A1 g e m e e n
Nieuws- en Advertentieblad
voor
Zeeuwsch-Vlaanderen.
No. 2384.
ZONDER NAAM.
Woensdag 21 Maart 1888.
28e Jaargang.
Rinnenland.
A.BONNEMENT:
Per drie maanden binnen Ter Neuzen 1,Franco per post: Voor
Nederland 1,10. Voor Belgie 1,40. Voor Amerika 1,32$.
Men abonneert zicb bij alle Boekbandelaars, Postdirecteuren en Brie veil-
bushouders.
ADVERTENTIEN:
Van 1 tot 4 regels f 0,40. Voor elken regel meer /0,10. Grootere letters
worden naar plaatsruimte berekend.
Men kan zicb abonneeren tot het plaatsen van 500 regels en meer per
jaar, tot veel verminderden prijs.
Hit blad versKchijoit Himwdas- c>« Vrijd.isaromi bij 'leu nitgever P. J. VAN BE S A N H E te Ter Nenzcn.
t»olitieli Overzicht.
Het oordeel over de proclamatie des Keizers is
over het algemeen guustig, zelfs de Fransche bladen
erkennen bijna zonder onderscheid en zonder voor-
beboud den bij uitstek vredelievenden toon der
documenten. De beurs te Parijs werd zelfs door
eene kleine rijzing begroet. Vooral wordt gewezen
op het feit, dat de proclamatie niet erg haar nnli-
tairisme riekt. Daarora geve men zich juist niet
over aau idyllische droomerijen, zegt de Figaro,
er zal wel iets verbeterd maar niet wezenlijk
veranderd worden j de Keizer zal ongetwijfeld zijne
beloften willen houden, de vraag is, of hij het zal
kunuen doen Ook Pius IX was bij zijn eerste
optreden de afgod der liberalen, twintig jaren later
eindigde hij met den Syllabus, zegt het blad. De
Republque Fran?aise rakelt een gezegde van Gam-
belte op van dezen inhoud „Ik kan mij voorstellen
wat er zal gebeuren als Wilhelm gestorven is.
Het lijk van den ouden Keizer zal nog niet
koud zijn, als de heer Von Bismarck, in zwaren
rouw, ,/Unsern Fritz" zal komen opzoeken. Hij
zal met eene sombere stem zeggen, dat hij moede
is, uitgeput, ziekdat hij zicb na den dood van
zijn heer en meester in de eenzaamheid wil terug-
trekken. Hij zal dus den nieuwen Keizer verzoeken,
hem ait zijne bedieningen te ontslaan. Maar voor
hij zijn dierbaar Varzin weder opzoekt, is hij wel
verplicht, den Keizer een overzicht te geveu van
den toestand van het rijk en van Europa.
En als dit is geschied, dan zal de Keizer, als
goed Pruisisch Patriot, zijne beide handen grijpeu
en hem smeeken om te blijven hij zal hem bevelen,
niet heen te gaan. En als de rijkskanselier zich
lang genoeg heeft laten bidden, zal hij er in
toestemmen, bij den nieuwen Keizer te blijven en,
evenals vroeger, heer en meester zijn van Duitschland
en van de helft van Europa." Natuurlijk hangt
er veel af van's Keizers gezondheidstoestand. Toen
Gambetla die woorden moet gesproken hebben was
Friedrich nog gezond.
In Frankrijk is een Boulangistisch orgaan uit-
gekomen, La Cocarde. 't Ziet er slordig uit en
de inhoud is niet zeer belangwekkend. Een paar
verhaaltjes over de wonderbare redding der Fransche
driekleur uit de handen der booze Duitschers
eindigen met de woorden ffTerwijl aan de overzijde
van den Rijn een scrofuleus vorst, de erfgenaam
van een ten einde neigend ras, op een waukeleuden
troon gaat zitten tusschen een doode en een ster-
vende, zien wij hier, bij het bed, waar de doodstrijd
plaats heeft van de oude bourgeoise, die hartelooze
stiefmoeder, wier dood eene bevrijding zal zijn,
een jong volk opstaan, met gezond bloed in de
aderen en het hart vol hoop. Daarvoor willen wij
worstelen aan dit volk bieden wij onze Cocarde
aan als een welkomstbouquet. Een ander artikel,
onder den titel Cesarien betoogt, dat er in Frankrijk
FEUILLBTON.
Historisch verhaal van II. H.
//George, de eenentwintigste bijgenaamd," klonk
helder en plechtig des heerschers stem door de
ruimte. //Hij schreed, de eerste, vooraan op de
baan der eer
Ieder van de aanwezigen kende de voortreffelijke
reputatie van den naamlooze, ieder, zelfs de adellijke
tochtgenooten, gunde hem het voorrecht, het eervolle
raaar gevaarlijke tevens. Slechts Elimar von Randnitz
zag als in teleurgestelde verwachting naar den
gekozene, zijn blik verhelderde zich zelfs niet, toen
de hand van zijn vader voor den tweeden keer
Elimars naam trok.
Het trekken der loten was geeindigd, de keurvorst
verhief zich van zijn zetel.
*Nu laat ik u gaan, mijn kinderen. Moge de
Almachtige ons een gelukkig wederzien bereiden
in het door u veroverde Demmin," zeide hij//het
is laat geworden, de nacht is gedaald en daarmede
de gewenschte duisternis. Daar buiten is alles
gereed, om op mijn wenk den aanval te openeu,
teneinde de belegerden op een dwaalweg te voeren.
Ik zal het bevel zoo aanstonds geven. Gij moet u ech-
ter met uw aanvoerder met een uur aan den rand van
te veel //Jules" zijn, maar dat er geen enkele
Caesar is. „En tocli zou er een groot veldheer
kunnen zijn, die de Gerraanen overwon. Er zou
een staatsman kunnen zijn, die zich tot volkstri-
buun maakte, tegenover eene aanmatigende, woeker-
drij vende, spijkers-op-laag-water zoekendeoligarchie."
Hieruit volgt dat het blad zeggen wil, dat het
volk geen vijfhonderd meesters moet hebben, maar
een enkelen Caesar, en wie de groote man, de
redder in den nood zal zijn, dit blijkt uit het
prentje met het gekleurde randje, dat het portret
van Boulanger voorstelt. De generaal zelf loopt'
in de fuik met zijn heimelijk woelen De minister
van oorlog heeft gecoustateerd dat hij, niettegen-
staande het verbod, driemaal te Parijs is geweest,
en wel vermomd en een hinkenden gang aanne-
mende, om zich onkenbaar te maken. De minister
verzoekt, den woelgeest door intrekking van betrek-
king op non-activiteit te stellen, waaraan de president
der republiek gehoor heeft gegeven.
De Engelsche premier beweerde in het Ilooger-
huis, dat de wederinvoering van beschermende
rechten ten eenenmale oumogelijk is, omdat zij zou
leiden tot een strijd tusschen de verschillende klassen
der bevolking, die weinig van een burgeroorlog
zou verscbillen. De minister hoopt verbetering in
den toestand van de werking der gewone economische
wetten en van den terugkeer tot gezonder ver-
houdingen. Het Lagerhuis heeft bij tweede lezing
aangenomen, dat de eed niet verplichtend worde
gesteld.
De Porte is ontevreden omdat het antwoord uit
Sofia zich nog altijd laat wachten. Intusschen
beproeft het officieuse orgaan van Stamboeloff den
Sultan een weinig te intimideeren. Wanneer de
Sultan tegen Bulgarije ernstig wil optreden, zegt
het blad, dan dient hij daarbij in het oog te houden,
dat hij zoowel de Bulgaarsche regeering als het
Bulgaarsche volk tegenover zich zal zien. Geeft
de Porte Bulgarije prijs, dan kan zij geen aanspraak
meer doen golden op hare suzereiniteitsrechten, en
kan de Sultan het ook niet kwalijk nemen, wanneer
de Bulgaren zich als onafhankelijk beschouwen.
Mocht Turkije aan Bulgarije de Russische eischen
met geweld willen opdringen, dan zal het bemerken,
dat er een Bulgaarsch leger bestaat, om het vaderland
tegen elken vijand te verdedigen. Het zou veeleer
op den weg van de Porte liggen, van de mogendheden
eene veroordeeling te vrageu van Rusland's houding,
toen dit Alexander von Battenberg letterlijk liet
oplichten. //Wij zijn vast besloten" zoo besluit
het blad ,/otn tot het uiterste voor het vaderland te
strijden." Intusschen dringt de Russische gezant,
Nelidoff, bij de Porte aan om maatregelen te nemen,
teneinde vorst Ferdinand te verwijderen.
het moeras bevinden bij de drie eiken. Daar vindt
ge de eenvoudige brug gereed; moge zij voor u het
pad worden tot roem en onsterfelijkheid. De over-
levenden zal keurvorst Friedrich Wilhelm weten te
beloonen, aan de nabestaanden der geblevenen zal
hij vergoeden, wat hun zonen en broeders voorde
eer zijner wapenen hebben gewaagd. Gaat nu, en
God de Heer neme u in zijn bescherming
Nog eens klonk het met geestdrift,/leve
Friedrich Wilhelm, de groote keurvorst toen
trok de kleine schaar naar den ter dood gewijden
weg, ernstig en zwijgend, zooals bet gewicht der
zaak eischte, maar met geestdrift en moed in het
flikkerende oog. De meesten gebruikten den korten
tijd, die hun nog was gegund, om zich in den
geest met de hunnen te vereenigen, bijna ieder had
nog afscheid te nemen, zij het dan ook met
vluchtigen groet, van een liefhebbend hart. Slechts
George stond alleen hij vermeed het hem te
naderen, tot wien zijn hart hem trok en die
hem scheen te verwachten.
Zonder afgunst zag hij den kanselier heengaan
aan de zijde van zijn zoon. Hoe zeer Elimars
geestdrift den ouden man bad goedgedaan, bewees
de blijde vertronwelijkheid, waarmede hij op des
jonkers schouders steundemisschien voor den
laatsten keer hier beneden. Beiden gingen in de
richting van Randnitz' kwartier; zoo lang hij kon,
zag George hen na, hij dacht niet anders of vader
en zoon zouden tot het afgesproken uur bij elkaar
Men schrijft uit Almeloo
Ter aanvulling van het bericht, dat de pogingen
om tot een vergelijk te komen weder mislukt zijn,
zij vermeld, dat de heeren Scholten tamelijk groote
concessien deden, ofscboon die geheim worden ge-
houden. De werklieden waren dan ook meerendeels
bereid het werk te hervatten, toen door opruhng
van eenige socialisten de zaak eene andere wen
ding nam.
Slechts een der werklieden, een beste wever, die
niet van de uitdeelingen bad willen profiteeren,
verklaarde zich bereid op de aangeboden voorwaarden
het werk te hervatten, waarna hij met zijn zoon
de fabriek binnenging.
Waren de opruiers tijdig verwijderd, dan had
de werkstaking vermoedelijk een einde genoraen.
Groote verontwaardiging heerscht hier en in
geheel Twente tegen den heer Van Marken, die
door zijn optreden in deze kwestie de werklieden
in hun verzet sterkt. Verlangend ziet men naar
zijne brochure uit, want men begrijpt niet op welke
gronden hij van 't goed recht der werklieden durft
spreken, nog veel minder hoe hij durft beweren
dat het grootste gedeelte van Alraeloo's ingezetenen
op de hand der werkstakers is, waar hij kort te
voren opeulijk uitgedrukt en erkend heeft, dat de
heeren Scholten niet onbelaugrijke concessien hadden
gedaan en hij over de tonds-kwestie geen oordeel
durfde uitspreken.
Door Ged. Staten van Zeeland is als volgt
vastgesteld het door de gemeenten in Zeeuwsch-
Vlaanderen te dragen aandeel in de lichting voor
de nationale militie voor 1888. Aardenburg 7,
Axel 7, Biervliet 6, Boschkapelle 4, Breskens 2,
Bruinisse 6, Cadzand 3, Clinge 5, Eede 3, Graauw
6, Groede 8, Hengstdijk 2, Hoek 4, Hontenisse
11, Hoofdplaat 6, Hulst 6, Koewacht 8, Oostburg
4, Ossetiisse 2, Retranchement 2, Sas van Gent,
Philippine en Overslag 2, Schoondijke 3, St. Jan-
steen 6, St. Kruis 1, Sluis 8, Stoppeldijk 5, Ter
Neuzen 14, Waterlandkerkje 2, Westdorpe 4,
IJzendijke 12, Zaamslag 7, Zuiddorpe 3, Zuidzande 3.
Uit Bergura meldt men, dat de heer Bosgra,
die geheel tegen zijnen zin tot candidaat voor de
Tweede Kamer is gesteld geworden, alles behalve
in zijn schik is met de op hem uitgebrachte
benoeming; men zou zelfs kunnen zeggen, dat hij
er erg verlegen mede is, daar hij wel inziet, dat
hij, de eenvoudige man, boomkweeker van beroep,
niet geschikt is voor het lidmaatschap der Tweede
Kamer. Toen hij candidaat was gesteld, zeide hij
IIwet helje jou my in lest op de hftd
Men verhaalt allerlei staaltjes van zijne tegen-
woordig onpleizirige stemming. Ging hij naar zijn
gemoed te werk, hij zou gaarne bedanken, doch hij
durft niet.
blijven. Langzaam ging hij toen naar zijn eigen
tent.
Hij had zich vergist. Reeds na korten tijd
verliet jonker Elimar zijn vader, onder voorwendsel,
dat hij nog eenige noodzakelijke bezigheden had te
verrichten.
Met zijn zegen en onder tranen liet Leopold
von Randnitz hem gaan en bleef met zijn treurige
gedachten alleen in de halfdonkere ruimte, terwijl
zijn zoon haastig het kwartier van Hans von Selbach
opzocht, om bij spel en drinkgelag het uur door
te brengen, dat tusschen hem en den waarschijnlijken
dood lag.
Sehlbachs ruiterafdeeling had voorloopig bij den
aanval niets te doen. Het douderen van het kanon,
het schetteren der trompetten en het geroffel der
trommen verkondigde, dat de strijd reeds was
begonnen.
IV.
Tegen Demmin's muren donderden de veldslangen
der artillerie van het keurvorstelijke leger; musket-
salvo's deden van deze en gene zijde de lucht
Irillen een vaal roodachtig licht kleurde den
horizon op dat punt, waar Brandenburgs dapperheid
zich met den verwoeden tegenstand der Zweden
mat. De donkerheid van den nacht omgaf de
plaats, die Friedrich Wilhelm zijn dapperen had
aangewezenhet scheen, dat de nacht de moedigen
met zijn zwartste wolken in bescherming wilde
Treuriger verwoestingen kan men zich niet
denken, dan is aangericht door een brand in de
Kalverstraat hoek Kapelsteeg, te Amsterdam, in
de kortelings gerestaureerde magazijn van den heer
Burgers. Behalve dat de reusachtige spiegelruiten
van de dikste dikte tot splinters zijn gesprongen,
vindt men daarbinnen als het ware eene verwoeste
kunst en kunstnijverheid. De prachtigste voor-
werpen van brons, benijdenswaardige beeldgroepen
uit de beroemste fabrieken, liggen daar door elkander
met marmeren pendules of de fijnste porseleinen
sierstukken tot gruis.
Het Hbd. schrijft over het ontstaan van den
brand
Onder den winkel bevindt zich een kelder, waarin
pakhooi was opgeborgen. Dit schijnt door een of
andere oorzaak, waarschijnlijk door mededeeling van
vuur van het verwarmingstoestel, in brand te zijn
geraakt. Het vuur, dat in den kelder woedde, ont-
wikkelde een dichten, ondoorzichtbaren, verstik-
kenden rook, welke zich spoedig door het geheele
huis verspreidde en reeds de slaapkamers gevuld
had, waar mevrouw Burgers zich met hare kinderen
opbield (de heer Burgers is op't oogenblik buitens-
lands) en in dreigend gevaar verkeerde.
Reeds maakte de vastberaden moeder, die geen
andere uitweg voor hare kinderen, wie zij reeds
een vochtig sponsje, als middel tegen verstikking
in den mond had gegeven, zich gereed hare lie-
velingen door aaneengeknoopte lakensuit het ven-
ster te redden, toen de brandweer kwam. De
liuisdeur te openen, door den zwaren rook heen
de trap op te stormen en de in nood verkeerenden
te redden, was voor de moedige mannen, die eigen
leven niet ontzagen, het werk van een oogenblik.
Intusschen woedde de brand voort. Reeds was
de vloer van den winkel doorgebrand en door het
daardoor ontstane gat verhief zich tot aan den zolder
een vuurkolom, welke alles om zich heen dreigde
te vernielen. De brand eischte gebiedend eenkrachtig
optreden, maar de rook verhinderde den winkel
binnen te dringen en daar het werk der blussching
te beginnen. Toen moesten de groote ruiten stuk-
geslagen en door de verkregen openingen de krachtige
waterstralen op de vlam gericht worden. Maar (je
geheele winkel was vol met prachtige beeldgroepen
en kost.bare vazen. Zij weerstonden, gelijk te verwach
ten was, de kracht der waterstralen niet, doch vielen
links en rechts tegen den grond. Toen kon de brand-
weer het vuur eerst vrijelijk besteken en was zij
het ook betrekkelijk spoedig meester.
De schade is zeer groot, maar ware de brand-
weer minder krachtig opgetreden, de schade zou
waarschijnlijk veel aanzienlijker zijn, want het ge
heele hnis met de zich daarin bevindende kunst-
schatten ware een prooi der vlammen geworden.
Donderdagavond half zes sloeg men te Linden
op de alarmklok, dewijl de dijk daar over een
nemen. Het was inderdaad waar, ofschoon slechts
aan weinigen bekend, dat bij de drie eiken het
moeras zich vrij wat vernauwdetoch was de
afstand van hier tot de overzijde altijd nog een
belangrijke te noemeu.
Spookachtig verrezen aan gene zijde, in nauwelijks
zichtbare omtrekken, de tinnen en torens der belegerde
stad; alles scheen verzonken in donkerheid. In
het geval der veiligheid wendden de belegerden
hun geheele opmerkzaamheid en kracht naar het
bedreigde front en naar de andere punten,
die voor den vijand toegankelijk waren. De inwoners
der stad hadden zich verscholen in de kelders
hunner woningen, om voor de invallende bommen
veilig te zijn. De burgers van Demmin waren
niet op de hand der Zweden; zij zouden een
verovering door het Brandenburgsche leger als de
bevrijding van een drukkend juk hebben begroet.
Nog donkerder dan de nacht breidde zich daar
de vlakte uit van het moeras, aan welks rand zich
thans man voor man vereenigde om den aanvoerder
der ter dood gewijde schaar. Eenigen van hen
hadden de smalle lichte planken, die de gevaarlijke
brug zouden vormen naar gindsche zijde van het
moeras, reeds klaar gelegd het scheen bijna
niet mogelijk, dat zoo'n lichte brug het aantal
mannen kon dragen, zij moest in de diepte zinken
met haar edelen last. En toch, van de uitgelezen
schaar sloeg niemands hart banger, niet een oog zag
verlangend terug. (Wordt vervolgd.)
YEl ZEYSCHE (OtKWT