A1 g emeen Nienws- en Advertentieblad voor Zeenwsch-Vlaanderen No. 3460. Donderdag 20 Mei 1897. HI &QDSGEBICHT. 37e Jaar^ang. Onderzoek vail de Verlofgangers der Nationale Militie. Binnenland ABONNEMENT: Inzending van advertentien voor 3 uren op den dag der uitgave. FEUILLETON DE OORLOG IN HET OOSTEN. TER ElIZESISCHE <01 lit VI Per drie maanden binnen Ter Neuzen f 1,Franco per postYoor Nederland f 1,10. Yoor Belgie 1,40. Voor Amerika 1,32£. Men aooirneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirecteuren en Brieven- bushouders. iii ADVERTENT!^: Van 1 tot 4 regels 0,40. Voor elken regel meer 0,10. Bij directe opgaaf van driemaal plaatsing derzelfde advertentie wor^t de prijs sleclits t w e e m a a 1 berekend. Grootere letters worden naar plaatsruimte berekend. nit blail verscliijnt tiaarnlai;., Woeusdag- en Vrij<lai;avon<t, uitf»ezon«Ierii op Feestdagen, bij den uitgever P. J. Til DK 8AXHE te Tee Kemrn. Burgemeester en Wethouders der gemeente TER NEUZEN, gezien het beslilit van den heer Commissaris der Koningin in Zeeland van 7 Mei 1897, A no. 1089/i, 3e afdeeling N. M., (Provinciaalblad no. 45) brengen, ter kennis van degenen, die het aangaat dat het onderzoek van de verlofgangers der Nationale Militie te land, om het even uit welke provincie zij afkomstig zijn en onversckillig tot welke lichting zij behoorenzal plaats hebben te Ter Neuzen, op Woensdag den 3 Jiini 1§9?, ties voormiddag?* 4e 9 uren (Amster- damschen tijd) voor het gemeentehuis. En worden mitsdien de verlofgangers, welke zich in deze gemeente bevinden, behoorende tot de lichtingen 18901896, die voor den In April 11. in het genot van onbepaald verlof zijn gesteld, tot het ophanden zijnde onderzoek opgeroepen en tevens herinnert aan de volgende bepalingen der wet op de nationale militie 1°. de verlofganger meldt zich binnen dertig dagen na den dag, waarop hem de verlofpas is uitgereikt, bij den Burge meester zijner woonplaats aan, ten einde deze zijn verlofpas voor gezien teekene (Art. 133); 2°. de verlofganger, die zich in eene andere gemeente gaat vestigen, geeft daarvan kennis aan den Burgemeester zijner woonplaats. Binnen dertig dagen na den dag, waarop hij komt in de gemeente, waarin hij zich vestigt, meldt hij zich evenzeer aan bij den Burgemeester dier gemeente, opdat zijn verlofpas ook door hem voor gezien worde geteekend (Art. 134); 3°. de verlofganger mag zich, zonder toestemming van den Minister van Oorlog, niet langer dan gedurende vier weken buiten 's lands begeven (Art. 136); 4°. de verlofganger, die de artt. 133 134 en 136 niet naleeft, wordt in werkelijken dienst geroepen en daarin gedu rende ten hoogste twee maanden gehouden. De duur van dezen dienst wordt bepaald door den Minister van Oorlog (Art. 137) 50. de verlofganger, die bij openbare kennisgeving is opge roepen om door den Militie-cornmissaris te worden onderzocht, verscliijnt bij het onderzoek in uniform gekleed en voorzien van de kleeding- en uitrustingstukken, hem bij zijn vertrek met verlof medegegeven, van zijn zakboekje en van zijn verlofpas. (Artt. 138, 139 en 140); 6°. de verlofganger is aan de militaire rechtspleging en tucht onderworpen, onder anderen gedurende den tijd, welken het onderzoek voor den Militie-coinmissaris duurt, en, in het algemeen, wanneer hij in uniform gekleed is. (Art. 130); 7°. behoudens het bepaalde bij art. 130, kan een arrest van twee tot zes dagente ondergaan in de naastbij gelegen provoost of het naastbij zijnde huis van bewaring of arrest, door den Militie-coinmissaris worden opgelcgd aan den ver lofganger a. die, zonder geldige redenen, niet bij het onderzoek verschijnt b. die, daarbij verschenen zijnde, zonder geldige reden niet voorzien is van de bij art. 140 verinelde voorwerpen c. wiens kleeding- en uitrustingstukken bij het onderzoek niet in voldoenden staat worden bevonden d. die kleeding- of uitrustingstukken, aan een ander be hoorende, als de zijne vertoont. (Art. 141); 8°. onverminderd de straf in het voorgaand artikel vermeld, is de verlofganger verplicht, op daartoe door den Militie- commissaris te bepalen, tijd en plaats en op de in art. 140 voorgeschreven wijze, voor hem te verschijnen, om te worden onderzocht (Art. 143) 9°. de verlofganger, die zich bij herlialiug schuldig maakt ROMAN naar het Engelsch van A. C 0 N A N DOYLE. Holmes was waarlijk geen moeilijk mensch iu den orngang. Hij was stil iu zijne manieren en geregeld in zijne gewoonten. Het gebeurde hem zelden later dan tien uur naar bed te gaan, en hij had altijd outbeten en was uitgegaan voordat ik 's morgens opstond. Nu en dan bracht hij den dag door op het chemisch laboratorium, dan weder in de ontleedzalen, en somtijds ook met lange wandelingen, die hem tot de donkerste achterbuurten der City schenen te voeren. Niets kon zijn geestkracht doen verslappen, wanneer hij eenmaal door een arbeidskoorls werd aangetast maar van tijd tot tijd nam ik eene reactie bij hem waar, kon hij dagen achtereen op de sofa der zitkamer liggen, van ochtend tot avond nauwelijks een woord sprekende, of een lid verroerende. Bij zulke gelegenheden zag ik zulk eene droomerige, onbestemde uitdrukking in zijne oogen, dat ik hem zou hebben verdacht van verslaafdheid aan het een of andere slaapmiddel, indien niet de matigheid en het plichtmatige zijner gansche levens- wijze zulk een vermoeden hadden gelogenstraft. Naarmate de weken verliepen, nam mijne be- langstelling in hem en mijne nieuwsgierigheid naar zijn eigenlijk levensdoel steeds toe. Tot zelfs zijn persoon en uiterlijk waren reeds geschikt aan het feit, sub 4® van art. 141 bedoeld, of niet, overeen- komstig art. 143, voor den Militie-coinmissaris verschijnt, of, aldaar verschenen zijnde in het geval verkeert, sub 2° en 3° van art. 141 vermeld, wordt in werkelijken dienst geroepen en daarin gedurende ten hoog9te drie maanden gehouden. De duur van dezen dienst wordt door den Minister van Oorlog bepaald (Art. 144) 10°. de verlofganger, die niet voldoet aan eene oproeping voor den werkelijken dienst, wordt als deserteur behandeld (Art. 145); 11®. elk, die voor de militie is ingeschreven, en ieder, die daarbij is ingelijfd, kan, overeenkomstig de daaromtreilt bestaatide voorschriftentot eene vrijwillige verbintenis, voor den tijd van zes jaren of langer, worden toegelaten bij de zeemacht (het korps mariniers hieronder begrepen), bij het leger hier te lande, of bij het krijgsvolk in 's Rijks over- zeesche bezittingen; plaatsvervangers echter niet bij de zeemacht of het korps mariniers gedurende het eerste jaar van liunnen diensttijd (Artt. 9 en 74); 12°. aan de bij de militie te land ingelijfden, die verlangen na volbrachten oefeningstijd minstens voor zes maanden onder de wapenen te blijven of te komen, zonder zich als vrijwilliger te verbinden, wordt dit vergnnd (Art. 126). Ter Neuzen, 15 Mei 1897. Burgemeester en Wethouders voornoemd, J. A. VAN BOVEN, Burgemeester. J. DIELEMAN, Secretaris. Eergister seinde de kroonprins, dat de Turken dien morgen met 30,000 man tegen Domokos oprukten hu'n macht was driemaal zoo sterk als die der Grieken. Om twaalf uur begon de strijd de rechtervleugel van de Grieken moest terug- trekken naar het centrum, maar ten slotte zoo luidt een telegram, eergister-avond halftien uit Athene verzonden zijn de Turken teruggeslagen. Generaal Mavroichali werd zwaard gewond. Gister werd geseind, dat de Grieken terug- trokken. De strijd moet hevig geweest zijn en tot na zonsondergang hebben geduurd. Ook Almyros is aangevallen. De Grieksche minister Rallis is dadelijk na het bericht over den aanval op Domokos bij de gezanten der mogendheden een bezoek gaan brengen, om zijn beklag te doen. De Turken hunnerzijds klagen over de hervatting der vijandelijkheden in Epirus, welke echter nu, volgens een eergister uit Athene verzonden telegram, geeindigd zijn. Volgens de Turken, zouden de Grieken daar groot verlies hebben geleden. De Turken wilden blijkbaar Thessalie tot de oude grens bezetten, en dan zeggen „ik ben er en ik blijf er". Maar de verandering van grens is in 1877 geschied bij gemeenschappelijk besluit der mogendheden, en van verschillende zijden om de opmerkzaambeid van den onverschilligsten mensch te trekken. Hij was meer dan zes voet lang en zoo bijzonder slank gebonwd, dat hij nog veel grooter scbeen. Zijne oogen waren levendig en doordringend, behalve gedurende die dagen van verdooving waarop ik gezinspeeld heb, en zijne dunne arendsneus verleende aan zijne gansche uitdrukking iets schranders en beslists. Ook zijn kin was vierkant en vooruitstekend, zooals bij lieden van een vastberaden karakter. Zijne handen waren onveranderlijk met inkt en chemische vochten bevlekt, en toch raakte hij alles met de groolste omzichtigheid aan, zooals ik dikwijls in de ge- legenheid was te zien, wanneer ik hem gadesloeg onder bet lianteeren zijner broze onderzoekings- werktuigen. De lezer zal mij aanzien voor een onverbeter- lijken bemoei-al, als ik beken hoezeer deze man mijne nieuwsgierigheid gaande maakte, en hoe dikwijls ik de teruggetrokkenheid poogde te ver- breken, welke hij aan den dag legde voor alles wat hem zelven betrof. Alvorens mij te veroordeelen, bedenke men echter hoe doelloos miju leven was, hoe weinig het bevatte waarin ik belang kon stellen. Mijne gezondheid verbood mij uit te gaan, tenzij het weder bijzonder zacht was, en ik bad geen vrienden om mij te bezoeken en de eentonigheid van rnijn dagelijksch bestaan op te vroolijken. Onder deze omstaudigheden zegende ik letterlijk het geheimzinnig waas, dat over miju metgezel verspreid lag, en bracht ik een groot gedeelte van mijn tijd door met te trachten het weg te scheuren. Hij studeerde niet in de medicijnen. Toen ik hem daarnaar vroeg, had hij Stamford's meening dienaangaande bevestigd. Hij scheen evenmin wordt dan ook gemeld, dat dezen in den afstand van Thessalie aan Turkije niet zullen berusten. Ook tegen de hooge oorlogsscbatting zal worden geprotesteerd, Voorts wordt gemeld (door //the Times"), dat Duitschland den sultan zou hebben geraden, de Grieksche financien onder Europeesche controle te brengenen ook weer, dat Rusland, nog altijd Turkije's sehuldeischer, Griekenland zou helpen bij 't verevenen der oorlogsschatting. Omtrent de gevechten in Epirus wordt het volgende meer aaneengeschakelde bericht mee- gedeeld De vijandelijkheden werden door de Grieken hervat op aandringen van kolonel Manos, die het prestige van zijne troepen wilde herstellen. De regeering vond het voorstel wat gewaagd, maar gaf toch haar toestemming tot den opmarsch. Het plan van kolonel Manos was als volgt Kolonel Bairaktari zou verdedigende stellingen innemen voor Arta, terwijl de troepen van kolonel Golphinopoulos naar Chalciades en de Louros-rivier zouden oprnkken om de operaties der Epirotische vrijwilligers onder kolonel Botzari, die uit het zuiden oprukten, te ondersteunen. Beide legers zullen zich bij de brug over de Louros vereenigen en zoo mogelijk voortrukken naar Zalongo en Camarina, met het doel, de vluchtelingen, die zich daar hadden opgehoopt, een vrijen aftocht naar Arta te verzekeren. Het aanvallende leger was 8000 man sterk, met twaalf kanonnen en rukte in drie evenwijdige ko- lonnes op naar de hoogten van Imaret, waar de Turken een sterke positie hadden ingenomen. Het gevecht begon Woensdagmorgen om drie uur, met het beschieten derTurksche stellingen door de Griek sche artillerie, wat door de Turken levendig werd be- antwoord. Inmiddels rukte de infanteriein gevechts- formatie tegen de heuvels op, ongevoelig voor het hevig front- en flankvuur van den vijaud. De batterijen die den Griekschen linkerflank bestreden, werden door het infanterievuur tot zwijgen gebracht. Tegen vijf uur in den middag bereikten tweeduizend Grieken den bergrug, vanwaar zij een krachtig vuur openden op de Turken op den top. Aan den rechtervleugel omringden de Grieken een geisoleer- den heuvel, waarop een Turksche batterij was opgesteld. Spoedig hierop kregen de aanvallers versterking, doch weldra moest het gevecht wegens de invallende duisternis worden gestaakt. In den nacht kwamen nieuwe versterkingen aan en den volgenden morgen werd de strijd hervat. Twee batterijen der Turken zwegen, waarom wordt niet gemeld. Onder be- eenige andere geleerdheid te hebben opgedaan, die hem den een of anderen graad in de wetenschap had kunnen verzekeren, of hem den toegang zou hebben verschaft tot een der kringen der geleerde wereld. En toch was zijn ijver voor enkele studies bewonderenswaardig, en was zijne kennis op bijzon- dere punten zoo verbazend uitgebreid en grondig, dat de opmerkiugen, die hij maakte mij geheel overbluften. Het leed geen twijfel of niemand, die geen bepaald oogmerk voor den geest had, zou zoo hard hebben gewerkt of zoo zeker van zijne zaak geweest zijn. Dilettanten in de studie ouderscheiden zich zelden door de grondigheid huuner kennis. Geen sterveling overlaadt zijn geest met kleine bijzonderheden, tenzij hij een ernstige reden heeft om dat te doen. Zijne onkunde was even opmerkelijk als zijne geleerdheid. Van hedendaagsche letterkunde, wijs- begeerte of politiek scheen hij zoo goed als niets te weten. Eens dat ik Thomas Carlyle aanhaalde, vroeg hij mij op de onnoozelste manier wie dat zijn mocht en wat hij had gedaan. Mijne ver- bazing steeg echter ten top, toen ik toevallig ontdekte dat hij geen begrip hoegenaamd had van de theorie van Copernicus en van de regeliug van het zonnestelsel. Dat, in deze negentiende eeuw, een beschaafd wezen geen begrip zou hebben van het feit dat de aarde om de zon heenweutelde, scheen mij zulk eene onverklaarbare zaak toe, dat ik het ternauwernood kon begrijpen. //Gij schijnt verbaasd te z.ijn," sprak hij, glim- lachend over mijne uitdrukking van verwondering wNu ik het weet, zal ik mijn best doen het weer te vergeten." //Het te vergeten dekking van haar artillerie, maar niettemin hevig bestookt door de Turken, rukte de linkervleugel voor- waarts. Aanrukkende Turksche versterkingen open den op de Grieksche troepen een krachtig onder- houden geweervuur; zij werden echter teruggedreven en afgesneden van de heuvels. De strijd werd toen 'algemeen en zeer verwoed. Aan beide zijden vielen vele dooden, maar de Grieken rukten steeds voorwaarts. De Koninginneu zijn Vrijdag bij zeer slecht weder te Alt-Aussee aangekomen. Er lag veel sneeuw. Aangaande haar vertrek van daar is volgens de ,/N. R. Ct." nog niets bepaald. Dit Alt-Ausse (Stiermarken, Oosteurijk) wordt aan de N. Fr. Pr." geschreven Het /hotel am See" is reeds voor de opneming van de Nederlandsche Koningin en hare moeder geheel ingericht. De hooge "gasten zullen het verleden jaar gebouwde gedeelte langs den oever van het meer bewonen de geheele eerste en een deel van de tweede verdieping is daarvoor bestemd. De kamers op het meer zijn voor de Koniuginnen, die aan de andere zijde voor het gevolg bestemd. Een heerlijk vergezicht op het meer en den schilder- acntigen Tri§selwand heeft men vooral uit de salons van de vorstinnen, welke vertrekken gescheiden zijn door een kleine eetkamer, waar voor slechts twee personen gedekt is. Ook bij slecht weer moeten die vertrekken, gunstig gelegen, een aange- naam verblijf opleveren. A oor watertochtjes zijn roeibooten met Neder landsche vlaggen ter beschikking van de Koningicnen gehoudenhet verbod om de wandelwegen met rijwielen te berijden, is door het gemeentebestuur ten behoeve van de hooge gasten opgegeven De Groothertog van Luxemburg heeft het schoone, goed onderhouden park van de villa Nassau, welke dicht in de buurt van het hotel //Am See" ligt, ter beschikking van de Koninginnen gesteld. Achtereenvolgens zijn eergisteren bij het Dep. van Kolonien ontvangen de navolgende tele- grammen van den Gouverneur-Generaal Buitenzorg, 15 Mei. Gisteren eene benting in het gebergte bij Lamlinot genomen, waarbij vijand 5 dooden achterlietdaarna had een vrij hevig vuurgevecht met een talrijke vijand plaats. Ou- zerzijds gesneuveld een militair en gewond 6 mi- litairen beneden den rang van officier. Kroeng Raja tijdelijk bezet. z/Ziet gij," antwoordde hij, //ik ben van oordeel dat de hersenen van een mensch aanvankelijk als een leege zolder zijn, en dat men ze moet vullen met de meubels, die men verkiest. Een dwaas neemt er al de prnllen van verschillende soort in op, die hij tegenkomt, zoodat de kennis, die hem van nut had kunnen zijn, bedolven geraakt, of op zijn ininst genomen verward raakt onder tal van andere zaken, totdat hij moeite heeft er zich van te bedienen. De verstaudige werkman, daarentegen, is heel voorzichtig ten opziehte van hetgeen hij in zijn hersenkamer opneemt. Hij wil van niets anders weten dan van de gereedschappen, die hem helpen kunnen zijn arbeid te verrichtenalleen maar heeft hij hiervan eene ruime sorteering, en alles in de beste orde geraugschikt. Het is eene vergis.sing te denken dat ^die kleine zolder elastieke muren heeft en zich maar altijd uit kan breiden. Wees verzekerd dat er een oogeublik aanbreekt, waarop gij voor alles wat gij leert, iets anders vergeet, dat gij te voren geweten liebt. Het is daaroin van het grootste belang, zorg te dragen dat geen overbodige zaken de nuttige verdringen." z/Maar het zonnestelselriep ik uit. z/Wat duivel kan mij dat schelen sprak hij ongeduldig. //Gij zegt dat wij om de zou lieen- draaien. En al draaiden wij ook om de maan heen, dan zou dat niets te maken hebben met mij of met mijn werk. Ik stond op het punt hem te vragen wat dat werk mocht zijn, maar er lag iets in zijne houding, dat mij zeide hoe die vraag hem onwelkoin zou zijn. Ik peinsde echter over ons kort gesprek, en trachtte er iets uit af te leiden. Hij verzekerde dat hij geen wetenschap wilde opdoen, die niet.

Krantenbank Zeeland

Ter Neuzensche Courant / Neuzensche Courant / (Algemeen) nieuws en advertentieblad voor Zeeuwsch-Vlaanderen | 1897 | | pagina 1