeeting Arheids- verzekering van het departement van Finan- eien is gekomen, het allereerst de voorzie ning in de ouderdomsrente zal ter hand nemen. Be Artemis. Het Ministerie van Buitenlandsche Zaken deelt ons mede, dat in zake de torpedeering van de Artemis het zeer ernstig vertoog door tusschenkomst van den Nederlandschen gezant te Berlijn tot de Duitsche regeering gericht, onder overlegging van het ambte- lijk proces-verbaal der getuigenverklaringen, zich gekruist heeft met mededeeling van de Duitsche regeering. Deze heeft door tusschenkomst van haren gezant aan den Minister van Buitenlandsche Zaken medegedeeld, dat zij, na onderzoek van het gebeurde, waartoe zij ook de Nederlandsche getuigenverklaringen tege- moet zag, eventueel tereid zou wezen tot genoegdoening en sehadeloosstelling en dat zij reeds voorloopig haar leedwezen over het voorgevallene betuigt. (N. R. Crt.) Een interview van null-Minister Staal. De Vossische Zeitung bevat het verslag van een onderhoud, dat de heer Schweriner gehad heeft met den gewezen Minister van Oorlog, Generaal Staal, lid van de Eerste Earner. Op de vraag Wat zou Nederland doen, wanneer Engeland, als vervolg van zgn verscherpte blokkade, de Holiandsche havens geheel of gedeeltelijk zou afsluiten luidde het antwoord voorloopig niets. Generaal Staal vervolgde daarop Mocbt Engeland onze rechten ter zee werkelijk op de eene of andere wijze met voeten treden, hetzij door een volledige of gedeeltelijke blokkade van onze havens, hetzij op andere wjjze, dan zouden wij vooreerst niets daartegen doen. De generaal meende echter, dat het tot een verwezenlijking van het Engelsche dreigement in geen enkelen vorm ooit komen zal. Hij hield het voor niets dan voor echt-Engelschen bluf. //Engeland kan zonder Nederland niets doen, en Engeland weet dat. Vergis ik mij echter, en probeert Engeland werkelijk een maatregel van dwang, dan moeten wij ons geweld laten aandoen. Daartegen zou niets te doen zijn. Wij zouden ons moeten laten vernederen, want Engeland is een groote mogendheid en wij zijn klein en zwak. Maar na den vrede zouden wij ons wreken. Dan zal Engeland ons noodig hebben En dan zullen wij het niet kennen Den generaal werd gevraagd, wat zou gebeuren, als Engeland het van politiek voordeel acht, Nederland in den oorlog te betrekken en zou beproeven met Nederland te handelen als met Griekenland. De heer Staal antwoordde Dat zou ik eens willen zien De Engelsehen hebben reeds eenmaal bij ons bloedige koppen gekregen, toen zij beproefden te landen. Ik sta er voor in, dat een landing in Neder land hun nooit zou gelukken. Eigenlpk moest het zelfs oudenkbaar zijn, dat de Engelsehen zelfs in vertwijfeling zulk een poging zouden wagen. Het zou een ongeloofljjke domheid wezen. Maar ten slotte is het de vraag, of deze domheid grooter zou zijn dan die van Gailipoli. Waar dat mogelijk was, is alles mogelijk. Nemen wij dus aan, dat Engeland om de een of andere reden in Nederland landen wil. Dat zou in den tegenwoordigen stand van den oorlog niet de minste verandering brengen. Niet eens zou daaruit een auto- matisch samengaan van Nederland met de centrale mogendheden volgen. Nederland zou hoogstwaarschijnlijk verklaren, dat het voornemens is zichzelf te verdedigen zonder hulp van buiten, en het zou er zeer beslist voor zorgen, dat geen enkele Engelsche voet den Nederlandschen bodem betreedt I" z/En uw kolonien //Ik weet, dat veelvuldig wordt aangeno men, dat de Engelsehen dan onze kolonien zouden inpalmen. Maar ik geloof het niet. Ik geloof, dat de Vereenigde Staten het niet zouden toestaan en ik geloof ook, dat voor Japan moeilijkheden dreigen in China en dat Japan dit zeer nauwkeurig beseft. Japan zal zich in geen nieuwe oorlogs- handeling meer mengen, al is de gelegenheid nog zoo gunstigde Vereenigde Staten zullen echter Engeland toeroepenhands off". Generaal Staal antwoordde voorts nog op de vraag, waarom dan Nederland toch de kostbare mobilisatie van zijn geheele leger op oorlogssterkte handhaaft, dat Nederland als neutrale staat iederen schijn van partijdigheid moet vermijden. //De verdediging tegen Engeland beperkt zich tot de verdediging van onze kust. Wij mogen ons niet door Engeland laten ver- wiiten, dat wij de kust in staat van ver dediging houden, maar aan de landsgrens militair ODgedekt staan. Dat zou den schijn van partijdigheid op zich laden en dat mag niet. Nederland is werkelijk onzijdig en wil dat onder alle omstandigheden blijven. Maar zeker niet als Griekenland Engeland's optreden in Griekenland heeft dit eene goede gehad, dat het dien Nederlanders, die misschien nog blind waren, eindelijk en voor goed de oogen geopend heeft. Wie vroeger werkelijk aan Engeland's woorden over bescherming van de kleine staten geloofd heeft, is nu voor goed van dat geloof ge- nezen Neaerland's politiek zal gebeurte- nissen, als nu in Griekenland voorvallen, van Nederland weten verre te houden. Wjj moeten ons misschien ter zee laten overweldigen, waarover wij ons zeer beslist zouden wreken, maar wij zouden Engeland nooit toestaan, in Nederland te landen. Steeds is het Nederland's politiek geweest vooral geen overeenkomsten van militairen aard. Toen ik Minister van Oorlog was, is het dikwijls genoeg gebeurd, dat een Engelsche militaire attache mij //particu- lier" wilde speken. Dat klinkt onschuldig genoeg, niet waar Ik heb de heeren nooit ontvangen". De generaal gaf nog als zijn meening over den algemeenen toestand, dat het einde van den oorlog te verwachten is door een vrede, afzonderlijk te sluiten, eerst door Italie, dan door Frankrjjk en eindeljjk door Rusland, en als de Engelsehen dan niet meer kunnen strijden //tot den laatsten Franschman of Rua" een beslissing, niet in Egypte, maar hoogstwaarshynlpk aan het elijk front. DE ALGEMEENE TOESTAND. De bezetting van Griekenland, eilanden en gebieden op het vasteland, door de Entente-fcroepen gaat steeds voort, schrijft het Alg. Hbl. Thans is ook bet eiland Fano ten Noorderi van Korfoe door een Fransche troepenafdeeling bezet. De Grieksche regeering kan nog eens protesteeren, doch haar protest zal bij de vele andere ter griffie worden gedeponeerd. Het bezoek van den Franschen minister- president Briand aan Rome, waarbij hij vergezeld is van den heer Margerie, van het departement van buitenlandsche zaken, en generaal Pelle en kolonel Morin van het hoofdkwartier, scbijnt, naar de bladen in Frankrpk en Engeland meenen, wel in ver band te staan met pogingen, om Italie over te halen tot kraehtiger medewerking aan den oorlog, door het zenden van troepen naar den Balkan. De //Times" zegt, dat nauwer samen- werking met Frankrijk en Engeland, vooral in den Balkan, noodzakelijk is, wil de overwinning vruchtdragend zijn. De Fransche bladen spreken in denzelf- den geest. De vriendschap en de bloed- verwantschap van de volken van het Latijn- sche ras moet nu blijken door de innige samenwerking, waardoor ook Italie zou gebaat zijn. De //Rappel" wijst erop, dat Italie daar- door, met de hulp van Engeland in staat zou gesteld worden zijn program van actie in de Middellandsche Zee uit te voeren de //Victoire", de vroegere //Guere Sociale" van Herve, die thans ter eere der te be- halen overwinning herdoopt is, haalt er zelfs de noodzakelijkheid bij van een tol- verbond tusschen .de Latijnscbe staten, als kiem van de totstandkoming der Vereenigde Staten van Europa. Italie echter heeft eigen plannen en eigen bedoelingen, en alle pogingen tot nu toe aangeweod door de geallieerden, om de medewerking van Italie op andere fronten dan de ltaliaansch-Oostenrijksche grens te verkrijgen, zijn mislukt. De toestand is zelfs zoo dubbelzinnig, dat Italie nog steeds niet den oorlog aan Duitschland heeft ver- klaard. Een samenwerking op den Balkan echter, een versterking van het Entente-leger in Saloniki, met het doel van daaruit op te rukken in de richting van Servie, zou eerst voor Italie mogelijk zijn, nadat het ook aan Duitschland den oorlog verklaarde. Waarom Italie nog steeds aarzelt dit te doen en den schijn, de fictie, voihoudt, wel met Oostenrijk-Hongarije, Bulgarije en Turkije in oorlog te zijn, niet met Duitsch land, is een dier onbegrijpelijkheden, die de rol van Italie als bondgenoot tot iets z/dubbelzinnigs" maken. Op de fronten heerscht een stilte, die mogelijk moet worden opgevat als een voor- bode voor een grooten storm. De actie bepaalt zich tot lucht-, noijn- en artillerie- gevechten, somtijds afgewisseld door kleine aanvallen, als die bij Vimy, waarin de Duitschers een klein gedeelte der Fransche linie bezetten, of die ten zuiden van de Somme, waarbij de Franschen in een Duit sche loopgraaf doordrongen. Daardoor wordt de strijd echter niet ver- der gebracht. En evenmin door de Londen- sche verhalen over de zware verliezen, welke de Duitschers leden bij de jongste offen- sieve beweging bij Frise. Want verliezen worden bij zulke gevechten aan beide zijden geleden, en zoo lang, volgens de berekening van de //Times", de Duitsche ongebruikte reserve nig twee millioen menschen be- draagt, is er geen reden om van uitputting te spreken. De militaire correspondent van de //Times" maakt een berekening, die wij mededeeleu, maar geheel voor zijn rekening willen laten. Want het is altoos moeilijk over een anders huishouding te oordeelen, en de verliezen van de verschillende legers worden in de vpandelijke berichten ge woonlijk wel wat overdreven. Kolonel Repington dan berekent, da in deachttien inaanden van den oorlog d Duitsche ver liezen ongeveer 2.700.000 man bedroegen. Hij meent, dat er 8.600.000 inhttved staan, en dat Duitschland beschikken kon over 9.000.000 man bij het begin van den oorlog. De rest bedraagt dus nogmaals 2.700.000 man, waarvan hij rekent 700.000 man voor inwendigen dienst en voor kust- bewaking, zoodat er nog 2.000.000 man voor reserves overblijvenen hij voegt daavaan toe wZoolang die niet zijn uit- TER SEEZEISSCHE (01 RUT.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1916 | | pagina 5