f
A g e m e e n
Nieuws- en Advertentiebiad
Zee u ws ch -V iaa n d e r e n.
1
No 5091
De Halte.
Woensda^ 1 Januari 1908
48ri Jaargang.
V 0 0 r
If"
4
ABONNEMENT:
Per dne maanden binnen Ter -Neuzen 1,—Franco ner nost Vnnr
Nederland 1.10. Voor BelgiS 1,40. No'cr iS1 en,Z
fiL pTff B°,tentad W Me» abonneert rich bij alie Boekhande-
laars, J ostdirecteuren en Brievenbushouders.
T e 1 e f o o n No. 2 5.
ADVERTED TIEN:
V an 1 tot 4 regels J 0,40. Voor elken regel meer f 0,10
Bij diiecte opgaal van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de
prijs slecbts t w e e m a a 1 berekend.
Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend.
,r
w-
Inzending/cin advertentien voor 3 uren op den dag der uitgave.
BBBSTB SXjA.10.
Er ligt meestal droeve herinneriug in hetgeen
achter ons Jigt, er is evenzoo vreugde en blijde
hope in alles wat begint. Het eerste is vooral
het geval ten opzichte van een ten einde
spoedenden jaarkring, als deze nog slechts enkeJe
uien heeft te geven, alvorens in de nevelen
van het verleden weg te zinken.
Als we het oog gericht houden op dit knoop-
punt in de eindelooze keten des tijds, die
van komen en die van gaan, vernemen we
in al hetgeen bij die gelegenheid gezegd wordt
weinig nieuws, vernemen we meestal weinig
dat we niet reeds vroeger hoorden, maar toch,
die herdenking willen we niet gaarne missen,
en weer steeds bij vernieuwing ophalen het
eeuwige bespreken van het gaan en komen.
Hoe zou het mogelijk zijn dat een prediker,
die in het bedehuis de plechtige herdenking
van den Oudejaafsavond leidt, nog een gedachte
kon uitspreken, die niet reeds in honderden
talen en verschilleude maien onder woorden is
gebracht, welk lezer, die in zijn dagelijksche
lectuur herinneriugen ontmoet aan den jaars-
overgang, verwacht daarin nog iets te vinden
dat werkelijk nieuw mag heeten
Maar toch, niets blijft uieuwer dan de eeuwen
oude geschiedenis van menschelijk lief en leed,
en wanneer wij, hetzij in de eenzaamheid neer-
gezeten, hetzij de laatste uren van het scheid'end
jaar in gezelligen kring doorlevend, gedachten
opvangen, die gelijk zijn aan het vaak gehoorde,
dan luisteren wij met opmerkzaamheid en zouden
het verzwijgen daarvan aiseengemis beschouwen.
Er is op den plechtigen Oudejaarsavond een
overeenstemming in menschelijk denken en
voelen. Alsdan zinken voor een oogenblik de
gioote verschillen in stoffelijk welzijn en geeste-
lijk vermogen op den ach'tergrond. De miu-
bedeelde, die op het afgeloopen tijdperk terug
ziet, op den zegen dien aan het werk zijner
handen te benrt viel, koestert in zijn hart
dezelide dankbaarheid, dien den meerbegaafde
vervult bij de gedachte aan een behaalde zegepraal
op het gebied van wetenschap of kunst, en het
is niet de kloof tusschen armoede en rijkdom
die ondeischeid maakt in de droefenis, waarmede
wil by* het scheiden des jaars blikken op een
plants bij het begin des jaars nog bezet door
een geliefd wezen.
De diepste roerselen van ons gemoed zijn in
dat opzicht voor alien die zich mensch gevoelen,
volkomen gelijk.
In de leerschool des leveus zijn niet alien op
dezelfde maatschappelijke ladder geplaatst,
er is verschil in opvoeding, in stand, in be-
hoefte en denkwijze, maar een zijn we alien,
m het gevoelen van het onomstootelijk vast-
staandedat al wat met en rondom ons leeft,
met aan de vergankelijkheid kan ontkomen.
En dat gevoelen stemt ons droef.
Ofschoon we weten, dat we hen, die onze
eerste levensdagen bespiedden en bewaakten,
die voor ons zorgden, zooveel in hun vermogen
Pas, om ons den weg der maatschappij, als we
tot vollen wasdom gekomen waren, zooveel
mogelijk een effen weg te doen zijn, ofschoon
we weten dat we die geliefden niet steeds bij
ons kunnen zien, zoo wenschen we toch dat
scheidensuur tot eene v'erre toekomst te ver-
scliuiveii, als is het ook dat onze ouders reeds
op hoogen leeftijd gekomen zijn. Doch eenmaal
komt'de groote maaier met zekerheid, en maait
met zijne .nooit faleude zeis die dierbaren weg.
En niet alleen ouden van dagen, maar ook
jongeren vallen als zijn oifer. Otis het niet
weder zoo, dat niet alleen velen met weemoed
staren naar den ledigen armstoel in het hoekje
van den baard, maar dat ook kelaas vele ver-
scheurde ouderharten herdenken de thans opge-
borgen wieg} die eens hnn Beveling bevatte,
wiens blijken van aanvalligheid hun gemoed
met trots, met hoop op een blijde toekomst
vervuldeV
die alIe» gevoelen hunne smart, elk voor
zich, op dezelfde wijze.
En elk onzer ondervindt die gedachten, hetzij
vioeg ..if laat, met de wetenschap, dat men ook
eenmaal aldus ons zal moeten gedenken.
Die wetenschap behoeft ons evenwel niet te
ontmoedigen. Zij kan ons in het pleclilig Oude-
jaarsavonduur tot ernst stemmen, maar zij be
hoeft niet tekort te doen aan de rechtmatigheid
onzer levensvreugde. Hoopvol behooren we de
toekomst tegemoet te gaan, ook al is het dat
we door de groote donkerte om ons heen ons
den moed bijna zouden zien ontzinken. Hoe
dikwijls zagen wij niet zelfs op de donkerste
dagen de zon nog doorbreken
Aan het einde van het jaar herinneren wij
ons al die voorvalleu en omstandigheden, hetzij
good, hetzij kwaad, vreugd en smart.
Wij vragen ons ook af: wat zijn wij zelven
geweest? Wat hebben wij gedaan Er zullen
niet velen zijn die kunnen getuigen altijd het
goede te hebben gedaan, al hebben zij het waar-
schijnlijk gewild. Roevelen zullen kunnen ge-
tuigen zich niet door hunne hartstochtenliefde
en haat, eerzucht en ijdelheid te hebben laten
besturen. Wie onzer heeft zich niets te ver-
wijten
Wij zjjn echter nog in aanzijn. Onze ster
is nog niet ten onder. Wij kunnen nog hopen,
nog vei betereu misschien wat we verkeerd
deden, mogelijk nog inhalen wat we verzuimden,
verkeerdheden in de toekomst voorkomen. Tal-
rjjke gebeden stijgen tot den Allerhoogsten, ora
Hem daarvoor Zijn steun af to sraeeken en de
mismoedigen te schragen.
En zoo blijft de Oudejaarsavond, hoevvel er
ondeischeid is in de viering, voor zoovelen een
tijd van herdenken, maar ook van vooruitzien.
Als de 12 middernachtsklokketonen verkon-
digen dat het oude jaar is gevoegd bij de
voorgaanden, staat onmiddellijk het nieuwe
gereed om ons mede te sleepen in den Snellen
loop der tijden.
Dan staan wij weder voor het onbekende.
Dat is wel elken dag, ieder uur het goval,
maar het dringt zich thans krachtiger aan ons
op. Doch, zooals we in den aanvang aan-
stipten, dat begin stemt ons blijmoediger, hoop-
voller, dan meestal het herdenken van het ver
leden. We hopen dan ook nim'mer het slechte,
het minder goede te wedervaren, en ook al
vieezen we dit, dan trachten we die vrees van
ons te werpen.
We treden elkaar dus op den eersten dag
des jaars in opgewekte stemming tegemoet, en
al is het ook dat het ffal wat wenschelijk is"
in vele gevallen weinig meer is dan een formule,
die wensch stempelt toch de algemeene uitdruk-
king der gevoelens.
De. hooP- voorspiegeling van dingen, die men
met ziet, maar die aan het zichtbare en doorleefde
toch verbonden zijn, lacht ons nooit vriende-
lijker toe, dan op den eersten morgen des jaars,
en het is of deze ons een kentering belooft
in het stormgetij van den tegenspoed, of hij
ons stil komfc vertellen dat de geluksstaat waarin
wij ons mogeu verhcugen, nog wel een tijd
duren zty En al hebben nu tal van ervarino-en
ons verteld dat op dergelijke denkbeeldige be-
loften geen staat is te maken, meenen wij ten
slotte zelfs daaraan de kans te ontleenen dat
dit nu wel het geval kan zijn. YVat in het
voiige jaar werd op touw gezet, wij verwachteii
het in t nieuwe jaar te kunnen voortzetten en
voltooienhet succes dat tot dusver uitbleef,
hopen we thans ons werk te zien bekronen.
Allen koesteren we, al is het ook in stilte, een
of andere hoop en daarin ligt onze mildere,
blijmoedige stemming besloten.
Een geluk is het daarom te hopen ofidealen
te bezitten, deznlken kennen een doel dat ze
trachten te bereiken, waarheen ze den steven
van hun scheepje wenden, dat hen meevoert op
de baren der levenszee.
Als we onze blikken wenden naar het wereld-
tooneel, zjjn in het afgeloopen jaar gelukkig
geen eriistige bloedige botsingen aan te'scippen,
al is het dat het zwaard niet overal in de
scheede bleef.
Natuurrampen kwamen minder voor, lioewel
vooral veel mijnrampen zijn gemeld en ook de
I s.'eeds snellere vervoermiddelen dikwijls slacht-
f'ers maakten.
Wanneer we aan rampen denken, komt ook
de schipbreuk der //Berlin", voor onzen geest,
die de geheeie wereld door de aandacht trok,
niet voornamelijk door het groote aantal slacht-
offers, maar door de blijken van manhaftigheid
en moed die daar door verschillenden onzer
landgenooten aan den dag zijn gelegd, voor het
redden van hen die op het wrak nog een schuil-
plaats vondeiu En nog lag dit versch in ons
geheugen, of reeds vieJ weer een nieuw blijk van
heldenmoed te boekstaven, uit onze naaste
omgeving, waar de familie Schroevers de be-
manning der gestrande //Dorus" met ware
doudsverachting gedurende een langen bangen
nacht met hoop wist te bezielen door hunne
aanwezigheid en die verkleumde mannen ten
laatste wist te redden. Wat een dankbaar en
blij herdenken, zoowel voor geredden als redders
Hoewel ons vaderland, gelukkig, niet te lijden
heeft onder ernstige politieke verwikkelingen,
bieef toch ook onze kalme politieke horizont
niet onbewolkt. Voor de tweede maal toch in
hetzelfde jaar, beleven we een ministerieele crisis,
die, wanneer we letten op de omstandigheden,
moeilijk zal zijn op te lossen op eene wijze,
die een vruchtbaar parlementair werken waar-
borgt. We blijven het een groote schaduwzijde
v ,n de tegenwoordige Staatsinstelling achten,
dat veelal de practische behartiging van zaken
op den achtergrond geraakt door het gedoe der
politieke grootheden, die elkaar een vlicg
tracliten at te vangen, in theoretische be-
schouwingen, doch waarvan ten slotte het
practische leven, waarin wij het meeste belang
stellen, of waarvan tastbare vruchten te pluk-
ken zijn, zoo weinig nut ervaart.
Levert daarvan niet de geschiedenis van de
stad onzer inwoning een bewjjs Ter Neuzen
heeft hulp noodig yan rijkswege. Herhaaldelijk
is daarop reeds jaren lang gewezen, we hoopten
zoowel op den Minister van Oorlog om onze
veste uit hare knellende banden te verlossen,
als op den Minister van Waterstaat om Ter
Neuzen inrichtingen te verschaffen die dienstig
konden zijn aan het voeden en uitbreiden van
hare levensader, de buitenlandsehe scheepvaart.
En hoewel dit ora ze met name te noemen
zaken zijn, geheel staande buiten de politiek,
is het juist aan de hoogere politiek te danken,
die Ministers deed roepen, en ook weer van
hun zetel verjaagde, dat we nog steeds even
ver staan als reeds jaren geleden.
We zijn overtuigd, op goede gronden, dat,
hadden we die wisseling van Ministers niet be-
leefd, er op het oogenblik geen strijd meer zou
behoeveu te worden gevoerdover de wijze waarop
Ter Neuzen zal moeten worden geholpen, dat
dan een destijds nim'mer bestreden plan reeds
lang tot uitvoering zou zijn gekomen, en dat
onze vertegenwoordigende lichamen op dit oogen
blik misschien alleen zouden te vragen hebben
om uitbreiding, om voortzetting van hetgeen toen
was aangevangen.
En nu zijn wij, het is reeds opgemerkt, weer
even ver als in het begin.
Een Minister, die het naar het scheen wel
met ons meende, die zich hier persoonlijk op
de hoogte kwam stellen en zich door de ver-
schillende belanghebbenden deed inlichten, heeft
ontslag aangevraagd. Krijgen we een opvolger
die het noodig acht zich ook weer opnieuw op
de hoogte te stellen, dan is dit, hoe te appre-
cieeren ook, weer tijdverlies, dat ten slotte
oorzaak zal zijn, dat een concurreerende haven
op de allerbeste wijze is toegerust, terwijl de
meermalen genoemde derde havenstad van Neder
land, die gelegen bezuiden de Schelde, nog-
steeds hulpbehoevend is en blijft en door de
concurrentie waaraan zij dan door het ont-
breken van de noodige inrichtingen niet het hoofd
kan bieden, een enormen terugslag zal onder-
vindun. Men bedenke toch dat, eenmaal verlegd
naar andere plaatsen, die aan den handel of
zijne vertegenwoordigers zeer voordeelige voor-
waarden hieden, die handel niet weer tot
ons zal tmigkeeren, wanneer we te eeniger tijd
het zoover zullen hebben gebracht om ook in
orde te zijn. Er rust daarom op hen, die op
;a
eenigerlei wijze geroepeu zijn de belaugen van
Ter Neuzen als haven te bevorderen, een zware
verantwoording, en met recht meenen we hen te
mogen toeroepen„W achters op de tinne, waakt
Overigens valt uit onze omgeving weinig te
boekstaven. Het jaar verliep, zooals hare voor-
gangsters, kalm, zonder bijzondere schokken,
hoewel ook de minder gunstige tinancieele
toestand veleti verliezen deed lijden, misschien
meer dan oppervlakkig bleek. Naast voor-
uitgang in zaken waren er ook omstandighe len
die anderen met bezorgdheid de toekomst deden
tegemoet zien, waar het moderne leven ook
alhier doordrong en toestanden scbiep die de
een betreurf. de andere toejuicht, maar die bet
meest worden gevoeld door hen die er op
hun beurt de nadeelen van ondervinden, terwijl
zij er wellicht nimmer erg in hadden toen anderen
voor hen door gelijke omstandigheden werden ge-
troffen, maar wat toen over hun hoofd heeuging.
De algemeene toestand nagaande, meenen
wij, dat, hoewel deze niet vooruitgaand was te
noemen, er toch reden is van dankensstot en
onze plaats en omgeving niet tot de ininst be-
voorrechten mag gerekend worden.
Hopen we daarom. dat het jaar 1908 voor
velen in het algemeen moge zijn niet een jaar
van stilstand, maar van bloei en vooruitgang.
Zeker mogen we ditmaal niet vergeten een 1 e
belangrijk feit aan te stippen, n. 1. dat dit jaar
aan een lang gekoesterdeu wensch werd gehoor
gegeven. Hoelang hadden we niet reeds ge-
wenscht onze geliefde Vorstin op Zeeuwsch-
Vlaamschen bodem te zien. Nog spoediger dan
we hadden verwacht werd dien wensch vervuid.
En welk resultaat leverde ons dat bezoek H t
overtrot aller stoutste verwachtingen. Het is
een tijdperk in ons leven, dat, hoe kort ook,
een niet uit te wisschen indruk heeft achter
gelaten. We hebben Haar van nabij gezien,
onze Koningin, die vele volken hoogachten,
Haar met Haar Gemaal, die dit jaar aan Holland's
Hoek toonde een van zin en streven te zijr
met Holland's helden die daar hun leven waagdej
We hebben Hen gezien,.ons VorstelijkEchtpaar,
en bij velen ontvloden tranen, tranen van dank
baarheid en diepgevoeld ger.ot, dat we Haar
hier zagen, van aangezichc tot aangezicht.
A oorzeker is bij die gelegenheid onomstoote
lijk gebleken en door de bevolking getoond,
dat ook hier, in dit vergeten hoekje bezuiden
de Schelde Nederlanders wonen.
We rekenen er daarom op. dat die uitin
der Zeenwsch-Vlaamsche bevolking ook gelden
zal, wanneer zij voor een af ander doel. van
Nederland hulp vraagt.
Moge ook in dit geval de geschiedenis van
1901 aan onze practische belangen ten goede
komen.
a
el,
ds
■s»
ir
Allerwege klinkt thans weer het ffAl wat
wenschelijk is Hoe breed, hoe veel omvaf-
tend is die wensch Ook wij, Uitgeefster en
Redactie van de Ter Neuzeusche Courant
wenschen U, lezt^vssen en lezers //Heil
en Yoorspoed i niet alleen voor u zelven,
maar ook voor Uwe familie, in Uw zaken. in
Uw bedrijf, kortom in al uw pogen en streven.
We moeten weer vooruit, op den voor oiis
bestemden weg. Hopen we, dat deze zoo min
mogelijk met doornen is bezaaid. Zien we
zelven nog even op "onzen vveg terug, dan ij,'
er voor ons redenen van zeer groote dankbaar
heid. We gingeii steeds voort op den weg,
dien we meenden dat ons; blad moest bewau-
delen, en we mochten dankbaar ervareu, da'
onzen talrijken lezerskring het met ons eens v
en bledf, ondanks veranderSe meeningen en
tijdsomstandigheden. Sterk staande in den
steun dien we van het lezend, maar bovenal
ook van het adverteerend publiek ondervonden,
dat bij voortduring van ons blad een drul^ge-
bruik blijft iliaken, hebben wij van onze zijde
niets achterwege gelaten, wat, naar we meenden,
in het belang van onze lezers kon zijn, en we
zullen trachten dat ook in den aanstaanden
jaarkring te doen, hopende, dat het ons, als
voorheen, niet aan den noodigen steun zal
ontbreken.
Dat het in 1908 alien wel ga
;ll
n,
COERMT
"-g- - -T"
il\
tigers
i»a
YI
f