Algemeen
Mieuws- en Advertentieblad
voor
Zeeawsch-Vlaanderen.
No. 3108.
Zaterdag 2 Februari 1895
35e Jaargang.
DE ERFPACHTSQUEST1E.
Vlissingen in 1809.
■P«
abonnement-
Voor
Per drie maanden binnen Ter Neuzen 1,Franco per post
Nederland 1,10. Voor Belgie 1,40. Voor Amerika 1,82£.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirecteuren en Brieven
buahoaders.
Inzending van advertentien v6or 3 uren op den dag der uitgave.
ADVERTENTIEN:
Van 1 tot 4 regels f 0,40. Voor elken regel meer f 0,10. Grootere letten
worden naar plaatsruimte berekend.
Men kan zich abonneeren tot het plaatsen van 500 regels en meer per
jaar, tot veel verminderden prijs.
Herhaaldelijk is mijne opinie gevraagd over de
bezwaren tegen het bekende Raadsbesluit tot ver-
hooging der erfpachtscanons.
Ofschoon ik door medewerking aan het genomen
besluit genoegzaam getoond heb wat in deze mijne
opinie is, kan het toch wellicht zijn nut hebben,
dat ik in deze courant een korte verklaring der
zaak geefwant al hebben alle erfpacliters de ver
klaring ten stadhuize geteekend de ontevre-
denheid is bij velen blijven bestaan.
De bezwaren zijn tweeerlei, ze zijn van feitelijken
en ran juridischen aard of duidelijker gezegd de
bezwaren zijn gegrond op onbillijkheid en op
onwettigbeid der verhooging.
In de eerste plaats dan de bezwaren gegrond
op beweerde onbillijkheid,
Toen het eerste, het oorspronkelijke voorstel tot
verhooging der erfpachtscanons of erfpaclxten aan
den Raad werd voorgelegd, heb ik terstond gemeend,
dat de opvoering te ver ging. Niet omdat de
gemeente daartoe geen recht zou hebben.
Want dit recht staat toch ontwijfelbaar vast en
een gemeentebestuur zal zeker wel even goed bet
recht hebben de eigendommen der gemeente tegen
den hoogsten prijs te verkoopen of in gebruik af
te staan als ieder particulier-eigenaar van huizen
enz. En hoe menigmaal koint het bij laatstge-
noemde niet voor dat hij na afloop van den huur-
termijn der huurder meer doet betalen of wel
eenvoudig op straat zet
Zegt men dan „hoe kunt gij toch zoo hard,
zoo onbillijk zijn de huur van dien man op te
slaan," dan zal de huisbaas antwoorden „daartoe
heb ik het volste recht, ik wil de hoogste rente
van mijn geld trekken."
Zeer juisthet recht-, maar ook den plicht r
Bijzondere gevallen daargelaten, geloof ik niet,
dat een huizeneigenaar of welk eigenaar ook zal
kunnen zeggen verplicht te zijn de huur te ver-
hoogen.
Dit nu maakt juist het verschil met een ge
meentebestuur.
Een gemeentebestuur handelt niet voor zich zelf,
maar voor de geheele gemeente, voor alle burgers
en met recht kan een gemeentebestuur spreken
van den plicht om de gemeenteeigendommen zoo
rentegevend mogelijk te maken. Dit is gelieel in
overeenstemming met den eed door ieder raadslid
afgelegd //Ik zweer dat ik de belangen der ge
meente met al mijn vermogen zal voorstaan en
bevorderen."
FEUILLETON.
HISTORISCHE NOVELLE
GEORGE KEPPER.
38)
FranQoise bleef alleen; de verrassing, de ver-
wachting, het verlangen, alles werkte mede, om
haar gestel in de war te brengenzij inerkte een
gevoel bij zich op, als wilden al die gewaarwordingen
zich een uitweg bauen haar hart klopte zoo hevig,
haar hoofd duizelde. Zij had het brielje op de tafel
neergelegd en wachtte, spoedde zich telkens naar
het raam daar lag zij in de armen haars vaders
Hoe snel vloog de tijd om. Nauw werd door
hen gedacht aan de plaats, waar zij zich bevonden
op de aanwijzing van den bediende, was Van
Praet naar boven gesneld en had alles vergeten
voor zijn kind Ook zij had alleen oogen en ge-
dachten voor den vader, die altijd zoo goed voor
haar geweest was en dien zij dubbel had leeren
op prijs stellen, toen zij hem voor iinmer verloren
gewaand had.
Toen men, zoodra mogelijk na de overgave der
vesting, zich geliaast had, de gemaakte schade te
herstellen een schade, die oneindig veel aan-
zienlijker was dan zich oppervlakkig liet aanzien
was natuurlijk het eerste werk geweest, de in-
gestorte gebouwen op te ruimen, redding te ver-
leenen daar, waar dit mogelijk zou zijn, en de
dooden, die gevonden werden, een rustplaats te
verschafl'en.
Recht en plicht moesten dus het gemeentebe
stuur er van zelf toe brengen de erfpachten te
verhoogen.
Doch bij het gebruik maken van zijn recht
en het uitoefenen van zijn plicht kan de gemeente-
raad zeer zeker ook rekening houden met de
hillijkheid. En hiermede kom ik aan de reden,
waarom ik mij tegen de oorspronkelijke voorgestelde
verhooging heb verklaard.
Bijna van het oogenblik af, nu ruim tien jaar
geleden, dat ik mijn domicilie naar Ter Neuzen
overbracht, kwarn mij het begrip, dat men alge
meen had omtrent de hier bestaande erfpachtsrechten
zeer vreemd voor. Uit hetgeen ik zag en hoorde
meende ik te moeten besluiten met grondrente of
cijns te doen te hebben; maar spoedig bleek mij,
dat daarvan geen sprake was. Men had hier niets
anders dan erfpachtsrechtdat men zou kunnen
noemen een recht van huur voor langen termijn
met bevoegdheid des liuurders om te bouwen en
te planten en om zijn recht te verkoopen enz.,
hetgeen bij gewone huur niet het geval is.
Terstond ben ik toen begonnen, zoo dikwijls
de gelegenheid zich daartoe aanbood, met tegen
het verkeerde begrip te waarschuwenik heb er
zelfs verschillende keeren op gewezen, lang voor
dat er sprake was van verhooging der canons,
dat de gemeente wel eens een eind aan bet recht
kon maken of meer erfpacht gaan vorderen.
Men was even wel in den regel vast overtuigd
dat dit nooit zou gebeuren, dat hierin geen ver-
andering zou worden gebracht, ja zelfs dat dit niet
mogelijk was, jaren en jaren ball het zoo gegaan
men had daarvan nooit gehoord. Hoe zou er dan
op eens verandering kunnen komen? Door het
gemeentebestuur was daarop nooit gewezen
er was nooit gezegd, dat er een eind aan kon
worden gemaakt. Er was eenvoudig in erfpacht
(of zooals men zeide in cijns) uitgegeven zonder
dat er gesproken was van het einde.
Bovendien was bij koop of andere verkrijging
nooit door een notaris op het gevaar gewezen.
Zelfs hadden notarissen zonder eenig bezwaar gelden,
onder hypothecair verband op in erfpacht bezeten
perceelen ter leen verstrekt, waaruit men meende
te mogen opmaken dat ook zij het recht als voor
altijd gevestigd beschouwden.
Het is mogelijk dat er notarissen zijn geweest,
die geen begrip van de zaak hadden. Ik zal er
niet over twisten, Wat ik echter kan aannemen
dat is dat de verwarring door toedoen der notarissen,
wier goede trouw evenwel niet mag worden ver-
dacht, zeker niet is verminderd.
Vooral de Markt trok in dit opzicht de aandaeht
en onder de puinhopen der societeit werden vele
ongelukkigen opgegraven, die geheel verkoold, an-
deren weer, die gestikt waren. Slechts zeer wei-
nigen waren door een onbegrijpelijk toeval gespaard
gebleven en werden met moeite tot het leven terug
gebracht
Tot die weinige gelukkigen behoorde ook Van
Praet, die na een inkerkering van weinige dagen
verlost werdde terugtocht was hem afgesneden
geweest. In den gruwelijksten doodsangst had hij
de beide eerste dagen doorgebrachttoeii had zich
eene verdooving van hem ineester gemaakt, waaruit
men hem niet dan met de meeste inspanning langzaain
tot het leven terugriep.
Een goede verpleging had hij in het Engelsche
liospitaal genotenmaar zoodra hij vervoerd kon
worden was hij trots alle protest zijnerzijds
naar Engeland opgezonden.
In Vlissingen na vele wederwaardigheden
teruggekeerd, hadden zijne navorschingen hem
niets als de ontmoedigendste berichten opgeleverd
zijn goede vrouw was een offer van het beleg
geworden, dit kon men hem zeggen, maar de
inlichtingen, die hij omtrent zijn kind ontving,
liepen te zeer uiteen, 'tgeeu met het oog op de
algemeen heerschende verwarring zich wel liet
verklaren. Daarover waren echter bijna alien het
eens, dat zij de ramp ontkomen was en, na de
overtuiging te hebben verkregen, dat zij alles had
verloren, Vlissingen verlaten had.
Ten onverwachtste kwam hij door een stadgenoot
te weten, dat zijne dochter in Utrecht woonde en,
hoewel hij een onverklaarbaren afkeer voor Henri
d'Alincourt had opgevat, deed het verlangen naar
Er zijn notarieele akten in overvloed, waarin
wordt gesproken bijv. van „een huis en erf te Ter
Neuzen enz. waarvan jaarlijks aan de gemeente
eene cijns wordt betaald van of „een huis
en erf enz. in cijnspacht bezeten" of „een huis
en erf enz. zijnde de grond cijnsgrond" en dergelijke.*)
Het publiek was dus, meende men om deze en
andere reden gercchtigd te denken dat het recht
voor altijd bestond, dat verandereng daarin niets
anders dan willekeur en dus ouwettig zou zijn.
Dit argument, als ik liet zoo noemen mag, was
m. i. vrij gegrond.
Ik kan niet anders dan erkennen dat de bezitters
van erfpachtsgronden wel tot de meening moesten
komen een vaststaand altijd durend recht te hebben.
En daarom beschouwde ik het als onbillijk de
menschen, die toch geheel te goeder trouw waren,
op eens zoo veel te doen betalen als oorspronkelijk
was voorgesteld.
De grens tusschen billijk en onbillijk is natuurlijk
niet aan te wijzen. Ieder heeft daarover een eigen
meening.
Waar lag nu in deze die grens
Mocht het gemeentebestuur de zaak nog langer
laten zooals zij was Zeker niet. Dit zou de
onbillijkheid tegenover niet-erfpachters nog grooter
doen worden. Het gemeentebestuur was verplicht
niet langer te dralen met verandering in de zaak
te brengen.
Reeds jaren geleden Had het daarmede kunnen
en moeten beginnen, in welk geval er een gelei-
delijke verhooging zou hebben plaats geliad. Daar-
door zou dan vanzelf aan het heerschende ver
keerde begrip een eind zijn gemaakt en zouden
stellig velen niet voor zoo lioogen prijs hebben
gekocht als zij thans hebben gedaan.
Tot grondslag van de berekening der canons
diende de vermoedelijke verkoopwaarde der
gronden. Ik heb dit in eene raailsvergadering nog
eens uitdrukkelijk gevraagd, om daarop de aandaeht
le vestigen en te doen uitkomen, dat hier maar
niet een greep in het wilde werd gedaan.
Ieder kan nu wel berekenen, aannemende dat
men 3 °/o rente kan maken, hoeveel en hoever
bet gemeentebestuur op billtjkheids^xvcAvcs aan
de bezwaren heeft tracliten tegemoet te komen en
zijn kind hem dit over het hoofd zienin geen
geval althans liet hij zich terughouden.
Ziedaar in weinige woorden, wat hij Fran?oise
meedeelde toen beide van de eerste ontroering wat
bekomen waren.
„lIoe moet ge naar ons gesnakt hebben riep
zij uit. „Maar waarom hebt ge niet geschreven
„Dat heb ik gedaan, maar zooals mij gebleken
is, ging mijn brief verloren. Toen de vrede ge
teekend werd, hoopte ik als zoo velen weer te
keerenallerlei tegenspoed, dien ik je later wel
zal ophelderen, heeft mij verder opgeliouden en
niets mocht ik van je vernemen, waartoe mijn hul-
pelooze toestand in Engeland veel bijbraclit."
„Nu zijt ge terug, dat is de hoofdzaak. Aan
alle lijden komt een einde."
„Zij zullen me hier zoo licht niet van daan
krijgen. En hoe heb je 't al dien tijd geliad
Te lang heb ik me met mij zelven bezig gehouden
'k heb gehoord, dat je getrouwd zijt maar ik
verlangde zoo naar je en wilde alles liever
uit je eigen moud vernemen."
„Gij kent mijn man, vader hij
Nu viel haar oog weer op het kleine papier,
dat zoo vreeindsoortig hare aandaeht bleef trekken,
nadat zij zich wat van hare overspanning hersteld
had. Zij wist zelve niet waarom maar ging
schoorvoetend er toe over, het op te nemen en
liet volgens hare belofte te overhandigen.
„Lees dit briefje, vader; daarin zult gij de
noodige ophelderingen vinden."
„Moet je mij dat op schrift gevenwaartoe
„Ik weet het zelve niet."
„Moet ik dit lezen P"
Wees zoo goed, vader."
ieder zal dan tevens kunnen nagaan of het gemeen
tebestuur zich tegenover het «z>/-erfpachtende deel
der bevolking zou hebben kunnen verantwoorden
indien de erfpachtscanons lager waren gesteld dan
thans is geschied.
Want nog eens de leden van den Raad worden
afgevaardigd om de belangen van alien tebehartigen.
Bij mij en zeker ook bij de andere leden van
den Raad heeft deze overweging gegolden. Ware
dit niet het geval geweest ik had voorgesteld
de zaak te laten rusteu.
Een dergelijk voorstel zou thans zonder eenigen
t'vijfel aangemerkt zijn geworden als in strijd met
de belangen van zeker het grootste deel der
belastingbctalende burgers.
Een ander argument om de onbillijkheid der
verhooging te bewijzen is ditvele erfpachters
hebben den grond verbeterd juist zij hebben
de verkoopivaarde lielpen verhoogen.
Of er veel erfpachters zijn, die hunne grondeu
hebben verbeterd en zoo ja waarin die verbetering
bestaat, kan ik niet beoordeelen.
Maar al terstond meen ik te mogen opmeiken
dat de rijzing der waarde nog wel aan andere
oorzaken dan grondverbetering moet worden toe-
geschreven.
Het erfpachtsrecht is reeds van ouden datum.
Eigenaars van gronden, welke weinig waarde be-
zaten, verleenden op die gronden een recht van
gebruik niet om daarvan rente te trekken, want
de erfpacht was bijna altijd uiterst laag, maar om
den grond, na verloop van tijd verbeterd terug
te krijgen.
Hun doel was dus eenvoudig hunne gronden te
verbeteren en als erkenning van hun eigendoms-
recht lieten zij den gebruiker een zeer gering bedrag
betalen. Men vindt dit zelfs nog in art. 767 van
het Burgerlijk Wetboek vermeld, ofschoon men
tegenwoordig niet meer kan beweren, dat de beta-
ling van erfpacht niets anders is dan erkenning
van eigendom. Die bepaling wordt dan ook door
vele juristen afgekeurdterwijl sommigen het elk
jaar betalen van een canon of pacht als een onmis-
baar bestanddeel van het erfpachtsrecht aannemen.
De oorspronkelijke reden van het scheppen van
het erfpachtsrecht is door onze wet miskend. Zij
legt aan den gebruiker niet den plicht tot ver
beteren op hij kan dat doen.
De wetgever schijnt dus meer van het denk-
beeld te zijn uitgegaan, dat het erfpachtsrecht
voor den grondeigenaar een bron van inkomsten
kan zijn, daarbij vaststellende dat de gebruiker de
Ook Van Praet was verwonderddaar Framjoise
hem intusschen niet de minste verklaring geven
kon, opende hij het couvert en nam het briefje
in de hand. Het was door den tijd geel geworden,
maar nog duidelijk leesbaar. Zoodra had hij niet
een blik daarin geslagen, of een hevige ontroering
maakte zich van hem meester liet papier dwarrelde
op den grond. Hij zag zijn kind ontliutst aan,
maar wendde even snel den blik weder van haar
afzijn gevoel dreef hem naar haar toe, en toch
durfde hij haar niet naderen.
wMij n Hemel, wat scheelt uWat overkomt
u riep zij eindelijk uit.
Nog altijd stond Van Praet sprakeloos aan de
plaats vastgenageld.
z/Doet het u ontroeren, vader? dat ik daar
de oorzaak van moest zijn
z/Hoe hoe komt dat papier je in handen?"
vroeg Van Praet, steeds met afgewenden blik.
//Mijne moeder heeft het mij gegevenzij, die
mij een tweede moeder is."
z,Je moederNu begTijp ik allesriep
hij uit, als vernietigd door de rnededeeling, welke
hem de eerste ontmoeting met Henri d'Alincourt
in 't gelieugen riep.
//Kent ge haar dan
//O Jane, die wraakoefening is wreedu van
mijn kind, van mijn eenig, lief kind te bedienen.
Maar ik lieb het verdiend het is weder-
vergelding
Deze woorden sprak hij uit met strakken blik.
(Wordt vervolgd).
timnBUHMMW
COVRAIT.
■fit blail verscliijn* HaaDiIng-, WoenidBg- en Vrlj»lH«»v»ml InJ «len mtyever
VAX U K S A X D E te Ter Xeuten.
DOOR
Ik spreek hier alleen van de gemeente Ter Neuzen en dus
niet van andere gemeenten, bijv. Zaamsla/J, waar men wil
cijns of grondrente heeft.
In ieder geval is de naam »cijnspaeht" men vindt die
zelfs op den kadastralen legger zeer verkeerd. Cijnspacht
is pacht en nu is er by cijns of grondrente geen sprake van
pacht, omdat daarbij degene, die betaalt, eigenaar van een
grond is.