ALGEMEEN NIEUWS- EN ADYERTENTIEBLAD VOOR ZEEUWSCH-VLAANDEREN. HINPERWET No. 6141. Zaterdag 31 October 1914. 54e Jaargang, De Oorlog ABONNEMENT ADVERTENTIEN Telefoon 33. BINNENLAND. Hit Blad verschiint MaandatK Woensdag* an Ynjdapvond, uitpzondBFt op Fesstdapn, Per 3 maanden binnen de stad 1.—Franco per post voor Nederland 1.10. Bij Wooruitbetalingvoor Belgie /1.40, voor Ned.-Indie en Amerika /1.65, overig Buitenland f 2. Men abonneert zich bij de Uitgeefster, of buiten Ter Neuzen ook bij alle Boekhandelaren, Postdirecteuren en Brievenbushouders. Van 1 tot 4 regels 0,40. Voor elken regel meer 0.10. Bij direct© opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijs slechts twee ma al berekend. Grootere letters en cliche's worden naar plaatsruimte berekend. Handelsadvertentien bij regelabonnement tegen verminderd tarief. Inzending van advertentien voor 1 UUr op den dag der uitgave. Yx Veldprediker. Bij Kon. besluit van 27 dezer is benoemd tot veldprediker in algemeenen dienst bij het leger te velde ds. A. S. Talma, predi- kant te Bennebroek. mijdelijk ook met de strekking van de JEene verklaring van den heer Zimmerman. Mr. Troelstra heeft zichzelf een diplo- matieke zending opgelegd en is hij aan den onderstaatssecretaris van Buitenlandsche Zaken te Berlijn, den heer Zimmerman gaan vragen, of wat aan Mr. Troelstra van andere zijden verzekerd wasdat Duitsch- land er niet aan dacht, de zelfstandigheid of integriteit van ons land aan te fasten, inderdaad de stemming der Duitsche re- geering vertolkte. Hetgeen de heer Zimmerman aan Mr Troelstra geantwoord heeft, aldus schrijft de N. R. Ort., is van den meest gerust- stellenden aard al moeten wij erkennen, geen ander antwoord te hebben verwacht Geen ernstig mensch (in Duitschland) denkt eraan, den Hollanders geweld aan te doen, om (ons) land bij het Duitsche rijk in te lijven. Wat ook deze of gene privaat- persoon vroeger wel moge gezegd of ge- schreven hebben, in de Duitsche regeering bestaat ten opzichte van de onvoorwaarde- lijke erkenning der Hollandsche onafhanke- lijkheid en integriteit de meest volledige eenstemmigbeid." Deze verklaring betreffende de ,/politieke onafhankelijkheid" heeft dus geen andere strekking, dan de verzekering te geven dat, wat ook de uitslag van den oorlog moge wezen. Nederland voor zooveel van Duitschland afhangen mocht op handhaving van zijne tegenwoordige positie zal kunnen rekenen. Dit is wat Nederland verlangt. Ons land heeft reeds tientallen van jaren in Europa de positie bekleed van een tolkomen onafhankelijke en in de groote internationale politieke vraagstukken, vol strekt neutrale mogendheid. En ons land wenscht die positie, waarbij alleen zijne interne belangen volkomen verzekerd kunnen zijn, te handhaven. Wij wenschen op goeden voet te verkeeren met de ons omringende mogendheden, zonder tot een van haar in eene bijzondere betrekking te geraken Dit weet men te Berlijn, dit weet men te Londen en dit kon men overal weten, daar de Nederlandsche diplomatie daarvoor steeds openhartig is uitgekomen. Er gingen echter in den laatsten tijd in Duitschland wel eens stemmen op, waaruit zou moeten worden afgeleid, dat Nederland's positie nog niet door een ieder, die er over sprak, juist begrepen werd en aan deze stemmen heeft de heer Zimmerman dan nu het zwijgen opgelegd. Hij heeft daarmede misschien ook aan beangstigden in ons land een dienst bewezen. Overigens sluit zich de verklaring van den heer Zimmerman, zoo wij goed zien, slechts aan, bij de Noordzeeverklaring met het daarbij gevoegde memorandum, beide ook door Duitschland bekrachtigd. De verklaring van den heer Zimmermann gaat verder, omdat zij op ons gansche land niet slechts op de kuststreken van ons land betrekking heeft, doch ademt denzelfden geest. Dit is dan ook een van de redenen waarom wrj de verklaring van den heer Zimmerman als overeenkomstig hetgeen wij mochten verwachteu kenschetsen. Eene andere verklaring zou, dunkt ons, onver- met de strekking van Noordzeeverklaring in botsing zijn gekomen Intusschen, gelijk wij zeiden, de nieuwe verklaring zal medewerken, om wantrouwen omtrent Duitschland's toekomstplannen, zoo dat bier en daar mocht bestaan, weg te nemen, althans te verminderen. Politiek mogen wij dus aannemen dreigt ons land geen gevaar. Ook niet economisch Hieromtrent heeft de heer Zimmermann zich in meer omzichtige termen geuit//lk zou mij kunnen voorstellen, dat zich in aansluiting aan den oorlog eene economische toenadering tusschen verschillende staten ontwikkelt, en dat - Holland het dan zelf in zijn belang zou achten zich daarbij aan te sluiten". Men ziet, dat hetgeen de heer Zimmermann hier voorspiegelt iets dat naar zijne verzekering slechts //op vriend- schappelijke wijze" tot stand zou kunnen komen niets aan vaagheid te wenschen laat. In zooverre kan men hem bijvallen. De verklaring laat een fantaisie ruim baan. Alles is mogelijk, en dat men zich iets, waarvan niemand nog weet te zeggen wat het zal zijn, onmogelijk zoude kunnen //voor stellen", zullen wij niet verdedigen. Oeco- nomische toenaderiug tot andere landen is ook in de toekomst voor ous land zeker gewenscht, doch dan al weer op gelijke wijze, als thans, nu wij met a 11 e mogend heden voortdurend hebben getracht in han- delstractaten de grondslagen voor zulk eene toenadering te leggen, zonder voor- k e u r of zonder in eene bijzondere ver houding tot eene van haar te geraken. Wij willen geen oeconomische gunsten of voordeelen toekennen aan den een, zonder ons bereid te verklaren, anderen op gelijken voet en onder dezelfde voorwaarden daarin te doen deelen. Over deze toekomstige dingen nu te gaan redekavelen en specu- latieve redeneeringen te gaan houden, lijkt ons overigens weinig geschikt en weinig prac- tisch. Slechts mogen wij op een punt wijzen, indien, wat aangenomen mag _worden, de heer Zimmermann onder de //Verschillende staten" ook Duitschland begrijpt. Dan zou- den wij willen in herinnering brengen, dat terwijl Nederland zich, met Engeland als vrij ha n dels land heeft weten te hand haven, Duitschland tot nu toe, voor zooveel de oeconomische verhoudingen tusschen de staten aangaat, bij uitnemendheid een pro tectionistisch land is gebleven. Hooge tarieven, echter, zijn nooit goede middelen geweest tot oeconomische toena dering. Deze wordt, naar ons inzien, het best door een politiek //van de open deur" verkregen Meer behoeven wij van deze luchtbeelden van den heer Zimmermann voorhands niet te zeggen. Het vraagstuk is te ingewikkeld om zonder eenige feitelijke basis te worden besproken. In verband met de uitiatingen van den onderstaats-secretaris Zimmerman tegenover Mr. P. J. Troelstra, schrijft de Duitsche Tageszeitung Wij willen aan deze woorden slechts toe voegen dat zij niet alleen de opvatting der Duitsche regeering weergeven, maar ook die van het geheele Duitsche volk. Wij weten dat de Nederlanders alleen Neder- landers willen zijn en niets anders en wij kennen het sterke zelfstandigheidsgevoel van het volk, waarop zijn kracht naar binnen en buiten berust. Mede op dezen grond gelooven wij dat ook economische toena dering van welken aard ook in de toekomst slechts op initiatief van Nederlandsche zijde tot stand zal kunnen komen. Juist om het verschil in grootte van beide landen eener zijds, om hun onmiddellijke buurschap an- dererzijds, zal het aanbevelenswaardig zijn steeds het initiatief en de wenschen van Nederland af te wachten, om elken schijn te vermijden dat Duitschland zgn kleineren nabuur iets zou trachten op te dringen. Afgezien daarvan moet ons ook de van Duitsch standpunt egoistiscbe overweging tot de slotsom leiden, dat een zelfstandig, in elken zin souverein en vrij Nederland voor Duitschland onder alle omstandigheden een betere nabuur zal zijn dan een onder den druk van Duitschland staand Nederland. Duitschland mag, meent het blad, op geener- lei wijze trachten, druk op ons land te oefenen. dreigenden hongersnool in Belgie te voor- komen. De commissit, welke reeds over zeer aanzienlijke geidnuddelen kan beschik ken, stelt zich voor, dit doel te bereiken door van Engeland en Amerika scheeps- ladingen voedingsmiddelen te verschepen naar Rotterdam, ter doorzeoding geadres seerd aan den Amerikaanschen gezant in Belgie, naar Brussel, Antwerpen, Gent en Luik, van uit welke centra de verdeeling zal plaats hebben door het inmiddels in Belgie opgerichte Comite National de Secours et d'Alimentation en Belgique. De eerste lading wordt reeds dezer dagen te Rotterdam verwacht. De Amerikaansche gezant in den Haag, Dr. Henri van Dyke is lid van deze com- missie en heeft alle noodzakeljjlj:e bespre- kingen en onderhandelingen met de Neder landsche Regeering gevoerd en tot een tevredenstellend resultaat gebracht. Ook de Amerikaansche consul te Rotterdam, de heer S. Listoe, maakt deel uit van de American Commission en steunt in elk opzicht deze beweging, welke voorts de sympathie en medewerking heeft van alle antoriteiten hier te lande. De Duitsche regeering in Belgie heeft niet alleen den invoer van levensmiddelen de commissie toegestaan, doch haar bovendien den waarborg gegeven, dat onder geen omstandigheden eenig deel daarvan voor militaire doeleinden zal worden gere quireerd. De vertegenwoordigers voor Nederland, de heeren Capt. Lucey en Millard Shaler, hebben hun hoofdkantoor gevestigd bij Furness' Scheepvaart- en Agentuurmaat- schappij, Calandstraat 11 te Rotterdam welke firma de doorzending der ladingen naar Belgie zal bezorgen. Hulp voor Belgie. Op initiatief van den Amerikaanschen gezant te Londen is, naar de N. R. Crt. meldt, daar een commissie ran Amerikanen gevormd, genaamd American Commission for relief in Belgium, speciaal ten doel hebbende den De tragedie van Belgie. Onder dezen titel schrijft d.d. 26 Oct. de Telegraaf-corresp. uit Londen lk meldde gisteren, dat de burgemeester en de afgevaardigde van Charleroi, de heeren Emile Devereux en Emile Buisset, hier kwamen om hulp voor de noodlijdende bevolking van hunne door de Duitschers bezette provincie. Yerkort deelde ik hunne tot de Engelsche natie gerichte verklaring mede. Zij luidt in haar geheel als volgt //Wij, de vertegenwoordigers van de gem. Charleroi, in de Belgiscbe nationale onder- steuningscommissie, deelen u de positie van het Belgische volk mede. Ofschoon wij weten dat hij in heel Belgie dezelfde is, constateeren wij met bittere zekerheid enkel den toestand van ons district. De provincie Hainault, omvat l1/* millioen personen, en daarvan wonen er binnen een omtrek van 24 K.M. rondom Charleroi, ougeveer 500.000. Ons district is een in- dustrie-district, met slechts weinig landbouw en 80 van onze voedingsmiddelen moeten jaarlijks van buiten komen. Onze districten werden in het begin van den oorlog door de Duitschers bezet, en uit den aard der zaab, hadden wij maar een ge ringe hoeveelheid levensmiddelen voor- handen. ,/Het Duitsche leger legde ons een oorlogs- schatting in den vorrn van mondbehoeften op. B. v. wij leverden het 23 Aug. 120.000 K.G. tarwe, 40.000 E.G. brood, alsook groote hoeveelheden suiker, koffie en zoo al meer. Die opeisching duurde tot 6 September, toen wij den Duitschen militairen gouverneur, generaal von der Goltz, smeek ten, er mee op te houden. En nadat hem de wanhopige positie van ons volk onder het oog was gebracht, werden wij van verdere leveringen ontheven. Dat geschiedde 10 September. Op ons verzoek stonden de Duitsche civiele autoriteiten ook toe, dat wij van tijd tot tijd 250.000 K.G. meel, konden koopen van den voorraad, door de Duitschers te Leuven in beslag genomen Vijfmaal konden wij die hoeveelheid krijgen De Duitschers meenden, dat zij ons die levensmiddelen konden blijven leveren van hetgeen zij te Antwerpen dachten te vinden, maar daar bleek zoo weinig te zijn, dat wij sindsdien nets meer konden krijgen 13 October liet dr. von Sandt, de civiele gouverneur van Brussel, ons officieel weten, dat wij van 24 October af geen mondbehoeften meer konden krijgen. Verder deelde hij ons mede, dat aangezien de Duitschers slechts genoeg voedsel voor hun eigen volk hebben er in Belgie niets meer voorhanden is, zg hoegenaamd niets voor ons konden doen. rieden ons aan, ons tot Nederland te wenden. Door middel van den Belgischen gezant, deden wij een beroep op de Neder landsche regeering, maar wij vernamen van den gezant, dat Nederland enkel mondbe hoeften genoeg voor het eigen volk heeft. Wij kwamen derhalve naar Engeland om, in vereeniging met de heeren Francqui en baron Lambert, een beroep op dit volk te doen, ten einde ons in onzen grooten nood te helpen. //Bij het uitbreken van den oorlog, legden wij in naam van alle gemeenten van het district Charleroi beslag op alle voorraden levensmiddelen. Sindsdien stonden wij de burgers, die betalen konden, toe, van de door den gemeenteraad geautoriseerde winkels mondbehoeften te koopen, tot een maximum van een half pond meel en een pond aardappelen per dag. Wij richtten 100 soepkeukens en hulpbureaux op in het Charleroi-district, binnen een gebied van 24 K.M. rondom de stad. En door middel vaq die inrichtingen trachten wij bovengenoemde rantsoenen te verstrekken aan ongeveer 500.000 menscheu, uit een totaal zielental van 600.000. ,/ln den laatsten tijd konden wij slechts „~n- of tweemaal per week brood ver strekken, want buiten hetgeeD wij van de Duitschers kochten, raakte de voorraad tarwe en meel eenigen tijd geleden uit- geput, en slechts af en toe konden wij de hand op verborgen kleine hoeveelheden leggen. De levering van aardappelen kun wij nog een maand voortzetten. Er is nog een hoeveelheid vleesch in het district, tegen hoogen prijs vastgehouden, maar als wij het district heelemaal van vee berooven, dan zal er geen landbouwwerk meer verricht kunnen worden. z/De industrie van ons district is verlamd, Onze steenkoolmijnen werken slechts twee of drie dagen in de week. Onze werk- plaatsen zijn gesloten, onze gemiddelen zijn uitgeput, en in de gansche provincie moeten 800.000 menschen door liefdadigheid worden gevoed. De rest der bevolking heeft nog de middelen, om voedsel te koopen, als dit voorradig was. Als wij die menschen een half pond brood en een pond aardappelen per dag geven, dan is alleen voor dat lief- dadig werk per maand 6.000.000 Kg. graan en 12.000.000 Kg. aardappelen noodig en bijna evenveel zullen wij noodig hebben voor voor degenen, die voor hunne mond behoeften kunnen en willen betalen. Ofschoon wij een deel der voorradige levensmiddelen kunnen verkoopen, stuit de latere betaling op het bezwaar dat het goud verdwijnt. Wij handelen enkel met gemeente-coupons, die elders weinig waarde hebben. ,/Ons leger deed zijn best, ons tegen een overweldigende macht te verdedigen. Thans staat ons volk over het algemeen aan den rand van hongersnood. Door de omstandig heden van den oorlog kunnen onze vriende- lijke naburen, de Hollanders, de Iranschen en de Engelschen, ons niet de hulp geven die zei anders met vreugde zouden verstrek ken. Wij gevoelen niet vergeefs een beroep op u te zullen doen." Schreit dat nu niet ten hemelEn dan zijn er nog menschen, die den Duitschen inval van het arme, onschuldige Belgie trachten te verschoonen. Duitschland verstaat de kunst van oorlc g- voeren uit3tekend. Het bezit de middelen, om steden plat en forten aan gruis te schieten Maar een snoodelijk overrompelde kleine natie voor den hongersnood te behoeden, daarin schiet dat groot rijk te kort. En dat noemt men //cultuur!" Boning ALlbert en het Belgische leger. Sedert de Belgische regeering te Havre is gevestigd, wordt er, door het ministerie van oorlog driemaal per week een blad uitgegeven, Le Courrier de 1 Arme*, een soldatencourant in de Fransche en Vlaam sche taal. Elke compagnie, escadron en batterij outvangt geregeld tieu exemplaren. In het nummer van 20 dezer wordt naar de N. R. Crt. meldt, een proclamatie van koning Albert gepubliceerd, waarin hij herinnert aan de gebeurtenissen van de laatste maanden en aan de woorden door den minister-president op 4 Augustus in het Parlement gesproken //Belgie kan over- wonnen worden, maar nimmer onderworpen. Koning Albert zegt in zijn proclamatie verder //Ofhcieren, onderofficieren en soldaten, gij hebt gedurende twee maanden met voor- beeldigen moed en zeldzame volbarding gestreden. Toch vermocht gij de invasie niet te sluiten. Maar Belgie is]niet onder worpen en het Belgische leger niet vernie- tigd. Dank zij den terugtocht uit Antwerpen, zijn belangrijke strijdkrachten intact geble ven. Door aanvulling met recruten en vrijwilligers kan het veldleger weer volledig op sterkte gebracht worden, zoodat het den strijd kan voortvetten aan de zijde van de Fransche en Engelsche legers. Te zamen zullen de bondgenooten voet voor voet den vijand terugdringen, die den oorlog heeft voorbereid en tegen ons ge- weldige strijdmiddelen in actie heeft gebracht. Soldaten*! Onze steden zijn verbrand, onze huizen vernield. De rouw in ons geliefd vaderland is algemeen. Maar nog gruwelijker rampen zullen onze landgenooten treffen, als gij hen niet bevrijdt van den indringer. Dit is gebiedende plicht voor u. Eens, na een nederlaag, zeide een groote koning van Frankrgk //Alles is verloren, behalve de eer Gij hebt uw ongelukkig vaderland bedekt met roem. Thans moet dat vaderland weder worden opgericht. Soldaten, voor u is meer te winnen dan roem alleengij kunt uw vaderland bevrijden, met de hulp van onze dappere bondgenooten." Belgische vluchtelingen. Naar aanleiding van allerlei geruchten heeft de Minister van Binnenlandsche Zaken telegrafisch een instructie gezonden aan de Commissarissen der Koningin. Deze meedeeling bevat een verzoek aan de burgemeesters om te willen meedeelen, dat het oefenen van zachten drang op de Belgische vluchtelingen om terug te keeren volstrekt niet meebrengt, dat deze drang zou ontaardeu in directen of indirecten dwang om het Nederlandsch grondgebied te verlaten. Dat zou geheel in strijd zijn met de eischen van onze gastvrijheid. De vluch telingen blijven geheel vrij, om al dan niet terug te keeren. Zg behooren voor zoover zij onvermogend zijn, van't noodige te worden voorzien. De Regeeringscommissaris Jhr. Mr. Ruys de Beerenbrouck heeft Zuid-Beveland en Walcheren bezocht. Men meldt aan de N. R. Crt., dat de Engelsche regeering aan onze regeering heeft aangeboden, bij te dragen in de kosten van het onderhoud der Belgische vluchte lingen, tot een bedrag van 50.000. De Nederlandsche regeering heeft het aan- bod met alle waardeering van de hand gewezen, omdat zip nu zij de taak om de vluchtelingen te helpen, zelf op zich had genomen, ook de kosten van die hulp zelf wenschte te dragen. De Times bespreekt in de meest waar- deerende bewoordingen het vluchtelingen- vraagstuk, waarvoor Nederland zich ge- plaatst ziet, en stelt voor, nu de Neder landsche regeering voor een geldelijke bijdrage heeft bedankt, een groot aantal der Belgische uitgewekenen naar Engeland over te brengen. Berichten over krijgsgevangenen in Duitschland. Bij het Centraal-inlichtingen bureau van het Pruisisehe Ministerie van Oorlog is een afdeeling opgericht, die alle berichtee om trent de soldaten der vijandelijke legers die in Duitschland gevangen gehoudeu worden verzamelt. Deze lijsten worder door tus- schenkomst der neutrale staten aan de re- geeringen der betreffende vijandelijke landen gezonden, waar eveneens centrale inlichtin- gen bureaux bestaan. Bovendien ontvangt het centraalbureau van het Roode Kruis in Geneve alle lijsten een lijst over de Bel gische krijsgevangenen wordt aan het Duit sche Gouveruement in Brussel overhaudigd. Deze lijsten worden geregeld bijgehouden. De inwoners van de met Duitschland in oorlog zijnde landen kunnen derhalve bij hunne eigene regeeringen inlichtingen in- winnen. Het Pruisisehe Ministerie van oor log geeft zijnerzjjds geen inlichtingen, ook niet "meer door tusschenkomst van inwoners van Duitschland. Met het briefverkeer heeft het centraal-inlichtingen-bureau niets uit- staandit geschiedt rechtstieeks door de Coinmandaturen der betreffende gevangenen depots en lazaretten. Onderzee'ers naar Brugge. Men meldt uit Sluis aan het //Hbld.": Naar mij van verschillende zijden werd medegedeeld, vervoeren de Duitschers ovdr land vele gedeeltelgk gedemonteerde onder- zeebooten naar de haven van Zeebrugge, tusschen Heyst en Blankenberghe, om deze daar weder op te bouwen en van daar uit TER NEUZENSCHE COURANT. Burgemeester en Wethouders van TER. NEUZEN, gezien de artt. 6 en 7 der Hinderwet (Staatsblad no. 222 van 1896) maken bekend dat op neden ter gemeente-secretarie ter visie is gelegd een verzoek van LEONARDUS MEERT, bierhuishouder enz. woneude te Ter Neuzen, Sluiskil, om vergunning tot het oprichten eener slachterij in een gedeelte van het perceel plaatselijk gemerkt Q 214/215 en gelegen aan het kanaal kadastraal bekend sectie G No. 1317 en dat op Maandag 9 November 1914, des nar middags van 3 tot 4 uren, ten raadhuize dezer gemeentr, gelegenheid zal worden gegeven om tegen het maken dier inrichting bezwaren in te brengen en deze mondeling of schriftelijk toe te lichten. Ter Neuzen, 26 October 1914. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. HUIZINGA, Burgemeester. L. WABEKE, Secretaris. N.B. Wij vestigen er de aandacht op, dat volgens de bestaande jurisprudentie niet tot beroep gerechtigd zijn zij, die niet overeenkomstig art. 7 der Hinder- wet op den bovenbepaalden dag voor het gemeen- tebestuur zijn verschenen, teneinde hunne bezwaren mondeling toe te lichten.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1914 | | pagina 1