Algemeen
Nieuws- en Advertentieblad
voor
Zeeuwsch-Vlaanderen.
Em Borpeefler, blijft Birpmecster?
No. 3006.
Woensdag 28 Februari 1894.
!D 31 02 3
34e Jaargang.
Openbare Vergadering
ABONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen 1,Franco per post: Voor
Nederland 1,10. Voor Belgie 1,40. Voor Amerika 1,32£.
Men abonneert zich bij alle Boekhandelaars, Postdirecteuren en Brieven-
bushouders.
ADVEBTENTIEN:
Van 1 tot 4 regels f 0,40. Voor elken regel naeer f 0,10. Grootere letters
worden naar plaatsruimte berekend.
Men kan zich abonneeren tot het plaatsen van 500 regels en meer per
jaar, tot veel verminderden prijs.
Earner van Koopliandel en Fabrieken
te Ter Nenzen.
Donderdag 1 Maart 1894, 'a namiddags 7 uur.
Te behandelen
1. Jaarlijksc'ne verkiezing voorzitter, diens plaats-
vervanger en bode.
2. Verkiezing secretaris.
3. Rekeniug afgeloopen dienstjaar.
4. \aststelling jaarverslag van den secretaris.
5. Ingekomen stukkeu.
H. C. E. VAN IJSSELSTEIJN, Voorzitter.
H. J. VOOREN, Secretaris.
Nood breekt wet. In tijden van onmiddellijk
gevaar is vastheid van bestuur, eenheid van bevel
en stipte gehoorzaamheid aan den bevelvoerder
onontbeerlijk. Men moet op een gegeven oogenblik
gevoelen, wat moet worden gedaan. Voor lange
redeneeriug en onderling overleg met de belang-
hebbenden ontbreekt detijd, snel en krachtig handelen
is alsdan het hoogste gebod. In tijd van oorlog
heeft de militaire bevelhebber niet aileen de macht
maar ook de bevoegdheid uw paard te nemen, u
uit uw eigen huis te zetten, doch zoodra de oorlog
gegindigd is, heeft hij die bevoegdheid niet meer.
Dsed hij in tijd van vrede wat hem in tijd van
oorlog geoorloofd is, hij zou persooulijk gestraft
worden wegens misbruik van gezag, evengoed als
de politieman, die iemand in de gevangenis stopt
buiten de gevallen bij de wet bepaald.
Daaruit volgt, dat elke buitengewone macht
FICUrLLETQN.
De dag begon reeds aan te breken, toen de jonge
man zich eene korte rust gunde, om adera te balen
en nieuwe kracbten te verzamelen. Hij bevond
zich in een wanhopigen toestand. Hij begreep zeer
goed, dat de vervolgiDg niet opgegeven zou zijn
't was te verwachten, dat men hem zou opjagen
als een wild zwijn.
En wat had hij gedaan Niets, hij was zich
van geene schuld bewust. Toen de herder hem
verlaten had, was Kasper het bosch ingegegaan,
om te peinzen over zijne plannen tot wraakueming,
want aan het besluit, zich te wreken op den man
die hem het dierbaarste ontnomen en hem nu zoo
zwaar beleedigd had, hield hij vast. Allerlei
plannen had hij reeds ont- en verworpen, daar ze
onuitvoerbaar waren. Geen enkel had hij nog ge-
vonden, dat hem beviel, toen het licht schijusel
der brandende gebouwen hem uit zijne overpeiuzingen
deed opschrikken.
Hij had dadelijk bemerkt, dat de brand aangestoken
was, maar zich niet verdiept in gissingen, wie de
brandstichter zou wezen. Het was hem voldoende,
dat hij de vlammen zag lekken aan het eigendom
van zijn vijand. Hij ging niet heen om hulp in
te roepenhulp mocht eerst komen, wanneer de
gebouwen in de asch lagen.
Kasper had eene gewaarwording van vreugde,
toen hij de brandende balken neervielen en den
inhoud der schuren in eene zee van vonken omhoog
zag. Het geloei van het vee in de stallen
noodwendig moet verdwijnen met de buitengewone
omstandigheden, welke haar in het leven hebbeu
geroepen. Bij de bespreking derhalve van de macht
van bet bestuur moet men steeds de gewone om
standigheden voor oogen houden. Men moet rekenen
op den regel en niet op de uitzondering. Voor
de uitzondering dienen afzonderlijke, bij de wet
vastgestelde bepalingen te gelden.
In den regel is afwisseling van het bestuurs
personeel te verkiezen boven de tegenwoordig alge
meen gevolgde gewoonte, om steeds aan dezelfde
personen het bestuur toe te vertrouwen ziedaar
mijne stelling. Eenvoudigheidshalve zal ik voor-
namelijk spreken over het gemeentebestuur. Het
regeeringsstelsel toch is hetzelfde zoowel bij het
bestuur van het Rijk, van de Provincie als van de
Gemeente, overal beslist het volk, doch niet recht-
streeks maar door middel van zij lie vertegen-
woordigers. Wanneer de Kroon van gevoelen ver-
schilt met de volksvertegenwoordigiug, raadpleegt
zij het volk, door eene kamerontbindingwordt
alsdan dezelfde raeerderheid herkozen dan moet
de Kroon zich bij die beslissing neerleggen. Op-
merkelijk is het, dat bij eene kamerontbinding al
de leden tegelijk aftreden, terwijl bij de periodieke
verkiezingen, die toch nergens anders voor dienen,
dan om het volk iu de gelegeuheid te stellen zijn
wil te doen kennen, slechts een gedeelte der leden
aftreedt of liever aftrad. Bij de laatste Grond-
wetherziening toch is bepaald, dat voortaan de
leden der Tweede Kamer om de vier jaar alien te gelijk
zullen aftreden en het is volstrekt niet gebleken,
dat sinds 1888 het landsbelang daaronder heeft
geleden. Om consequent te zijn, moet men nu
hetzelfde bepalen voor de verkiezingen der Provinciale
Staten en van den Gemeenteraad. Gelijktijdige
aftreding van al de leden van den raad zou afwisseling
van het bestuurspersoneel in de gemeente in hooge
mate bevorderen. Nu zegt men allicht„Wat
helpt het, of wij al een of twee nieuwe leden
kiezen wanneer wij toch de meerderheid niet kunnen
verplaatsen r" Doch daarenboven zou men evenals
thans bij de Tweede Kamer het geval is, gemak-
kelijk kunnen nagaan wat de gemeenteraadsleden
hebben uitgevoerd, men zou geregeld de balans
van debet en crediet kunnen opmaken bij het eiud
van iedere zittingsperiode. De mogelijkheid om
behoorlijk na te gaan wat door den raad tot stand
is gebracht zou de vertegenwoordigers aansporen
tot werkeu en tevens belangstelling wekken bij het
publiek. De klacht, dat het Nederlandsche volk
weinig belang stelt in de openbare zaak is gegrond,
maar het verwijt is niet geheel verdiend omdat
en het gejank der honden klonken hem als mnziek
in de ooren.
Nu was de molenaar geen rijke man meer Nu
was die ook een bedelaar, en van trouwen met
Dorothea zou in de eerste jaren wel niets komen 1
Zoo had de jonkman gedacht en met spotachtigen
Inch had hij de boeren zien toesnellen, toen het
reeds te laat was. Doch dat men hem voor den
brandstichter zou houden, was volstrekt niet in zijne
gedachte opgekomen.
En nu lag hij op het vochtige mos, onder dichte
beuken, en begreep, dat zijn toestand ver van
aangenaam was. Verliet hij het bosch, dan viel
hij in de handen der gendarmes of der woedende
boeren bleef hij in zijn schuilhoek, dan liep hij
gevaar van honger om te komen. En toch kon
men hem niets ten laste leggen dan een onbe-
teekenenden diefstal van hout, een misdrijf, waaraan
honderd anderen zich iederen dag schuldig maakten
zonder er iets kwaads bij te denken. Als de bosch-
wachter hem niet betrapt had, zou het bij niemand
zijn opgekomen hem wegens die zaak scheef aan
te zien.
Maar hij was in de gevangenis geweest, dat had
hem voor altijd van zijne eer beroofd, en nu rekende
ieder hem in staat tot elke misdaad. O, hoe haatte
hij die boerenWat zou hij gaarne hun alien
het dak boven hun hoofd hebben in brand gestoken
Het was hunne hardvochtigheid, die hem tot de
diefstal gebracht had. Was hem op zijn bede om
brood en hout, waarvan hij dan later de waarde
zou teruggeven, niet door eenigen schimpend geant-
woord, dat niemand zijne moeder zou betreuren en
dat, hoe eer de heks de oogen sloot, hoe beter
het zijn zou voor het dorp P En nu beschuldigden
men slechts belangstelling kan gevoelen voor eene
zaak, waarvan men op de hoogte is, en voor het
groote publiek onbreken de middelen om zich be
hoorlijk op de hoogte te stellen.
En nu de gronden waarop mijne stelling rust.
De President der Yereenigde Staten en de
Lord-Major van Londen treden gewoonlijk af,
zoodra de tijd waarvoor zij gekozen zijn verstreken
is, terwijl de President der Fransche Republiek
zelden zijn tijd uitdoet en nu zal, geloof ik,
iedereen erkennen dat een dergelijk ambt vrij wat
gewichtiger is dan het ambt van Burgemeester, het
Wethouderschap of het lidmaatschap van den Raad
onverschillig in welke gemeente van Nederland.
Waar afwisseling van het bestuurspersoneel in de
praktijk mogelijk blijkt te zijn bij het meerdere
zullen de bezwaren bij het mindere van nog geringer
beteekenis zijn.
Ook ten opzichte der openbare zaak zou men
van slepende ziekten kunnen spreken, welke het
geheele regeeringsstelsel ontzenuwen. In elke
gemeente vindt men tal van zaken, welke sinds
jaren haugende zijn en maar niet tot een eind
schijnen te kunnen komen. Door een geheel
nieuwen gemeenteraad zouden zij in korten tijd
uit de wereld worden gemaakt. Hoe langer de
zelfde personen aan het bestuur blijven, hoe meer
hangende kwesties men krijgt. Men heeft, zegt
men, alles beproefd zonder dat het hielp en juist
omdat men alle bezwaren en moeilijkheden kent,
wordt men reeds huiverig zoodra er over eene
oude kwestie wordt gesproken. Met nieuwe
personen is dat niet het geval, zij zullen kennis
nemen van de bezwaren maar er zich niet laten
door afschrikken en zij zullen hun uiterste best
doen om een vraagstuk tot oplossing te brengen
(aangezien het publiek belang meebrengt, dat aan
elke onafgedane zaak een eind komt) juist omdat
die zaak sinds jaren den geregelden gang van
zaken belemmerde.
Elke nieuwe Burgemeester zal al was men
bij de beuoeming nog zoo tegen hem ingenomen
zich spoedig geeerbiedigd zien, als het hem gelukt,
in de eerste jaren eenige oude kwesties uit de
wereld te helpen en hij onder den ouden rommel
van zijn voorganger die bemind was een fliuke
opruiming kan houden.
Voorzeker er zijn zaken, welke vooreerst niet
afgedaan kunnen worden, doch tegenwoordig denkt
men alsdan (ofschoon ten onrechte) aan gebrek aan
ijver of gebrek aan doorzicht hij het bestuur,
hetgeen ontmoedigend werkt zoowel op de bestuurs-
leden als op het publiek en aan het zoo onmisbare
hem die boeren, dat hij brand had gesticht, misschien
wel om eene reden te hebben, dat zij den zoon
der heks konden doodslaan
En wat moest hij nu beginnen
Het viel hem niet zwaar zijne geboorteplaats te
verlatenmaar de gedachte, dat hij dan nimmer
de geliefde zou wederzien, haar, die hij in weerwil
van hare ontrouw nog steeds vurig beminde, en
ook de vrees, dat hij op zijne vlucht in de handen
zijner vijanden zou vallen, weerhielden hem.
Hij moest eerst Dorothea nog eenmaal zien en
haar vragen, of dan inderdaad alles tusschen hen
uit was. Misschien dacht zij er nu anders over,
misschien bewoog juist zijn ongelukkige toestand
haar, hem te vergezellen. Dat zij hem nog lief had,
wist hij. Hij had het gehoord, toen zij met levens-
gevaar hem beschermde tegen zijne woedende
vijanden.
Hij besloot in het bosch te blijven en met het
aanbreken van den dag naar het dorp te gaan en
aan het raam van haar kamertje te tikken, tot zij
ontwaakte en hem te woord stoud. En als zij
eischte, dat hij voor den rechter zijne onschuld
zou bewijzen, om haar gerust te stellen, dan zou
hij dat doenmaar wanneer zij verklaarde, dat zij
besloten was het woord te houden, hetwelk zij den
molenaar gegeven had, dan bleef hem niets anders
over dan zijn geboorteplaats den rug toe te keeren
en aan gene zijde van den Oceaan een ander
vaderland te zoeken.
IV.
Aan den rand van het bosch hield de molenaar
zijn paard in en staarde op de rookende puinhoopen
van zijne woning. Met saamgeknepen lippen en
wederzijdsch vertrouwen afbreuk doet. Blijkt
echter na het optreden van een geheel nieuw
bestuur, dat de moeilijkheden niet kunnen worden
te boven gekomen, dan zal men daarin eerder
berusten en niet mopperen zooals men thans doet,
omdat men alsdan veel eerder overtuigd zal zijn,
dat het inderdaad niet anders kan.
Is in de gemeente bestuursafwisseling wenschelijk
met het oog op de zaken van langen adem, om
het zoo eens uit te drukken, zulks is niet minder
het geval bij de gewone dagelijksche zaken.
Wanneer men voor het eerst als burgemeester,
als wethouder of als raadslid optreedt, zal men
vol ijver en opgewektheid aan het werk gaan;
maar weet men bovendien, dat van eeue herbe-
noeming of herkiezing geen sprake zal zijn dan zal
men niets onbeproefd laten om ziju tijd nuttig te
besteden. Immers, men zal later willen wijzen op
hetgeen onder zijn bestnur tot stand is gebracht.
Is men daarentegen zooals tegenwoordig overtuigd,
dat als men eenmaal zit, men zijn geheele leven
zal blijven zitten, tenzij er al heel iets bijzonders
mocht gebeuren, dan zal die prikkel langzamerhand
verzwakken en dat zal bij een tweeden en derden
termijn in nog veel sterkere mate geldenten
slotte moet men zichzelf tot werken dwingen.
Aan nieuwe bestuursleden, vooral aan jonge
bestuursleden, verwijt men in den regel overmaat
van ijver, doch bij meerdere bestuursafwisseling,
zou ik mij voor al te grooten ijver der jongere
bestuursleden niet bang makenomdat onder de
nieuwe leden ook andere personen zullen worden
gevonden, welke verstand van zaken hebben en
reeds vroeger lid zijn geweest van het bestuur.
Het is toch zeer goed mogelijk, eene groote af
wisseling te hebben onder het bestuurspersoneel
en diegenen die het rneest geschikt gebleken zijn,
later opnieuw te kiezen. Het grootste kwaad is
gelegen in het telkens onmiddellijk herkiezen der
aftredende leden. Hij die eenmaal een goed burge
meester of wethouder is geweest zal na te zijn
afgetreden en eenigen tijd gewoon burger te zijn
geweest, later een zeer goed raadslid kunnen worden,
evenals een afgetreden Minister een goed kamerlid
kan zijn. Het jonge lid dat voor het eerst gekozetn
wordt, zal zich dus onmiddellijk tusschen flinke
gewone raadsleden bevinden van wier ervaring hij
partij zal weten te trekkenen zoo hij zich te
buiten gaat, zullen zijn medeleden hem spoedig
op de vingers tikken. Doch weet het jonge lid,
dat bij ziju leven niet als gewoon raadslid zal
moeten verslijten, maar eenmaal wethouder waar-
schijnlijk burgemeester zal worden, dan zal hij
gefronste wenkbrauwen bleef hij eenigen tijd staan
en reed er toen langzaam naar toe. Een hond kwam
hem kwispelstaartend tegemoethij sloeg naar het
dier dat tegen hem op wilde springen.
Op het erf, ouder den half verbranden kastanje-
boom sprong hij uit den zadel. Het paard hinnikte
en liep op de plek toe, waar de stal had gestaan,
terwijl zijn meester de puinhopen in oogenschouw
nam.
Niets was ongedeerd gebleven dan een klein huisje,
dat op eenigen afstand van de hoofdgebouwen stond
en waarin vroeger een knecht had gewoond. Naar
dat huisje begaf zich de molenaar. Brigitta kwam
hem schreiend en weeklagend te gemoet, maar hij
beval haar op barschen toon met dat gejank op te
houden en ging in huis.
vA\'at was het? Achteloosheid of onvoorzichtig-
heid vroeg hij.
De oude meid ontstelde voor den dreigenden
blik die doordringend op haar rustte, zij vouwde
de handen samen en smeekte hem, dat hij haar
bedaard zou aanhooren zij had even weinig schuld
aan den brand als hij zelf, de brand was aange
stoken. En daarop vertelde zij, wat er gebeurd
was. Toen zij uitgesproken had, trad hij aan het
venster en keek wederom naar de puinhoopen. Het
was een droevig gezicht en toch kwam er een trek
van boosaardige vreugde over het magere gelaat
van den molenaar.
//Hij moet de gevangenis in," sprak hij, ,/ik
zal niet rusten, voor hij achter slot en grendel
zit. Is er niets gered
#Niets, het was ondoenlijk."
#Ook het vee niet
»De brand was te hevig."
TER VEI/.EVSCHE (01 RUT
Dit l»la<l verscliijut llin.mtag* en Vrijdaj^avond liij den uilgever P» J* V A W D E S A M D E te Ter Meuzen.
Dit stuk werd reed9 geruimen tijd geleden toegezegd,
in Drieerlei Regeeringsvormen doch het bleef bij eene belofte.
JTot opfrissing van het geheugen der lezers zij medegedeeld,
dat in het voorgaande stuk evenals in 'E'm zetel onbezetwerd
aangetoondhoe de burgerij die den ndel het staatsbestuur
ontnam, omdat men te veel nadeel ondervonden had van het
persoonlijk gezagnu zij zelve meesteresse isniettegen-
staande Grondwet en Kieswet, zich aan de zelfde fout schuldig
heeft gemaakt, door steeds het bestuur aan de zelfde pesonen
toe te vertrouwen (men leest nu en dan als iets zeer prijzens-
waardig, dat X. of Z. gedurende 50 jaar Burgemeester,
Wethouder of Lid van den Raad van de zelfde gemeente
is geweestterwijl de nadeelige gevolgen van dat verkeerde
inzicht werden aangetoond in het bijzonder ten opzichte van
Zeeuwsch-Vlaanderen. Tevens werd de stelling verkondigd
dat het zeer goed mogelijk is de openbare zaak behoorlijk
te behartigen bij meerdere afwisseling in het bestuurspersoneel,
hetgeen ik thans zal trachten te bewijzen tor voldoening aan
de vroeger gedane belofte.
Amsterdam, Febr. '94. L. Stevens.