1
J
A I g e m e e r
ieuws- ee Adverte
voor
I a a n d e r
No. 5457.
Nation ale Militie.
Zaterdag 21 Mei 1910.
50p Jaargarig.
£63
INSPECT tan YERtOFGANGERS.
Bionenlend.
Yoor
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen J 1,Franco per post
Nederland 1,10. Yoor Belgie 1,40. Voor Amerika l,321/3 en voor
het overige Buitenland 1,65. Men abonneert zich bij aile Boekhande-
laars, Postdirecteuren en Brievenbushouders.
Telefoon No. 2 5.
ADVERTEN TIEN:
Van 1 tot 4 regels 0,40. Yoor elken regel meer 0,10.
Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de
prijs slecbts tweemaal berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
Inzending van advertentiSn v6or 3 uren op den dag der uitgave.
SETSSTIEJ T=tT.AT->
EERSTE 3C
E R.
Vergadering
van
Donderdag.
Aan de orde is het wetsontwerp betrekkelijk
net mihtair onderwijs bij de landmacht.
De Minister van Oorlog beantwoordt de heeren
Van Voorfs, v. d. Does en v. d. Feltz, die
over bet ontwerp opmefkingeh mankten. De
Minister acht de rechtszekerheid van den officier
voldoende
geregel'd.
Toelating tot de Militaire
VJ E E D E
V ergadering
In
A M E R.
van Donderdag.
komt, onder groote belang-
stelling op de beide tribunes, bet voorstel-
Troelstra, tot bet hotiden van een enquete omtreut
handelingen van den toenmaligen Minister van
Binneulandscbe Zaken, ter zake van decoraties
in 1903 en 1905.
Bij de algemeene beschouwingen voert het
eerst het woord de beer De Beaufort, die in
de eerste plaats uiteenzet dat hij het met zeer
veel, hetgeen door den heer De Savornin Lohman,
in diens nota, tegen het houden eener enquete
is aangevoerd, niet eens is. In de eerste plaats
bestrijdt bij de stelling van den heer Lohuian,
dat een enquete slechts kan worden ingesteld
ten aanzien van een in functie zijnd bewinds-
man, en r.iet tegen een afgetreden Minister.
Indien dit. opgitig zou een fungeerend Minister,
door een enquete bedreigd, slechts behoeven
af te treden om daaraan te ontkomen.
Spreker acht het voorts niet juist gezien van
den heei Lohman (die tot zijn leedwezen wegens
ongesteldheid de zitting van heden niet kan
bijwonen) om te meeneu dat de heer Troelstra
een strafrechterlijke vervolging tegen den oud-
Minieter had moeten instellen.
Immeis een strafrechterlyke vervolginc doet
veronderstellen dat men overtuigd fs van de
feiten, die den grond tot de aanklackt vormen,
maar bij een parlementaire enquete staat de
zaak anders, en wil de voorsteller van de enquete
slechts doen uitkomen dat er zekere zaken zijn
geschied die een onderzoek noodig maken.
De ecquete-wet zou voor spreker geen be-
letsel zijn om voor het instellen van een
enquete te stemmen, maar de vraag of 's lands
belang medebrengt om de enquete te houden,
beantwoordt spreker beslist ontkennend, terwijl
hij sterk betwijfelt of de gewenschte enquete
het lichfc, dat men verlangt, wel brengeti zal.
Overigens meent hij dat door al hetgeen in
deze kwestie reeds is voorgevallen, voidoende
waarscluiwing gelegen is voor volgende Regee-
ringen, en spreker gevoelt weinig opgewektheid
om in al die treurige zaken nogmaals te
wroeten. Hij woelt niet graag in het slijk.
Spreker zou nog over zijn bezwaren been
kunnen stappen, indien van de zyde van Dr.
Kuyper of diens vrienden zelf aandrang tot het
houden eener enquete was uitgegaan. Maar
nu van die zijde, door het instellen van een
eeieiaad van hoogstaande uiannen blijk is ge-
geven dat men op die wijze een uitspraakver
langt, acht spreker de parlementaire
overbodig.
De heei Yan Doom komt tot een geheel
tegenovergestelde conclusie. Iedereen zal toe-
geven dat het te betreuren is dat ons land is
gemengd in een zaak als welke het hier geldt,
en oordeelen dat het de plicht van de volks-
enquete
Akademie zal thans veel vergemakkelykt worden.
Definaricieele positie van den officier moet
verbeterd worden. Van het capitulantenstelsel
is de Minister groot voorstander bij een alge
meene reorganisatie zal hij ook dit regelen met
't doel om tijdelijke beroepsofficieren te verkrijgen.
De keuring is wellicht in sommige opzichten
te temperen.
De Minister hoopt, dat eerlang de Staats- j
commissie zal kunnen benoemd worden voor
de algemeene reorganisatie, op de grondslagen
van volkomen aansluiting tnsschen het middel- i
baar of gymnasiaal onderwijs en de Akademie
waarbij de Cadettenschool moet vervallen.
Voorts algemeene universitaire opleiding aan
alle officieren aan de Akademie, met verdwijning 1
van den hoofdcursus te-Karapen. De opleiding
aan de Akademie zal een znivere vakopleiding
moeten zijn, met twee-jarigen cnrsus. Eindelijk
zal de mogelijkheid voor de verlofsofficieren
moeten worden geopend om tot de beroeps
officieren over te gaan.
Daarna wordt het wetsontwerp, benevens nog
eenige kleinere,
i tegenvvoordiging is, om te bevorderen dat
het voile licht op deze zaak kome te vallen.
Een ei quete moet een eventueele strafvervol-
gi-ng voorafgaan. En spreker houdt zich over
tuigd dat, ipdien een lid der Kamer direct een
aanklacht tegen Dr. Kuyper zou hebben inge
steld, de vrienden van Dr. Kuyper juist met
kracht zouden hebben aangedrongan op het
vooraf houden van een parlementair onderzoek.
Waar men zegt dat een enquete geen po
litiek effect zal hebben, bestrijdt spreker dit.
Het kan integendeel van groot gewicht zijn dat
de volksvertegenwoordiging zich eens nitspreke
over de persoon van een afgetreden Minister.
Er zijn vermoedens gerezen, die den ongerepten
naam van de administratie van ons vaderland
in twijfel hebben gebracht. In verband hiermee
is het de plicht der Kamer de juistheid van
die vermoedens te onderzoeken.
Spreker wijst er op dat in de ridderorden
zaak en nu weer onlangs in de zaak van Van
Heeckeren, in ons land veel modder is opge-
spat, en dat bij de vraag wie dat alles ver-
oorzaakt heeft en wie dat net om ons gespannen
heeft, altoos dezelfde naam op de lippen komt.
Hoeveel onaangenaams voor Nederlandsche ooren
er ook bij een enquete te hooren zal vallen,
hoeveel stof er ook zal moeten opgejaagd wor
den, het is de dure plicht der Nederlandsche
volksvertegenwoordiging in deze het voile licht
te zoeken.
Spreker heeft vernomen dat bij de rechterzijde
eeir stroeming bestaat om het enquefe-voorstel
te verwerpen, maar spreker wil dat niet ge-
looven, voor hij 't ziet.
De heer Van Idsinga verklaart zich tegen het
houden van een enquete. Met den heer Lohman
toch is hij het volkomen eens, dat er een
redelijke verwachting moet bestaan, dat een
enquete zal leiden tot een resultaat, en dat
alsdan dat resultaat van zoodanig openbaar be
lang moet zijn, dat daaraan geevenredigd is al
hetgeen er aan een enquete verbonden is.
Spreker vraagt wat toch eigenlijk, na de
schuldbekentenis van Dr. Kuyper, nog te onder
zoeken overblijft. Z. i. slechts een punt van
groot publiek belang, nl. of er innerlijk verband
bestaat tusschen het voornemen tot het deco-
reeren van R. Lehman en wellicht later ook
van zijn broeder, en het ontvangen van'gelden
voor de partijkas. En nu bestaat er geen
redelijke verwachting dat hetzij een enquete,
hetzij een eereraad omtrent het cardinale punt
eenig licht zal verschaffen. Daarbij komt de
stellige ontkentenis van Dr. Kuyper op dat
punt, waarin spreker volledig gelooft, en waaraan
niemand in deze Kamer het recht heeft, te
twijfelen.
Het verleenen der decoratie zelf heeft spreker
afgekeurd, en dat doet hij nog. Maar van het
oogenblik af dat men volkomen gelooft dat Dr.
Kuyper, toen hij die decoratie verleende, in
gemoede overtuigd was dat de gedecoreerde
die onderscheiding verdiende, om redenen van
publiek belang, heeft het geen doel meer om
trent de bijkomstige omstandigbeden, zooals de
verhoudingen tusschen Dr. Kuyper en Lehman
en mej. Westmeijer, meer licht te zoeken.
Die verhoudingen verdienen afkeuring, en al
wat daarin af te keuren is, is reeds gezegd of
geschreven. Het publiek belang nu eischt
echter niet, om door een enqeute te doen zien,
of die bijkomende omstandigheden een beetje
erger zijn dan tot dusver reeds is gebleken.
De heer Nolens is tegen het enquetevoorstel
hoofdzakelijk omdat in een enquete behoort te
overheerschen het zakelijke, maar niet het
persoonlijke de kern moet vormen van het
onderzoek.
De heer Van de Velde legt namens zijn
politieke geestverwanten de verklaring af, dat,
daargelaten de vraag of de Kamer de bevoegd-
heid bezit tot het houden van een enquete, als
door den heer Troelstra bedoeld, zij van meening
zijn dat het Staatsbelang zulks niet eischt.
Spreker uit er zijn voldoening over dat Dr.
Kuyper, door het uitlokken van de benoeming
van een eereraad, de gelegenheid heeft geopend,
volledig licht te doen sehijnen op de juistheid
van zijn in de Kamer afgelegde verklaring.
Op grond van deze meening verklareii spreker
en zijn partij het enquete-voorstel onaannemelijk.
Na de pauze komen in stemming verschillende
in de vorige week behandelde conclusies inzake
adressen.
Goedgekeurd wordc1°. de verklaring, dat
de overplaatsing van De Kock naar Bergen op
Zoom, en zijn ongunstige beoordeeling mede,
ten onrechte gegrond waren op de zaak-Brantsen
betreffende het zingen van socialistische liederen,
en 2°. de wenschelijkheid uitgesproken hem het
geldelijk nadeel, dat hij door die overplaatsing
geleden had, zooveel mogelijk te vergoeden.
Voorts wordt leedwezen uitgesproken, dat geen
behoorlijk onderzoek is ingesteld omtrent adres-
sants klachten tegen de wijze der beoordeeling
zijner taktiscbe geschiktheid, en dat bij die
beoordeeling niet naar den geest der bestaande
voorschriften is gehandeld.
Inzake het adres van den oud-ritmeester
Tilanus wordt aangenomen de conclusie om te
verklaren dat de wijze van bandelet! inzake zijn
beoordeeling de Kamer niet kan bevredigen,
en hem zooveel doenlijk de nadeelige gevolgen
te verzachten.
Voorts worden goedgekeurd de conclusies
inzake den gewezen luitenant-kolonel-intendant
Douglas en kapitein Hackstroh, van het 4e reg.
vesting-artillerie, nadat, wat laatstgenoemde
betreft, ingetrokken is de conclusie, waarbij de
wenschelijkheid wordt uitgesproken om de
nadeelige gevolgen te verzachten, nu de Minister
verklaard had dat zulks niet meer noodig was.
Hierna wordt het algemeen debat over het
enquete-voorstel -Troelstra voortgezet.
De heer Van Veen acht bij de voorgestelde
enquete de sop de kool niet waard. De Kamer
is zeker niet geschikt tot een onderzoek, omdat
hier politieke invloeden lieerschen.
Spreker is ingenomen met den eereraad, die
in deze licht kan brengen. Is men daarmede
niet tevreden, zoo diene men overeenkomstig
de wet op de Ministerieele verantwoordelijkkeid
een klacht in.
De heer Roodhuyzen acht de eer van het
land niet gemoeid met een fout van een Minister,
maar wel met de wijze waarop tegen die- fout
wordt opgetreden door Regeering en politici.
Een liberaal Staatsman, die zoo iets als Dr.
Kuyper liadde begaan, zou door zijn partij om
verantwoording zijn geroepen. Maar de anti-
revolutionaire partij bepaalde zich tot een on-
benullige verklaring, thans herhaald. Ook de
Regeering gaat niet vrij uit. Met de benoeming
van Dr. Kuyper in de Grondwetscommissie gaf
zij der Kamer een slag. Dr. Kuyper had de
Kamer zelf moeten verzoeken dit voorstel aan
te nemen, als hij zich vrij gevoelde van schuld.
Maar zijn vrienden pogen de enquete te verijde-
len, en daaroui zal spreker stemmen voor dit
voorstel, waarmee hij anders geen sympathie had.
De heer Limburg betoogt op juridische
gronden, dat het recht van enquete onbeperkt
der Kamer is gegeven. Het gaat hier niet om
een stralvervolgingmaar men mag bovendien
geen enquete weigeren, wijl zij tot strafver-
volging zou kunnen leidrn. Een enquete kan
tal van andere doeleinden hebben b.v. wettelijke
maatregelen tot voorkoming van corruptie e..d-
Spreker en zijn vrienden achten een enquete
onnoodig, voor hen is er genoeg licht op de
feiten geworpen, maar waar het voorstel verzet
ontmoet, juist by hen die't moesten aanvaardeu
(Dr. Kuyper's naaste vrienden) zullen zij v66r
Bet voorstel stemmen.
TER NEUZEN, 20 Mei 1910.
Te Leiden slaagde voor het kandidaats-
examen in de wis- en natuurkunde de heer J. de
Hullu van Cadzand.
De directeur-generaal der posterijen en
telegrafie rnaakt in de St.ct. bekend, dat, met
gang van 18 dezer o. m. Hoek en Westdorpe
zyu opgeuomen in het telephoonverkeer met
de Belgische plaatsen waarmede Amsterdam
telephoongemeenschap heeft.
De prijs van een enkelvoudig gesprek zal
Oil bind vi-rncllijI!Tliiailili'W iientiilnj;.
en Vr d«sBvnnil, nitgezonderd op Fe«s<(!a*eii.
"lij de Firma S*. J>VAST OK SAMBB3 te Tffee Kenzen.
i 'rje-raat
Burgemeester en Wethouders van de Gemeente
TER NEUZEN roepen bij deze op a I de in dese ge
meente sich bevindende verlofgangers der militie te land,
met uitzondeiing van de hieronder genoemden, om op
rijtlng- IJ Ji>ni Siiiil, des voormiddags te
8<l uren, voor bet gemeentehuis te Ter Neuzen tegen
woordig te zijn teneinde overeenkomstig art. 125 iter
Militiewet 1901 door den Militie-commissaris te worden
onderzocht;
maken bekend dat aan de inspectie niet wordt deel-
genomen door hen die
dit jaar om andere redenen dan voor straf onder
de wapens zijn geweest;
dit jaar voor-iiorlialingsoefeningen moeten opkomen;
van den werkeiijken dienst ontbeven of in bet
genot zijn van uitstel van eerste oefening;
de hcbting van 1902 in dit jaar naar de
le.
2e.
3e.
4e. van
5e.
2e.
3e.
4e.
Landweer overgaande verlofgangers van de
huzaren, de bereden artillerie en het corps torpe-
disten gaan niet over tot de Landweer, zoodat alle
deze ivel aan het onderzoek moeten deelnemen
een verbintenis hebben aangegaan als adspirant-
militie-officier of bij de spoorwegafdeeling van de
genietroepen
en berinneren ben aan de volgende bepalingen der
Militie wet
le. de verlofganger meldt zich binnen dertig dagen na
den dag, waarop hem de verlofpas is uitgereikt,
bij den Burgemeester zijner woonplaats aan, ten
einde deze zijn verlofpas voor gesien teekene
Art. 3 20
de verlofganger, die zich in eene andere gemeente
gaat vestigen, geeft daarvan kennis aan den Burge
meester zijner vi jonplaate. Binnen dertigdagen
na den dag, waarop bij komt in de gemeente,
waarin bij zich vestigf, meldt bij zich aan bij den
Burgemeester dier gemeente, teneinde deze zijn
verlofpas voor gesien teekene Art. 121
de verlofganger mag zicb, zonder toestemming van
den Minister van Oorlog, niet langer dan gedurende
drie achtereenvolgende maanden buiten
'stands begeven Art. 123;
de verlofganger, die deartt. 120,121 of 123 niet naleeft,
wordt in werkeiijken dienst geroepen en daarin gedu
rende ten hoogste twee maanden gehouden.
De duur van dezen dienst wordt bepaald door den
Minister van Ooriog Art. 124.
de verlofganger, die bij opefebare kennisgeving is
opgeroepen om door den Militie-commissaris te
worden onderzocht, verschijnt bij het onderzoek in
uniform gekleed en voorzien van de kieeding- en
uitrustingstukken, hem bij zijn vertrek met verlof
medegegeven, van zijn zakboekjeen van zijn verlofnas
Artt. 125, 126 en 127;
de verlofganger is aan de militaire rechtspleging
en tucht onderworpen, onder anderen gedui-ende
den tijd, welken het onderzoek voor den Militie-
commissaris duui't en in het algemeen, wanneer
hij in uniform gekleed is Art. 117
behoudens het bepaalde bij art. 117, kan een arrest
van twee tot ses dagen, te ondergaan in de naastbjj
gelegen provoost of het naastbij zijnde huis van
bewaring door den Militie-commissaris worden
opgeiegd aan den verlofganger
a. die zonder geldige redenen niet bij het onder
zoek verschijnt;
die daarbij verschenen zijnde, zonder geldige
redenen niet voorzien is van de bij art. 127 ver-
melde voorwerpen
wiens kieeding- en uitrustingstukken bij het
onderzoek niet in voldoenden staat worden
bevonden
die kieeding- en uitrustingstukken, aan een
ander beiroorende, als de zijne vertoont (Art.
128)
onyerminderd de straf, in art. 128 vermeld, is-do
verlofganger verplicht, op de daartoe door den
-Militie-commissaris te bepalen tijd en plaats, en
op de in art. 127 voorgeschreven wijze, voor hem
te verscbijnen om te worden onderzocht. (Art 130)-
de verlofganger die zich bij herhaling schuldi®
maakt ar-n bet feit, sub. 4e van art. 128 bedoeld,
of met overeenkomstig art. 130 voor den Militie-
commissaris verschijnt, of aldaar verschenen zijnde
in bet geval verkeert sub 2e en 3e van art. 128
vermeld, wordt in werkeiijken dienst geroepen en
daarin gedurende ten hoogste drie maanden gehouden.
De duur van dezen dienst wordt door den Minister
van Oorlog bepaald (Art. 131).
Ter Neuzen, 19 Mei 1910.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
J. A. P. GEILL, Burgemeester.
W. S. J. DIELEMaN, Secretaris.
6e.
7e
b.
d.
8e.
9e
behandeling