Algemees Nieuws- en Advertentieblad voor Zeenwsch-Vlaanderen. No. 3749. Zaterdag 8 April 1899. Zon- en Feestdagen. QSSCEULS1Q VM00BDMLD. Lokken van werklieden naar Duitschland. 39e Jaarga'ig. Binnenland. ABONNEMENT: Inzending van advertentien v6or 3 uren op den dag der uitgave. FBUILLBTON Naar het Franscli ran JULES MARY. io) - POLITIEK OVERZICHT. TER NEUZENSCHE COERANT. Per drie maanden binnen Ter Neuzen f 1,Franco per post: Voor Nederland 1,10. Voor Belgie 1,40. Voor Amerika 1,32$. Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirecteuren en Brieven- bushouders. ADVERTENTIEN Van 1 tot 4 regels f 0,40. Voor elken regel meer 0,10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wordt de prijt slechts tweemaal berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. Dit l»lail verNCliiJnt tiaaa.l»«-. Woeuwlug. en VnUagavoail, nitgeamuierd op Feestdayen, bij den nltyever J. VAI OK »AI»D« te Ter tienzen. Bnrgemeester en Wethouders van de gemeente TER NEUZEN gelet op het besluit van heeren Gedeputeerde Staten van •den 15den Juli 1844, n°. 1, (Provinciaal blad n°. 87), houdende mededeeling van 's Konings verlangen, dat de ingezetenen aan de bepalingen der wet van den l8ten Maart 1815, (Staatsblad n0. 21betrekkelijk de viering van Zon- en Feestdagen, jaarlijks zullen worden herinnerdbrengen mitsdien den inhoud van voormelde wet ter kennis van de ingezetenen dezer gemeente, luidende als volgt Artikel 1 »Dat op Zondagen, en op zoodanige Godsdienstige Feest dagen als door de Kerkgenootschappen van de Christelijke Godsdienst dezer LandeD algemeen erkend en gevierd worden, niet alleen geene beroepsbezigheden zullen mogen verricht worden welke de Godsdienst zoude kunnen storen, maar dat in het algemeen geene openbare arbeid zal mogen plants hebben, dan ingeval van noodzakelijkheid, als wanneer de plaatselijke Eegeering daartoe schriftelijke toestemming zal geven." Art. 2. »Dat op deze dagen, met uitzondering van geringe eetwaren, geene koopwaren hoegenaamd op markten, straten of open- bare plaatsen zullen mogen worden uitgestald ot verkocht, en dat Kooplieden en Winkeliers hunne waren niet zullen mogen uitstallen nocli met opene deuren verkoopen." Art. 3. Dat, gedurende den tijd voor de openbare Godsdienst- oefening bestemd, de deuren der herbergen en andere plaatsen, alwaar drank verkocht wordt, voor zoo verre dezelve binnen den besloten kring der gebouwen liggende zijn, zullen gesloten zijn, en dat ook, gedurende dienzelfden tijd, geener- hande spelen, hetzij kolven, balslaan of dergelijke mogen plaats hebben." Art. 4. •Dat geene openbare vermakelijkheden, zoo als Schouw- burgen, publieke Danspartijen, Conierten en Harddraverijen, op de Zondagen en algemeene Feestdagen zullen gedoogd wordenzullende het aan de plaatselijke Besturen worden vrijgelaten hieromtrent eene uitzondering toe te staan, mits niet dan na het volkomen eindigen van alle Godsdienst- oefeningen." Art. 5. »Dat de plaatselijke Politie zorg zal dragen, ten einde alle hinderlijke bewegingen en gerucht in de nabijheid der ge bouwen, tot de openbare Eeredienst bestemd, en in het algemeen alles wat dezelve zoude kunnen hinderlijk zijn, voor te komen of te doen ophouden." Art. 6. »Dat de overtredingen tegen de bepalingen van dit besluit naar gelang van persoon en omstandigheden, zullen gestraft worden met eene boete van niet hooger dan rrijf en twintig guldenof met eene gevangenis van niet langer dan drie dagenvoor de overtreders die buiten staat moebten zijn deze boete te betalen." t Art. 7. Dat bij eene tweede overtrading de boete of straf zal verdubbeld worden, en wijders alle de te koop gelegde of uitgestalde goederen verbeurd verklaard, en de herbergen of andere publieke plaatsen, voor een maand gesloten." En dat door deze algemeene verordeningen alle daarmede niet overeenkomstige Provinciale of plaatselijke Reglementen en inrichtingen zullen worden gehouden voor vervallen." Gerard nam zelfs de revolver niet in de hand. Ik behoef niet eens te zien, meneer. Papa heeft mij dikwijls genoeg verteld, dat hij enkel vijf jachtgeweren had, van verschillend kaliber, en een dienstrevolver papa was reserve-]unte nant Dat wapen ken ik niet'k heb het nooit in zijne handen gezien. 't Is verroest en oud papa zou dat al lang weggegooid hebben. De knaap snikte en voegde er bij En toch heeft dat hem gedood De commissaris wees op de revolver en vroeg aan Collivet En u, meneer P Ik heb dat wapen nooit in handen van meneer gezien. U, mevrouw Marguerite schudde het lioofd, onmachtig, een woord te zeggen. Hare geschiedenis van den zelf- moord viel ineen als een kaartenhuis. En er bleef niets over dan de misdaad Delangle, schijnbaar achteloos met de hand rommelend in de papieren op de schrijftafel, wees op het spoorwegboekje, dat open lag bij de blad- zijden der Noorderlijuen. Meneer de Beaupreault scheen reisplannen te hebben, zei hij dat komt niet overeen met het voornemen tot zelfmoord. Burgemeester en Wethouders de aandaclit der ingezetenen op de voorschreven bepalingen vestigende, noodigen dezelve tevens uit, om door eene stipte inachtneming derzelve, tot de nuttige en wijze bedoelingen van Zijne Majesteit mede te werken. En opdat niemand hiervan eenige ODwetendheid zoude kunnen voorwenden zal deze worden afgekondigd en aangeplakt, waar zulks binnen deze gemeente gebruikelijk is. Ter Neuzen, den 6 April 1899. Bnrgemeester ee Wethouders voornoemd, J. A. P. GEILL. De Secretaris, J. WISKERKE. De Burgemeester van TER NEUZEN, gezien de circulaires van den heer Commissaris der Koningin in deze provincie van den 24 Mei 1890 en 26 November 1891, waaruit blijkt dat het herhaaldelijk is voorgekomen dat Nederlandsche werklieden, door berichten in de nieuws- bladen of door daartoe uitgezonden agenten, soms met ver- strekking van reisgeld voor de heenreis, naar Duitschland ten belioeve van industrieele ondernemingen worden gelokt, terwijl bij hun aankomst ter plaatse blijkt, dat zij daar niet gebruikt kunnen worden, maakt de ingezetenen opmerkzaam dat het geraden is, alvorens op zulke berichten en voorspiegelingen der agenten af te gaan, bf zelf of door tusschenkomst van den Burgemeesler hunner woonplaats zich te wenden tot den Nederlandschen consul in de streek, waar die ondernemingen zich bevinden, om inlichtingen omtrent de vooruitzichten in het bekomen van werk, de loonen en de huurprijzen der woningen aldaar. Ter Neuzen, den 6 April 1899. De Burgemeester voornoemd, J. A. P. GEILL. Het is bijna onmogelijk, ander liieuws over Frankrijk te geven, dan over de Dreyfus-zaak. Langzamerhand zijn er zooveel personen in betrok- ken geworden, dat het moeilijk wordt, er oog op te houden. De kwestie of Faure tegen Gibert zich uitgelaten zou hebben over het geheime stuk wordt nog eens door Monod toegelicht en met ander opzieu- barend nieuws vermeerderd. Hij schrijft, dat een man als Gibert nooit gelogen zou hebben, en als deze dus verklaart, Faure heeft dit of dat aan mij toevertrouwd, dan is dat waar. En dan ver- volgt de schrijver*De senator Siegfried weet als ik, dat Faure, den naam Gibert ziende onder de getuigen in het proces-Zola, hem niet alleen met tegenspraak gedreigd heeft, maar ook met te laten vertellen, dat de dokter zijn verstand verloren had en door eene somnambule zich in de luren liet leggen. Wij zien nu, dat die bedreigingen niet ijdel waren. Als Gibert gezwegen heeft, is dit echter niet uit persoonlijken angst geweest, mumii ■mil. En binnensmonds voegde hij er bij De Belgische trein De trein der vluchten- de kassiers De inspecteur was intusscben aan 't snuffeler. geweest. Hier is zelfs een valies zei de man. En hij zette het zwart leeren koffertje op tafel, waar- in Jean Demarr het millioen gezonden had aan mevrouw de Beaupreault. De commissaris opende het en keek er in. Meneer, zei Marguerite, in dat valies is een millioen aan bankbiljetten. Algemeene verwondering. Zooeven, mevrouw, vertelde u ons dat de zaken van uw echtgenool in zeer slechten toestand verkeerden. Dit millioen, gereed om mee te nemen, doet denken aan een bijgedachte, waarover ik gaarne uw meenig zou weten. Ik heb geen reden, die terug te houden. Mijn man was van oordeel, dat alles hersteld kon worden met een belangrijke som. Hij zocht en vond een vriend, die ze wilae geven. Het geld, waarmee hij zijn fortuin kon redden, werd hem heden verstrekt. Ik denk, mevrouw, dat u ons wel den naam kunt noemeii van dien edehnoedigen vriend? Jaen u kent hem zeker ook welmeneer Jean Demarr. De beroemde advokaat Hij zelf. Delangle zweeg eenige seconden. Mevrouw, hernam hij, ik heb u daar straks laten spreken want 't was voor mij van belang wat u dacht van de gebeurtenis, die zulk een ramp brengt over uw huis.U gelooft aan zelfmoord maar wijl hij vreesde, de zaak van een onsehul- dige te Senadeelen, door eene zoo hoog geplaatste persoonlijkheid, in staat, dergelijke bedreigingen te doen, te vertoornen." Eene andere courant vertelt, dat een artikel tegen dokter Gibert, van November 1897, haar is bezorgd door Blondel, een vertrouwd vriend van Faure. Het verhoor van Roget vult nog 20 kolom- men van de //Figaro". Hij betoogt daarin, dat Esterhazy onmogelijk het borderel geschreven kan hebben, en tegenover deze uitlatingen is nog al merkwaardig een artikel in de //Siecle", van Gaston Moch, oud-artillerie-officier, die de beschouwingen van Cavaignae over het borderel aan kritiek onderwerpt. Hij zet uiteen, onder aanhaling van een groot aantal voorbeelden, dat in het borderel een aantal min of meer verkeerde uitdrukkingen voorkomen, die een artillerie-officier, als Dreyfus, niet kan gebezigd hebben. Het stuk is dus bf van een officier van een ander wapen bf van een artillerist van lagen rang. Keeren we terug tot hetgeeu generaal Roget beweert over het borderel. Als men mij bewees, verklaarde hij, dat Esterhazy het borderel moet geschreven hebben, zou ik dat natuurlijk niet kunnen betwisten maar als Esterhazy zelf het mij zeide, zou ik hem niet gelooven. Het is Esterhazy, volgens generaal Roget, volstrekt on mogelijk geweest, zich de bescheiden, in het bor derel genoemd, te verschaflen, tenzij hij aan den generalen staf een medeplichtige heeft gehad. En Henry kan dat niet geweest zijn. "Waarom niet? Na ontdekking van de vervalsching had de generaal Henry ondervraagd, en deze had toen ontkend, met Esterhazy in betrekking te hebben gestaan, behalve in Tunis en eenmaal in 1895. Op het oogenblik der ondervraging zeide Roget had Henry geen enkele reden om niet de waarheid te zeggenhij is toen stellig oprecht geweest. En daarop voegde Roget er aan toe z/Ik geloof dit ten minste." Roget en du Paty zijn het geheel oneens. Het optreden van du Paty verklaart Roget uit het verlangen, zijn gedaag van 1894 te verdedigen, en uit zijn verstoordheid tegen Picquart. Du Paty en Esterhazy zouden, volgens getuige, door zich voor te doen als van hoogerhand beschermd, hierin enkel het beste middel hebben gezien om zich uit de verlegenheid te redden. Hij is over- tuigd, dat du Paty het //document liberateur" van Esterhazy geleverd heeftook, dat du Paty Jazeker... antwoordde zij bevend; moord komt mij ondenkbaar voor. Ge vergist u toch mevrouw. Uw echtge- noot is vermoord Meneer. Ik verzeker 't u. Wij waren er dadelijk van overtuigd. Het schot, dat meneer de Beau preault trof, werd op meer dan een meter afstand van hem gelost. Als hij zich had doodgeschoten, zouden de kleeren sporen dragen van 't kruit. O, meneer, vergis u niet't Zou vreeselijk zijn en ik zweer u. Zweer niet, mevrouw. Hier is een moorde- naar geweest, en in zijn verwarring heeft hij deze onde revolver achter gelaten die niemand herkent. Overigens zullen de doctoren ons na hun onder- zoek we] verder inlichten. Hij gaf een papier mee aan den inspecteur, die heenging. Eenige minuten daarna bracht men het lijk weg, om geschouwd te worden. Gerard volgde de mannen, die het droegen. Toen haar zoon zich verwijderde, scheen Mar guerite als verlichtmaar nog altijd deed haar gelaat een groot zielelijden vermoeden. De commissaris vroeg aan Collivet Dus u heeft 't laatst meneer de Beaupreault in leven gezien Het voorlaatst, meneeru vergeet den moordenaar. Ja. En wat zei meneer de Beaupreault tegen u Hij verzocht mij, daar er niemand anders was, een rijtuig voor hem te gaan halen. Dat is alles het stuk uit het proces van 1893 had achter- gehouden. Ter gelegenheid van den 80sten verjaardag van den Duitschen rijkskanselier vorst Hohenlohe heeft deze te Baden-Baden een feestmaal aangericht voor wie hem daar waren komen bezoeken. Aan tafel is menig hartelijk woord tot hem gesproken. Uit naam van den Bondsraad sprak de Beiersche gezant, graaf Lerchenfeld. Vorst Hohenlohe, zeide hij, was steeds een voorvechter van de Duitsche eenheid geweest en had aan de Duitsche idealen verwezenlijking helpen verschaffen. En de hertog van Ratibor prees den kanselier als een voorbeeld van trouwe plichtsbetrachting en echte vaderlands- liefde. De rijkskanselier zeide in zijn antwoord o. a. z/Het is waar, dat ik sedert meer dan vijftig jaar een trouw voorvechter van de Duitsche eeliheid ben geweest, maar niet in de eerste plaats. Voor geweldige daden heb ik geen gelegenheid gehad en toen ik tot het hoogste ambt in dienst van den Keizer werd geroepen, was het rijk tot stand ge- komen. Mij bleef en blijft de roeping, te onder- houden en te behouden wat tot stand is gekomen. Dat is ook eene schoone roeping. Zij wordt mij gemakkelijk gemaakt door de medewerking van de verbonden regeeringen." De heer Von Puttkamer herdacht nog Hohen- lohe's verdienstelijke werkzaamheid als stadhouder van het rijksland. Hohenlohe was daar, zeide hij, een wachter voor de Duitsche zaak geweest en had tevens in hooge mate de sympathie van de bewoners van het land verworven. In zijn ant woord noemde Hohenlohe Elzas-Lotharingen zijn tweede vaderland. De gemeenteraad van Straatsburg heeft ter eere van den 80jarigen verjaardag van den kanselier eene nieuwe straat in die stad naar hem genoemd. De officieele uitnoodigingen voor de Vredes- Conferentie zijn door onze regeering verzonden. De Minister van Buitenlandsche Zaken heeft onze diplomatieke vertegenwoordigers in den vreemde opgedragen die uitnoodigingen tot de gouverne- menten, bij welke zij zijn geaccrediteerd, over te brengen. In het kort wordt daarbij de wordingsgeschie- denis der conference, het lofwaardig initiatief van den Czaar, om door een internatiouale bespreking de zegeningen des vredes te verspreiden en zoo mogelijk te komen tot matiging van de over- Alles. Marguerite bracht nu in het midden Meneer Collivet vergeet een ding. Wat dan, mevrouw? vroeg de boekhouder verrast. Mijn man verzocht u, mij te zeggen, dat hij mij wenschte te spreken. Neen, mevrouw, dat heb ik niet ver- getenmaar ik kon er geen rekenschap van geven aan de justitie, omdat ik de justitie de waarheid moet zeggen, en niets dan de waarheid. Wat bedoelt u daarmee vroeg de com missaris. Dat 't niet moeilijk viel, te raden, dat meneer de Beauprerult van plan was te vluchten dat valies in zijn hand het spoorwegboekje 't sturen om een rijtuig, en dan zijn koortsachtige opgewondenheiddat alles wees er op dat hij wilde vluchten. Daarom nam ik het op mij, mevrouw te waarschuwen mevrouw-weet, hoe ik voor de familie benik hield haar altijd op de hoogte van de zaken. Die vlucht beteekende schande voor het huis, en alleen mevrouw kon dat verhinderen. Daarom loog ik. De laatste, die meneer wenschte te zien in dat uiterste oogen blik, was wel zijn vrouw. Ik heb er echter geen berouw over, dat ik het deed. Trouwens, tusschen het oogenblik, dat meneer mij uitstuurde om een rijtuig, en het oogenblik, dat mevrouw binnen kwam, werd het misdrijf bedreven. Mijn leugen was er niet van invloed op. Welke andere bedienden waren erin 'tkantoor? Niemand anders dan ik. (Wordt vervolgd.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1899 | | pagina 1