Algemeen Nieuws- en Advertentieblad Zeeuwsch-Vlaanderen. No. 3807. Donderdag 24 Augustus 1899. voor -3f POLITIEAGINT. 39e Jaarsjana;. Proces-Dreyfus. Voorwaardeiijk Ontslagen. ABONNEMENT: FBXJlJbLETON 9) lEVZENSGIE COIIRAllT. p„ dri. maanden binn.A Te, Ne.een 1.-. Fr.nc. per poetV.or Nederland 1,10. Voor Belgie 1,40. Voor Amenka 1,321. Men abonneert aich bij alle Boekhandelaars, Postdirecteuren en Bneven- bushouders. ADVEBTENTlfiN: Van 1 tot 4 regels 0,40. Voor elken regel meer 0,10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de pnjs alechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. De BurgemeesteraVarTER droogtehet drinker te wenschen overlaat, het gebruik gevaar oplever. niet vooraf behoorlijk is gekookt. Ter Neuzen,*22 Augustus 1899. De Burgemeester voornoema, J. A. P. GEILL. De Burgemeester van TER NEUZEN roept bij dezeop sollicitanten naar da betrekking van Agent van politie in die eemeente op eene jaarwedde van 450,— met vier drieSrllkscbe verhoogingen van ^5- eene jaarhjksehe toelaag van f 75,— voor kleeding en 15,— in eens voor Bel an ighebben den niet ouder dan 35 jaar kunnen zich daartoe voor 29 Augustus a. s. bij gezegcld verzoekselmft waarin worden vermeld hunne namen en voornamen (volmt), tegenwoordige en vroegere betrekkingen, ouderdom en bur- gerUjken stfat, weuden, tot den Burgemeester, wordende daarbii tevens gevorderd overlegging van een getuigsehrift van zedelijk gedrag afgegeven door den Bnrgemeester der woonplaats van den soUijUtant. Tot persoonlijke aanmelding bij den Burgemeeste gelegenheid bestaan ten gemeentehuize op Dinsdag 29 A fustus e k. voormiddags tusschen 10 en 12 en snam.ddags van 24 uur. TerNeuzen, 22 Augustus 1899. De Burgemeester voornoemd, J. A. P. GEILL. Bennes, 22 Aug. Mr. Labori woont de zitting van den krijgsraad bij, gezeten in een leunmgstoel, Bij zijn binuenkomen straalt Dreyfus gelaat van '^De Voorzitter wenscht den verdediger geluk met Zijn aanvankelijk herstel en zegt, dat de krijgsraad verontwaardigd is over den snooden aanval. Labori dankt vol ontroering in enkele goed gekozen zmnen. Dreyfus drukt den verdediger de hand. De generaais Mercier en Billot wisselden eenige hof- feliike woorden met Labori, die nog bleek ziet Hii verklaarde daarna zijn plaats te hernemen meer om de debatten te volgeu dan daaraan deel te nemenhij hoopt dat uit een breede °P™»lng van de debatten de waarheid en de gerechtigbeid moge voortkomen. Daarna werden «le verhooren Het eerst werd gehoord de heer Grenier, oud- prefect van Belfort, die Esterhazy als den vervaar- diger van het borderel beschouwt. Hij deelt mee, dat Esterhazy aan zijn bevel om voor het ministerie van oorlog te verschijnen, nimmer gevolg gaf, hetgeen de prefect toeschreef aan de bemoeiingen van Henry. Majoor Kolin geeft eenige ongunstige mlichtingen over den agent Lajoux, waarop Labori vraagt, waarom deze oplichter nog 200 francs maandgeld ontvangt. Mr. Labori vroeg aan generaal Mercier hoe hij, die geen minister meer was, kennis had kunnen nemen van het valsche stuk-Schneider en van andere geheime stukken. Mercier weigerde te antwoorden. Overste Bertiu beschuldigde Dreyfus. Mr. Labori vroeg of hij vroeger niet had verklaard, dat Dreyfus onschuldig was, hetgeen Bertin erkende. De heer Scheurer-Kestner is wegens ziekte ver- hinderd te verschijnen en zond een historisch overzicht van de zaak. Twee pakketten, inhoudende verdachte bommen, zijn aan Labori geadresseerd, maar naar de directie van de artillerie verzonden. Men gelooft niet, dat hier een ernstige aanval bedoeld wasmaar men maakt er uit op, dat de man van den eersten aanslag te Rennes is teruggekeerd. Mr. Labori vraagt aan getuige Rolin, of lnj de verantwoordelijkheid op zich neemt voor een rapport van 30 November 1897, dat toegeschreven wordt aan een buitenlandschen gezant. De heer Carriere, regeeringscommissaris, protes- teert hiertegen dat is volgens hem een zaak, die met gesloten deuren moet onderzocht worden. Mr. Labori protesteert. Rolin zegt vreemd te zijn aan de vertaling van het rapport. Mr. Labori vroeg, hoe dit stuk in handen van generaal Mercier is gekomen, die geen minister meer was, toen het aankwam en het toch een staatsgeheim is. Generaal Mercier antwoordt, dat hij de ver antwoordelijkheid van de vertaling op zich neemt Mr. Labori vraagt met welk recht generaal Mer cier houder is van al deze documenten. Generaal Mercier beantwoordt deze vraag niet. Mr. Labori constateert, dat Mercier dan weigert, de verant woordelijkheid op zich te nemen. Fenet, oud-secretaris van den minister van oor log, zegt dat Dreyfus aan 't einde van '93 in 't bureau van den kommandant Bertin is gezien in gezelschap van iemand in burgerkleeding voor het reglementair uur. Dreyfus protesteert tegen de feiteu, door getuige aangehaald en zegt, dat hij nooit buiten de uren naar zijn bureau is gegaan. Bertin spreekt van 't verblijf van Dreyfus, toen hij in dienst was en op de hoogte was van't oos- ternethij werd nalatig en ik heb hem aanteeke- uingen gegeven, die hem niet veroorloofden in den dienst der spoorwegen te treden. Bertin spreekt over de vergelijkingen van het handschrift in 1894 en verklaart, dat hij overtuigd is van de schuld van Dreyfus door het rapport van den schriftkundige Bertillon. Hij zegt dat hij zijn gevoelen mededeelde aan Casmir Perier, die daardoor zeer getroffen was. De griffier leest een brief van Scheurer Kestner voor, waarin hij zich verontschuldigt niet te kun nen komen. Hij heeft een historisch overzicht van de zaak, en wijst op de bekentenis van Esterhazy. Bertin' zegt, op de vraag van mr. Deinange, dat hij de familie Dreyfus nooit onkundig heeft gelatendat hij overtuigd was van de schuld van Dreyfus. Bertin zegt verder dat hij in gesprek is geweest met Elsassers, die verwonderd waren over het zenden van Picquart naar Tunis. Labori vraagt getuige of hij zich kan herinne- ren, wie aan een diner bij een gezamenlijken vriend, de man was, die zijne overtuiging van de onschuld van Dreyfus uitsprak. Te Parijs hebben Zondagmiddag ongeregeldheden plaats gehad, waarvan de aard nog moeilijk uit te maken is, maar waaraan ongetwijfeld de staat van ziekelijke overspanning niet vreemd zal wezen, waarin men daar teugevolge van het eindeloos gerekte Dreyfusschandaal verkeert. Begonnen als een socialistisch-anarchistische manifestatie, is het later een soort van beeldenstorm geworden, om ten slotte als een gewoon opstootje met de kreten „Leve de Republiek,/Leve het legerte eindigen. De eerste berichten schijnen sterk over- dreven te zijn geweest. De latere zijn veel kalmer. Wij laten ze hier in hoofdzaak volgen Een aantal socialisten en anarchisten trok om 3 uur, naar aanleiding van eene oproeping van Sebastien Faure, naar de Place de la Republique. Zij werden door agenten van politie uiteenge- dreven. De betoogers begaven zich nu onder leiding van Faure naar de Place de la Nation, doch werden onderweg door de politie tegengehouden. Er ont- stond een hevige vechtpartij, waarbij revolver- schoten werden gelost. Een commissaris van politie werd door twee messteken getroffen. De stoet herstelde zich spoedig en vervolgde zijn weg. Op de Place de la Nation had een nieuw, nog heviger gevecht plaats. Ook hier werd geschoten. Drie agenten bekwamen verwondingen. Sebastien Faure en vier vrienden sprongen op een tramwagen, doch werden weldra gearresteerd en naar de kazerne Chateau d'Eau gebracht. Terwijl Faure een goed heenkomen zocht op de tram, werden eenige manifestanten door de politie gearresteerd. De rest der betoogers begaf zich naar de Place de la Republique terug. Onder weg werden van een tweetal kerkelijke instellingen de ruiten ingeworpen. Om vijf uur was men aangekomen in de Rue Arbay, waar een aanval werd gedaan op de St. Jozefskerk. De betoogers waren gewapend met bijlen en lange messen, die zij uit de winkels hadden weggenomen. De ijzeren hekken voor de kerk werden met bijlslagen vernield, waarop de zware eiken deuren werden opengehakt en de bende de kerk binnendrong. Hier werd alles geplunderd. Zes altaren werden verwoest, de doopvonten ter aarde geworpen, de schilderijen verscheurd, de beelden stuk geslagen. Vervolgens vielen de woestelingen op het hoogaltaar aan. Het taber- nakel werd op den grond geslingerd, de heilige hosties vertrapt, de meubelen verbrijzeld. De deuren en de stukken van de meubelen werden neergeworpen midden op het pleintje voor de kerk, waareen brandstapel werd gemaakt en aangestoken. De koster der kerk slaagde er in te ontsnappen en waarschuwde de politie. Weldra kwamen politie en Republikeinsche garde opdagen doch werden genoodzaakt zich te verdedigeu tegen de gewapende manifestanten. Een twiutigtal op- roerlingen vluchtten in een nabijzijnd huis, anderen in den kerktoren. De politie moest een formed beleg beginnen, waarvan het einde was, dat de twintig opgeslotenen werden gegrepen en naar het politieburau gebracht. Toen de agenten in de kerk kwamen, was men bezig den brand te steken in den preekstoel, dien men blijkbaar niet kon klein krijgen, De kerk ziet er deerlijk gehavend uit. Volgens eene latere lezing is het gebeurde niet zoo ernstig als men eerst had gemeld. Er zijn wel tal van voorwerpen vernield, doch geen enkel voorwerp van kerkelijke vereering is aangetast. Dit deel der betooging droeg niet het karakter van een oproer. Talrijke kleinere betoogingen werden in den loop van den avond door de politie uiteengedreven. De menigte riep ,/Leve het leger Leve de Republiek HOOFDSTUK VIII. In de Hermitage. De dagen spoedden heen in de Hermitage, en kapitein Halford, die zijn enkel toch ernstiger had hezeerd, dan men eerst had gedacht, nam lang- zamerhand in beterschap toe. Doch men moest hem de trap af helpen eu op de sofa. Spoedig echter kon hij door de kamer hinken met behulp van een stok. Elken dag was Dennis Avory komen informeeren naar zijn gezondheid, en dit bezoek bleek steeds welkom. Mevrouw Alison, May's moeder, aan wie hij spoedig was voorgesteld, was hem een raadsel. Zij was een lieve, vriendelijkt, vrouw, maar er was op haar gelaat een trek van droefheid, dien hij zich niet kon verklaren. Kapitein Halford was, ondanks zijne onmogelijke praatjes, een man, in wiens gezelschap men zich onmogelijk treurig kon gevoelen, en May was het vroolijkste en bekocr- lijkste meisje, dat ooit zonneschijn bracht in een huiselijken kring. Dennis wist, dat mevrouw Alison een zwakke gezondheid had, al was ze niet bepaald ziek soms, als het gesprek levendig werd, ontspanden hare strakke gelaatstrekken, en zij toonde zekere belang- stellingdoch weldra verviel zij weer in haar lustelooze houding, en op haar gelaat behielden zorg en smart de overhand. Den dag, toen Dennis kennis kreeg van Hansell's aankomst te Londen, bracht hij als gewoonlijk een bezoek aan de Hermitage. De kapitein was niet in de beste stemming hij had kou gevat en was vol van de somberste voorgevoeleus. 't Zal zeker mijn dood zijn, meneer Avory riep hij uit. Ik ben er zeker van. Ik heb zoo'n zwakke borst. Een longontsleking zal niet uitblijven. Dan moet ik elken winter naar't zuiden van Frankrijk, onder een hoop vervelende vreemde- lingen. Die plaatsen, waar men een gezondheids- kuur moet doormaken, zijn eigenlijk ware pestholen. 'tis er vochtig en akelig je kunt er in vier-en- twintig uren dood en begraven zijn. Op een goe- dag zal ik er wakker worden en merken, dat ik al in mijn doodkist lig. O, zoo erg is het niet, willen we hopen zei Dennis lachend. Hoe is u dan aan die kou gekomen U is toch niet de deur uit geweest De deur uit De hemel beware mij Maar die idioot van een knecht had de kachel in mijn kamer eergi^ter zoo opgestookt, dat het er was om te stikken. Ik deed het raam open nu, je begrijpt de rest, he We zullen maar hopen, dat het een gewone verkoudheid is. U zal er wel gauw doorheen zijn. Ik ben niet zoo gauw ergens doorheen. Ik ben nog zenuwachtig als ik er aan dehk. Want die gloeiende kachel had licht brand kunnen veroor- zaken, en dan zou ik mij onmogelijk hebben redden met mijn zieke been. Ik zou geroosterd zijn, levend verbraud, en ze hadden wat verkoolde beenderen met asch en puin in een doodkist naar't kerkhof kunnen dragen. Dennis trachtte hem gernst te stellen, maar de oude heer bleef doordraven en vertelle, dat hij geen nacht meer rustig slapen zou in de Hermitage. Hij rook overal brandlucht en drootnde, dat hij uit een venster sprong en aan de spijlen van een balkonhek tusschen hemel en aarde hing, terwijl het vuur zijne handen schroeide. Om de aandacht van den kapitein op een ander onderwerp te vestigen, vertelde Avory nu, dat het met de voor hem zoo aangename bezoeken aan de Hermitage wel spoedig gedaan zon zijn. Hij kon elk oogenblik naar Londen geroepen worden, om zijn taak als secretaris van den Zuid-Afrikaan- schen millionnair te aanvaarden. - Zoo, zei de kapitein, dus je gaat wonen bij een van die Afrikaansche snuiters Hoe heet hij P Clement Hansell. Ei't Spijt me voor jou, jongen. Je zult je plezier wel op kunnen. Hij zal er boksers en renpaarden op na houden hij zal naar de cafe- chantants loopen in een groote pels en een diamant zoo groot als een knikker in zijn overhemd. O, neen, bij is heelemaal niet van die soort, antwoordde Dennis, met een kleine opwelling van geraaktheid. Neen Dat doet mij plezier voor jou Maar ik houd niets van die millionnairs. Geld is tegenwoordig overal hoofdzaak het verdringt alles verstand, geboorte, opvoeding, talent alles Wat is jou millionnair voor een man Ik weet niet veel van hem. Ik heb hem maar eens gezien, te Johannesburg, in zijn kantoor. Ik had een aanbevelingsbrief van een vriend mijns vaders, dien ik ginds ontmoette. Ik scheen hem te bevallen, omdat ik goed op de hoogte was met Londen en enkele lui daar. Hij zei, dat hij een secretaris noodig had, als hij in Engeland kwam, en bood mij de betrekking aan. Ik accepteerde en kwam hier. Nu wacht ik enkel, tot hij mij een boodschap stuurt. De kapitein schudde het hoofd. Je zult zelf wel weten, wat je moet doen, denk ik, zei hijmaar ik zie het niet graag, dat de zoons van onze beste oude families buigen en complimenten maken voor die parvenus. Als't zoo doorgaat, zie ik nog den zoon van een edelman als lakei spelen in 't huis vau zijn vader, dat ver- kocht is aan een spekslager uit Chicago of een plebejer, die fortuin maakte in de diamantvelden. De kapitein vergat in 't vuur der rede zijn gekwetsten voet en sprong overeind. Hij gaf terstond een schreeuw van pijn, welke May uit de andere kamer deed toesnellen. 't Is niets, zei de kapiteinik dacht niet aan mijn enkel. Dennis, die weinig gesticht was door des kapiteins beschouwingen over millionnairs in t algemeen en Zuid-Afrikaansche millionnairs in't bizonder, stond op om afscheid te nemen. 't Kan wel zijn, dat ik u niet weerzie, juffrou w Alison, sprak hij. Ik kan elk oogenblik naar Londen geroepen worden. EiIs meneer Hansell gearriveerd vroeg May. Ja, en ik heb hem getelegrafeerd, dat ik kan komen, zoodra hij mij noodig heeft. 't Spijt mij, dat u heengaat, zei May.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1899 | | pagina 1